Nadat ik gestopt was met roken, haalde ik me van alles en nog wat in mijn hoofd. Kan ik nog wel een beetje normaal leven leiden zonder mijn sigaartje ‘voor … tijdens … of nadien’?
Een boek lezen?
Een stukje schrijven?
Gezellig babbelen met collega’s?
Iemand vriendelijk te woord staan?
Geconcentreerd auto rijden, fietsen, lopen?
Geduld hebben met de irritante medemens?
Uit eten? Ook: gewoon
thuis eten?
Naar een voetbalwedstrijd (kijken)?
De hele nacht doorslapen?
Rustig in slaap vallen?
Op verjaardagsvisite?
Mijn bed uitkomen?
Een kopje koffie?
Vergaderen?
Iets vinden?
Poepen?
De tijd zal het leren. Want: ik ben nu eenmaal gestopt. Mijn
laatste sigaartjes maakten me misselijk … bezorgden me hoofdpijn, pijn aan mijn keel, een schraal
gevoel in mijn mond, op mijn tong, aan mijn lippen en bovendien merkte ik, dat
ik te weinig zuurstof binnen kreeg. Dus het was prima om te stoppen.
‘Ik heb die twintig sigaartjes per dag he-le-maal niet
nodig,’ zeg ik kordaat tegen mezelf.‘ Al zal het stoppen niet meevallen.
Vijftien jaar ben ik nu verslaafd geweest aan de teer en nicotine. Niet meer
dan logisch, dat mijn lichaam flink gaat opspelen wanneer het die stoffen niet
meer binnen krijg.
Ik zal zonder twijfel afwezig zijn, chagrijnig, agressief en
misschien soms een beetje depri. Hoofdpijn krijg ik en een uitgedroogde strot.
Veel stemmen in mijn hoofd zullen me, in alle toonaarden, wijs maken, dat roken
geen kwaad kan: 'pak toch weer eens lekker een cigarillootje, jongen, dan gaat
het vanzelf beter met je.'
Het sigaartje deed me op het laatst geen goed meer, dus hield
ik er mee op. Ik moest weerstand bieden aan de kwelduivels in mijn kop, die mij
een wonderschone gezonde toekomst in het vooruitzicht wilden stellen, ook als
ik weer ging roken. Ik moest die demonen
gewoon laten uitrazen en volharden in wat ik wilde: stoppen.
Het zal zijn tijd nodig hebben om het nicotinegehalte in mijn bloed tot nul te
reduceren. Bevreesd bedacht ik me wat er allemaal op me af zou komen. Hoe zal
dat gaan? Na het eten bijvoorbeeld: het toch op-één-na-lekkerste rookmoment,
dat ik me kan bedenken. Als ik vóór een maaltijd al weet dat ik erná niet mag
roken, verword ik tot een tobbende 'met lange tanden’ eter'. Het
op-één-na-lekkerste lekkerste rookmoment bestaat dan voor mij niet meer.
Daartegenover staat dat ik veel meer lucht krijg. De schraalheid in de keel
verdwijnt, alsmede de hoofdpijn. Bovendien scheelt het me een hoop geld.
Ongeveer 50 euro per week. Tweehonderd per maand. De moeite waard toch?!.
Jarenlang rook ik inmiddels niet meer. Tien kilo zwaarder en
duizenden euro’s rijker. Dat wel. Al die hierboven genoemde zaken, ik denk er
niet meer aan. Het roken is volledig uit mijn systeem verdwenen. En, als gevolg daarvan is ‘gezonder,
hygiënischer, netter, frisser,’ mijn leven stukje bij beetje gaan domineren.
Bewegen doe ik meer: met mijn snelle sportfiets pak ik
wekelijks zo’n driehonderd kilometer. Ik poets mijn tanden weer dagelijks, … nu
heeft het weer zin. Mijn kleren ruiken altijd
lekker fris. Mijn plafond blijft wit. De
gordijnen blijven verbazingwekkend lang schoon. (Roken is immers héél slecht,
vooral voor de gordijnen). Koffie heb ik door thee vervangen. Vrij snel vroeg
mijn lichaam al niet meer naar nicotine na een kopje Earl Grey-thee.
Niet roken na het eten: wat een kwelling was dat! Drie
maanden duurde die kwelling. Nu taal ik niet meer naar dat sigaartje.
Niks lekkerder dan een rokertje na een fijne vrijpartij. Bij
uitstek hèt allerlekkerste rookmoment vond ik en menige man zal me dat na
zeggen. Tegelijk met roken ben ik echter ook gestopt met vrijen. Wáárom zou ik überhaupt
nog beginnen aan een lekkere vrijpartij? Zonder dat sigaartje achteraf, had ik
daar geen enkele behoefte meer aan.