zaterdag 11 november 2023

SERIE 'OMA & OPA' DEEL 8: EEN LICHTE DROOM.

 

Deel 8: Een lichte droom.

Wat vooraf ging:

Oma Maria loopt moeilijk: ‘open benen’. Opa is niet te vertrouwen met zijn kleinkinderen.

Maria wordt op haar 17e verkracht en bezwangerd. In Den Bosch, haar woonplaats, is abortus taboe.  Zwangere meisjes worden in nonnenkloosters ‘opgeborgen’. Tot drie maanden na de bevalling. Daarna  kunnen ze meestal wonen en werken bij rijkelui.

Maria kan niet wachten op haar kindje. Breit zelf kleertjes. Ze maakt de kamer van hoofdzuster Wijnaldia schoon. Zo verdient ze centjes om wol te kopen. Maria moet de  leugenachtige Wijnaldia, die haar aanrandt, haastig ontvluchten.

Wijnaldia, trekt de breisels van Maria uit elkaar. ‘Collega’ zuster Ephraïm, lief en behulpzaam, ‘ontfermt’ zich over  Maria, samen  met haar gaat ze op zoek naar nieuwe kleertjes.

Maria krijgt een jongen: Kareltje. Steun en toeverlaat Ephraïm, regelt woonruimte en werk voor Maria. Bij de familie in ’t Hout in Schiedam. De familie steunt de jonge ongehuwde moeder. Met de oudste dochter van de familie. Lidwien, heeft Maria een klik. Kareltje helpt op zijn manier mee met schoonmaken. Dan gaat er wel eens iets fout.

En  … komt meneer in ’t Hout in haar buurt … dan voelt Maria kriebeltjes in haar buik.  Ze is verliefd … en ook verward. Euforische gevoelens, diepe neerslachtigheid en schuldgevoelens wisselen elkaar af.

Ene Joop Kikkerd komt drukwerk brengen voor het koor van meneer in ’t Hout. Mevrouw is lief voor Kareltje. Dat lijkt Maria te raken … maar het is meer haar schuldgevoel dat haar beroert.  Woedend is ze op zichzelf om het lelijks dat ze mevrouw in ’t Hout van harte ‘toewenst’.

 

Deel 8. Een lichte droom.

‘Mevrouw van ’t Hout,’ zegt de huisarts, ‘u wordt echt wat te zwaar en door die extra kilo’s, gaat alles wat u doet, u wat moeilijker af. Ik zal een dezer dagen een schema bij u in de bus stoppen, dat kunt u dan gebruiken om af te vallen … als u wilt natuurlijk.’

‘Nee, laat u maar, hartelijk dank, ik voel me prima zo, dag dokter.’

‘ Oh, nou, dag mevrouw.’

Maria is, samen met Kareltje, bezig met het aanvegen van de hal. Dat is meestal haar eerste klus van de dag. De dokter, die net afscheid heeft genomen van mevrouw van ’t Hout, groet Maria; ze groet de dokter wel terug maar ze kijkt hem niet aan … ze knielt even bij Kareltje, aait hem over zijn hoofdje en fluistert hem iets toe. Hoewel Maria en de dokter elkaar nog niet kennen vindt hij het gedrag van haar een beetje vreemd.

’Mag ik me even voorstellen, ik ben dokter Fontein en als ik me niet vergis, bent u onlangs bij mij ingeschreven als patiënt.’

‘Ik ben Maria Martens, ik werk hier voor de familie  ….’

Dan ziet de dokter Maria’s gezicht. Ze liegt tegen hem dat ze vannacht haar bed uit moest om te plassen en toen met haar gezicht hard tegen een openstaande deur is aan gelopen en daarna is gevallen. Daardoor is haar gezicht behoorlijk opgezwollen. De dokter vroeg of hij haar gezicht even mocht onderzoeken. Hij keek er bedenkelijk bij:

‘Ben je absoluut zeker van dat verhaal met die deur, Maria? Mij lijkt het er meer op dat iemand je een paar klappen in je gezicht heeft verkocht.’

Maria blijft bij haar verhaal.

‘Ik heb daar helaas geen medicijnen voor, Maria, het zijn onderhuidse bloedingen, die moeten uit zichzelf genezen en dat heeft tijd nodig; de bloedingen zullen op je gezicht blauw, groen en geel kleuren  … nou sterkte ermee en als je last krijgt, kom dan naar mijn spreekuur.’

‘Ja, goed, dag dokter’ en tegen Kareltje zegt ze: ‘Zwaai maar:  dag dokter.’

Kareltje gaat die avond vroeg onder de wol; vroeger als anders. Hij heeft de hele dag zijn moeder geholpen; daar zal hij wel flink moe van zijn. Maria is trouwens ook dood op en gaat vroeg naar bed.

Ondanks dat ze meneer van ’t Hout niet onder ogen durft komen, blijven haar  onwillekeurige liefdevolle gevoelens voor hem nog altijd heftig opspelen en even heftig bindt Maria de strijd aan met die gevoelens.

Maria ontwaakt uit een lichte droom en ziet aan weerskanten van haar twee vrijwel identieke figuren op haar bed zitten. Ze zijn gekleed in zwarte capes met capuchons. Alleen hun gezicht is zichtbaar. Vriendelijk lachen ze haar toe.  Met hun woorden, gehuld in omfloerst stemgeluid, willen ze Maria laten geloven, dat  haar liefde voor meneer  geen probleem is, dat haar liefde puur is, eerlijk, authentiek. Straffen is hier niet gepast.

‘Kom, Maria, kom,’ zeggen de capes in koor,’ kom met ons mee naar de slaapkamer van mevrouw en meneer.’

Maria sputtert wat tegen.

‘Kom Maria, loop tussen ons in naar de slaapkamer van mevrouw en meneer; daar schenken we jou aan meneer.’

De capes leggen Maria zachtjes tegen meneer aan.

Vredig ligt Maria te slapen in de armen van meneer … tot mevrouw ontwaakt en in háár bed, háár Anton met Maria ziet; dan krijst ze hysterisch: ‘Maria! Hoer! Wegwezen en gauw. Ophoepelen. Anton, word wakker verdomme: heb jij dit geregeld, klootzak die je d’r bent!?

 

Morgen: Deel 9: Waar is Kareltje?

vrijdag 10 november 2023

SERIE 'OMA & OPA': DEEL 7. EEN ONBEDAARLIJKE HUILBUI.

7. Een onbedaarlijke huilbui.

Wat vooraf ging:

Mijn lieve oma Maria heeft ‘open benen’; opengekrabbeld door haar ‘rotkat’. Opa gaat over mijn grenzen: hij betast me met zijn worstvingers en schuurt zijn ongeschoren kin langs mijn wangen.

Maria wordt op haar 17e verkracht en bezwangert. Abortus is taboe in haar woonplaats Den  Bosch.  Zwangere meisjes worden in nonnenkloosters ‘opgeborgen’. Tot drie maanden na de bevalling. Daarna volgt meestal werken bij rijkelui.

Maria kan niet wachten op haar kindje. Breit zelf kleertjes. Ze maakt de kamer van hoofdzuster Wijnaldia schoon. Zo verdient ze centjes om wol te kopen. Maria moet de  leugenachtige Wijnaldia, die haar aanrandt, haastig ontvluchten.

Wijnaldia (‘een duivel’ is ze), trekt de breisels van Maria uit elkaar. ‘Collega’zuster Ephraïm, lief en behulpzaam, ‘ontfermt’ zich over  Maria, samen  met haar gaat ze op zoek naar nieuwe kleertjes.

Maria bevalt van een jongen: Kareltje. Haar steun en toeverlaat Ephraïm, regelt woonruimte en werk voor Maria. Bij de familie in ’t Hout in Schiedam kan Maria terecht. De familie biedt de onontbeerlijke steun die een jonge ongehuwde moeder nodig heeft. Met de oudste dochter van de familie. Lidwien, heeft Maria een klik. Kareltje helpt op zijn maniermee met schoonmaken. Dan gaat er wel eens iets fout.

En  … wanneer meneer in ’t Hout in haar buurt komt  … voelt Maria kriebeltjes zoals ze eigenlijk mog nooit eerder heeft gevoeld.  Ze is verliefd op hem ... en ook verward. Haar euforie wordt afgewisseld door momenten van diepe neerslachtigheid. Schuldgevoelens maken zich van haar meester.

 

7.Een onbedaarlijke huilbui.

Er wordt aangebeld bij huize van ‘t Hout. Maria doet open. Ze laat de huilende Kareltje even alleen in zijn ledikantje. Voor de deur staat een man met een rond, kaal, ongeschoren hoofd, vol puisten, een zeer brede mond en flaporen. Hij zegt dat hij, Joop Kikkerds is, van Moerlandt Drukwerk. Hij komt een paar dozen drukwerk brengen voor het kerkkoor. Kareltje is opgehouden met huilen.

Maria weet, dat meneer van ’t Hout in het kerkkoor zingt en voorzitter is van de koorvereniging. Voordat ze er erg in heeft, heeft Joop Kikkerds alle dozen al in de gang gezet.  Het zijn tien dozen in totaal. Maria tekent de bon af. Ze  gaat snel naar haar kamer om te zien hoe het met haar kleine jochie is. Hij is de hele dag zo huilerig geweest, het zal haar niks verbazen, als hij ziek wordt

Mevrouw van ’t Hout staat gebogen over Kareltjes ledikant. Heel lief en zacht hoort zij mevrouw van ’t Hout zingen:

’Schaapje, schaapje, heb je witte wol?’

bolletje‘Ja baas, ja baas, drie zakken vol ……...’

en Maria ziet mevrouw tijdens het zingen Kareltje over zijn bolletje aaien. Hij is nu ontspannen; hij zal inmiddels wel slapen.

Zomaar, uit het niets, begint Maria onbedaarlijk te huilen. Mevrouw van ’t Hout schrikt daar van. Kareltje blijft slapen als een roos. Mevrouw loopt naar Maria toe en sluit haar in haar armen.  Mevrouw zwijgt en laat Maria uithuilen op haar schouder. Zo blijven ze nog even in de omarming staan.

‘Ik vond het lief van u, dat u dat deed … dat u zo lief was voor Kareltje … toen ik u bezig zag, moest ik ineens heel hard huilen … en nu bijna weer,’ zegt Maria.

‘Ach ja,’ zei mevrouw,’ die kleine jongen was helemaal overstuur en jij was aan het werk met Joop Kikkerds, toen dacht ik, kom, ik ga Kareltje even troosten.’

Ze hoort halverwege haar zin mevrouw al niet meer praten. Maria moest helemààl niet huilen omdat ze mevrouw zo lief vond … ze moest huilen omdat ze zichzelf een gemeen en schijnheilig loeder vindt … in haar heimelijkste fantasieën is zij vaak intiem met meneer van ’t Hout … alleen al met die fantasíéën bedriegt zij die lieve mevrouw van ‘t Hout …  en het gaat maar door en door in haar hoofd, terwijl zoiets beslist niet kan of mag.

Ze laten elkaar los uit de omarming.

‘Bedankt mevrouw, dat was fijn,’ zei Maria.

‘Als ik je ergens mee kan helpen … laat me dat dan weten,’ zegt mevrouw, die naar beneden naar de woonkamer gaat.

Maria kan best  bedenken, hoe mevrouw haar kan helpen: door er met een nog knappere man vandoor te gaan dan die ze nu al heeft of door plotseling zomaar ineens spoorloos te verdwijnen of  door ongeneeslijk ziek te worden …

Walgelijk Maria, verachtelijk. Ze straft zichzelf voor deze gedachten door zichzelf hard in haar gezicht te stompen. 

 

Morgen: Deel 8: Een lichte droom.

donderdag 9 november 2023

SERIE: 'OPA EN OMA' DEEL 6: HOTELDEBOTEL

Wat vooraf ging:

Mijn lieve oma Maria heeft ‘open benen’; opengekrabbeld door haar ‘rotkat’. Opa gaat over mijn grenzen: hij betast me met zijn worstvingers en schuurt zijn ongeschoren kin langs mijn wangen.

Een dronkenlap verkracht en bezwangert Maria. Ze is dan 17. Abortus is taboe in het katholieke Den  Bosch, waar zij woont. Zwangere meisjes worden in nonnenkloosters ‘opgeborgen’. Tot drie maanden na de bevalling. Daarna volgt werk bij rijkelui.

Maria verlangt naar haar kindje. Breit zelf kleertjes. Met schoonmaken van de kamer van hoofdzuster Wijnaldia  verdient ze wat geld om wol te kunnen kopen. Maria moet de  leugenachtige Wijnaldia, die haar misbruikt, haastig ontvluchten.

Wijnaldia (‘een duivel’ is ze), trekt de breisels van Maria uit elkaar. ‘Collega’zuster Ephraïm, lief en behulpzaam, ‘ontfermt’ zich over  Maria, kalmeert haar en gaat samen  met haar op zoek naar nieuwe kleertjes.

Maria bevalt van een jongen: Kareltje. Haar steun en toeverlaat Ephraïm, regelt woonruimte en werk voor Maria.

Bij de familie in ’t Hout in Schiedam vindt Maria, werk, onderdak en de onontbeerlijke steun die een jonge ongehuwde moeder nodig heeft. Met de oudste dochter, Lidwien, van de familie heeft Maria een klik. Kareltje helpt op zijn manier ook mee met schoonmaken. Dan gaat er wel eens iets fout.

En  … wanneer meneer in ’t Hout in haar buurt komt  … voelt ze kriebeltjes zoals ze eigenlijk nooit eerder heeft gevoeld.

 

Deel 6. Hoteldebotel.

Het kon haast niet anders, wist Maria, dit moest wel zoiets als verliefdheid zijn. Telkens als meneer van ’t Hout in de buurt kwam ging haar hart wat sneller kloppen maar ook ging ze allerlei dingen veel te gehaast en dus fout doen. Zo spoelde ze het lekkere groenteprakje, dat ze nog maar net voor Kareltje had klaar gemaakt,  zonder nadenken, door de gootsteen en haar zoontje, dat eerst verbaasd keek, zette vervolgens een keel op, want hij zag zijn lekkere hapje weggespoeld worden.

’s Ochtends om zeven uur ging meneer van ’t Hout altijd naar zijn werk. Normaal lag Maria dan nog in bed, al dan niet te tutten met Kareltje maar nu schoot ze elke dag haar duster aan, liep snel met haar kind in haar arm naar het raam en keek meneer door een kier van het gordijn na, zo lang als ze hem maar kon zien. Haar ademhaling raakte daar al helemaal van slag van.

 

Maria was nou wel verliefd maar blij was ze niet, want eigenlijk kan het toch helemaal niet. Meneer van ’t Hout was getrouwd met mevrouw van ’t Hout en Maria vond ze alle twee zò aardig. Hoeveel hadden ze al niet voor haar gedaan?! 

Ze kon haar verliefdheid, haar blijheid, haar opgewondenheid gewoonweg niet onderdrukken. Niet als ze allèèn was. Niet als ze met Kareltje, Lidwien of mevrouw van ‘t Hout was maar helemaal niet als hij in de buurt was. Ze smolt voor hem. Als hij in de buurt was,  was Maria altijd helemaal hoteldebotel. Maar die euforie van Maria werd afgewisseld door momenten van diepe neerslachtigheid.

Meneer van ’t Hout vond Kareltje duidelijk  een leuk ventje. Hij had erg te doen gehad met het kleine mannetje toen het zijn arm gebroken had. Sinds die tijd had hij er een gewoonte van gemaakt om zo af en toe bij Maria en haar zoontje langs te wippen. Ook mevrouw van ’t Hout kwam geregeld mee.  Thee werd er dan gedronken; soms nam meneer een flesje wijn mee, dat ze met z’n drieën gezellig opdronken. Er werd dan steeds luider gesproken; volop gelachen en wat meneer en mevrouw niet  konden weten was, dat Maria er niet echt bij was bij de gesprekken. Maria zei wel eens wat maar wat ze zei, stelde niet zo veel voor. Onder hun zeer vrolijke gesprekken,  vleide zij zich in haar fantasie tegen hem aan en kuste zijn hals en zijn wangen.

Ze kotste van zichzelf als ze, eenmaal uit die fantasie,  de leuke mevrouw van ’t Hout zag. Leuk als mens dan, vond Maria. Lief ook, hartelijk  en een uitstekende moeder. Ze was alleen niet zo mooi als ik, dacht Maria. Er konden wel wat kilootjes vanaf. Voor haar leeftijd had ze ook al een behoorlijke onderkin … maar eigenlijk misstond die haar niet eens. En ja, ze had ook een lui oog maar daar kon ze helemaal niks aan doen.

Maria vroeg zich af of meneer haar in zijn fantasie zou omhelzen of misschien iets anders zou doen.

Maar dit mag, verdorie  allemaal niet, dit kan niet, dit wil ik niet, dit moet stoppen.

 

Morgen: deel 7. Een huilbui.

woensdag 8 november 2023

SERIE 'OPA & OMA'. DEEL 5: KRIEBELTJES.

Wat vooraf ging:

Oma Maria is een lieve vrouw. Ze heeft ‘open benen’; opengekrabbeld door haar ‘rotkat’. Opa gaat over mijn grenzen: hij betast me met zijn worstvingers en schuurt zijn ongeschoren kin langs mijn wangen.

Als jong meisje woont Maria  in Den Bosch. Een dronkenlap verkracht en bezwangerd haar. Ze is dan 17. Abortus is ‘not done’ in het katholieke Den  Bosch. Zwangere meisjes worden in nonnenkloosters opgeborgen’. Tot drie maanden na de bevalling. Daarna volgt meestal werk bij rijkelui in de stad.  Maria is pas over drie maanden uitgerekend.

Zij is trots op haar buikje. Ze verlangt echt naar haar kindje. Breit zelf kleertjes. Met schoonmaken van de kamer van hoofdzuster Wijnaldia  verdient ze wat geld om wol te kunnen kopen. Maria moet de  leugenachtige Wijnaldia, die haar misbruikt, haastig ontvluchten.

Wijnaldia (‘een duivel’ is ze), vernielt laaghartig de breisels voor het kindje van Maria. Zij maakt flink stampij in het klooster. Zuster Ephraïm, lief en behulpzaam, ‘ontfermt’ zich over  Maria, kalmeert haar enigszins en gaat samen  met Maria op zoek naar nieuwe kleertjes.

Maria bevalt van een gezonde knul: Kareltje. Haar steun en toeverlaat Ephraïm, regelt woonruimte en werk voor Maria.

 

Deel 5: Kriebeltjes.

Het was een lot uit de loterij, de kamer, die zuster Ephraïm had geregeld voor Maria en haar Kareltje. Ze wonen er sinds Kareltje ruim twee maanden was ... hij is nu bijna zestien maanden. De kamer was zonder meer grandioos: keurig behangen en gewit; het daglicht kon volop de kamer in en het was er niet gehorig: echt zo’n kamer in een rijkelui’s huis … er was er niet behangen maar er hingen tapijten aan de wanden en de vloerbedekking bestond uit dikke Oosterse tapijten. De woning waarin Maria woonde was eigendom van de familie van ’t Hout. Het was de eerste keer dat de familie van ’t Hout onderdak bood aan een ongehuwde moeder met haar kindje en het was hun er zeer aan gelegen om Maria en Kareltje zich thuis te laten voelen in hun huis. De familie van ’t Hout had zelf twee kinderen een jongen van vijf en een meisje van zeven. Meneer en mevrouw van ’t Hout wisten natuurlijk van het tehuis dat Maria vrijwel niks mee zou nemen voor de baby.  Daarom besloten ze om de spulletjes, die niet meer nodig waren voor hun eigen kinderen in bruikleen te geven aan Maria. Ze was er dolblij mee; vooral was ze blij met het antieke, massief eiken ledikantje, dat was een markant en natuurlijk rustpunt in de kamer.

Maria wóónde niet alleen in een imposant huis, van haar werd ook verwacht dat ze er zou werken, dat  was in  feite de overeenkomst: Maria gebruikt de kamer en houdt in ruil daarvoor het huis schoon.

Het was een hels karwei, vier kolossale kamers, een ruime keuken, een rommelzolder en een voorraadkelder en daarnaast moest er ook nog een klein ventje opgevoed worden. Kareltje, met zijn grappige rooie haartjes en zijn sproetenkoppie, was een bewegelijk mannetje dat Maria constant goed in de gaten moest houden. Hij was nu net op de leeftijd, dat hij het leuk ging vinden om samen met zijn moeder schoon te maken, met zijn eigen bezempje, zijn eigen stoffer-en- blikje. In haar eigen kamer had Maria al haar spulletjes zo weg gezet dat Kareltje er niet bij kon maar  in die andere kamers stonden de dingen (bloemenvazen, pennen, schemerlampen, asbakken) te veel voor het grijpen voor hem. Er was een tijd dat hij makkelijk even in de box kon worden gezet maar daar hoefde je nu niet meer bij Karel mee aan te komen, want dan zou hij de hele boel bij mekaar blèren.

De enthousiaste hulp die Maria zo af en toe kreeg van Lidwien, de zevenjarige, iets te dikke, dochter van de familie van  ’t Hout, was meer dan welkom.   Voorlezen deed Lidwien graag, ook als Karel eigenlijk veel te snel de bladzijden omsloeg.

Zij bouwde hoge blokkentorens en hij gooide ze kraaiend van plezier weer om en op de Verkade koektrommel drumden ze samen, luid en duidelijk, de fraaiste ritmes.

Maria was aan het schoonmaken op de slaapkamer van Lidwien, op eerste verdieping. Kareltje en Lidwien gingen beneden spelen. Maria vond het goed. Kareltje was intussen zo ver, dat hij achteruit de trap af kon kruipen. De zorgzame Lidwien liep voor hem, achteruit, naar beneden. Halverwege de trap verloor de kleine man zijn evenwicht. Hij viel achterover en nam Lidwien in zijn val mee. De schrik was groot, de kinderen konden lang niet stoppen met heel erg te huilen. Mevrouw van ’t Hout en Maria spraken troostende woordjes tegen de kinderen en streelden over hun hoofdjes. Ook de vijfjarige Ruud, het kleine broertje van Lidwien legt troostend zijn handje op het hoofd van zijn zus. Mevrouw  van ’t Hout telefoneerde naar de huisarts en vroeg hem met spoed te komen.  De letsels waren niet mis: Lidwien had drie gekneusde ribben, op haar rug en Kareltje  had een gebroken rechterarm.

Meneer van ’t Hout kwam na zijn werk, regelmatig bij Maria informeren hoe het met Kareltje ging; of hij nog pijn had, wanneer het gips er af mocht. Als Maria het goed vond,  nam hij het kereltje in de wandelwagen mee als hij met zijn eigen kinderen een wandeling ging maken. Hij had duidelijk met Kareltje te doen. Meneer van ’t Hout was echt een leuke man, had aandacht, hij kon echt naar je luisteren.  Hij had mooie donkere kostuums, was meestal netjes geschoren en zijn haar zat altijd pico bello.

Het was in díé tijd dat Maria zich bewust werd van ‘kriebeltjes’ in haar lijf, wanneer meneer in ’t Hout in de buurt was … kriebeltjes zoals ze eigenlijk nooit eerder had gevoeld. 

 

Morgen: deel 6:   Hoteldebotel.

dinsdag 7 november 2023

SERIE 'OPA & OMA'. DEEL 4: DIE DUIVEL

Wat vooraf ging.

Oma Maria heeft ‘open benen’; opengekrabbeld door haar ‘rotkat’. We spelen bij opa en oma thuis het door opa zelf bedachte  ‘kabouterspel’. Jammer was toen wel dat opa niet  met zijn worstvingers en ongeschoren kin van me kon afblijven.

Maria woont als jong meisje in Den Bosch. Een dronkenlap verkracht en bezwangerd Maria; ze is dan 17. Abortus is ‘not done’ in het katholieke Den  Bosch. Zwangere meisjes worden in nonnenkloosters ondergebracht. Tot drie maanden na de bevalling mogen ze daar blijven. Daarna gaan ze, tegen kost en inwoning, werken bij welgestelde families.  Voor Maria is het nog niet zo ver. Ze heeft nog drie maanden te gaan.

Maria schaamt zich beslist niet voor haar zwangerschap. Ze kijkt verlangend naar haar kindje uit. Breit zelf volop  kleertjes. Met schoonmaken van de kamer van hoofdzuster Wijnaldia  verdient ze wat geld om wol te kunnen kopen. Maria ontvlucht de leugenachtige Wijnaldia, die haar misbruikte.

Deel 4. Een duivel.

Maria loopt op alledag. Haar verblijf in Huize Magdalena is er de laatste weken niet leuker op geworden. Zuster Wijnaldia heeft de afwijzing door Maria niet kunnen aanvaarden; vanaf die dag is Maria door haar genegeerd.

Toen Maria kort geleden, nadat ze haar werk gedaan had, weer in haar kamer terugkwam barstte ze meteen in woede uit.  Midden in haar kamertje lagen namelijk de zo liefdevol door haar gebreide babykleertjes opgestapeld  … ze waren alleen niet meer als zodanig herkenbaar, want alle breisels waren ruw uitgetrokken. Woedend schopte Maria de stapel door haar kamer en ze schreeuwde zo hard, dat iedereen het in het hele tehuis kon horen, wie haar dit had aangedaan.

‘Wijnaldia, is een duivel!’ bleef ze schreeuwen en ze bleef zo hard op de vloer springen als ze maar kon.

Na enige tijd klopte de kleine, lieve zuster Epraïm aan haar deur. Het lawaai dat Maria maakte duurde haar wat te lang. Ephraïm kon wel iets van de boosheid van Maria begrijpen, ze had iets van de geschiedenis gehoord maar ze wist zeker dat het voor Maria in haar positie ronduit slecht zou zijn om zo lang, zo hard te springen; dan zou het wel eens mis kunnen gaan; zeker in dit stadium van de zwangerschap. Zuster Ephraïm zei, dat het niet de eerste keer is dat iets dergelijks zich binnen de muren van dit tehuis zich heeft afgespeeld. Zuster Ephraïm troostte Maria en zei tegen haar dat ze zich er ter wille van haar op komst zijnde kindje beter niet al te druk om kon maken. Er is toch niemand hier, die iets gezien heeft en als er wel iemand is die wat gezien heeft, dan durft ie toch niks te zeggen. Ephraïm wist wel iets van wat er zich tussen Wijnaldia en Maria had afgespeeld en bekende eerlijk dat zij, ook al had zij de hoofdzuster Maria’s kamer in en uit zien gaan, dat zij dan nog Wijnaldia niet openlijk zou durven beschuldigen.  Ik wordt zonder pardon dit tehuis uitgezet en waar moet ik dan naar toe? Buiten dit tehuis heb ik niemand. Nee, Maria verwacht in dit huis geen rechtvaardigheid.

Samen met Maria gaat Ephraïm in de grote verzameling van het tehuis de nodige babykleertjes bij elkaar zoeken, want alles weer opnieuw gaan breien lukt natuurlijk nooit.

 

Het is inmiddels de negende maand plus een week. Tien dagen geleden is Maria bevallen van een stevige jongen van acht pond. Karel heeft ze hem genoemd. Hij was vijf dagen te laat maar dat was volgens zuster Ephraïm geen probleem. Ze was  echt heel lief en zorgzaam zuster Ephraïm, zowel voor Kareltje als voor Maria.  Kareltje zag er leuk uit; ze hadden gelukkig nog heel leuke kleren kunnen vinden in de tehuisvoorraad.

 

 

Maria wilde nu wel zo snel mogelijk weg uit Huize Magdalena. Ze was zelfs bang dat die duivelse Wijnaldia haar Kareltje nog iets zou aandoen. Ephraïm dacht dat het beter zou zijn voor Maria met verhuizen te wachten tot  twee maanden na de geboorte van Kareltje.  Tot die tijd wilde Ephraïm alvast voor haar uitkijken naar werk en woonruimte.

maandag 6 november 2023

SERIE: OPA & OMA. DEEL 3: LUISTEREN NAAR HET KINDJE.

WAT VOORAF GING.

Ik ben met mijn zusje op bezoek bij opa en oma in Schiedam. Oma Maria heeft ‘open benen’; open gekrabbeld door die ‘rotkat’. Ranja met een rietje drinken we en smullen van één boterbiesje. We spelen het door opa zelf bedachte en gemaakte ‘kabouterspel’. Dat win ik altijd, dus is het een leuk spel. Jammer was toen wel dat opa met zijn worstvingers en ongeschoren kin niet van me kon afblijven.

We leren Maria kennen als zeventien jarige woonachtig in Den Bosch. Ze leeft met haar moeder en zussen in bittere armoede. Vader is aan de ‘vliegende tering’ overleden. Een dronkenlap verkracht en bezwangerd Maria. Van abortus kan absoluut geen sprake zijn in het 100% Rooms-Katholieke Den Bosch. Zwangere meisjes worden, in door nonnen gerunde tehuizen, dichtbij de grote steden ondergebracht. Daar mogen ze tot drie maanden na de bevalling blijven wonen. Daarna vinden ze doorgaans, tegen kost en inwoning, emplooi bij welgestelde gezinnen in de nabij gelegen grote stad. Voor Maria is het nog niet zo ver. Ze heeft nog drie maanden te gaan.

   

Deel 3: Luisteren naar het kindje.

Maria Martens, die later mijn oma zou worden, schaamde zich niet voor haar zwangerschap integendeel: ze was er trots op. Ze fantaseerde erover of het een jongetje of een meisje zou worden maar in stilte hoopte toch wel ze op een jongen, liefst met blonde krullen. Maar … het allerbelangrijkste is natuurlijk, dat het kind gezond is … alles d’r op en d’r aan... Volgens kraamzuster Ephraïm ging alles uitstekend met het kindje en Maria bedacht al, dat ze straks de baby borstvoeding zou gaan geven. Want wat was er beter voor een kind dan moedermelk?

In huize Magdalena was vanzelfsprekend een grote voorraad kleertjes aanwezig voor baby’s tot zo ongeveer drie maanden. Logisch, omdat moeders hier mochten blijven tot hun kind drie maanden oud was.

Maria vond het best prettig, keuze uit zo’n grote voorraad kleertjes te hebben en ze zou er ook best gebruik van maken maar waar ze nu, in dat laatste stadium van haar zwangerschap, zo’n lol in had was het zelf breien van hemdjes, truitjes, vestjes, sokjes, mutsjes en ga zo maar door.  Hier bij de nonnen lagen zat tijdschriften met breipatronen en Maria schafte wol aan in verschillende vrolijke kleuren. Met name de kleur rood, in diverse tinten, had haar voorkeur. Met wat lichte werkzaamheden in huize Magdalena verdiende Maria een paar centen, waarmee ze de wol kon kopen. Haar taak was de slaap- en werkkamer van Zuster Wijnaldia, de hoofdzuster, schoon te houden: bed afhalen en opmaken, kussen opschudden, kasten afstoffen, het bad en de rest van de badkamer boenen, de ramen zemen en voor zover haar toestand het toeliet, onder het bed zwabberen enzovoorts.

Op een van de dagen, ze zal zo in haar achtste maand geweest zijn, was Maria druk in de weer in Wijnaldia’s kamer, toen de hoofdzuster opeens haar kamer binnenkwam. Maria schrok er een beetje van. Dat was nog niet eerder gebeurd.

‘O, ben je nog bezig, Maria, nou, dan wacht ik nog wel even. Ik kom zo wel terug.’

‘Nee, u stoort mij helemaal niet hoor, zuster Wijnaldia.’’

Wijnaldia pakte een boek, het zal wel een bijbel geweest zijn, en ze ging op het zojuist opgemaakte bed zitten.

‘Maria, kom eens even hier?’

‘Wat is er , zuster Wijnaldia, is er iets, ben ik iets vergeten?’

‘Nee dat is het niet, meisje. Ik wil even  je buik beluisteren of je kind zich wel goed ontwikkelt.’

‘O, maar dat hoeft niet hoor, zuster Wijnaldia. Dat heeft zuster Ephraïm pas nog gedaan en het ging allemaal heel goed volgens haar.’

‘Zuster Ephraïm zei me dat ze er aan twijfelde of je kind wel genoeg gegroeid was en  vroeg mij of ik er ook eens naar wilde kijken. Dus, mijn lieve kind,  kom nu maar even snel op dit bed liggen.’  Maria gaat dan met tegenzin op bed het bed liggen.

‘Ja, dan moet je natuurlijk wel je jurk omhoog doen, schatje … hoe kan ik anders je buik beluisteren?’

Geïrriteerd en met toenemende tegenzin voldoet ze aan de opdracht van de hoofdzuster. Wijnaldia beluistert vervolgens wel heel erg enthousiast Maria’s buik. De hoofdzuster heeft voor dat luisteren niet alleen haar oren nodig maar ook haar handen, want die strelen gretig Maria’s buik. Wanneer de ademhaling van de hoofdzuster hoorbaar op hol slaat en ze haar handen in het onderbroekje van Maria wil laten verdwijnen is de maat vol. Maria werpt de hoofdzuster huilend van woede van zich af, rent de kamer uit en schreeuwt:

‘U liegt. Dit was nergens voor nodig. Hier heeft Zuster Ephraïm helemaal niet om gevraagd. Dat heeft u gelogen.’

zondag 5 november 2023

SERIE: OPA & OMA: Deel 2: Zwanger

Hoe Maria Martens, zo heette oma officieel, nu precies in Schiedam verzeild was geraakt is heel lang een raadsel gebleven. We wisten, dat ze van Den Bosch naar Rotterdam verhuisd was, aldaar op verschillende adressen gewoond had en uiteindelijk in Schiedam terecht was gekomen.

Duidelijk is wel, dat ze alléén naar Rotterdam reisde. Vader, moeder en haar oudere zus Rika, bleven achter in Den Bosch. Haar broers Leendert en Jacob waren al op jeugdige leeftijd, zes en negen jaar,  om het leven gekomen .. tbc (vliegende tering noemde men dat).. de jongens waren niet ingeënt … dat deden ze toen nog niet.

Vader was oorspronkelijk bakkersknecht, een beroep, waarbij veel gefietst moest worden: bezorgen bij klanten, ophalen bij leveranciers van ingrediënten en dat allemaal op de fiets; het was zijn lust en zijn leven.  De crisis kwam en zijn baas, de bakker, kon het loon van vader op een gegeven moment niet meer betalen; vader bood de bakker toen aan,  te werken in ruil voor brood. Lang heeft hij dat niet volgehouden, een week of zes, toen werd hij ziek: maag- en darmproblemen, tja, ze zeggen niet voor niets ‘je kan niet leven van brood alleen.’

Het gezin Martens leefde, net als zoveel inwoners van Den Bosch, in bittere armoede. Vader was door ziekte ernstig verzwakt en kon daardoor niet werken en ook voor moeder en dochters Maria en Rika was er nauwelijks tot geen emplooi. Van bijstandsuitkeringen was toen nog helemaal geen sprake.

Tot overmaat van ramp bleek dat Maria, ze was pas 17 jaar,  zwanger was.  Ze vond het wel vreemd dat ze al bijna een half jaar niet ongesteld was geweest, flink wat kilo’s was aangekomen en regelmatig vreemde bewegingen in haar buik voelde.  Wie de vader was, bleef lang onduidelijk. Op de indringende vragen van haar moeder, antwoordde ze niet; Maria sloeg slechts zwijgend haar ogen neer.  Pas na een bezoek aan haar huisarts wist ze dat ze zwanger was, alleen had ze geen flauw idee van wie. Bijna een half jaar geleden was ze,  in een donker steegje, verkracht door een naar bier stinkende kerel. Lange tijd had ze  er erg veel pijn van gehad; die pijn verdween en in haar naïviteit heeft ze zich niet gerealiseerd, dat ze toen zwanger moest zijn geraakt.

Ondanks dat Maria er dus helemaal niks aan kon doen, werd zo’n zwangerschap als deze, in de katholieke gemeenschap, toch als ‘zondig’ en ‘schandelijk’ beschouwd.

Abortus was bij de katholieken streng verboden, een doodzonde: verbanning naar de hel stond daar op. Om abortussen te voorkomen, werd de ongehuwde zwangere meisjes  onderdak en verzorging aangeboden. Daartoe, waren, veelal in de buurt van de grote steden, Rooms Katholieke tehuizen opgericht.

Bij een dergelijk katholiek tehuis kwam Maria  terecht. Meneer pastoor van de Sint - Jan parochie in Den Bosch had Maria een brief meegegeven voor Zuster Wijnaldia, het hoofd van het Magdalenahuis in Rotterdam. Met die brief werd ze zonder meer toegelaten.

 In het tehuis; er werd daar veel gebeden en misschien was er daardoor wel genoeg te eten en te drinken voor de ruim twintig meisjes, van wie sommigen al bevallen waren. Tot drie maanden na de bevalling mochten de meisjes en kun kindjes in het tehuis blijven wonen. Nonnen, die daar wonen en werken, zullen de meisjes helpen bij het vinden van andere huisvesting. Meestal wordt er iets gevonden bij rijke katholieke gezinnen in de stad, die hebben vaak, in hun grote huizen, wel een kamertje vrij. De ongehuwde moeder kan dan in ruil voor huisvesting, huishoudelijke arbeid verrichten.

Voor Maria was het nog lang niet zo ver … zij was pas over drie maanden uitgerekend.


Morgen: deel 3: Luisteren