maandag 11 juli 2022

SITA, ONZE HOND (7).

 

Jee staat nu eindelijk ook bij de voordeur, hij staat er net bij alsof hij vieze handen heeft … hihi. Heerlijk. Na een lekkere wip smaakt paardenvlees nog lekkerder. Wow, wat word ik hier verwend.

‘Nou, Carola, onze Sita, leert me wel nieuwe dingen.’

Terwijl Jee  zijn handen wast vertelt hij in geuren (!!) en kleuren  wat ie net heeft meegemaakt … het stelt niks voor … maar ach, als je niks gewend bent. Nu ga ik effe pitten …  dromen over mijn  boxertje, mmm.

De bel blijft vandaag maar gaan … Jee is jarig, vandaar … steeds weer nieuwe bezoekers komen binnen ……de meesten zien me wel zitten: ‘Hé, wat een leuk beestje, Jee … (aai, aai) … sinds wanneer heb je een hond ... hoe heet ie?’ Er zijn er ook bangeriken, die kijken naar me of ik gevaarlijk of onrein ben: ’Hè bah Jee, jij een hond?! …niks voor jou!’ Bij diè figuren ga ik zo dadelijk hinderlijk in de weg liggen ... af en toe een stinkscheetje laten. Tja, daar vragen ze toch om.

Jee krijgt van zijn broer Mart een wurgband cadeau. ‘Bedankt Mart maar ik ben geen sadist. Neem maar weer mee naar huis,’ zegt mijn baasje.  ‘O, ik dacht dat je er wel blij mee zou wezen,’ zei zijn broer beteuterd.  Neeeeeen, gelukkig niet:  apetrots ben ik op mijn baasje.

Het lijkt net of ik ook een beetje jarig ben, want ik krijg van een neef van Jee, een rode kunstkluif. Ik ruik meteen dat een andere hond die al in zijn bek heeft gehad …  niks voor mij.

Voorlopig is het gezellig; genoeg te eten. Niet dat ze mij uit zichzelf  iets zullen aanbieden....oh nee,  … bedelen mak ik ook al niet …  maar er valt gelukkig af en toe wat te snaaien: … olienootje hier … chippie daar … kloddertje slagroom … plopje filet américain … gemorst stukkie van een amandelbroodje … wie het kleine niet eert …

Vrouwtje Carola staat in de keuken augurken in plakjes cervelaatworst te rollen … zonde,  van die overheerlijke plakjes worst …   het water loopt me in me mond.  Carola geeft me alvast een plakje, als ik braaf ga zitten tenminste … lief …

Daar zie ik opeens mijn poezenvriendin. Ze zit in de keuken te snuffelen. Ik heb geen zin in gedoe … laat haar maar. Poesje kijkt in de richting van de schaal cervelaatworst met augurkjes. Ze heeft in ieder geval smaak! Jammer voor haar: dezelfde smaak als ik.

Binnen hebben ze de grootste lol … Jee zit glunderend te vertellen over hoe ik vast kwam te zitten  aan dat boxertje en hoe we door die emmer water weer los raakten. Het is de dijenkletser  van de avond.

Er is nu niemand in de keuken. Behalve ik dan. Ga ik nu alvast wat te eten scoren. Ik spring op het aanrecht en eet zo snel mogelijk alle plakjes cervelaatworst weg rond de augurken. Ik kan helaas niet voorkomen, dat ik wat worst en augurk knoei. De poes gaat er snel vandoor met een plakje cervelaat. Van mij mag ze het hebben; ik heb zelf meer dan genoeg gehad. Het is zuur voor Jee, Carola en de gasten. Ik hoop dat ze ook van blote augurken kunnen genieten.

(wordt vervolgd)

zondag 10 juli 2022

SITA, ONZE HOND (6)

Daar staat Jee dan met z’n kapotte broek en bloedende knieën. Met mijn riem nog om mijn nek, maak ik een vluggertje met een gretige loopse boxer.

Jee is woedend. Zijn gezicht staat op onweer, zijn ogen bliksemen, zijn stem buldert over het Zwaanshals: ‘Ga d’r af!’ Tegelijk geeft ie me een flinke zet. Zou hij soms jaloers wezen?

Hoe dan ook, ik zit nog bovenop mijn verovering. Door nóg een zet van Jee, beland ik  achter mijn boxertje. Zo komen zij en ik kontje aan kontje te staan. Zij trekt mij achteruit … voelt niet echt lekker….mijn stijve zit nog in haar kutje … ik krijg hem er niet uit … een beetje naar voren …  een beetje naar achteren … nee hoor, we zitten muurvast. Zouden we voor altijd aan elkaar vastzitten? Nu eens loopt zij voorop dan ik weer. Leuk is anders.  Jee kijkt of tie water ziet branden. Een stel jongelui staat ons duidelijk uit te lachen. Ik krijg er zo langzamerhand schoon genoeg van.

De man van de ‘doe het zelf zaak’ aan de overkant, roept dat ie wat weet. Geweldig. Hij komt gelijk aanzetten met een emmertje water. Dat gooit hij over onze achterkantjes .. en onmiddellijk geschiedt het wonder … we zijn los. Pfoeh, dat lucht op. Als ik me omdraai is dat lieve boxertje al in geen velden of wegen meer te bekennen … ik ruik haar alleen nog een beetje.

‘Bedankt!, roept Jee naar de ‘doe het zelver’. Dat was me wat … mensen, die getuigen waren van mijn grappige act met die boxer, staan nog even na te praten. Jee is daar beslist niet voor in de stemming. Als een haas snelt hij  naar huis. Hij is zeker vergeten dat ik nog moet poepen .. en niet zo’n beetje ook …  Jee blijft maar doorlopen. Oké, dan zit er niks anders op dan dat ik voluit op de rem ga staan. Goh, zowaar stopt  Jee even. Ik doe het op het trottoir, kan niet anders … geen tijd meer om een plaatsje op de rijweg te zoeken. Jee zal wel nijdig zijn.

‘Verdorie, viespeuk, niet op de stoep, Sita, dat weet je toch!’ en hij probeert mijn hoop met zijn plastic zakje op te pakken … dat gaat hem nooit lukken, want deze hoop is veel te week … met wat papieren zakdoekjes schuift hij zoveel mogelijk poep de rioolput in. Jee doet de buitendeur voor me open.  

Ik sjees naar boven. Mijn vrouwtje Carola doet de voordeur open. Ze hoorde me al aankomen. Carola zegt lieve woordjes tegen me, aait me over m’n rug en trekt zachtjes aan mijn staart. Mmmm, lekker.  Fijn, ze heeft al een verse bak water neergezet en in mijn voederbak liggen stukken paardenhart. Ik dacht al: ‘wat ruik ik.

Jee staat nu eindelijk ook bij de voordeur, hij staat er net bij alsof hij vieze handen heeft … Heerlijk. Paardenvlees smaakt altijd het best na een lekkere wip. Wat wordt er hier toch goed voor me gezorgd.

 (wordt vervolgd)

zaterdag 9 juli 2022

SITA, ONZE HOND (5).

Tot mijn afgrijzen zie ik, als ik binnenkom die geniepige rooie kat uit mijn etensbak zitten eten … is ze helemaal gek … zoiets maakt me razend … ik jank, blaf en spurt naar mijn eten … de kat springt met een boogje over me heen en schiet langs Jee de trap op. Er is nog maar een klein beetje eten over in mijn bak. Alles schrok ik, als een uitgehongerde naar binnen. Ik proef het niet eens. Rotkat!

Slaap hier wel goed … op die comfortabele driezitter … goed voor mijn rug … ruikt nog wel een beetje naar die muffe kat  … maar dat is nog maar effe. Heb die rooie niet meer gezien sinds ze aan me eten zat … en dat is haar te geraaien ook.

Ik lig er in alle vroegte nog voor dood bij, als ik opeens een schuiver krijg … van Jee nog wel. Vind me terug op het tapijt. Baasje Jee staat tegen me te foeteren. De stoom komt uit zijn oren, … wat ik er van begrijp is dat ik nooit meer op die bank mag. Hoe kon ik dat nou weten? ‘Allemaal hondenharen … je krabt het leer kapot … hondenstank,’ dat is wat ik van zijn gebral opvang. Daar gaan we alweer, de vriendelijkheid is gesmolten als sneeuw voor de zon.’ Jee kijkt woedend en wijst naar het halletje. Dáár moet ik liggen, bij mij mand … in dat tochtige halletje, vlakbij de etensbak van die ellendige kat.

Ik doe net alsof ik lig te pitten. Jee gaat naar de wc … onder de douche … ik geef geen sjoege … hij pakt mijn riem … normaal blaf, hijg en ren ik,  spring ik tegen hem op, als hij me gaat uitlaten … maar nu effe niet … nu doe ik ijzig … kom nou! ‘Hé, Sita, kom op we gaan.’ Hij laat de riem zachtjes tegen m’n rug vallen.

Ik ren de trappen af; moet dan voor de buitendeur wachten op die slome Jee.  Buiten ga ik gelijk snuffelen. Ruik zo veel mogelijk kleine plasjes. Als ik al zowat een halve kilometer weg ben, roept Jee me terug … ik moet aan de riem … de angsthaas. Voor mij hoeft hij niet bang te zijn, mij overkomt niks. Ik heb een goede engelbewaarder.

Jee moet er maar aan wennen, dat ik hou van doorlopen … en als ik erg moet poepen, plassen of ik ruik een loops vrouwtje, dán ben ik niet te houden … zeker niet door Jee … toch al niet bepaald het type krachtpatser.

‘Rustig, Sita!’, zegt Jee herhaaldelijk; hij trekt dan overdreven hard aan de riem. Hij wurgt me zowat. Ik geloof dat ik me lelijk vergist heb in hem.  Maar oké, ik hou me rustig, … tòtdat ik een loopse teef ruik. Ze loopt aan de overkant en ziet er sappig uit: glad, strak, slank, grote, dikke, natte lippen, helemaal mijn type. Ik ruk me los en sprint naar de overkant. Op het zelfde moment hoor ik een rauwe kreet, achter me … ligt Jee te jammeren. Fietsers en automobilisten kunnen hem ter nauwer nood ontwijken. Een passerende fietser stopt en helpt hem op de been. Daar staat hij dan met z’n kapotte broek en bloedende knieën aan de overkant. Met mijn riem nog om mijn nek, maak ik een vluggertje met een héél gretige loopse boxer.

 

(wordt vervolgd)

vrijdag 8 juli 2022

SITA, ONZE HOND. (4)

 

‘Ik weet zeker dat jullie veel plezier aan Sita zullen beleven,’ zegt Ton. ‘Ja, dat denk ik ook,’ zegt Ans. De schijnheilen.  Ze gaan weg, aaien me nog even … voor mij hoeft dat helemaal niet … ben blij dat ik van dat stel af ben, dat wil je niet weten. Ik ga echt geen uitgebreid afscheid van ze nemen … een knuffel voor de baby? …  ach, ze verstaan me toch niet. 

Dalijk lekker effe naar buiten, met Jee of Carola, maakt mij niet uit. ‘k sta wel op klappen.

Vier keer per dag word ik hier uitgelaten, wow. Leuke buurt ook. Wel oud. Veel smalle straatjes. Nauwelijks groen. Er staan een paar bomen op een smal strookje gras langs het water. Lekker voor een frisse duik. Te weinig bomen hier. Aan elke boom ruik ik wel honderd verschillende reuen. Ik kan niet alles ruiken. Kan niet overal bij. Sommige plasjes zitten veel te hoog voor mij.

Jee doet zijn best om me het naar de zin te maken. Hij roept ‘Sita’ en staat met een tak in zijn hand … oké dan, laat ik hem zijn zin maar geven. Ik ren naar hem toe en spring hoog op (daar ben ik goed in) om die tak te pakken. Dat lukt me nu niet omdat Jee die tak stiekem ineens een stuk hoger houdt. Dan zwiept hij die tak een eind weg … ’zoek’ roept hij dan. Ik ga de tak halen … leg hem voor Jee zijn schoenen. ‘Braaf zo Sita’ zegt hij dan en aait me. Gooit ie de tak wèèr weg … breng ik hem wèèr terug … enz … enz … ja, daaaag, na vijf keer heb ik het wel gezien. Ik ga nu in ieder geval even wat anders doen … beetje rondsnuffelen. Hopen liggen er genoeg. In alle soorten en maten. Even een kleine inspectie houden. Jammer. Er liggen alleen maar goed verteerde hopen …  de niet goed verteerde zijn het lekkerst, daar zitten nog smakelijke resthapjes in.

Hallo hé, wat krijgen we nou? Daar komt een klein baasje aan met een grote hond. ‘Kom Sita, kom.’ hoor ik Jee roepen, 'kom.' Nou, ik ben echt niet bang, hoor.

Die hond, een bouvier,  wordt losgelaten … hij heeft een muilkorf op … duitgeteld,e sukkel. ’t Lijkt of hij dat hoort … hij komt op me af gerend … ik wacht tot hij vlak bij mij is en dan spurt ik vlak langs hem in de richting van zijn kleine baasje, dat nu nog  vriendelijk staat te lachen en mij zelfs over aait. Wat zou die reus gaan doen….ben benieuwd. Oké, daar komt hij weer aan … ik ga rondjes lopen, net iets harder dan hij … de bochten maak ik  steeds iets scherper … o, o,o, wat is dat toch moeilijk voor die grote jongen …..en vooruit: nóg een ietsiepietsie harder…..en het bochtje nóg iets scherper en ja hoor, daar gaat ie  op zijn gemuilkorfde bek. Geweldig! Uitgeteld.

‘Sita, kom!’ roept mijn baas dwingend. Nagenietend trippel ik triomfantelijk naar hem toe. Hij geeft me een paar bemoedigende klopjes. Ja, Jee is heel trots op mij. Ben wel buiten adem. Zweet me rot. Laat m’n tong zo ver mogelijk uit mijn bek hangen.

Ondertussen heb Ik wel trek gekregen, dus ik ren als een speer naar boven. Hoe snel ik ook boven ben, ik zal toch op Jee moeten wachten. Als hij de deur heeft geopend, glip ik gauw vòòr hem naar binnen. Honger. Dorst.  Als ik binnenkom, zie ik tot mijn afgrijzen die geniepige rooie kat uit mijn bak zitten eten … is ze helemaal belatafeld  … daar kan ik zo kwaad om worden… ik jank, blaf en spurt naar mijn etensbak … de kat springt verschrikt met een boogje over me heen en schiet langs Jee de trap op. Er is nog maar een klein pestbeetje over in mijn bak. Dat schrok ik achter mekaar naar binnen. Ik proef niet eens wat ik eet. Rotkat!

(wordt vervolgd)

donderdag 7 juli 2022

SITA, ONZE HOND (3)

Toevallig zie ik dat daar een voederbakje staat   …  met nog een paar stukjes runderhart … jamjam … die scoor ik straks wel … hoewel … ik kan me  nooit zo goed beheersen. 

’t Moet een rooie zijn, die kat hier, allemaal rooie haren op de vloer.  

Hé, wat goed zeg! Ik heb er niet eens om hoeven vragen: Carola zet zo maar een bak water voor me neer. Te gek. Ga gelijk een beetje lebberen. Terwijl ik drink streelt ze me met twee handen mijn oren … ze knijpt er zachtjes in. Lief. Ze heeft alleen die drinkbak te dicht bij die kattenbak gezet, dat moet wel anders. Nou ja, dat komt nog wel.

Tsjonge, jonge, jonge, wat huilt mijn baasje krokodillentranen: ‘We zouden Sita toch zò graag houden maar dat kàn echt niet samen met onze Annabelle … kijk, nú verscheurt hij alleen nog maar schoenen en tasjes … maar straks, ik moet er niet aan denken, dat hij zich aan die kleine schat van ons vergrijpt.’ Mijn bek valt wijd open, boos word ik,  als ik Ton zo hoor,  ‘… neen, Sita móét echt bij ons weg … we weten nu alleen nog niemand voor hem … we zouden het zó erg vinden om hem naar het asiel te brengen … hij is zo’n lieve hond … èn zindelijk. Hé, bedenk ik me nou, misschien is Sita wel wat voor jullie, Jee en Carola?! Volgens mij zijn jullie echte hondenmensen.’ ‘Ja, goed idee van jou, Ton,’ zegt Ans.  

Ik heb allang gezien dat die Jee en Carola me willen hebben ….ze zien dat ik een goede hond voor hen ben … het zijn mensen met hondenkennis … ze zijn gewoon aardig voor mij, dat voel ik.  Lekker relaxt zitten  Jee en Carola op de bank … ik, op de vloer tussen hen in, lig te zwiepen met mijn mooie langharige staart.

Ton haalt mijn mand met al mijn spullen uit zijn auto en zet alles neer naast de voordeur, bij die kattenbak. Als die nieuwe baas nu maar niet denkt, dat ik daar in de stank ga liggen. Ik ga er nu alleen even heen  om die verrukkelijke stukjes runderhart naar binnen te gooien … heerlijk. Hé …  wat hoor ik nou? Een blazende kat? Of vergis ik me? Er is hier geen kat te bekennen.

‘Ik weet zeker dat jullie veel plezier aan Sita zullen beleven,’ zegt Ton. ‘Ja, denk ik ook,’ zegt Ans. De schijnheilen.  Ze gaan weg, aaien me nog een keer over mijn kop … ben zo  blij dat ik van dat stel af ben, dat wil je niet weten. Ik ga geen uitgebreid afscheid van ze nemen … een knuffel voor de baby? …  ach, ze verstaan me toch niet.  

Dalijk lekker effe naar buiten. Ik moet wel nodig.

(wordt vervolgd)

woensdag 6 juli 2022

SITA, ONZE HOND (2)

 

Dit is de dag nadat ik een schoen van Ton, een handtasje van Ans en een trappelzakje van Annabelle kapot knauwde. In Rotterdam, gaan Ton en Ans een flink potje zitten overdrijven over mij, tegen Jee en Carola: wat een lieve, leuke, aardige en gezellige hond ik toch ben … tot baby Annabelle kwam.

‘Ja, meneer Sita krijgt minder aandacht, hè? Meneer Sita wordt een beetje jaloers, hè? Meneer Sita gaat dan uit protest het laptopkoffertje van het baasje maar onderpiesen, hè?!’ Zittie me met een zuur gezicht aan te kijken, die sukkelbaas van mij, terwijl hij me, bij elke lettergreep die hij uitspreekt, met zijn knokkels  venijnig op mijn kop tikt. Alsof ik geen gevoel heb. Dierenbeul! Ja, sorry hoor.

‘Hé, Ton, doe es even rustig joh, dat beestje heeft ook gevoel.’ zegt Jee.  Goed zo, Jee. Het wordt .  hoog tijd dat er dierenpolitie komt. Een simpele ziel is het die Ton … het heeft helemaal niks met jaloezie te maken … sinds de geboorte van Annabelle laten ze me steeds korter uit  … daar word ik gewoon bloednerveus van, logisch toch? Ik moet èrgens mijn behoefte doen. Als hùn wc-deur steeds op slot zit, moeten ze toch ook ergens anders gaan staan plassen? En … dan hoor ik hem ook nog zeggen ‘hij bijt onze spullen kapot.’ Ik ga ergens anders liggen … met mijn kop op Jee zijn voeten … vindt hij goed ...

Ja, als ze me zenuwachtig maken, ga ik uit mijn dak, dat wel. Kan ik het helpen? Zo zit ik nu eenmaal in elkaar. Ik ben ook maar een simpele hond.

Ton zegt doodleuk, waar ik bij zit, dat ie van me af wil. Naar een asiel nog wel! Ans zit instemmend te knikken. Dat zeggen ze  natuurlijk alleen maar om medelijden op te wekken bij  Jee en Carola, zodat ze me dan overnemen. Geniepig mannetje! Met Jee en Carola, zie ik het wel zitten.  Jee aait me over mijn koppie, klopt me zachtjes op mijn rug … lekker … rek me helemaal uit en wrijf m’n neus langs zijn benen .

Godzijdank hebben ze hier geen kinderen. Een nadeel, zeg maar gerust een ramp, is de kat, die ze hier hebben. Een kat in nood deelt gemene krabbels uit. Dat heb ik tenminste wel eens op straat gehoord. Tot nu toe ruik ik dat beest alleen nog maar. Die kat heeft mij vast al in de smiezen. Ik heb geen flauw idee waar hij of zij uithangt. Er komt een misselijk makende geur uit die bak naast de voordeur … gatver … veel drolletjes liggen er in. Toevallig zie ik dat daarnaast een voederbakje staat     met nog een paar stukjes runderhart … jamjam … die scoor ik straks wel … hoewel … ik kan me  nooit zo goed beheersen.

 

(wordt vervolgd)

dinsdag 5 juli 2022

Sita, onze hond. (1)

 

Waar ik geboren ben weet ik niet. Geen flauw idee wie mijn vader en mijn moeder zijn. Broers of zussen? Onbekend. Wat ik wel weet is dat ik in Schiedam woon op een flat en dat ik Sita heet. Gouwe mensen. Ton en Ans heten ze. Ton leert me waar ik moet poepen. Heel aardig doet hij dat: als ik op het trottoir wil poepen, trekt hij me aan mijn riem naar de rijweg en als ik daar mijn drolletje heb gedraaid, geeft hij me een lekker brokje.

Ik heb in twee weken door wat de bedoeling is maar ik doe nóg eens twee weken net of ik het niet snap … die brokjes  zijn zo verdomd lekker. Ton zegt ook steeds tegen me: ‘Sita, gewoon helemaal uitpoepen, jongen, niet zo snel afknijpen die bolus, laat die auto’s maar wachten.’

Leuk park hier, met een grote vijver, in de buurt van de flat. Ook veel bomen met de piesluchtjes van andere mannetjes. Tegen bomen piesen hoeft niemand me meer te leren. Jammer wel, dat ik niet zo hoog kan piesen als sint-bernhards of herders … ik ben maar middelmatig hondje.

In het park komt Ton een mevrouw tegen met een jong slapend kind in een buggy.

‘Hé hallo,’ kus, kus, kus ... die blijven me daar toch lange tijd staan praten ... dààr ben ik hier natuurlijk niet voor ... ik ben hier om te rennen. Ja, ’t is een beetje lullig van me , ik geef het toe: ik ga vervelend liggen piepen en een beetje aan mijn riem trekken maar Ton geeft geen krimp. Hij staat daar maar een beetje te lachen, te draaien en te slijmjurken ... getver ... dan vraagt die vrouw opeens: ‘Zeg, Ton, wat is het eigenlijk voor hond?’

zegt ie: ‘een mannetje’….

’Nee joh, dat bedoel ik niet, man … en bovendien: dat zie ik toch zelf ook wel aan zijn waterpistool, neen, Ton, ik bedoel: wat voor ras?’

‘Oh, het is een Gordon Setter, een jachthond…..een supersnelle jachthond.……kan ruiken als de beste…….kijk maar eens wat een superneus hij heeft…..op kilometers afstand kan hij zijn prooi ruiken … en zijn baasje.’

Hou nou maar op over mijn neus…..ook mijn oren zijn bovennormaal begaafd en die worden onderhand doodziek van dat langdurige gewauwel van jullie.  Vandaag hoor ik trouwens voor het eerst dat ik een Gordon Setter ben…..toch leuk om te weten ... ik had eerlijk gezegd al zo’n vermoeden.

Wat er gebeurd is, weet ik niet.  Wat ik zie is dat Ans  een alsmaar dikkere buik krijgt en dan opeens is die buik weer helemaal plat en hoor ik een mensenbaby hard huilen. Ik hòòr de baby niet alleen ik ruik haar zo af en toe ook goed.

Met de komst van die baby breekt er een slechte tijd aan voor mij. Ton en Ans zien me niet meer staan. Het is Annabelle voor en Annabelle na. Ik word veel te weinig uitgelaten ... ik kan mijn pies en mijn poep natuurlijk niet tot in de eeuwigheid ophouden ... dus laat ik mezelf uit ... elke dag in een andere kamer  tsja … je moet eens weten hoe ze dan tekeer tegen me gaan ... terwijl ze verdorie weten hoe scherp mijn gehoor is ... gewoon dierenmishandeling! Bloednerveus word ik ervan ... ik raak in een dip en móét iets te knauwen hebben. Erg flauw vind ik het, dat ze dan zeggen, dat ik jaloers ben op de baby, dat ìk me misdraag, omdat ìk te weinig aandacht krijg.

Dàt is het verhaal dat ze vertellen aan Jee en Carola. Die wonen in Rotterdam. We gaan er in de auto naar toe, Ton gooit wat speeltjes, een extra kleedje, mijn etensbak, mijn riem en mijn inentingspapieren in mijn mand en zet die in de auto. Hij commandeert mij ook in de auto te gaan zitten ... als hij eens wist hoe ik moest piesen……maar dat telt allemaal niet meer. Het is de dag nadat ik een schoen van Ton, een handtasje van Ans en een trappelzakje van de kleine Annabelle kapot knauw.

(wordt vervolgd)