zaterdag 21 december 2024

LIEFDEWERK, OUD PAPIER.

 Honden, vooral die kleine, aangelijnde hondjes, ter grootte van een Miele stofzuigertje, trippelen hier in de buurt regelmatig rond. Nutteloze dieren. Die grote honden, herders bijvoorbeeld, zijn nuttig voor ons. Die kunnen de politie helpen een moord op te lossen. Bij rampen kunnen ze er op uit gestuurd worden om te zoeken naar overlevenden of slachtoffers. Aan die herders, daar hebben we tenminste wat aan. Dat ze ook klimaatactivisten in hun kuiten bijten, moet ze heel snel afgeleerd worden.


Tegenwoordig zie je herders niet meer zo veel als blindengeleidehond. Herders zijn schaars. En bovendien: zo’n hond opleiden kost handen vol geld. Als ie eenmaal volleerd is, is hij goud waard voor de blinde. Het opleiden van die honden is tegenwoordig ‘liefdewerk oud papier’ : het inzamelen van rode Spa Rood dopjes en dat levert veel te weinig op.

Gisteren zag ik een blinde, zonder hond. Hij moest volgens mij wel blind zijn omdat hij met een witte wandelstok met rode bandjes op het trottoir aan het tikken was. Hij tastte met die stok de omgeving af om te weten of hij daar veilig kon lopen. Zo tikte hij ook struiken, lantaarnpalen en vuilnisbakken aan. Kinderen, op weg naar school, moesten uitwijken. Die blinde kon dat natuurlijk niet helpen.

Eerder had ik al iemand met zo’n blindenstok zien hannesen. Hij viel, midden op een zebrapad. Ik wou hem te hulp schieten maar een automobilist was mij voor. Die stopte en hielp de man zorgzaam overeind. Ondingen zijn het, die blindenstokken. Het is vragen om ongelukken.

Toen ik een jaar of tien was woonden er blinde mensen bij mij in de straat. Het was een gewoon gezin. Alleen de vader en de oudste zoon waren blind. Allebei hadden zij zo’n stok èn een blindengeleidehond, een herder. Dat zag er heel veilig uit. Nooit heb ik één van die mannen onzeker zien wankelen. Hun honden waren hun steun en toeverlaat. Elke werkdag zag ik die mannen uit hun werk komen. We stopten dan even met voetballen. Konden ze doorlopen.

Het was fijn voor de blinden dat er vroeger genoeg slimme herdershonden opgeleid konden worden. Is er een alternatief? Ik weet bijna zeker dat in deze tijd geen enkele blinde het ziet zitten om opgescheept worden met bijvoorbeeld een chihuahua als blindengeleidehond. Ook al wordt het beestje nog zo goed opgeleid.

vrijdag 20 december 2024

EEN LEUK HOEDENWINKELTJE ...

Eens in de maand zie ik haar, Daisy. Een dame van ‘in de vijftig’. Ze is sociaal psychiatrisch verpleegkundige, in dienst bij de zorgorganisatie Antes. Zij zegt me wanneer ik bloed moet laten prikken en bekijkt de analyse. Dan kan ze zien of ik mijn medicijnen braaf inneem en mijn nieren, schildklier en cholesterol in orde zijn.


Ze vraagt of het goed met me gaat en luistert dan naar mijn anekdotes en spinsels van de afgelopen maand. Ik ‘loop’ nu al zo’n jaar of vier bij Daisy. Inmiddels ben ik behoorlijk open naar haar. Dat betekent niet dat ik haar zo maar van alles vertel. Want veel gebeurtenissen zijn niet interessant voor mijn maandelijkse uurtje met haar.
Bijvoorbeeld dat ik zuurdesembrood bak, Sparta-supporter ben , leuke plantjes en mooi Brooklyn Blue gesausd structuurbehang heb, daar heb ik het allemaal niet met haar niet over.
Zeer zeker wel, praat ik met haar over, dat ik nog steeds mijn draai niet kan vinden als opa van mijn kleinzonen.


De reden dat ik Daisy maandelijks zie is dat ik bipolair ben. Manisch depressief syndroom (MDS) wordt dat ook wel genoemd. Kenmerkend daarvoor zijn stemmingswisselingen. Normaal gesproken ben ik ‘stabiel’. Maar soms veroorzaken neurotransmitters in mijn brein, wisselingen, die manisch of depressief gedrag tot gevolg hebben. Niet zo maar ‘een lollige bui’ of ‘een dipje’. Neen! Ik word ‘extreem vrolijk, brutaal, excentriek en opgewonden’ of ‘diep down’.
Hèt medicijn dat mij helpt stabiel te blijven en helpt die stemmingswisselingen te voorkomen is lithium. Ruim vijfentwintig jaar geleden kreeg ik de diagnose ’bipolair’. Zó lang gebruik ik al lithium.
Ècht depressief ben ik nóóit geweest. Wel ben ik uitbundig ‘manisch’ geweest, ‘ontremd’ zeg maar. In zo’n fase gaf ik stapels geld uit aan kleren, gokken, vrouwen, vakanties en ik deed audities voor populaire series. Ik zocht ruzie met collega’s, buren en mijn echtgenote.
Woedend was ik op haar, toen ze ‘er vòòr ging liggen’, toen ik een leuk hoedenwinkeltje op de Zwartjanstraat wilde kopen … voor een prikkie nog wel ! O, wat ben ik haar achteraf dankbaar dat ze me daarvan weerhouden heeft.

Met frisse tegenzin en onder zware pressie van mijn echtgenote klopte ik tijdens zo’n episode bij mijn psych aan voor meer lithiumpillen om de manie te dempen. Na verloop van tijd werd ik dan weer stabiel.

Diep treurig allemaal, dat wel, de schade ik mijn vrouw, kinderen en mezelf zo heb berokkend. We hadden alle vier inmiddels ‘binnen’ kunnen zijn, financieel gezien dan. Tsja …

Toch gek hè, … die manische periodes … wat voelden ze ook grandioos … soms wou ik dat ik ze …

donderdag 19 december 2024

EVEN WENNEN.

Ik kom net bij de tandarts vandaan. Nu weer mèt twee boventanden. Kronen natuurlijk. Ze heeft er heel wat werk aan. Ik kan mijn kiezen echt niet op elkaar houden, terwijl dat normaal een van mijn beste eigenschappen is. Na drie kwartier denk ik dat het wel genoeg is. Ik zeg haar dat het wel goed voelt. Maar ze gelooft me niet. Ze laat me bijten en klapperen op een papiertje. ‘Neehee, meneer Mastwijk. Je moet niet jokken tegen mij , hoor, want ik zie nog een heleboel blauw op dit papiertje en dat is niet goed’.

Als zij even later vindt dat de klus geklaard is, zeur ik dat de nieuwe kronen nog wel hinderlijk aanvoelen. Maar ... van mij hoeft ze er niks meer aan te doen. Ik moet nog even wennen. Dat woord ‘wennen’ hoort ze niet graag. Ik mag morgenochtend bij haar terugkomen, als ik dan nog steeds niet gewend ben. Dan gaat ze er nog wat aan sleutelen. Maar dat is niet nodig, want nu, vier uur later heb ik geen enkele last meer.


De Blokker gaat weg hè! Nog een paar dagen. Ik denk dat ik daar moet zijn voor een goed droogrek. Ik ben echt aan een nieuw rek toe. Dat ding dat ik nu nog heb staan is zowat tien jaar oud. Van toen ik hier kwam wonen. Van die witte kunststofcoating is nu ongeveer driekwart afgebrokkeld. ’t Is nog net niet zo dat er roestvlekken in m’n schone was opgedroogd zijn. Maar voor het zover is, dacht ik: ik ga ff bij de Blokker langs.
Normaal zit daar een medewerkster bij de kassa. Niet de jongste vaak. Nu zie ik daar twee jonge mannen, type assistent accountant, staan. Typisch geen Blokker-personeel. Die jongens zijn vast van de opkopers. Die vangen nu alle omzet. De Blokker krijgt geen cent meer.
Van mij krijgen ze helemaal niks. De droogrekken zijn uitverkocht.

Later op de dag, toen ik toch voor een meloenbolletjeslepel bij de Action moest zijn zag ik daar een leuk wasrekje staan. Beetje te klein eigenlijk. Er kan acht meter minder natte was op dan op mijn oude rek. Ook minder droge was trouwens. Maar het zal wel lukken.
Het is alleen even wennen.

woensdag 18 december 2024

ZE IS IN DE VIJFTIG ...

Ik woonde nog in Noord. Er was een lekker rustig binnenterrein bij die woningen. Als het goed weer was ging ik daar wel eens zitten roken of lezen.

Net als ik daar zit, komt Erna, mijn buurvrouw, het binnenterrein opgelopen. Ik volg haar met mijn blik. Ze weet dat ik hier zit, maar ze doet net alsof ze me niet ziet. Met enige moeite sluit ze het hek van het binnenterrein.
Erna is in de vijftig ... zoals vrouwen van in de vijftig tegenwoordig zijn. Ik bedoel: met een bepaalde, wat kunstmatige jeugdigheid. Zij heeft een grote bos geblondeerd haar en loopt nu in een zwart Rolling Stones t-shirt met zo’n rode tong erop. Eens vertelde Erna me dat ze kunstenares was, zonder dat het me precies duidelijk werd, wàt ze deed. Een van Gogh-type is ze bepaald niet.

Af en toe kletst ze me de oren van het hoofd, dan krijg ik te horen dat ze van de zomer naar de Ardêche gaat, of een weekendje naar Parijs of Berlijn. Maar ze kan ook erg in zichzelf gekeerd zijn. Dan loopt ze langs me heen zonder me gedag te zeggen.

Ze heeft een dochter van dertig, Puck en een zoon van vijftien, Dennis. Èn … een kleinzoon, Marius ook vijftien, de zoon van haar dochter. Moeder en dochter liepen destijds tegelijk met een dikke buik.

Puck en haar zoon Marius wonen in bij Erna, die de baas over hen speelt. Vaderfiguren zijn daar nooit binnen geweest.

‘Wou jij niet ophouden met roken, Jos?’ zegt Erna , zonder haar tred in te houden.
‘Morgen Erna, morgen stop ik met roken.’

‘Au revoir, Erna.’ Zo af en toe doet Jos een beetje interessant. Dan laat ie Erna horen dat hij op zijn Frans ‘tot ziens’ kan zeggen. Ach ja, …

Toen ik hier al weer een tijdje woonde vertelde Erna me vertrouwelijk dat ze een tijdje omgegaan was met een oud vriendje van Puck.
Toevallig raakte Puck toentertijd , op haar vijftiende, zwanger. Geen idee van wie.

Puck dacht eerst dat Erna uit een soort van jaloezie voor nòg een kindje had gekozen. Maar het was geen keuze geweest. Het was een ongelukje. Toen Puck hoorde dat dat oude vriendje van haar de vader was, sprong ze zowat uit haar vel.

Pubers zijn het inmiddels, Dennis en Marius. Ze drijven hun moeders (oma, tante) zo af en toe tot wanhoop. Maar ja … dàt is toch niet meer als normaal!?

dinsdag 17 december 2024

EEN SNOEK.

De eerste vakanties van mij en mijn vriendin Winny (mijn huidige ex) waren liftvakanties. Begin zeventiger jaren. We liftten naar Frankrijk, Italië en Spanje. In een mum van tijd waren we daar. Zelden wachtten we langer dan vijf minuten op een lift. Dat kwam gegarandeerd niet door mijn mooie krullen. Neen, Winny maakte het verschil. Ze had lang blond haar, een leuk figuur en met haar strakke truitje en dat ultra korte spijkerrokje liftte zij (en ik) in ijltempo Europa door.


Soms stond Winny alléén langs de snelweg. Dan had ik me verdekt opgesteld achter de vangrails. Ik kwam pas te voorschijn als de automobilist was gestopt om (alleen) Winny mee te nemen. Die chauffeur had er wel de pest in maar nam mij meestal toch ook mee. Beetje lullig. Deden we alleen als het lang duurde.

Uit Perpignan in Frankrijk kwam je moeilijk weg. We waren letterlijk gaar toen er een Snoek stopte. Speciaal voor ons. Eigenlijk was het de beurt van een andere lifter. Die stond hier al langer dan wij. Maar die Snoek moest persé ons hebben … of liever gezegd: Winny, dat dacht ìk tenminste. Het Snoek-mannetje, stelde zich voor als Luc. Met zijn zwarte handschoentjes en zijn witte zomerhoedje leek hij mij niet helemaal pluis. Hij wilde mij persé op de achterbank hebben.

Naast mij op die achterbank lag allerlei plastic spul voor restaurants en snackbars. Daaronder lagen wat beduimelde pornoblaadjes en verfrommelde papieren zakdoekjes. Luc had een hotel in Beziers. Hier vlakbij. Als we wilden konden we met hem mee. Een nachtje op zijn kosten. We waren gaar van die dag.

Winny en ik keken elkaar diep in de ogen. Knikten. We waagden het er op. We kregen een puike kamer. Douchten lekker. Toen klopte Luc op de deur. Hij kwam óók lekker gedoucht, in zijn blootje onze kamer binnen lopen, … met een fles witte wijn en drie glazen.

Ik zei hem in mijn beste Frans, dat we zijn aanbod zeer op prijs stelden: … die hotelkamer, die douche, de wijn maar … Luc, we waren erg moe waren en wilden graag zo snel mogelijk gaan slapen, omdat we morgen weer gaan eh … ‘faire autostop’.

‘Naturellement Dzjos, comme tu veux. Je suis fatigé aussi. Et a propos, Dzjos, c’est ici un hotel naturiste, c’est pourquoi!

Gedrieën genoten wij van de lekkere koele witte wijn. Luc nam afscheid van ons: ‘Dzjos et Winny: ‘Bon voyages demain et au revoir.’

‘Au revoir Luc!

maandag 16 december 2024

VOOR MIJ HOEFT HET NIET ZO NODIG.

Voor mij hoeft het allemaal niet zo nodig! Maar afgezien daarvan, sta ik er goed op. Mijn brievenbus puilt uit. Volop wenskaarten. Geluk, gezondheid, vrede. ’t Kan niet op. Goed bedoeld natuurlijk. Daar niet van. Maar wat moet ik ermee?


Mijn eigen kerstwensen?? Voor mij bestaat kerst helemaal niet! Tuurlijk ik heb wel wensen, normale mensenwensen: dat het woensdag lekker weer is en dat ik me niet loop te vervelen. Nee, die 25e december is bij mij haast net als elke andere dag ... van ontwaken tot en met de neut voor het slapen gaan.

Ik voel me weliswaar wel wat eenzamer op zo’n dag : … ik vind het normaal wel gezellig om een praatje te maken of iets te ondernemen met iemand. Dat valt op de 25e niet mee. De meesten hebben zich dan al vastgelegd om samen ergens gezellig te gaan zitten, eten en babbelen. Ik weet nog niet wat ik ga doen.

Eerdere 25e decembers ben ik regelmatig alleen geweest. Ik had meestal wel een goed boek of ik schreef iets. Maakte een lange wandeling. En eigenlijk alleen uit verveling deed ik, in de hal naast mijn de keuken, wat yoga-en, buikspieroefeningen, ging daar ook zo af en toe zitten mediteren en speelde wat potjes patiënce aan de salontafel in de woonkamer.

Oooh neen! Géén boom, geen ballen, geen trompetterend trompetje, geen klingelend belletje, geen kleurrijke lichtsnoeren en ook geen robuuste piek. Géén dikke druipkaarsen of sfeervolle waxinelichtjes. Geen geen overdadige hoeveelheden voedsel. Géén Rudolph, the red nose rendeer of Jingle Bells. En al helemaal geen ‘Mens erger je niet’.

Maar deze donderdag de 26e wordt echt top! Die dag ben ik door mijn (nog steeds) geliefde ex uitgenodigd voor een gezellige eet-, drink-, en spelletjesdag met de kinderen en kleinkinderen. Gezellie! Weer samen. Deze keukenprins is gevraagd om van het kerstmenu het voorafje te maken. Ik weet al wat voor lekkers het gaat worden. Maar, dat ga ik hier niet verklappen. Het blijft een verrassing. Dat is wel zo leuk!

zondag 15 december 2024

PATATZAKJE.

Het is nog lente. Ik ben lekker aan het kokkerellen. Een gegratineerde spinazieschotel met zalm en kleine blokjes mager spek. Het water loopt me nu al uit de mond. Op zich maakt dat allemaal niks uit. Maar, … nou ja, ik ben dus in de keuken bezig. En … ik kan het niet laten om zo af en toe es een blik naar buiten te werpen. Ik kijk dan uit op de straat met auto’s, brommers en fietsers, het trottoir met de voetgangers, op een gebied met struiken, een stuk blubberzooi en een wandelpad, dat leidt naar de splinternieuwe basisschool.


Er staat nu alleen een knalgele ambulance, met zwaailichten aan, voor de deur van mijn bejaardentehuis. Dat is helemaal niks bijzonders want elke dag gaat hier wel iemand de pijp uit of het scheelt niet veel. Ja, voor mij is dat niet meer dan normaal.

Ik wil net weer verder gaan met mijn spinazieschotel, als ik ineens uit mijn rechterooghoek razendsnel een ratje uit de struiken, over het trottoir heen zie racen. Als ik het goed zie heeft hij een papieren patatzakje in zijn bekje. Hij racet over het trottoir en duikt daar de struiken weer in. Maar zijn papieren patatzakje heeft hij op het trottoir uit zijn bekje laten vallen. Niet zo snugger. Ik blijf nog even kijken of het beest je terug kom om zijn buit alsnog op te halen. Nieuwsgierig hè?

Mijn spinazieschotel kan geen kwaad, die staat op een laag temperatuurtje te garen. Dat schijnt beter te zijn voor de vitaminen.

Dat ratje zie ik zo gauw niet meer terug maar ... wie schetst mijn verbazing? Er komt een piepklein mannetje uit de struiken gedanst met een lila puntmuts. Hij heeft alleen een kort lila truitje aan. Verder loopt hij in zijn blote kont. Net als Donald Duck altijd.

Zijn hoofdje schuddend, loopt kabouter Duck met zijn mini-afvalgrijpertje in zijn knuistje, naar de lege papieren patatzak.
Op het moment dat het kleine baasje staat na te denken over hoe dit klusje te klaren, cirkelt een drietal grote meeuwen spiedend boven het opruimkaboutertje. Met kille krijsen storten de vogels zich eerst op het lege papieren patatzakje, dan wordt kabouter Duck meedogenloos opgeslokt. …

‘hellepie, hellepie’, klinkt het héél vaag.

Vreemde geluiden weerklinken van het balkon, aan de voorkant. Haastig vliegt een meeuw op. Midden in een plasje kotsvocht op mijn balkon: het mini-afvalgrijpertje.