Ik kom net bij de tandarts vandaan. Nu weer mèt twee boventanden. Kronen natuurlijk. Ze heeft er heel wat werk aan. Ik kan mijn kiezen echt niet op elkaar houden, terwijl dat normaal een van mijn beste eigenschappen is. Na drie kwartier denk ik dat het wel genoeg is. Ik zeg haar dat het wel goed voelt. Maar ze gelooft me niet. Ze laat me bijten en klapperen op een papiertje. ‘Neehee, meneer Mastwijk. Je moet niet jokken tegen mij , hoor, want ik zie nog een heleboel blauw op dit papiertje en dat is niet goed’.
Als zij even later vindt dat de klus geklaard is, zeur ik dat de nieuwe kronen nog wel hinderlijk aanvoelen. Maar ... van mij hoeft ze er niks meer aan te doen. Ik moet nog even wennen. Dat woord ‘wennen’ hoort ze niet graag. Ik mag morgenochtend bij haar terugkomen, als ik dan nog steeds niet gewend ben. Dan gaat ze er nog wat aan sleutelen. Maar dat is niet nodig, want nu, vier uur later heb ik geen enkele last meer.De Blokker gaat weg hè! Nog een paar dagen. Ik denk dat ik daar moet zijn voor een goed droogrek. Ik ben echt aan een nieuw rek toe. Dat ding dat ik nu nog heb staan is zowat tien jaar oud. Van toen ik hier kwam wonen. Van die witte kunststofcoating is nu ongeveer driekwart afgebrokkeld. ’t Is nog net niet zo dat er roestvlekken in m’n schone was opgedroogd zijn. Maar voor het zover is, dacht ik: ik ga ff bij de Blokker langs.
Normaal zit daar een medewerkster bij de kassa. Niet de jongste vaak. Nu zie ik daar twee jonge mannen, type assistent accountant, staan. Typisch geen Blokker-personeel. Die jongens zijn vast van de opkopers. Die vangen nu alle omzet. De Blokker krijgt geen cent meer.
Van mij krijgen ze helemaal niks. De droogrekken zijn uitverkocht.
Later op de dag, toen ik toch voor een meloenbolletjeslepel bij de Action moest zijn zag ik daar een leuk wasrekje staan. Beetje te klein eigenlijk. Er kan acht meter minder natte was op dan op mijn oude rek. Ook minder droge was trouwens. Maar het zal wel lukken.
Het is alleen even wennen.