donderdag 17 maart 2022

NIET LEKKER

 

Altijd als er bij mij in de buurt iets niet helemaal goed gaat, voel ik me daar achteraf,  langdurig niet zo lekker bij. Zo ligt er bijvoorbeeld op het trappenhuis een viesgeel uitgeslagen papierenzakdoekje. Achteloos door iemand daar laten vallen.  Ik krijg dan de neiging om het op te rapen en het beneden in de vuilcontainer te gooien.  Toch doe ik dat niet. Logisch, want het is vet goor en misschien word ik er nog wel ziek van. Dus ik laat het zakdoekje lekker liggen. Maar wat gebeurt er dan: ja, dan voel ik me de hele dag niet prettig,  omdat ik niet even terug naar huis ben gegaan om mijn werkhandschoenen op te halen en daarmee dat viesgele zakdoekje op te pakken en mee te nemen naar beneden.  Het voelt gewoon ook nú nog niet lekker.

Gisteren zat ik met twee kennissen, ik weet ineens weer hoe ze heten, Therese en Wim, in de zon op het terras van restaurant de Schone Lei, met uitzicht op de Kralingse Plas en de Rotterdamse skyline. We drinken thee: verse mint.  Wim vertelt onophoudelijk over zijn autistische zoon, Therese  over haar echtscheiding, al jaren geleden uitgesproken en ik zeg  wat over mijn kleindochters, die ik, helaas,  vrijwel nooit te zien krijg. Dan wil Wim de rekening voor ons drieën betalen. Therese zegt dat ie dat niet moet doen … we betalen gewoon ieder voor ons zelf. ‘Nee, het is wel goed zo.’ zegt Wim. Hij kondigt aan dat hij over een minuut of tien weg gaat. Een afspraak met zijn zoon.  We praten nog even door. Tot het tijd is voor Wim om te gaan.  Therese en ik genieten nog een half uurtje van het mooie weer.  Pas een dag later, ik stond al een tijdje onder de douche, realiseerde ik me dat ik Wim helemaal niet heb bedankt voor het betalen van mijn kopje thee. Nu, meer dan 24 uur later, zit me dat nog steeds niet lekker.

Ik neem vrijwel nooit de lift. Noch naar beneden noch naar boven.  Dit keer moet ik een zware vuilnisbakzak naar de restafvalcontainer sjouwen. Niets vermoedend stap ik de lift in. Op het allerlaatste moment zie ik dat ik bijna in een grote plas water stap. Ja, was het maar water. De hele lift is doordrongen van misselijkmakende hondenzeik. Om welke hond het gaat kan ik natuurlijk niet ruiken. Het is veel pies, dus het zal wel een grote hond geweest zijn.  Nou, er zijn zeker een stuk of tien grote honden in onze flat.  Dus zoek maar eens uit van welke hond de plas is. Als mijn vuilniszak in de container ligt, ga ik weer naar mijn woning. Met die smerige lift. Pak een teiltje en een paar dweiltjes. Als de lift er is staat er een jongeman in, die van een hogere étage komt. Terwijl de lift naar beneden zakt, dweil  ik de troep op. ‘Heeft uw hond zich vergist, meneer?’ vraagt de jongeman. ‘Neen.’ zeg ik, ‘ ik heb geen hond. Dit is de plas van  de hond van een ander.’ ‘Zo , goed hé van u, om dat dan toch op te ruimen.’ ‘Ja, dat wel, maar als ik het  niet doe, dan komt die zeik overal in de flat terecht.’ Wat overheerst bij mij is: wat ben je toch een lulletje, dat je die zooi voor  de een of andere klootzak ga op lopen ruimen. Nog steeds zit me dat niet lekker.

 

woensdag 16 maart 2022

ANDERS

 

De dag is tot nu toe heel anders gelopen dan ik de laatste tijd gewoon ben. Ik ben gewekt door de wekker. Dat laat ik nooit gebeuren. Echt een verrassing is het natuurlijk niet. Want een wekker loopt natuurlijk alleen maar af als je hem zelf zet. Ik had hem voor deze woensdagochtend op half acht gezet. Wat ik natuurlijk nooit gedaan had als ik geweten had dat ik zo kloterig zou slapen deze nacht. Om drie uur ’s nachts moest ik piesen en daarna heb ik zeker een kwartier wakker gelegen. Het zelfde gebeurde om vijf uur.  En al die tijd dat ik wakker ben, lig ik manieren te verzinnen om Poetin af te maken.  Allereerst moet ik dan dicht in zijn buurt zien te komen. Maar hoe krijg ik dat voor mekaar? Ik heb er nu spijt van dat ik niet in militaire dienst ben geweest. Dan was ik misschien opgeklommen tot hoge militair. Samen met andere hoge militairen uit andere ‘anti-Poetin’ landen   had ik dan een soort A-team kunnen vormen met als enige doel om Poetin te elimineren.  Onze missie zou zeker slagen.  Van heel lang geleden herinner ik me films met doortastende geheim agenten die succesvol samenwerkten om kwaadaardige, onmenselijk, dictatoriale  figuren als Mugabe, Kim Jong Il en dus Poetler  uit de samenleving te verwijderen.  Als ik er binnen het kwartier niet uitkom. ben ik zo slap om weer in slaap te vallen. Dan wekt de wekker me; die dwingt me mijn bed uit. Dan ga ik douchen … iets wat ik volgens wel ingelichte kringen (mijn voormalige vriendin) nooit schijn te doen. Heerlijk, die ene keer in het jaar dat ik douche, daar geniet ik dan volop van. Toch sta ik er ook weer niet  tè lang onder, omdat de gasprijs momenteel wel heel erg de pan uit rijst.

Aankleden daar is niks bijzonders aan.  Ik doe alleen geen onderbroek aan.  Dat vind ik vandaag prettiger. Waarom? Geen idee. In plaats van de dagelijkse gezonde bak muesli eet ik twee Allison boterhammetjes met mild gezoete jam. Ik drink er een kopje koffie bij; doodnormaal en niet anders dan anders. Ik ben speciaal zo vroeg opgestaan om naar de sportschool te kunnen.  Dat is alleen maar op woensdag dus nooit op andere dagen. Ik begin om negen uur. Tien minuten roeien. Vervolgens vijftig minuten allerlei gymnastische oefeningen met stokken en oefeningen met diverse fitness-apparaten. In de sportschool spreek ik deze keer ook met aanwezige dames over het stemmen, Dat is onder andere vandaag, Stemmen voor gemeente- en wijkraad. Ik geeft mijn stem aan partijen die armoede en woningnood  willen tegengaan. De dames vinden de natuur belangrijker; één van de dames vertrouwt zelfs op de door Pim Fortuyn geïnspireerde partij Leefbaar Rotterdam. Helaas zal die partij wel de grootste worden. Dan is het sportieve deel van de dag alweer voorbij.

Weer thuis ga ik zitten klooien met mijn nieuwe smartphone. Ik wil een screenshot maken en dat lukt me gvd alsmaar niet.  Het is voor een uitnodiging die ik wil maken. Ik blijf hannesen tot het moment dat ik er mee móét stoppen. Dat is half een (twaalf uur dertig). Dan ga ik een rondje Kralingse Plas doen met een man en vrouw die ik nog nooit van mijn leven gezien heb. Dat heb ik de laatste tijd wel meer dat ik ineens dingen doe met totaal onbekende mensen. Ik ben nu net thuis. Het is me best bevallen en het is weer eens wat anders.

     

dinsdag 15 maart 2022

DE KIPPENPOOT (2)

 

De kippenpoot (2)

Het klimmen gaat prima maar halverwege de afdaling verlies ik mijn grip op het hek en val een halve meter. Ik blijf met de binnenkant van mijn dijbeen in de tien centimeter lange punt van het hek hangen, één meter boven de grond ongeveer. Met beide handen aan de spijlen van het hek, kan ik voorkómen dat ik alsnog achterover op de grond kukel. Ik mis de kracht om mezelf uit de punt omhoog te trekken. Erg veel pijn heb ik niet maar ik schreeuw het wel uit. Anton probeert me van die punt af te tillen maar hij heeft geen kracht genoeg. Hij loopt met al onze tassen weg en zegt dat hij zijn broer er bij gaat halen.

   Heel lang, zeker wel een kwartier, zit ik vastgenageld aan dat hek, te roepen om hulp. Ongehoord en ongezien. Ook Anton liet me stikken.

   Daar komt iemand mijn kant op. Het is ‘de kippenpoot’: de man met de hazenlip en veel te korte armen en benen. Hij is het mikpunt van  de pestapies van de buurt. We lopen achter hem aan en  joelen ‘kippenpoot, kippenpoot, kippenpoot’ als hij woedend achter ons aankomt, rennen we laf weg.

   ''Waarom nou net hij?” Hij moet me herkennen. Komt hij me helpen of nagelt hij mijn andere been ook vast aan het hek.”

   "Wat zit jij daar nou te janken, snotjong?" snauwt hij.

   “Help me hier alstublieft af, ik zit vast,’ kerm ik.

   Met alle woede in hem bijt hij me toe:

   “Blijf daar maar lekker zitten! Je zit daar goed, vuile pestaap!” Driftig stap hij weg.

   De gedachte dat ik hier ten eeuwige dagen moet blijven zitten doet me uitbarsten in een wanhopig gebrul. Opeens draait de kippenpoot zich om. Vraag me niet waarom. Hij komt weer naar me toe. In zijn spleetoogjes zie ik nu een blik, die mij geruststelt. Met zijn korte, stevige armpjes tilt hij me van de punt  af en knoopt zijn witte jasje vlak boven de hevig bloedende wond.

   “Daar moet je snel mee naar de dokter, jongen.’ 

   De dokter hechtte de diepe gapende wond, vlak naast de hoofdslagader.

De kippenpoot draagt me naar huis, belt drie keer aan, aait me over mijn hoofd en laat me alleen. 

   Mijn geschrokken moeder vertel ik, zonder blikken of blozen, dat ik was wezen voetballen op een van de bijvelden van Sparta,  met dit ongelukkige gevolg. Haar reacties vallen me mee. Het blijft bij: ‘eigen schuld, dikke bult’, ‘voortaan beter uitkijken, hè’.

   Na een week of drie is de wond zo goed als genezen.

Al die tijd zie ik Anton niet. Als ik voor het eerst weer op school kom, stopt Anton me een gulden in mijn hand.

   “Hier, nog van die flessies”.

   “Steek die gulden maar in je reet, klootzak!”

maandag 14 maart 2022

DE KIPPENPOOT (1)

 

Gevoelens van pijn, schaamte en boosheid zijn onlosmakelijk verbonden met het litteken. Het ontsiert mijn bovenbeen sinds 1958, het jaar waarin Sparta mij, bij wijze van troost,  het voetbalkampioenschap van Nederland schenkt,  

   Acht jaar ben ik als ik de waarde van lege bier- en colaflesjes ontdek. De maandag na elke thuiswedstrijd van Sparta, gaan mijn vriendje Anton en ik naar het voetbalstadion. We klimmen over het hek van het stadion en verzamelen de lege flesjes, die door de toeschouwers onder de tribune zijn neergegooid.

   Anton pikt geld van zijn ouders en spijbelt. Hij mag van zijn ouders zo laat thuiskomen als hij zelf wil. Veel te wijde, korte broeken draagt hij. Broeken, die zijn witte spillebeentjes accentueren. Anton is twee jaar ouder en twee koppen kleiner dan ik.  Ik ben zijn enige vriendje. Hij durft spannende dingen te doen. Meer dan mijn gewone vrienden, daar voetbal ik vooral mee en we pesten ‘de kippenpoot’. Anton en ik gaan appeltjes gappen, trammetje piepen, of ruitjes inkinkelen. Dat hij naar pies stinkt, neem ik op de koop toe.

   Voor die maandag heb ik een stel grote boodschappentassen nodig om de flesjes in te stoppen. Die haal ik uit mijn moeders voorraad.

   Echt op mijn gemak voel ik me niet tijdens het flesjes rapen. Het is toch een soort van jatten van Sparta. Onder het hoge, houten, schuin oplopende dak, dat de tribune boven ons vormt is het akelig donker. Elke keer als Anton een flesje in de tas laat vallen, krimp ik in elkaar van angst..

  “Oh, wat ben je toch een vreselijke schijterd,’ lacht Anton, als ik fluister, dat hij niet zo’n lawaai moet maken met die flessies. Hij heeft gelijk: de spanning op mijn sluitspieren neemt dusdanig toe dat ik moet poepen. Anton werkt intussen luid en vrolijk fluitend door. Mijn boodschappentassen heeft hij ook al gevuld. Met die drol is gelijk wel een hoop angst uit mijn lijf verdwenen.

We vinden een plek waar we met onze volle tassen ongezien over het hek kunnen. Het is wel uitkijken geblazen voor het prikkeldraad en die gemene ijzeren punten aan het hek. Anton klimt er als eerste overheen. Mij laat hij met die twee tassen staan.

   “Geef mij nou eerst één voor één je tassen aan en klim dan zelf over het hek. Ik vang je wel op.”.

   In gedachten smul ik al van de spekkies, schuine droppen en roomknotsen, die we van het statiegeld gaan kopen. Het klimmen gaat prima maar halverwege de afdaling verlies ik mijn grip op het hek en val een halve meter. Ik blijf met de binnenkant van mijn dijbeen in de tien centimeter lange punt van het hek hangen, één meter boven de grond ongeveer

zondag 13 maart 2022

PLEIN 1940

Ik ben zaterdagavond op Plein 1940 in Rotterdam. Daar staat het beeld ‘de verwoeste stad’ van de beeldhouwer Zadkine. Er is daar een demonstratie tegen de oorlog in Oekraïne.  Heel toepasselijk op deze locatie: een demonstratie tegen de invasie van Rusland in Oekraïne. Het beeld van Zadkine is immers gemaakt als permanent aandenken aan de verwoesting van het hart van Rotterdam in de Tweede Wereldoorlog. Hoeveel steden zijn nu al verwoest, hoeveel mensenlevens zijn nu al vernietigd door de Russische oorlogsmachinerie onder commando van de wrede dictator Poetin?

Met deze manifestatie geeft Rotterdam gehoor aan de oproep van Eurocities, de Europese koepelvereniging van steden, om stil te staan bij de situatie in Oekraïne. Ook steden als Amsterdam, Rome, Milaan, Frankfurt en Nice doen mee.

Het voltallige college van B&W van Rotterdam is diep geraakt door de inval van het Russische leger in Oekraïne: ‘ Wij keuren het geweld tegen de inwoners van Oekraïne in de grootst mogelijke bewoordingen af. Rotterdam spreekt niet alleen haar sympathie uit naar de betrokkenen maar wil ook helpen door Oekraïense vluchtelingen op te vangen in onze stad die weet wat het is om slachtoffer te zijn van oorlogsgeweld. Dat gevoel leeft ook in de Rotterdamse samenleving: veel Rotterdammers bieden hulp aan en zijn bijvoorbeeld bereid om vluchtelingen thuis op te vangen.'

Enkele duizenden inwoners van REO (Rotterdam en Omstreken) waaronder tientallen gevluchte Oekraïners,  zijn naar Plein 1940 gekomen. Zij tonen hun afschuw van deze invasie. Willen troosten en als het kan steun en hulp bieden. Luisteren naar muziek en zang van solidaire Russische musici, naar mooie, soms harde  woorden. Woorden van de ambassadeur van Oekraïne in Nederland en van de Rotterdamse burgemeester Aboutaleb. Aboutaleb leest een gedicht voor van de voormalige Rotterdamse stadsdichter  Derek Otte. De in Nederland bekende Oekraïners: Victoria Koblenko en Evgeniy Levchenko spreken hun angst uit maar zijn toch hoopvol op een Oekraïense overwinning. De Rotterdammer Hugo Borst vertelt een zeer positief verhaal over de beste voetbalcoach aller tijden: de Oekraïner Lobanovski. Als laatste treedt op de ‘spoken word’ artiest: Young Mitch Poetry.

Er is muziek van het Rotterdams Philharmonisch Orkest, Sinfonia Rotterdam en studenten van Codarts. Aan het einde van de bijeenkomst wordt twee minuten stilte gehouden, gevolgd door het Oekraïense volkslied van Michal Werbycki gezongen door: Albina Gitman, begeleid door een Blazersensemble.

Het wordt sommige aanwezigen emotioneel herhaaldelijk te veel tijdens deze  manifestatie. Vooral tijdens het Oekraïense volkslied wordt er veel gehuild. Mensen huilen uit op elkaars schouder, vallen elkaar in de armen of moeten hun verdriet alleen verwerken. Tissues om de tranen te drogen zijn er niet genoeg. Zelf lukt het me ternauwernood  om mijn tranen, mijn woede binnen te houden.

 

 

** De teksten van Derek Otte en Young Mitch Poetry ontbreken. Verschijnen later op Google. Zeer de moeite waard.

         

zaterdag 12 maart 2022

DE EERSTE KEER

 

Ik haal mijn vriend Kees op bij het Palet. Daar doet hij een schildercursus. Cora ook. Vrolijk kwebbelend komt de schilderclub naar buiten. Kees loopt, druk gebarend, één van zijn sterke verhalen te vertellen tegen Cora. Ze heeft er wel lol in. Leuke meid. Lang blond haar. Fijn gezichtje, mooi figuur, sappige beentjes en … ze draagt een sexy minijurkje in Indiaas dessin. Cora is ook uitgenodigd voor het feestje vanavond bij Ineke.

Ineke woont ongeveer drie kwartier lopen van het Palet. En in die drie kwartier is er wat gaan kriebelen in de lijven van Cora en mij. Ze heeft een mooie enigszins lage stem. Zoals gewoonlijk, in niet al te groot gezelschap, hang ik de grapjas uit. Cora lacht om vrijwel alles wat ik zeg. Steeds vaker raken we elkaar, per ongeluk expres, even aan.

Het huis van Ineke, een  typisch studentenkrot, is al in orde gemaakt voor het feest. De vriend van Ineke  heeft z’n best gedaan. De kamer zit al behoorlijk vol feestgangers.   Visnetten, slingers, wierook- en hashgeur hangen in de kamers. De kaarsen moeten straks als het echt donker wordt alleen nog maar even aangestoken te worden. Op een tafel staat wijn, bier, limonade  franse kaas en stokbrood. Voornamelijk door de gasten meegenomen; het blijkt een Amerikaanse fuif te zijn. Wij hebben niks meegenomen. Ik wist niet eens af van dit feestje. 

Er  is nog een piepklein stukje matras vrij; Cora en ik vallen daar gelijk op neer. We blowen mee aan een stevige joint, drinken een wijntje en eten een stukje stokbrood met camembert. Op de muziek van Pink Floyd dansen we. We slijpen, tongen, strelen. Het is helemaal ons feestje. De anderen hier zien ons waarschijnlijk wel maar wij hebben alleen oog voor elkaar. 

Tegen twaalven is het tijd om te op te stappen. We zeggen Kees nog even gedag. ‘Ja, tot ziens hè,’ lalt hij. Bij Fred, een kennis van me, kunnen we blijven slapen. Hij woont hier in de buurt. Ik heb zijn sleutel voor als het eens nodig is. Cora gaat liever naar huis.  Ze  is moe … heeft slaap. Toch gaat ze met me mee. 

Fred zijn kelder valt niet tegen. Een slaap- werkkamer met een mooie twijfelaar. In gedachten zie ik onze ontblote lijven al lekker van elkaar genieten. Het is voor mij de eerste keer. Cora is twee jaar ouder. Zij zal vast wel wat meer ervaring hebben. Cora gaat nu niet douchen.  Doet ze morgen wel. Ik moet mijn bezwete  lijf even afspoelen en een lekker luchie op doen, voor straks. Cora gaat alvast liggen. Moe. Haar ontspannen lichtheid van vanmiddag is ver te zoeken. 

Onder de douche ben ik al bijna klaar gekomen. Fantasieën over straks winden me op. Een mooie, schone, lekker geurende jongeman stapt de kelder binnen. Cora ligt op haar zij. Ze lijkt te slapen. Ik laat het licht aan … schuif mijn warme blote lijf tegen haar aan. Leg mijn om haar heen. Kus haar in haar nek. Zij moet mijn stijve tegen haar lijf gevoeld hebben. Toch reageert ze niet … de eerste paar minuten. Zal ze al slapen?

Opeens, met een ruk, gaat ze op haar rug liggen. Trekt haar t-shirt, maillot, bh en slip uit. ‘Oké dan,’ zegt ze, ‘maar doe voorzichtig, het is voor mij de eerste keer’. 

Binnen de minuut kom ik klaar. Zij niet. De bloedvlek op het hagelwitte laken zorgt bij mij voor  een heftig en lang naebbend schuldgevoel.

vrijdag 11 maart 2022

SLAPELOZE NACHT

Wilma heeft slecht geslapen vannacht. Haar slaappillen heeft ze toch normaal ingenomen. Meestal slaapt ze dan binnen het kwartier. Ze telt dan haar uitademingen van één tot tien … zo af en toe leiden haar gedachten haar wel af … maar mèèr dan een kwartier is ze nooit aan het tellen. Nu ligt ze al zeker  een uur wakker. Ze heeft het gevoel dat ze kan tellen tot ze een ons weegt. Koude voeten kunnen haar soms ook behoorlijk lang uit haar slaap houden maar nu ze de elektrische deken aan heeft, zijn haar voeten in een mum van tijd warm.  Dus daar kan het niet aan liggen.

Het is die klote-oorlog die haar wakker houdt. De journaalbeelden, de foto’s en artikelen in de krant. Ze zou er niet zo veel naar moeten kijken, over moeten lezen. Tegenwoordig staat de hele dag de tv bij haar aan. Het is dat ze wel eens wat moet halen bij de supermarkt, anders zat ze de hele dag kassie te kijken. Sinds die 22e februari, toen Rusland onder leiding van ‘Paranoia Poetin’, Oekraïne binnenviel komt er niks meer uit haar handen.  Terwijl er toch zat te doen is in haar huisje. Ramen zemen, stofzuigen, wassen het schiet er allemaal bij in. Zij staat er hier, sinds ze van haar man af is, wel mooi alleen voor. De kaboutertjes komen het echt niet voor haar doen.

Wilma moet erg huilen als ze de foto in de krant ziet van die zwaar getroffen man, voor zijn plat gebombardeerde huisje. Hij vond zijn zwangere vrouw  dood  terug onder het puin. Hoe wreed is deze oorlog. Vluchtende mensen, veel oude mensen ook, gehandicapten, rolstoelgebruikers. Zij moeten een rivier over. De originele brug is nota bene door de Oekraïners zelf kapot geschoten, zodat de Russen er geen gebruik van kunnen maken. Over een geïmproviseerde ‘brug’ ,een smalle plank, moeten ze de overkant zien te bereiken. Rolstoelen zijn te breed voor die plank. Er zit dus voor rolstoelgebruikers niks anders op dan te lopen ... ook al zijn ze er nauwelijks toe in staat. Het moet; het kan niet anders. Hun rolstoel wordt achter hen aangesjouwd door behulpzame medevluchtelingen.

Ze ligt nu al de halve nacht onrustig  te woelen en te piekeren  onder haar dekbed.  Een helikopter vliegt midden in de nacht over … zal wel een noodheli zijn. Normaliter doet zoiets haar niks maar nu , deze nacht, schrikt ze er toch wel van. Wilma moet gelijk denken aan die gebombardeerde flat, waar de vlammen uit sloegen … en de panische angstkreten van de getroffen bewoners te horen zijn.  Die flat is ook net zo’n gebouw als háár flat. Ze moet er niet aan denken dat hier ooit een bom op gegooid wordt.  Oekraïners zullen het ook nóóit voor mogelijk hebben gehouden, dat er zo’n crimineel als Poetin, president zou worden van Rusland. Onmenselijk gewelddadig zijn de bevelen die zijn troepen moeten opvolgen.

Ze maakt zich zorgen over haar zoon en schoondochter en haar  kleinkinderen.  Als ze maar nooit oorlog hoeven mee te maken. Maar Wilma is realistisch genoeg om te beseffen dat er altijd weer nieuwe  Hitlers, Mladicen en Poetins op zullen staan. 

Ze hoopt dat haar kinderen en Sera en Anna, haar kleinkinderen, rustig  slapen. Het is nu zes uur. Wilma moet plassen;  blijft gelijk uit bed. Ze slaapt nu toch niet meer.