donderdag 27 juli 2023

MAAR WEER EENS NAAR BLIJDORP.

Het is weer net als vroeger: nooit alléén maar wel àltijd eenzaam. Elke dag koppijn. M’n hoofd voelt aan alsof het twee keer zo groot is. In de krant lees ik alleen de sportberichten. Met name voetbal. Dáárvan vallen mijn ogen al dicht.

Eigenlijk is het niet alleen mijn hoofd, dat dubbel zo zwaar aanvoelt. Ook mijn voeten. Mijn handen. Mijn benen. Precies weet ik het me niet te herinneren maar dat gevoel van lamlendigheid van toen, lijkt veel op hoe ik me nu voel.

Dan ben ik veertien en dagelijks omringd door mijn moeder, drie zusjes, drie broertjes en op school door nog eens een stuk of dertig klasgenoten.  Ik ben blijven zitten in de tweede klas van de hbs. Voor de meeste zittenblijvers is het makkelijk leren. Je krijgt alle leerstof immers voor de tweede keer. Ik vind alles nog net zo moeilijk …  Ik heb er zwaar de pest dat ik doubleer.

Ik ga vandaag maar weer eens naar Blijdorp. Waarom? …. Zou niet weten. Uit verveling misschien. Ik laat de fietssleutels thuis. Ik wil niet binnen een uurtje weer terug zijn en me de rest van de dag rot vervelen. Neem wat boterhammen, een appel, een banaan, een flesje Fanta Orange mee; ook  een een zak ongepelde pinda’s voor de apen.

Lopend ... traag lopend (ik kan niet anders) ga ik naar de dierentuin. Ik ga een jaarabonnement kopen. Met de Rotterdampas. Kost dan zevenendertig euro vijftig. De helft van normaal.

Ik ben tien en speel  ‘paardje’ met Guusta, een vriendinnetje. Dat gaat zo: het midden van het touw, van twee á drie meter, wordt in mijn nek gelegd, het linker uiteinde van het touw gaat voorlangs over mijn linkerschouder, onder mijn linker-oksel door en het rechter uiteinde van het touw gaat aan de rechterkant net zo. De twee uiteinden van dat touw zijn dan teugels. Dat paard ben ik. Als een echte cowboy laat Guusta de teugels vieren als het paard in zijn eigen tempo mag lopen. Mijn vriendinnetje slaat het paard met de teugels (liefdevol) op zijn rug als het harder moet lopen. Soms houdt ze teugels strak gespannen. Het paard lóót dan wel maar komt nauwelijks vooruit. Zó loop ik dus naar Blijdorp. Zeker tien anderen zijn vòòr mij aan de beurt, die komen ook voor  zo’n voordelig jaarabonnement. Ik eet mijn twaalfuurtje  op een bankje voor de oude ingang.

Vlak voor de kassamedewerkers  aan hun lunchpauze toe zijn, ben ik aan de beurt. Koop mijn jaarabonnement.  Voor de halve prijs.

Nog steeds met frisse tegenzin maak ik gebruik van mijn abonnement. Op mijn gemak wandel ik van de oude naar de nieuwe ingang. Als ik nu aan die, slopende, wandeling door Blijdorp terugdenk, herinner ik me alleen, die tergend-traag herkauwende kameel, met beide lege bulten plat op zijn rug. 

Hoe is het toch mogelijk, dat ik die dartele, frisse, speelse, jonge ijsbeertjes, waar iedereen zo euforisch over is, gemist heb.  Ik liep er net vlak langs. In trance … dat moet wel.

Geen aap gezien ... pel die pinda’s en eet ze zelf maar op … net buiten de nieuwe ingang …. had al een beetje trek.

 

woensdag 26 juli 2023

ARTSEN

 Ik ben patiënt bij een huisartsenechtpaar. De man vind ik prettiger dan de vrouw. Echt groots is hij niet …  maar neemt de tijd voor je, is vriendelijk. Een paar keer maak ik mee dat hij zich niet kan beheersen. Zo maar ineens zit hij te vloeken! Ik vraag me wel eens af of hij Gilles de la Tourette heeft.

Mijn pink groeit krom. De dokter laat me foto’s maken en ik moet de uitslag doorbellen. De doktersassistente vindt dat het meevallen: ‘kijk het maar even aan’. Nou, ik kijk het even aan, tot die pink niet krommer meer kan.  Dat vertel ik de dokter. Dan staat hij gepikeerd op en zegt:  ’aankijken, even aankijken, u laat uw vinger, godverdomme, toch niet zo ‘alle jezus’ kromgroeien? Dan moet u  gewoon eerder bij me langskomen!’

‘Ja,’ zeg ik toen, wat geschrokken,‘ maar zeg dan hoe làng ik het moet aankijken, want als die foto’s gemaakt worden, is die pink al zo krom als een klein banaantje. Ik weet wel hoe het gegaan is, dokter. U heeft die foto’s destijds niet eens gezien. Als ik uw assistente erover bel, werpt ze een terloopse blik op die foto’s. Op eigen houtje adviseert ze me om het maar ‘even aan te kijken’. ‘Als ik het nog langer blijf aankijken , moet ik heel lang zoeken naar mijn pink.’

Het is duidelijk merkbaar: de dokter ‘not amused’. Een zenuwtje  trilt van zijn linker neusvleugel naar zijn linker mondhoek en tegelijkertijd knippert hij onregelmatig met zijn rechteroog.

‘Ik geef toe dat ik hier ‘kanker’ wat duidelijker over had kunnen zijn. God alle Jezus!! Ik zal u nu meteen verwijzen naar ‘tering!’ het ziekenhuis om uw pink recht te laten zetten.’

En binnen drie weken staat ie weer kaarsrecht.

De echtgenote ook arts. Met een schijnbaar vriendelijke toverfeeënglimlach haalt ze de patiënt op in de wachtkamer. Ze draait zich. Loopt naar haar spreekkamer. De glimlach heeft plaats gemaakt voor een asgrauwe blik. Pas als ze de patiënt van achter haar bureau weer aankijkt tovert ze de valse glimlach op haar gezicht. Het straalt er bij haar zo duidelijk  vanaf: wat een afschuwelijke baan heb ik! Maar: ik blijf lachen.

Als ik nog maar net bij dat huisartsenkoppel ben, neem ik haar meestal. Nooit heb ik iets bijzonders behalve die ene keer. Ze valt door de mand. Ik heb aambeien. Ik geef toe: geen appetijtelijk klusje voor een arts maar ik mag van een professional toch verwachten, dat ze dat aan kan. Ik heb het woord ‘aambeien’ nog niet uitgesproken of ik zie haar kokhalzen terwijl ze kortaf zegt: ‘Uw onderlichaam ontkleden en op de behandeltafel gaanliggen. Ik ben zo bij u.’

Jammer dat ik haar gezicht niet kon zien, toen ze mijn billen uit elkaar moest houden om mijn aambeien te inspecteren met haar zaklantaarntje in haar mond.

‘Kleedt u zich maar weer aan.’ ‘Het is niet verontrustend. Ik schrijf een zalfje voor. Na elke stoelgang dun smeren. Tot ziens. Als u last blijft houden, zie ik u terug.’

 

Terwijl ze dat zegt, kotst ze haar eikenhouten bureau onder. Enkele spettertjes belanden op mijn gezicht en mijn T-shirt.

dinsdag 25 juli 2023

MIJN SLEUTELBOS.

 

Die aansteker, die cigaretten, daar gaat het niet om. Veel verontrustender is het dat mijn sléútelbos, úit het gat in mijn broekzak, via de Erasmusbrug, de Maas in is gevallen ……tenminste …..die zou de  Maas in gevallen zijn, als er niet toevallig een bootje voer op de plek Ik hoop niet dat iemand die sleutels op zijn kop gekregen heeft want dan is tie nog niet jarig … en ik ook niet trouwens  … hoewel ik er eigenlijk niks aan kon doen. Misschien kan ik t.z.t. een beroep doen op mijn WA-verzekering.

Ik weet me geen raad nu. Ga ik het redden om op tijd bij de aanlegplaats van het bootje te zijn? Die sleutels móé ik echt hebben. Het is de enige sleutelbos die ik heb. Ik heb niemand een reservebos gegeven. Niet uit wantrouwen ... ik heb er nooit bij stil gestaan.

Ik houd mijn blik gericht op het bootje en zet het op een rennen, de Zwaan af in de richting van het Centrum. Als ik nou een huurhuis had, zou de huisbaas wel reservesleutels voor me hebben; weinig kans nu. Ik breek m’n nek bijna over een Cola-blikkie … met zwiepende armen houd ik me nog net staande. Af en toe werp ik een blik naar links; ik zie het bootje langzaam naar de kade varen. Eer het bootje kan aanleggen, zijn we alweer een half uurtje verder. Er ligt namelijk een aantal rondvaartboten in de weg, waar omheen gevaren moet worden. Ik heb minimaal een half uur nodig; als het een beetje meezit kom ik gelijk met het bootje aan. Ik hoor een ambulance naderen … even houd ik mijn vaart in. Hij rijdt door tot aan de eerste vrije aanlegplaats langs de Kade. Met zwaailichten blijft de ambulance langs het water staan. Ik ben ondertussen weer gaan rennen ….. ben behoorlijk moe …….. het zweet gutst van mijn hele lichaam. Het is de hele dag al stikbenauwd.

Onderaan de brug ga ik links, over het Willemsplein, naar de ambulance. Ik moet  langs de Spidoboten en de talloze toeristen die Rotterdam komen bewonderen: ‘Effe weg wezen, nou!!’ Hard lopen hier kan haast niet. Keer op keer staat een Rotterdampas-figuur in de weg …. die gratis een heel half uur lang wil meevaren met de Spido. ‘Opzij! Opzij! Opzij!’

Het bootje vaart nu naar de kant. Ik ben er bijna, de mensen op het bootje zwaaien licht paniekerig richting ambulancepersoneel, dat staat te popelen om het bootje op te springen … eerst afmeren. Ik kom aangehold; ben er bijna. 

Onrustig gebarend roepen passagiers van het bootje: ‘Hierheen, vlug, kom gauw, schiet op.’ De ambulancebroeders gaan aan boord, daar ligt een man met een bloedende hoofdwond … maar wàt zie ik achter die man in de boot liggen?? Mijn sleutelbos! Ik spring ijlings op de boot, pak mijn sleutels en ren de Erasmusbrug  weer op.  

In alle drukte vergeet ik helemaal om me om het slachtoffer te bekommeren. Maar ach, wat is het nou alles bij elkaar? Een beetje bloed. Valt toch best mee?! Had slechter kunnen aflopen. Het belangrijkste is toch dat ik mijn sleutelbos weer terug heb, nietwaar?

maandag 24 juli 2023

DE POT.

 

De pot.

 Mijn psychiater, Otto, belt, ik moet langs komen. Vreemd! Normaal moet ik hèm bellen of ik bij hem  mag komen. Is hem misschien verteld, dat ik aan het gokken ben, dat ik te jonge dames versier, ruzie zoek of rondloop in een oranje kostuum met dito bolhoedje. Dat zijn voor Otto redenen om me ‘op het matje’ te roepen. Zulke gedragingen zijn namelijk niet ondenkbaar met die malle stoornis van mij.

Om 13.00 uur zit ik in de wachtkamer.13.05 uur loopt Otto langs de wachtkamer met een dubbele bruine boterham in zijn hand. Zo te ruiken met pindakaas. Otto loopt om 13.07 uur (nog steeds op zijn dooie gemak) zijn boterhammetje op te peuzelen, als ik vanuit de wachtkamer zijn spreekkamer in loop.

‘Hé eh, Jee! Ik ben nog aan het lunchen. Wacht maar even in de wachtkamer.’

‘Neen, dat doe ik ‘even’ niet, Otto! We hebben een afspraak om 13.00 uur en het is nu 13.08 uur. Ik wacht op je in jouw kamer.’

Iets later komt Otto zijn kamer binnen en probeert leuk te doen. ’Ik hoop dat je het niet erg vindt als ik praat met consumptie. Je gaf me niet eens de kans om mijn mond leeg te eten.’ Nu weet ik het! Er zit inderdaad pindakaas op. Pindakaas met kleine stukjes noot.

‘Je praat inderdaad met consumptie, Otto. Kijk, hier, op mijn linkerwang een klein stukje noot.’

Otto gaat achter zijn beeldscherm zitten en houdt zich van de domme.

‘Wat heb ik misdaan, Otto?’

‘Niks, man!  D’r is iets loos met je nieren.’

 

Om in balans te blijven moet ik lithium slikken. Lithium is slecht voor mijn nieren. Elke drie maanden moet ik bloedprikken om het lithiumgehalte te checken. Het lithiumgehalte is nu te hoog . Code rood voor mijn nieren. Dat moet Otto even aan mij kwijt.

‘Slik je gvd jarenlang trouw je medicijnen, gaan als beloning  je nieren naar de kloten, ’denk ik vol zelfmedelijden.

Hoe erg het is moet onderzocht worden. Otto moet nu niet mijn bloed maar mijn pies hebben. Vierentwintig uur lang moet ik plassen in een pot. Die geeft Otto mee. Tweeëneenhalve liter urine gaat daar in. Overmorgen wil Otto die pot weer vol terug hebben.

De dag dat ik die pot moet vol plassen is het  mooi weer. Ik ga fietsen. Thuis heb ik al wat gepiest. De pot gaat in de rugzak, doe er een banaan, een appel en een broodje bij en fiets richting Zoetermeer. Onderweg neem ik wat plaspauzes … diep weggedoken in het struikgewas. Niemand hoeft me met die pot te zien hannesen.  Als ik thuis ben is pot half vol.

Tot morgenochtend moet ik daarin plassen. Ik zet de pot naast mijn bed.  ’s Nachts komen er nog drie plasjes bij.  Mijn ochtendpies kan er eigenlijk niet meer in. Ik hang mijn plasser boven de pot  en hupsakee, … oh nee, ik het niet meer ophouden …  de pot loopt over … de warme urine over mijn handen, mijn voeten.

Mijn nieren blijken aangetast. Dat kan fataal zijn. Ik moet ingesteld worden op andere medicijnen … en elke dag veel drinken helpt misschien ook: twee liter per dag, water, helaas geen wijn.


zondag 23 juli 2023

ROZE

Roze.

Het is nu half zes.  Ik heb nog geen minuut geslapen deze nacht. Daarom ben ik maar achter de pc gekropen om dit stukje schrijven. De vorige drie nachten heb ik wel geslapen maar slecht. Woensdag drie uur, donderdag twee uur vrijdag een uur  en nu dus niks. Slechter dan vannacht kan het niet. Misschien heeft het er mee te maken dat mijn medicijncocktail pas veranderd is. Maar dit moet niet  veel langer duren. Zo weinig slapen kan funest zijn voor mij. Als ik komende nacht weer zo slecht slaap verdubbel ik gewoon maandag de voorgeschreven dosis lorazepam, mijn slaappil, want ik moet dan echt slapen. Volgende week dinsdag heb ik een afspraak met mijn psych, dan moeten we het er maar over hebben, hoe verder. 

Drie jaar terug had ik ook zo’n slapeloze periode. Die was erger. Vijf nachten achter elkaar deed ik geen oog dicht. Ik hield me aan goed bedoelde tips van mensen in mijn omgeving, familie, vrienden en professionals. Geen koffie,  geen tv, geen pc, niet te laat sporten, niet te laat eten, geen alcohol, enzovoorts. Na het avondeten at ik niks meer en ik dronk alleen de lafste aller laffe thee’s: kamille thee. Maar slapen? Ho maar! Vreemde ervaring die slapeloosheid. De eerste drie nachten voelde ik me net een reiziger in een trein met geblindeerde ramen. Ik lag roerloos en gedachteloos. Ook zonder besef van tijd, dat pas weer ging dagen bij het opkomen van de zon. Met een zwaar hoofd, zo’n hoofd dat je krijgt als je te veel hebt gezopen, stond ik op en maakte me klaar voor de dag.

Alles wat ik lees komt drie keer zo traag binnen en op straat moet ik extra voorzichtig zijn want ik zie alles net te laat. Ook lieve buren groet ik niet. Ik zie ze gewoon niet en mijn vrouw krijg daar moppers over. Ik ben kortom een beetje in trance.

Na de vierde en vooral de vijfde nacht, denk ik echt dat ik gek word. De nachttrein is de vierde nacht nog wel hetzelfde maar er reisden dol dwaze figuren mee. Het begint ermee dat de conducteur in een  roze outfit binnenkomt.

‘Dames en heren, goede nacht, mag ik uw plaatsbewijzen zien, alstublieft’. Hij is nog nauwelijks uitgesproken of een uitgesproken chagrijn, Maarten van Rossum, naar mijn idee, loopt op de conducteur af, zet hem een pistool (duidelijk een waterpistool) op zijn hoofd en zegt: ’Stop toch potverdikkeme met die please-riedel; ‘dames en heren, goede nacht enzovoorts'. Blaf de reizigers gewoon bars toe: 'Plaatsbewijzen!’ De conducteur gehoorzaamt van Rossum, die weer naast zijn vrouw gaat zitten en haar voor de grap in haar décollete'spuit.  

Maar ach, deze norse conducteur die, in z’n roze boxershort, op zijn roze schoenen 'Plaatsbewijzen’  blaft, werkt slechts op de lachspieren.

Ik zit met mijn ogen open en ervaarde de scene van zojuist alsof ik er midden in zit en er toch niks mee te maken heb.  Precies wat de treinreizigers vandaag de dag doet: toekijken hoe een conducteur wordt doodgeslagen.

Het is geen droom, die vierde nacht. Ik ben klaarwakker. Heel flauwtjes is de zon aan het opkomen. Medereizigers zijn in geen velden of wegen meer te bekennen. 

Ik sterf van de koppijn. Ga douchen. Die achterlijke roze outfit deponeer ik bij het COC. Komt misschien nog van pas bij de gay-parade 2024. 

zaterdag 22 juli 2023

Dancing Queen.

Dancing Queen.

In een huis, aan de overkant van het water, danst een vrouw in haar lingerie. ‘t Is half twaalf in de

avond. Haar bewegingen zijn sierlijk, groot en traag. Tot halverwege haar de bovenbenen kan ik haar

zien. Vuurrood ondergoed draagt ze. Ze heeft donker haar en een blanke huid. Haar benen roerloos,

voeten stevig op de grond. Haar bovenlijf en heupen swingen op de muziek … als er al muziek is, daar

in dat huis. Voor hetzelfde geld zingt ze zelf. Of ze beweegt op de muziek in haar hoofd. In haar

verbeelding swingt ze, wáár dan ook, met haar geliefde. Ze heeft duidelijk iets van Pink Floyd of

Enigma op staan. Met haar rug naar me toe danst ze. Haar stijle haar valt tot halverwege haar rug.

‘Als je toch geen voetballen meer kijkt, Jee, zet ik ‘Inspecteur Witse’ op, hoor,’ bromt mijn vriendin,

Cora. ‘Wat is daar voor interessants te zien?’

‘Kijk, daar … die vrouw … zie je?’

‘Met die hond?’

‘Nee joh; in die flat, aan de overkant, met dat flitsende licht … daar!

‘Oh, ja … een dansende dame … boeien! Nou, ik zet hem over naar Inspecteur Witse, hoor.’

‘Is goed. Vrouwenvoetbal is toch geen reet aan.’

De dame gaat helemaal los. Ze springt ritmisch op en neer, haar beweeglijke armen zijn één met de

muziek ... àls daar tenminste muziek is. Ze is los in d’r heupen: soepel draaiend naar rechts naar

links, in ’t rond.

Ze zal zo tussen de dertig en de veertig zijn. Dichter bij de dertig dan de veertig. Waarom? Ja, die

super soepele bewegingen, hè … en zeker ook dat afgetrainde lijf. Ze zal één meter vijfenzeventig

zijn. Geen buikje èn van deze afstand geen zwembandjes te zien … noch rimpels noch grijze haren.

Over haar borsten en billen is mijn indruk: zonder meer stevig, hard bijna. Dat zegt natuurlijk niks,

want ook knalrode lingerie kan corrigerend werken.

Eerlijk gezegd zit ik me een beetje op te geilen, hier, in mijn eigen woonkamer. Waar Cora nota bene

bij zit. ’t Is maar goed dat ze tv kijkt.

Àls die ‘dancing queen’ muziek op heeft staan, dan gaat ze nu uit haar ‘plaat’ bij de swingende

klanken van the Police, Led Zeppelin of de Stones. Ik ben nieuwsgierig naar haar gezicht. Op zo’n

afstand krijg je daar niks van mee.

‘Wat sta jij nou te doen? Doe niet zo achterlijk, man! Uit onze verzameling vakantiespullen, heb ik de

verrekijker opgediept. Eindelijk komt die thuis ook eens een keertje van pas!

‘Hoe zou jij het vinden, als je begluurd werd, Jee? Hé! Kappen nou!’

‘Jahaaa, schat. Ik leg hem zo weer terug.’

De dame nu héél dichtbij. Ze danst wild, met haar rug naar het raam. In een flits draait ze zich om en

trekt in één beweging haar pruik af. Op haar gezicht, dat ik nu heel scherp in het vizier heb, groeit

een grijs ringbaardje.


‘Verrek! Het is een kerel … hij zwaait lachend naar me. Gegeneerd zwiep ik de overgordijnen dicht.

Cora ligt in een deuk! 

vrijdag 21 juli 2023

THE STONES IN GRONINGEN.

Ik ben vandaag in het Groninger museum. Daar is, verspreid over drie verdiepingen een overzichts-tentoonstelling van  ‘alles’ rondom the Rolling Stones: instrumenten, muziek, films, kleding, foto’s video’s, vrouwen … alleen … de heren van the Stones zijn er zelf niet bij. Die zijn bezig met hun laatste (?) wereldtournee.  

The Stones, werden in 1962, toen ze debuteerden, door muziekprofessoren  hard neergesabeld. Behalve de ‘orenteisterende muziek’, verfoeiden de critici hun vieze lange haren en het achterbuurtachtige-uiterlijk van hen. Ook dat uit de klauwen gelopen optreden in Scheveningen, was olie op het vuur van die Stonescriticasters.

Ik vond the Stones er in de sixties ruig uitzien (niet vies of vuil maar brutaal en uitdagend), lekker ruig, dat maakte ze voor mij juist zo supertof. Diezelfde foto’s van toen, zie ik vandaag weer … ik kan mijn ogen haast niet geloven: vijf lieve, gladgeschoren, gezonde, vrolijke jongenskoppies. Waren dàt nou die verfoeide, criminele tronies van de sixties?   Een schok ging door de popwereld toen bekend werd dat gitarist Brian Jones in zijn eigen zwembad verdronken was. Hij was de oprichter van de Rolling Stones en de creatiefste musicus van de groep.

Mijn eerste Stones-LP was ‘The Rolling Stones’ uit 1964 met nummers als ‘Route 66’, ‘Tell me’, ‘Little by little’ en ‘Walking the dog’. Ook heb ik in 1964 de Stones-single: ‘It’s all over now’ gekocht, wereldwijd een megahit. Nog steeds, als ik het intro van dat nummer hoor, móét ik dansen. Kort geleden was ik in Schiedam bij een optreden van een Stones-coverband. Daar ben ik zo wild uit mijn dak gegaan (qua dansen en zuipen), dat ik drie maandagmiddagen mijn wandelclubje heb moeten afzeggen.

De podiumkleding van voornamelijk Mick is zó mooi van dichtbij. Gemaakt van allerlei stoffen in vele vormen,  dessins en kleuren. Mick is hier zelf niet maar je ziet hem zó voor je: nichterig paraderen  ‘on stage’. Op die verdieping ontmoet ik een hippy dame, duidelijk een generatie genoot, die al swingend op de muziek van ‘Tell me’ een lange rode cape van Mick staat te bestuderen. Ze heeft peenrood haar. Ze struint tweedehands winkeltjes af; koopt daar allerlei soorten kledij en gaat die vervolgens verknippen, verscheuren en weer aan elkaar naaien. Soms gebruikt ze van een jurk alleen de schouderpartij en van een andere jurk alleen de linkermouw. Het ziet er nog goed uit ook, leuk en creatief.

Ik heb veel verzameld van de Stones en heb ook heel wat uurtjes Stones geluisterd. Mijn favoriete cd’s zijn al oudjes: Black and Blue (1976) en Stripped (1995).

 Mick Jagger is het boegbeeld van de Stones. Als hij wegvalt is het over en uit met de groep. Samen met Keith Richards zorgt hij voor tekst en muziek. Met zijn virtuoze stemgebruik en zijn wervelende podiumact maakt hij een unieke belevenis van elke life show.

Het enige minpuntje van deze expostie: ik heb ’Sympathy for the devil’ niet gehoord. Hun allerbeste nummer toch?!

Voor dat ik weer naar Rotterdam vertrek zie ik: ‘The Stones in Cuba’. Duizenden Cubanen kijken naar Mick Jagger, die op  onvergetelijke wijze ‘Paint it black’, zingt, swingt.