O, wat zien ze er verleidelijk uit, in de kraam van de goed gemutste marktkoopman. De rood-gele glimmende pruimen lachen me verleidelijk toe. Hun zoetsappige smaakt vevult mijn mond. Ze liggen naast de wat nors ogende paarse familieleden.
‘Ze zijn nu nog wat hard’ zegt de man maar leg ze een tijdje
in de zon, dan zijn ze in een mum van tijd rijp. ’Doet u maar een pondje.’ Hij weegt
een pond (6 pruimen) af en doet ze in een milieu-onvriendelijk plastic zakje.
Als de marktkoopman even niet kijkt, durf ik wel even te knijpen
in de paarse pruimen. Ze voelen niet goed. Mijn vingers seinen naar mijn mond: ‘Melig!
Niet te pruimen.’
Vandaag moet ik ook, even verderop, bij de Zuidvruchtenkraam
gedroogde pruimen zonder pit kopen. Altijd een pondje. Daar doe ik een maand mee. Aan gedroogde pruimen kan ik me geen buil vallen. Oké, de ene
maand zijn ze wat zoeter en voller van smaak dan de andere maand. Rijp zijn ze
altijd en ook lekker zacht.
Het is elke dag het eerste dat ik eet: twee gewelde
gedroogde pruimen. De dag ervoor heb ik twee gedroogde pruimen in een bakje
water. gelegd Die zijn dan geweld als ik
ze wil verorberen. Ze smelten als het ware op m’n tong. Glijden heel gewillig
naar binnen. Daarna eet ik de rest van
mijn ontbijtje.
Dat ik de dag begin met die twee gewelde, gedroogde pruimen
komt door een huisarts, die ik jaren geleden had. Ik had darmklachten en regelmatig
‘de stop’. Zo erg soms, dat ik af en toe met mijn vingers de ontlasting uit
mijn anus moest drukken of pulken. Toevallig had mijn dokter zelf ook zulke klachten
gehad. Die gingen over nadat hij was begonnen met die gewelde, gedroogde pruimen.
Ik doe het nu al járen. Alles wat ik eet glijdt keurig netjes mijn lichaam weer
uit.
Thuis gekomen blijkt de goedlachse marktkoopman een
beschimmelde pruim in het zakje te hebben gestopt. Kloothommel! Heb ik er nog maar
vijf over. Die leg ik in het zonnetje want ze zijn nu nog zo hard dat je er een
vogeltje mee dood zou kunnen gooien.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten