zaterdag 26 september 2015

VROEG

Het is nog vroeg als ik dit schrijf. Tien voor negen. Voor het schrijven van een stukje als dit is het tamelijk vroeg. Normaal schrijf ik ‘s avonds. Soms over dingen die ik in de loop van dag heb meegemaakt en soms over zomaar wat.

Het begin van deze zaterdag is schitterend! Strak blauwe lucht en zó helder dat ik vanaf mijn balkon de Rotterdamse wolkenkrabbers, een klein stukje boven de grote bomen van het Kralingse Bos zie uitsteken.
Ik blijf niet te lang staan genieten op het balkon want het is daar nog maar net zes graden Celsius en dat is een beetje te koud voor in mijn pyjama. De balkondeur en het woonkamerraam laat ik wel open staan; kan het huis eens lekker luchten.
Over mijn balkondeur heb ik mijn dekbed gegooid. Het dekbed vond dat geen goed idee, in die kou,  want het wilde gelijk weer terug op mijn, nog een beetje warme,  bed .
Daar op het balkon (ik woon op de 4e verdieping) is ook al goed te horen dat er flink wat gemotoriseerd verkeer aktief is. Het lijkt wel of er golven geluid mijn kant op komen. Het is niet echt oorverdovend; het is gewoon een beetje hinderlijk aanwezig, de ene keer erger dan de andere keer. Het is maar net hoe de wind staat, denk ik.
De vogels zijn ook al vroeg op. Vooral de eksters zijn duidelijk aanwezig. Ik zie ze alleen niet. Waarschijnlijk zitten ze in het struikgewas of in de bomen waarschuwend te krassen en te knarsen, want leuk of lief klinken die vogels niet. Eksters zijn wel krachtige, moedige vogels: ik heb twee eksters eens een kat, die te dicht bij hun nest met jongen kwam, op de vlucht zien jagen. Meestal zijn hier ook veel meeuwen maar gek genoeg zie ik nu nog geen een. Ze dachten misschien: lekker weertje vandaag, we blijven lekker bij het strand … tja, je weet niet hoe die beesten redeneren … als ze redeneren.

Aan de andere kant van mijn huis is het vandaag superrustig. Op werkdagen is het tussen acht en negen uur  op werkdagen altijd een drukte van jewelste. Ouders komen dan met de auto hun kinderen naar de school, bij mij aan de overkant,  brengen. Er staat dan een heuse file in de straat en soms ontstaan er wel eens gevaarlijke situaties wanneer autorijdende ouders plotseling te hard optrekken en vergeten dat er nog andere kinderen naar school moeten … de weg moeten oversteken. Niet alle kinderen komen met de auto er worden er ook nog wel een paar gebracht op de fiets of in de bakfiets. Zelfs komen nog enkele kinderen lopend naar school; alleen of aan de hand van hun ouders.

Dat gedoe met die auto’s enzo heb ik zelf nooit meegemaakt. Mijn ouders hadden geen fiets of een bakfiets laat staan een auto. Mijn vader was al lang en breed op zijn werk als ik naar school moest en mijn moeder kon me niet wegbrengen omdat ze thuis voor mijn kleine broertje en mijn twee kleine zusjes moest zorgen. Mijn eerste schooldagen wezen een paar buurmeisjes me de weg naar school en de acht jaren daarna ben ik alleen of samen met vriendjes  die kilometer naar school gelopen. Was geen enkel probleem.
Ik vraag me wel eens af of die auto-ouders misschien vergeten zijn dat er beentjes en voetjes aan hun kinderen zitten?

Kinderen hoor ik vanochtend niet. Die zullen wel uitslapen, voor de tv zitten, spelen met de Nintendo, met lego of zitten lezen. Buiten hoor of zie ik ze in ieder geval niet.
Wel hoor ik op een afstand, luid geschreeuw van volwassen mannen. Het klinkt niet als ruzie meer als elkaar opjutten, aanmoedigen. Af en toe hoor ik een schrel gefluit … en dan gaat me een lichtje op. Het is zaterdagochtend. Er wordt gefoebeld. Daarginder, in oostelijk richting,  zijn achter die bomen foebelvelden. Mannen foebelen daar. Zij leven zich lekker uit.

Hun spel wordt soms onderbroken door de man met de fluit.

vrijdag 25 september 2015

CONCENTRATIE

Zolang ik bezig ben met een stukje als dit, wat ik nu aan het schrijven ben dus, heb ik er geen last van maar als ik er mee klaar ben, dan slaat het kwaad steeds weer toe: concentratieproblemen. Ik heb er merkwaardig veel last van de laatste tijd. Het zal wel te maken hebben met mijn medicijnen. Haldol, lithium en temesta beïnvloeden allemaal de rijvaardigheid: dan zullen ze ook wel mijn normale gedrag buiten de auto of wat voor vervoermiddel dan ook beïnvloeden.

Ik zit achter mijn pc en merk ‘Hé, ik heb dorst’ en besluit: ‘Kom, ik ga melk drinken’. Ik sta op en loop in de richting van de keuken, waar de koelkast staat, met de melk er in. Halverwege de pc en de koelkast denk ik ineens: ’hé, wat ben ik nou eigenlijk aan het doen?’ Ik zie en weet dan wel dat ik in de richting van de keuken loop maar ik heb geen idee meer waarom ik dat doe. Voor de zekerheid loop ik nog wel door en ik kijk even rond in de keuken. Het gaat me niet dagen wat ik daar kom doen. Dan maar weer terug naar mijn pc. Ik ga zitten achter mijn pc en ga weer aan het werk. Binnen enkele seconden merk ik toch weer dat ik dorst heb …en nu vergeet ik het niet meer: ik sta op vanachter mijn pc en ik ga recht op mijn doel af: de melk in de koelkast.

Een ander voorbeeld.
Het is al laat. Ik heb de samenvattingen bekeken van de bekervoetbalwedstrijden. Het is tijd voor tanden poetsen, zalfjes op mijn hoofd smeren, pillen slikken, pyjama aan doen, een stukje lezen en naar bed gaan.
Het gaat gelijk al fout want in plaats van naar de badkamer, loop ik naar de meterkast, die precies één deur verder is. Dit is trouwens een foutje dat ik al tientalle keren gemaakt heb. Steeds weer stap ik die verdomde meterkast in. Maar nu ben ik binnen in de badkamer. Tanden poetsen met de elektrische tandenborstel. Ik til de borstel uit het opladertje en pak de tube om de tandpasta op het borsteltje te spuiten. Blijkt dat ik niet de tube tandpasta maar de tube moddervette crème heb gepakt, die ik op mijn geïrriteerde voorhoofd moet smeren. Net voordat ik de crème op het borsteltje spuit kom ik er achter en verwissel snel de zalf voor de tandpasta.

Vanmiddag ging ik boodschappen doen; op vrijdag is hier altijd markt. Ik parkeer mijn  fiets zo dicht mogelijk bij de markt. Ik koop wat groenten, fruit en olijven. Het is hier allemaal behoorlijk duur voor een markt. Ik koop ook nog twee bossen gladiolen en een bosje fresia’s. Dat geeft mijn huis weer een beetje meer kleur en sfeer. Dan heb ik wat ik hebben wil en ga weer op huis aan. Als ik bijna bij de portiekingang van mijn flat ben realiseer ik me dat ik mijn fiets bij de markt heb  laten staan. Tsja, nu ik hier toch al ben breng ik de boodschappen maar naar boven en ruim ze op. Daarna ga ik mijn fiets wel halen. Zoiets als dit is me gelukkig nog niet zo vaak overkomen.


Misschien zijn het wel helemaal geen concentratieproblemen maar is het gewoon dementie … of misschien wel alle drie.

donderdag 24 september 2015

GRATIS OV

Over drie weken mag ik gratis met de tram, bus en metro. Dan ben ik 65 jaar en drie maanden. Ik had al eens aangeklopt bij de Rotterdamse Elektrische Tram (RET) toen ik één dag vijfenzestig was maar toen stuurde die loketbeambte van de RET me met een satanisch glimlachje weg: ‘Kom over drie maanden nog maar eens terug, ouwe.’ Nee, dat zei hij niet echt. Daar zou hij voor ontslagen kunnen worden. Hij zei het niet echt maar hij straalde wel zoiets uit.
Ik denk trouwens niet, dat ik er veel mèèr gebruik van zal gaan maken, als het openbaar vervoer hier in Rotterdam gratis voor me wordt.  Ik ben namelijk een fietser en alleen als het erg slecht weer is pak ik wel eens de metro of zo en daarbij denk ik dan nooit aan de kosten daarvan.
Ik fiets omdat ik fietsen fijn vind. Lekker in de (helaas soms wel vuile)  buitenlucht. De beweging en inspanning houden me in goede conditie en ontspannen me. In het openbaar vervoer zit je maar of sta je maar. Door het rotweer van de laatste tijd ben ik nogal eens met de metro gegaan en het viel me toen op dat het zo vreselijk druk was. Een paar keer was er geen behoorlijke zitplaats te vinden en moest ik de hele rit tussen Station Oosterflank en Station Blaak blijven staan. O ja er was toch wel een zitplaats. Zo’n zitplaats, die dwars in het treinstel staat, met de rugleuning tegen de zijwand. Ik moest dan ingeklemd zitten tussen twee mensen. Daar heb ik een hekel aan. Ik heb er geen hekel aan om tussen twee mensen in te zitten, hoor maar wel aan met mijn rug tegen die zijwand te zitten. Daar kan ik absoluut niet tegen … achteruit rijden kan ik ook niet tegen. Van opzij en achteruit rijden in de metro wordt ik kotsmisselijk soms ga ik ook hyperventileren, dus kies ik er maar voor te blijven staan als er geen zitplaatsen vooruit meer zijn.
Met dat regenachtige weer is het ook stervensbenauwd in zo’n treinstel. Ik ben nogal groot (1,85m) en van al die stinkende, vochtige, verdampende lucht, die van al die kleren afkomt, heb ik het een paar keer bijzonder benauwd gekregen. Gelukkig is het een stevige paal waar je je als staande metroreiziger aan vast kan klampen. Anders was ik zeker tegen de vlakte gegaan.
Toen ik een aantal jaren geleden wat regelmatiger gebruik maakte van het openbaar vervoer viel het me op dat vooral jongeren veel naar muziek zaten te luisteren met een koptelefoon op hun hoofd en dat die muziek uit die koptelefoons in de hele coupé hoorbaar was. Dat is nu niet meer zo heftig. Wat me de laatste tijd  in de metro opvalt is het onbeschaamde harde praten over leuke of slechte leraren, goede of waardeloze sporters, bange of stiekeme collega’s, lieve of valse honden, slechte of frisse adem, dure of goedkope winkels, lekkere of vieze gevulde koeken en zoete of stoute kindjes. Wat me dan opvalt, als mensen het daar met elkaar over hebben, is, dat ze niet alleen elkaar zo af en toe aankijken maar ook … en soms ook veel meer, kijken naar wat het effect van hun gekakel is op hun medepassagiers.

Maar het is niet allemaal negatief wat de klok slaat, want een fraai en vaak vertoond ritueel in de metro vind ik,  hoe vooral donkere jongens elkaar begroeten en gedag zeggen: gebalde vuist tegen elkaar, dan zeggen ze iets voor mij onverstaanbaars tegen elkaar: ‘ ????? ????? ???? … … yeah okay man!’ (meestal in het Engels, waarom weet ik ook niet) en vervolgens wordt die gebalde vuist tegen de eigen borst gedrukt, zo  ter hoogte van het hart. Leuk en mooi ook!

woensdag 23 september 2015

RUST

Ik heb de balkondeur en het raam in de woonkamer wagenwijd opengezet. Er stroomt frisse lucht het huis in. Ik zit achter de pc in de slaapkamer in een sweater, met mijn capuchon op. Het was een goeie nacht, zoals eigenlijk wel alle nachten van de laatste tijd. Ik slaap nu zeven à acht uur per nacht en sinds ik nog maar een half slaappilletje (lorazepam) slik, heb ik ook geen last meer van een laf, duf soort koppijn. Half oktober gaat er nog een kwart pilletje vanaf en in november het laatste stukje en dan is het maar te hopen dat ik ‘helemaal zonder’ de slaap kan vatten. De laatste keer dat ik van een kwart op ‘helemaal niks’ overging kreeg ik weer slapeloze nachten. Twee slapeloze nachten. Toen kon ik weer van voor af aan beginnen met twee pilletjes temesta (dat is een andere naam voor als lorazepam).

Mijn slapeloze nachten zijn niet spannend of eng. Ik lig eigenlijk alleen maar te wachten tot de slaap mij oppikt. Denk nergens aan. Pieker niet. Een enkele keer krijg ik een idee om in slaap te vallen. Dan doe ik het licht aan, pak bijvoorbeeld een boek en ga lezen. Meestal vallen dan binnen vijf minuten mijn ogen dicht en zakt mijn kin op mijn borst. Boven mijn boek val ik dus zowat in slaap. Ik leg het boek weg, doe het licht uit en ga weer liggen. Wakker liggen. Precies zoals eerder in de nacht. Zonder gedachten. Niks. Alleen maar eindeloos wakker. Ook wordt ik niet ongeduldig ofzo. Wel komt af en toe de gedachte bij me op dat het niet goed is om zo lang niet te slapen maar ik ben dan niet zo fantasierijk om me voor te stellen wat er zoal kan gebeuren of wat ik zoal zou kunnen gaan doen.
Vijftien jaar geleden had ik ook een paar slapeloze nachten en toen kreeg ik op een van die nachten ‘bezoek’ van een stem, die me probeerde te verleiden naar het balkon te lopen en er vanaf te springen (Ik woonde toen op de vijftiende etage). ‘Het is niet gevaarlijk,’ zei de stem, ‘als je springt, zal je merken dat je kan vliegen … het geeft je een heerlijk vederlicht gevoel… toe maar … probeer het nou maar …’ Ik ging aarzelend uit bed en liep wankelend uit mijn slaapkamer, door het halletje naar de keuken, die aan het balkon lag. Ik wilde dit eigenlijk helemaal niet maar de stem klonk zo verleidelijk … en ook vals, hoorde ik steeds meer. Ik deed de balkondeur open en zomaar ineens, helemaal niet bedacht, begon ik wild met mijn armen rondom mijn hoofd te boksen en achter mekaar hard  ‘nee’ te roepen. Ik trok de balkondeur met een klap dicht en liep vlug terug naar mijn slaapkamer. Kroop mijn bed weer in en trok mijn dekbed helemaal over me heen. De stem was weg. Die had ik weg gebokst. Zoiets als dit is één keer gebeurd. De andere nachten lag ik maar gewoon wakker te liggen.


Het is een rare ervaring zo’n slapeloze nacht. Ik vraag me wel eens af waar ik het geduld vandaan haal om acht uur achter elkaar te liggen wachten op de slaap, die alsmaar niet komt. Ik denk dat ik het geduld toch haal uit ‘de rust’ en ik denk dat het ook klopt wat mijn moeder vaak tegen me zei als ik het nog te vroeg vond om naar bed te gaan: ‘Ga nou maar lekker jongen: slaap je niet dan rust je toch.’

dinsdag 22 september 2015

TOON

Vandaag heb ik ‘Toon’ in huis gekregen en als het goed is, gaat ie hier voorlopig niet weg ook. Een monteur van Eneco is ‘Toon’ komen brengen en heeft hem bij mij geïnstalleerd. ‘Toon’ is een soort superthermostaat, die behalve het normale thermostaatwerk ook heel gedetailleerd aangeeft hoeveel gas en licht je gebruikt, wanneer je dat doet en wat dat allemaal kost. ‘Toon’ kan nog veel meer maar het voert een beetje te ver om dat hier allemaal uit te gaan leggen. Wat ik er nog wel over wil zeggen is dat ‘Toon’ ook de weerradar Rotterdam kan tonen.
Die monteur is een aardige Surinaamse jongeman. Hij vertelt me, zonder dat ik er naar vraag,  dat zijn ouders geboren zijn in Paramaribo maar dat zìjn wieg in Crooswijk stond. Verder is hij veel te zwaar. Ik schat hem op 120 kilo …. maar … dat zegt natuurlijk helemaal niks over zijn kundigheid.  Zijn start bij mij is alleen wel erg slecht. Hij is nog maar net binnen of hij draait zich al weer om, om terug naar beneden te gaan.
‘Ik heb ‘Toon’ geloof ik beneden, vóór de portiekingang laten liggen’ ...’ Toon’, met toch een waarde van vierhonderd euro … op de stoep laten liggen voor de flat … die is natuurlijk weg.
‘Het viel gelukkig mee’, zei de monteur, ‘ik had ‘Toon’ niet voor de deur laten liggen maar op de achterbank van mijn auto. Ik was me wel rot geschrokken,’ zegt ie. Ik vraag hem of hij misschien wat wil drinken, tegen de schrik … dat wil hij wel.
‘Een groot glas water,’ vraagt hij onbescheiden. Ik heb nog een fles lekker koud leidingwater staan. Het is duidelijk te zien dat hij dat nodig heeft: in één teug slaat hij het achterover. Ik dacht bij mezelf: ’wedden dat hij zo dadelijk gaat vragen of hij gebruik mag maken van het toilet.’

Terwijl ik dit zo zit te schrijven, schiet er een totaal nutteloze gedachten door me heen. Ik ga met mijn ex-vrouw en een vriendin van haar (ook wel een beetje een vriendin van mij …maar … meer van haar dan van mij) naar de bioscoop … naar de nieuwe Woody Allen-film ‘Irrational man’… en ineens moet er zo nodig nòg een vent mee, die zich nog nooit in onze directe nabijheid heeft opgehouden. Behalve dan op de tuin een beetje. Die vent, die toevallig ook Toon heet,  is een tuinbuurman. Hij zat een paar tuinen bij ons vandaan, toen mijn ex-vrouw en ik nog een tuin hadden natuurlijk. Waarom zou die nou ineens mee moeten? We kennen hem al meer dan tien jaar en al die tijd hebben we niks met hem ….ja, ‘hallo’, ‘goeiemorgen’, goeiemiddag’; meer niet. En nou komt ie straks zowat ineens naast me zitten in de bioscoop …. raar … maar ja, waarom ook niet. Wat zit ik eigenlijk te zeuren.

De ‘Toon’- monteur vraagt me het wachtwoord van Wifi even op te zoeken en vervolgens vraagt ie of hij gebruik mag maken van het toilet. ‘Toon’ kan niks zonder Wifi. Het Wifi-wachtwoord  staat onderop het modem. Dat vind ik al snel. Maar helaas daarna doet  ‘Toon’ het niet meer. Waarschijnlijk heb ik bij het op zijn kop houden van het modem er een kabeltje uitgetrokken. Volgens de monteur is alles okee maar als ik zelf nog eens goed kijk, zie ik wel degelijk een kabeltje los hangen. Ik stop het kabeltje weer in het modem terug en alles doet het weer.
Als  de monteur bij mij op de galerij de deur uitstapt, komt opeens een man vriendelijk lachend,  met uitgestoken hand naar me toe: ‘Ik ben Toon,’ zegt hij
(‘Jij ook al,’ denk ik)  en hij heet me van harte welkom in de flat en zegt verder: ‘dat u hier lang en met veel plezier mag wonen’. Leuk, zo spontaan! Hij woont hier ook op de galerij. Ik heb hem in de vier weken dat ik hier woon  alleen nog nooit gezien!


Wat ook leuk is: met ‘Toon’ kan ik precies zien hoeveel het maken van mijn prakkie me vandaag aan gas heeft gekost: 9 eurocent op de kop af.

maandag 21 september 2015

AANBIEDING

Mahammad Malik is een nieuwe leerling van mij. Hij komt uit Syrië en is nu twee jaar in Nederland. Vanmorgen zag ik hem voor de tweede keer in het kader van het projekt Samenspraak: twee uurtjes per week Nederlands praten. De eerste keer had ik voor ons een cabine gereserveerd in de bibliotheek maar op verzoek van Mahammad doen we het vandaag bij hem thuis.

Als ik tot twee keer toe bij hem aanbel op de afgesproken tijd van tien uur (’s ochtends natuurlijk) wordt er niet opengedaan. Ik blijf nog even voor de deur wachten vanuit het idee dat hij zich misschien staat te wassen, scheren of aankleden maar er doet niemand open. Ik loop het trappenhuis af en daar zie ik hem staan Mahammed, worstelend met een veel te volgepropte Dirk van den Broek-tas en een oude fiets, die allebei dreigen om te vallen. De tas gaat als eerste en in de gauwigheid tel ik zes pakken Lipton-ice tea, die op straat liggen. Die ‘thee goedkoop …. aktie  … 1,60 euro  voor 1,00 euro. ‘ zegt hij.  Vandaar dus.
‘Ben ik nou zo laat?’ vraag ik.
‘Nee,’ zegt hij, ‘mijn fout …. Ik laat …. Jij goed.’ Hij heeft nog veel te leren.
Ik begrijp trouwens niet goed waarom hij zo kort voor tien uur nog zo veel boodschappen gaat lopen doen. Ik zou er vandaag tot half twaalf zij, dan zou hij daarna toch makkelijk die boodschappen kunnen doen.
Zijn huis, een driekamerwoning is netjes ingericht. In de woonkamer: een bankstelletje, salontafel, dressoir en ’n  eethoek en een hoogpolig tapijt. De gordijnen zijn nog allemaal dicht. Dat is niet tegen de zon want die staat helemaal niet op de die kant.
Uit een kamertje achter me hoor ik babygehuil komen, nou … eigenlijk eerder peutergehuil. Dan stopt het weer. Dan weer gehuil en dan stopt het weer.  Ik hoor een vrouw praten, waarschijnlijk tegen het kind.
Toen ik net aanbelde was er dus wel degelijk iemand thuis maar die deed niet open. Mag ze misschien niet open doen als ze alleen thuis is of durft ze het gewoon niet?
De heer des huizes gaat koffie voor me maken. Hij zegt wel eerst even dat ‘koffie niet goed’  is voor me en dat ik beter thee kan nemen. Het lijkt of hij het gehuil en gepraat in die kamer achter me niet hoort.
Als we net begonnen zijn met de samenspraak (met de koffie en een heleboel koekjes)  komt zijn vrouw met het kindje op haar arm de woonkamer inlopen. Ze praat beter Nederlands dan Mahammad. Ze zegt één mooie zin  over de peuter: ‘Hij heet Firas en hij is één jaar.’
Mahammad zegt losse woorden en maakt drukke bewegingen met zij handen en armen, waarbij je het verband maar moet raden:
‘Werken…ik….’ en dan maakt  hij bewegingen alsof hij tegels op een vloer aan het leggen is. Hij moet duidelijk nog veel leren. Hij zit ook op Nederlandse les drie ochtenden in de week, met grammatica. Het zal best wel goed komen met hem. Maar hoe zijn vrouw er bij komt te zeggen dat Mahammad beter Nederlands spreekt dan zij is me een raadsel.

We praten anderhalf uur en lezen tot slot in een oude Volkskrant Magazine het relaas van een gevlucht tien jarig Syrisch meisje. Begrijpend lezen gaat hem duidelijk beter af dan praten. Volgende keer komt hij voor Samenspraak naar mijn huis. Op de fiets. Hij doet alles op de fiets. Wat dat betreft lijkt hij mij wel.  

zaterdag 19 september 2015

BUIKLOOP

Al een paar dagen heb ik ‘de schijterij’. Ik wil natuurlijk weten hoe ik daar aangekomen ben.  Het was misschien drinken of eten, dat niet goed meer was of ik ben gewoon áángestoken door deze of gene. Dat laatste is een beetje moeilijk na te gaan want er zijn maar weinig mensen,  die er tegen relatief onbekenden voor uitkomen, dat ze de ‘big shits’ hebben. Ik zal het dus moeten zoeken in wat ik zelf gegeten of gedronken heb. Misschien was het wel mijn eigen voedsel dat bedorven was. Maar eigenlijk geloof ik dat niet.
Het is trouwens wel een heel rare diarree, die ik heb. Nooit eerder had ik hem zo. Ik laat heel langgerekte scheten en vervolgens spuit ik een, als water zo heldere, vloeistof uit mijn lichaam. Tussen die scheten door fliept er dan ook af en toe een klein echt poepje tussendoor. Heb nooit zo iets vreemds gehad. Maar hoe kóm ik er aan?
Een mogelijke schuldige is het eten van de maandagavond. Ik at toen niet thuis maar in het buurthuis de Prinsenhof.
Op het menu stond: uiensoep; bruine bonen, aardappelen met twee speklappen en een vlaflip toe. Het zag er lekker. Het smaakte ook allemaal prima. Maar dat zegt allemaal niks. In mijn jeugd ben ik, onvergetelijk, een week lang kotsmisselijk en strontziek geweest van een bedorven kroketje, dat er heel smakelijk uitzag. Dat was op een oudejaarsavond en ik was acht jaar. Zo veel als toen, heb ik in mijn hele leven niet meer gekotst.
Een grotere kans als ‘ware schuldige’ van mijn buikloop is de Chinees hier om de hoek.  Ik was daar woensdagavond samen mijn zoon. Hij is mij een dagje wezen helpen met het schonen van mijn pc en het installeren van m’n geluidsinstallatie. De Chinees was mijn traktatie voor zijn nuttige arbeid. We kozen allebei hetzelfde: mihoen met kipsaté (met pindasaus) en grote gebakken garnalen. Ook hier zag het er allemaal ‘fingerlicking good’ uit. Alles. Die garnalen, toen ik die twee gebakken garnalen zag, liep het water me gelijk uit de muil … achteraf gezien zagen ze er eigenlijk veel te lekker uit: … ze smaakten bij nader inzien ook véél te lekker. Alletwee. De eerste was alleen net  iets knapperiger. Ik heb ze allebei een beetje te vlug, te schrokkerig naar binnen gedrukt … maar van snel iets naar binnen drukken heeft denk ik nog nooit iemand de schijterij gekregen. Toch denk ik nu, dat het de garnalen waren, die me het dun door de broek doen lopen. Het waren mijns inziens kwaadaardig, zieke  garnalen, die zich met opzet zo vurrukkeluk hadden vermomd, dat ik geen weerstand kon bieden aan hun verleiding en ze veel te gretig opat … met alle gevolgen van dien..  misschien … want mijn zoon is weer helemáál niet ziek geweest … dus…
Maar als ik even goed nadenk moet het me meteen duidelijk worden waardoor ik nou aan de dunne ben: de sportdag voor werkers en vrijwilligers van ’t Klooster. Ik heb daar samen met Annie, een vriendin, en  zo’n 25 anderen, drie uren in de gestaag neervallende regen en kou lopen sporten. Ik was zeiknat en verkleumd aan het eind. Halverwege werden  uit een geparkeerd staande auto drie schalen met broodjes gehaald en melk en karnemelk. Drie broodjes heb ik daarvan gegeten. Met kaas en vleeswaren (halal). Van die paar uur sporten en het (halal) eten ben ik, zeker weten, een beetje ziek geworden. Het eten heeft veel te lang in die auto liggen wachten voordat het  gegeten werd …  dat weet ik nu wel zeker want Annie belde me en zei dat ze sinds de sportdag ook al diarree had.
Fijn dat ik het nu weet maar veel maakt het niet ut want ik moet nu toch wèèr.