zaterdag 21 mei 2022

METRO (3x)

 

EEN

Een eurootje geef ik hem. De bedelaar in de metro is er blij mee. ‘Prettige dag nog meneer,’ zegt hij, net zoals de caissière in de supermarkt. Hij stinkt blijkbaar. Zelf ruik ik niks. Ik merk het aan die Turk die een vies gezicht trekt en zijn neus dicht knijpt als de zwerver naast hem komt staan. De Turk geeft hem niks. De zwerver heeft een wazige blik in zijn ogen. Ze draaien ook wat. Hij heeft een mager gezicht. Lang, vet haar, dito baard. Zijn gezicht is donker. Het zou een zwakzinnige Marokkaan kunnen zijn.Hij blijft alsmaar in zichzelf mompelen in het gangpad van de metro. Het kartonnen koffiebekertje, voor de euro’s, heeft hij samengeknepen in zijn smoezelige vuist. Zijn kleren zijn smerig. Zal hij wel uit vuilcontainers gevist hebben. Alleen zijn schoenen zien er puik uit. Asics? Bij elkaar gebedeld? Voor een beetje bedelaar zijn een paar goeie schoenen van levensbelang. Hij lijkt me niet het type om iemand van zijn sportschoenen te beroven. Past niet bij hèm. Daar is hij te naïef; te aardig voor. 

TWEE

De arrogante dame heeft haar tasje op de tweezitter in de metro aan de raamkant neergezet. Zij zit aan het gangpad en leest de Telegraaf. Alsof ze wil zeggen: ik wil niet dat er iemand naast me komt zitten. Het wordt drukker in de metro. Alle zitplaatsen zijn bezet ook alle staanplaatsen zowat. Het tasje van de arrogante dame houdt  echter nog steeds die ene zitplaats bezet. Niemand die haar vraagt: mag ik er even langs mevrouw om daar te zitten. Allemaal bescheiden mensen of bang? 

DRIE

Met een wazig melancholieke blik staat de donkere jongeman te leunen in de metro. Hij oogt kwetsbaar. Zo te zien aan zijn kleren hoort hij niet bij een bepaalde ‘gang’. Het lijkt wel of hij de jas van zijn vader aan heeft, een Zeeman-sportbroek en Bristol-schoenen. Heel rustig staat hij daar, tot hij er uit moet. Na een dag van school of werk op weg naar huis. Een overvol huis, met een dronken vader, een gestresste moeder en een huis vol broertjes en zusjes; maar misschien ook niet. Thuisgekomen roept hij dat hij er is en gaat hij kijken of er een plekje te vinden is waar hij even kan ontspannen. Op de vliering van het huis, daar waar verder allemaal troep staat, gaat hij zitten met opgetrokken knieën. Doet zijn ogen dicht en sluit zich af van de geluiden van beneden. Weldra is hij ingedommeld.

 

 

vrijdag 20 mei 2022

CLUB VAN 27

 

Woensdag ben ik op het Zuidplein. Ik ga kijken naar een optreden van de winnaars van het Gronings Studenten Cabaret Festival. In theater Zuidplein. Twee jaar geleden was ik daar voor het laatst. Bij een optreden van de cabaretier André Manuel. Op de plaats waar toen dat theater stond, is nu een torenflat in aanbouw. Dat hele Zuidplein is trouwens één groot bouwterrein. Volop huizen en kantoren worden er neergezet. Ik vraag aan een vrouw die langs me heen loopt of zij weet waar het theater Zuidplein gebleven is. Ze antwoordt niet eens; loopt stoïcijns door. Ik vraag het haar nog twee keer: geen reactie. Of ze is doof of bang. Bij dat bange kan ik me wel wat voorstellen want in deze buurt moet je, zeker als vrouw alleen, wel op je hoede zijn. Gelukkig geeft de Surinaamse jongedame mij wel antwoord. Het theater is verplaatst. Dat dacht ik al. Al anderhalf jaar geleden. Het staat nu op de plek waar het Sportfondsenbad vroeger stond aan de Gooilandsingel. (Daar heb ik nog leren zwemmen).  Ze vertelt er gelijk bij dat het nieuwe theater in september 2020 officieel geopend is door Maxima.

Het is een prachtig theater geworden. Mooie glazen deuren bij de entree, ruime foyer. Alles in dit gebouw is zó ruim opgezet: de bar, de toiletten. Het theater heeft drie zalen met een capaciteit van respectievelijk:  600, 250 en 100 toeschouwers.   

Deze avond zit ik in het zaaltje met 100 stoelen. Bijna alle stoelen zijn bezet. Fijn voor die beginnende cabaretiers. Niemand heeft nog van ze gehoord.  Òf ze zijn over een jaar vergeten òf ze toeren door het land in de grotere theaters.

Vanavond is het kennismaken met de winnaar van de jury- en publieksprijs: Boban  Braspenning en David Heijmans, winnaar van de persoonlijkheidsprijs.

David Heijmans is 27 jaar. Hij doet een act over ‘het 27 jaar zijn’. Dit is zijn eerste en tevens laatste jaar als cabaretier, zegt David. Hij refereert hier aan het aantal artiesten dat er op hun 27e voor koos zichzelf van het leven te beroven. De club van 27: Brian Jones, Janis Joplin, Jimmy Hendrix, Amy Whinehouse,  Jim Morisson,  Curt Cobain en nog een paar minder bekende musici.

Niet zo boeiend wat David doet. Ik denk dat hij het niet gaat maken als cabaretier.

Boban Braspenning, ook 27, gaat het volgens mij helemaal maken.  Hij is hilarisch, muzikaal, intelligent, heeft een goede stem. Hij brengt goed onderbouwde  liedjes  en conferences  over de krapte op de arbeidsmarkt, de woningnood (de jubel ton) en het grote verschil tussen arm en rijk. Hij is een frisse, scherpe, maatschappij kritische cabaretier, waar we nog veel van zullen horen. In 2023 heeft hij een avondvullende show  gepland  in de grote theaters.

Ik ga hem zeker volgen.

donderdag 19 mei 2022

STROMPELEND

Ik heb mezelf wel wat aangedaan met dat springen en swingen. Loop zo weinig mogelijk want elke stap doet pijn. Lopen zal het herstel ook niet bevorderen.  Ik slik over de hele dag genomen 8 paracetamol, smeer een paar keer per dag tijgerbalsem op die knie en trek er een elastische kniekous overheen.

Dinsdags en donderdags heb ik altijd vrijwilligerswerk: conversatie met migranten die al een beetje Nederlands kunnen praten. Toevallig komt er deze donderdag om negen uur een nieuwe: een vrouw uit Irak. Ik weet nog niks van haar: geen email adres geen telefoonnummer. Kan haar niet voor niks laten komen. Ik strompel dus maar om kwart voor negen naar de Prinsenhof, want daar gebeurt het.  Verrek van de pijn onderweg. Ik ben eigenlijk net gek dat ik dit doe.   Om negen uur ben ik er maar de Iraakse nog niet.  Moet ik nog op haar staan wachten ook. Tien over negen is ze er pas. We lopen naar het lokaal waar we gaan praten.  Gelukkig kan ik gaan zitten.  Voel de pijn kloppen in mijn knie.  Ik heb een erg lage pijngrens. Stop nu maar met klagen! Hopelijk vergeet ik door het praten de pijn.

Met mijn Iraakse leerling,  Fexta, moet ik heel langzaam praten dan begrijpt ze me.  Ze is 20 jaar, gekleed als een op en top moslima. Ik zie alleen haar handen en haar glimlachende gezicht. 

De eerste zes jaar van haar leven woont ze in Nederland.  Gaat ze hier ook naar school dus. Op haar zevende gaat ze met haar familie op vakantie naar Irak. Tijdens die vakantie overlijdt een oom, die ook meereist vanuit Nederland . De dood van die oom heeft tot gevolg dat de familie besluit langer in Irak te blijven.  Dat loopt uit tot in totaal dertienjaar. Vorig jaar zijn ze weer naar Nederland teruggekeerd, met uitzondering van de moeder van Fexta, die in Irak voor haar zieke moeder blijft zorgen.

Fexta is 19 als ze weer terug komt in Nederland. Het valt mij tegen wat ze nog van de Nederlandse taal weet. Het is toch algemeen bekend dat hoe jonger je begint een taal te leren, hoe beter die beklijft. Daar merk ik bij haar niet zo veel van. Merkwaardig genoeg kan ze wel goed Nederlands lezen.  Het krantenartikel dat ik haar geef, leest ze met het grootste gemak. Volgende week dinsdag, spreken we af, komt ze weer om 9 uur.

Ik ben intussen mijn pijn al weer een tijdje vergeten. Afleiding  doet het  altijd goed. Het beste zou zijn als ik hier nu kon blijven zitten. Maar dat kan niet. Strompelend moet Ik moet naar huis.

       

woensdag 18 mei 2022

DROMEN

 

Dromen doe ik eigenlijk niet zo veel … nou ja, ik zal best wel veel gedroomd hebben maar ik ben me er maar zelden bewust van. Soms kan ik een droom navertellen.  Dat moet dan gebeuren vlak nadat ik wakker ben, want na een uurtje ben ik hem geheid helemaal kwijt. 

Ik neem mij voor om, wanneer ik me de droom nog herinner, hem op te schrijven in een notitieboekje. Een van die genoteerde dromen gaat over een lange, slanke,  jongeman met ezelsoren en een slurfje op de plaats van zijn neus. Hij heeft een geel sportbroekje aan en een wit hemdje met rugnummer 16. Het is een atleet. Zit in de Olympische finale polsstokhoogspringen. Als enige van de finalisten heeft hij zwemvliezen aan. In zijn sprong raakt hij met zijn slurfje de lat, die kukelt vervolgens in het zand. Hij is uitgeschakeld. Ik had hem graag zien winnen maar daar heb je in dromen geen macht over, hè. ‘Wat een flauwe kuldroom, ’  denk ik. Tussen de twintig en dertig jaar ben ik ten tijde van die droom.  Vroeger had ik ook wel natte dromen maar daar kon ik me  ‘s ochtends nooit meer wat van herinneren. Tegenwoordig  gaan mijn dromen over zieke, enge trollen en over lieve en stoute diertjes.

Het opschrijven laat ik versloffen. Vaak ben ik ’s ochtends vroeg, niet helder genoeg om pen en papier te pakken … ik vergeet het dan  gewoon … en als ik dan na de koffie helemaal wakker ben laat de droom zich niet meer opschrijven. Heel toevallig heb ik vannacht een heel  makkelijk te onthouden droom gehad, die ik graag op wil schrijven. Hij ging zo:

Twee duiven, een duif (het vrouwtje) en een doffer (het mannetje). Ze lopen over het voetpad in het park. De duif loopt flink door; de doffer haast zich niet maar blijft haar volgen. Dan vliegt zij, op geringe hoogte, enkele meters en landt op het gras. Hij doet hetzelfde maar landt kort achter haar. Ze lopen weer even achter elkaar aan totdat de duif opvliegt en op een tak van een berk gaat zitten. De doffer neemt naast de duif plaats. Ze schuiven daar een tijdje ongemakkelijk tegen elkaar aan. Dan springt de doffer bovenop de duif en gaat in hoog tempo zitten fladderen.  Tegelijk zie ik hem met zijn snavel, in het zelfde hoge tempo, hard inbeuken op het kleine kopje van de duif. Als hij klaar is met zijn gefladder springt hij terug op de tak naast de duif en vliegt meteen  weg. Op dat zelfde moment valt zij uit de boom in de vuurdoorn.  Ik zie het verbrijzelde schedeltje van de duif. Ze leeft nog.  Ik ben alleen niet in staat in te grijpen in die droom, om dat lieve beestje te helpen.

Hoe verklaar ik deze droom?       

dinsdag 17 mei 2022

SCHRIJVEN IS LIJDEN

Duizelig en misselijk voel ik me. Mijn hoofd voelt zwaar, mijn nek stroef. Het lijkt ook alsof ik veel gedronken heb gisteravond, maar ik heb niet meer dan twee blikjes bier op. Zo rond vijf uur ’s middags. Nee, een kater kan het niet zijn. Na wat brood en koffie, ga ik in bad zitten. Collega Anneke waart dan bij vlagen rond in mijn hoofd. Vriendelijke vrouw. Het is een grote vrouw, een stuk groter dan ik. Dat maak ik niet zo vaak mee. Ik ben 1.83 m. Zij zeker 1.88 m. Op het personeelsuitje zitten we bij elkaar. We praten over onze ‘zorgenkindjes’. Haar dochtertje krijgt op drie jarige leeftijd leukemie. Mijn zoon wordt op zijn zestiende zwaar depressief. Waar zouden we dat aan verdiend hebben? Anneke is een goeie luisteraar. Kijkt me aan als ik wat zeg. Ik zak wat verder weg in het bad en zet de bubbelaar aan. Lekker, die net niet te hete bubbels op mijn rug. Voel me gelukkig al weer wat beter.

Met mijn vrouw Carola, die inmiddels uit de kerk is gekomen, ontbijt ik nog een beetje mee. Uit haarzelf zegt ze geen woord over haar kerkbezoek. Als ik haar vraag hoe de preek was, zal ze wel wat gaan zeggen maar ik vraag niks. Van de ene op de andere dag gaat ze opeens, samen met een buurvrouw, naar de kerk. Streng gereformeerd nog wel. Terwijl er tot nu toe, ze is 54, nooit ruimte voor een God in haar leven is geweest. Ik begrijp er niks van. Ze laat zich misschien nog dopen ook.

Zoon Theo  is op bezoek geweest bij mijn moeder, zijn oma.  Hij heeft er een naar gevoel aan over gehouden. Oma vindt de chocolaatjes die hij meegenomen heeft maar niks. ‘Ze krijgt altijd van iedereen hetzelfde: chocolaatjes.’ Wim, de vriend van mijn moeder, legt Theo iets te nadrukkelijk in de watten als zieke, zielige depressieveling. Dat irriteert hem. Theo houdt helemaal niet van dat ‘hulpvaardige Harrie gedrag’ van Wim.

Ik vraag Theo hoe het met oma was.  Hij haalt zijn schouders op; gaat naar zijn kamer. Ik voel weerstand naar oma bij hem; ook bij mezelf trouwens. Heb absoluut geen zin om bij haar op bezoek te gaan. Laat anderen maar eens wat meer gaan doen. Ik heb al genoeg gedaan.

Theo wil niks weten van de door mij uitgeknipte advertentie: Gemeente Rotterdam zoekt Assistent-Accountant. Hij gaat liever een cursus basgitaar doen bij de Stichting Kunstzinnige Vorming Rotterdam en een gitaartje kopen. ‘Als het maar niet zo gaat als met je keyboard’, denk ik. ‘Daar heb je drie maanden op gespeeld en sindsdien staat dat ding in een hoek van je kamer weg te rotten’. Maar goed, ik heb zelf ook, ik weet niet hoe lang, lopen klootzakken en experimenteren met een gitaar, een pc, een viool, een hometrainer ….en nog weet ik eigenlijk niet precies wat ik wil.

Want ook waar ik nu mee bezig ben, schrijven, is weer een poging om iets leuks te doen. Vreemd eigenlijk wel, want van een bekende Nederlandse schrijver is de uitspraak: ‘schrijven is lijden. Er is helemaal niets leuks aan. Schrijvers die zeggen dat ze schrijven leuk vinden zijn per definitie onleesbaar (slik). Schrijfsels waar de pijn vanaf schrijnt, die doen de lezer gloeien’.

 

maandag 16 mei 2022

GESCHEIDEN INZAMELEN

 

Milieubewust als ik ben, verzamel ik mijn afval gescheiden. Op het balkon staan een glasbak en een grote restafvalbak. In mijn keuken een papierbak en een compostbakje. De poes deponeert in haar eigen bak ook nog wel wat maar dat gaat gewoon bij het restafval.

Als kind van de vijftiger jaren groei ik op in het ‘alles in één vuilnisbak’ systeem. Het sorteren van het afval wordt gedaan door de vuilophaaldienst (ROTEB). Als ik 8 ben zegt mijn moeder, dat ik nu wel zo’n sterke vent ben, dat ik de vuilnisbak (nettogewicht alleen al 4 à 5 kilo) buiten kan zetten. Natuurlijk laat ik me niet kennen maar eigenlijk is het een beetje te zwaar voor me. Ik wil natuurlijk ’een grote jongen’ zijn … dus ik kan het. Drie trappen af met een tot de nok gevulde metalen vuilnisbak. Twee maal per week komt de vuilniswagen en elke keer is de vuilnisbak boordevol. De vuilniswagen brengt het afval naar de Rotterdamse vuilnisbelt, vlakbij de Gordelweg. Een enorme stank daar.  Er ligt van alles op. Bedrijfjes met een vergunning daarvoor,  mogen op die vuilnishoop nog zoeken naar eventuele handel. Boven de afvalberg klinkt onophoudelijk begerig en eisend gekrijs. Meeuwen! 

Tegenwoordig is vrijwel alles verpakt in karton, papier, aluminium- of plasticfolie, glas of  kunststof. In de vijftiger jaren wordt nog veel los verkocht of verpakt in kranten, papieren zakken of vellen papier. Wij nemen naar de melkboer, een melkkannetje of een melkkoker mee en een schaaltje voor de eieren. Bij de groenteboer worden de aardappelen in de meegebrachte tas gekieperd. Het grote verschil met vroeger is dat de groente-industrie al aan het snijden is geslagen. Zo kopen gehaaste tweeverdieners vaak en graag, gesneden andijvie, sla, en diverse koolsoorten. Ook gekookte groenten en peulvruchten worden aangeboden: bieten (krootjes) en (bruine) bonen, meestal verpakt in plastic, pot of blik.

Papier (zakken of vellen)  is het meest gebruikte verpakkingsmateriaal. Voor allerhande drank, van melk tot zwaar alcoholische dranken, is er de glazen fles. De glazen flessen worden hergebruikt; het statiegeld dat de consument voor de fles moet betalen is een garantie dat de fles terugkomt.

Blik verdwijnt in de vuilnisbak. Net als papier en ook kranten, die door gebruik vies zijn geworden.  Zo verpakt de visboer zijn handel en de arbeider zijn eten in oude kranten.

Recyclen van papier levert weer nieuw papier op. Oude kranten worden zo af en toe ook opgehaald voor goede doelen. Op mijn lagere school gebeurt dat voor hongerige mensen in Afrika. Charitatieve instellingen kunnen met de opbrengst van dat oud-papier hun doelen financieren. 

Twee handelaars in afval, die in de vijftiger jaren uit het straatbeeld verdwijnen, zijn de schillenboer en de lorrenboer. De schillenboer komt met zijn paard en wagen langs om het groente- fruit- en tuinafval op te halen. Later als de paarden niet meer zo in zwang zijn, komt de schillenboer langs met zijn zogenoemde ‘ijzeren hond’, een soort brommer met een laadbak.

De lorrenboer handelt in lompen en metalen. Hij weegt oude kleren, dekens en ander lappenspul, koopt het op en betaalt daarvoor een kiloprijs. Dat zelfde doet hij met metalen als lood, tin, nikkel en koper. De lorrenboer vervoert zijn handel óók in een ijzeren hond.

In plaats van die laatste twee ‘boeren’ staat tegenwoordig de groente-  fruit- en tuinafvalbak en de Leger des Heils-container in de buurt.. ‘Morgensterren’ tenslotte, ontfermen zich vooral over het voor hen nog waardevolle op straat rondslingerende metaal.

zondag 15 mei 2022

JUMPING JACK

 

Zaterdagavond ben ik in Schiedam. Ik heb daar tweeëneenhalf uur genoten van het optreden van ‘Flight to Rolling Stones’, een Rolling Stones cover band … voor alle duidelijkheid: een coverband is een band, die alleen maar nummers van een bepaalde groep op zijn repertoire heeft. In dit geval dus van de ‘Rolling Stones.’

Vorige week donderdag, eigenlijk op het allerlaatste nippertje,  hoor ik van kennissen dat de ‘Flight’ zaterdag  optreedt. Zij hebbende  band al eens gezien; ze zijn er enthousiast over.  We gaan en spreken af  om kwart voor acht voor de zaal.

Het is zaterdag lekker weer dus ik besluit om naar Schiedam te gaan fietsen. In een uurtje ben ik er. Om kwart voor acht sta ik voor de zaal. Mijn kennissen zijn er dan nog niet. Pas om negen uur komen ze eindelijk aanzakken.

‘Ik heb je vanaf kwart voor acht gebeld om je te zeggen dat de ‘Flight’ pas om tien uur begint …  maar … ik hoor alleen maar je voicemail,’ zegt Greta.

‘Klopt, ik laat m’n smartphone altijd thuis als ik uit ga.’

Greta, Otto, Hans en ik gaan de zaal in. Het is niet zo  druk als ik verwacht had; zo’n  honderd mensen. Nog drie kwartier. ’t Is hier nauwelijks mogelijk je verstaanbaar te maken. Het geluid staat loeihard. Ik ben dat niet meer zo gewend.  

Dan is het moment daar. De Flight gaat overrompelend van start met ‘White horses’, ‘Brown sugar’ en ’Jumping Jack Flash’. Ik kan er niet rustig bij blijven zitten. Ga met een pilsje in mijn hand, een beetje staan te swingen aan de rand van de dansvloer. Goeie band. Die zanger heeft net zo’n stem als Mick Jagger. De eerste sessie duurt een uur. Dan een half uur pauze

De tweede sessie besluiten we ‘uit ons dak’ te gaan. De band begint met ‘The Last Time’, een beetje sloom nummer, helaas. Dan spelen ze Caroll en It’s all right now’ … en nog een stel van die stevige rocknummers, echt bedoeld om je uit je dak te laten gaan. Ik heb in jaren niet meer zo wild ‘gedanst’, we zwepen elkaar lekker op.  Af en toe voel ik een pijnscheutje in mijn rechterknie. Maar dat mag geen naam hebben. Ik swing en spring vrolijk door. Het laatste nummer dat ze spelen is Ruby Tuesday. De hele zaal schreeuwzingt het refrein mee. Geweldig!

Het is inmiddels half een. Ik zeg de Leidenaren gedag. Tijd om te gaan.  Loop naar mijn fiets. Mijn knie voelt niet best. De pijn wordt gelukkig minder naarmate ik dichter bij huis kom te fietsen. Maar als ik bij huis van mijn fietsje stap is de pijn in alle hevigheid terug. Ik kan niet eens meer de trap op lopen. Bij elke stap sterf ik van de pijn aan mijnrechterknie. Ik hoef godzijdank niet meer te lopen. Gauw gaan liggen. Morgen zal het wel beter gaan.

Maar morgen gaat het helemaal niet beter. Het is zelfs nog heftiger geworden. Normaal doe ik ‘s zondags het huishouden. Deze zondag zit ik voornamelijk op de bank en alleen voor het hoognodige sta ik op.

Ik had het kunnen weten: voor wild swingen en springen ben ik  te oud geworden. Dat moet ik voortaan maar overlaten aan jonge  Jumping Jacks.