woensdag 13 november 2024

GRATIS.

 We lopen naar de keuken en gaan zitten. Daar staan ook de vriezer (Bosch) en het tafelmodel koelkast (Zanussi), die ik ‘GRATIS’ op Marktplaats heb gezet. Aan de twee zussen, twintigers, die op de aanbieding zijn afgekomen vertel ik over de apparaten. Ik heb ze al twintig jaar. Nooit wat gemankeerd. Doen het nog altijd prima. Ik heb ze allebei gisteren nog staan oppoetsen. Het lijkt bijna of ik een verkooppraatje voor die vrouwen sta te houden. Dat is het niet. Het zijn meer warme afscheidswoorden voor twee trouwe koele vrienden. Ik hoop dat ze me verstaan.


Aan hun reactie te zien hadden de zussen minder verwacht. Ze gaan de apparaten pas van binnen bekijken nadat ik: ‘ga gerust je gang’, gebaard had. Dat er ook nog een klein vriesvakje in de Zanussi zit vinden ze helemaal gaaf. Om beurten inspecteren ze de apparaten grondig. Ze zeggen niet veel … ’t klinkt Arabisch of Farsi.

Leuke dames trouwens. De een heeft een witte huid met sproeten en groene ogen, een beige hoofddoekje. De ander heeft lang donker haar en vriendelijke donkerblauwe ogen, geen hoofddoekje. Ze kijken elkaar aan en zie meteen dat mijn apparaten graag willen meenemen. Maar hoe? De zus met de groene ogen pakt haar mobieltje:
‘ Vader … zij bellen …,’ zegt de ander in, gebroken Nederlands tegen mij.

‘Hij buiten … met auto’.

Mijn huisbel gaat vrijwel onmiddellijk. ’Wie is daar?’ Ik krijg ik een onverstaanbaar antwoord. Dat zal vader zijn. Even later komt hij, vriendelijk lachend, met z’n steekwagentje binnen lopen. Ik zie het gelijk. Hij is van Iran. Tweedruppels water Kawus, een goede Iranese vriend van me. Helaas veel te vroeg overleden. 65 was hij pas.

Vader gaat direct met de spullen aan de gang. Hulp hoeft hij niet en dorst heeft hij niet. Hij neemt de Bosch 't eerst mee. Ik zet de zussen op de bank In de woonkamer neer, met een glas sinaasappelsap.
Vader is terug voor de Zanussi. Hij zwaait ons alle drie gedag als hij met zijn steekwagentje mijn huis uit steekt.

Ik ga zelf bij de immer stralende zussen op de bank zitten. Beter gezegd tussen hen in. Ik zit aan het bier. Vervolgens zitten we voor onbepaalde tijd dicht tegen elkaar aan, gezellig op mijn bank ... zonder één woord te wisselen.

dinsdag 12 november 2024

EEN KLEIN KAAL PLEKJE.

Het is nog vroeg. Koud in huis. Maar ik ga niet terug naar m'n nest. Douchen heb ik geen zin in. Waarom zou ik douchen. Ik lig toch zo in het zwembad. O ja! Mèt m’n nieuwe zwembroek. Gekregen van m’n buurvrouw: ’Neem jij hem maar. Mijn zoon gebruikt hem toch nooit!’ ’t Is nog een leuke ook: kort broekje, wijde pijpen, met een speels blauwwit motief. Zwemt lekker ook. Er zit alleen een veel te lang koord in. Dat heb ik er maar gelijk uitgetrokken. Het elastiek van het broekje alleen, is al strak genoeg.


Als ik al een paar minuten aan het zwemmen ben komt Hannie (68) aan schuifelen. Ze loopt naar de douche. We kennen elkaar van het Engelbewaarder-koor. Dat koor noem ik zo omdat dat liedje ‘de Engelbewaarder’ daar zo ontiegelijk populair is.

Hannie is een gezellige dikke dame uit het Brabantse land. Breda. Zó in haar zwempak, ziet ze er nog dikker uit dan normaal al. Zal ze wel prettig vinden zo, neem ik aan. Ze schaamt zich er in ieder geval niet voor, lijkt mij. Ze loopt heel relaxed, neusje omhoog, uit de douche naar het trapje het zwembad in. Daarbij is één ding heel duidelijk: haar haar mag beslist níét nat worden.

Ik zwem een paar meter achter haar. Ze wordt al een beetje kaal, zie ik. Ze heeft veel haar over dat kleine kale plekje heen gekamd en ‘no doubt’ vòl haarlak gespoten.

Hannie en ik doen de eerste paar minuten altijd net alsof we elkaar niet zien. Ik kijk expres de andere kant op, praat even met iemand, duik kopje onder en dan: hup! ineens zien we elkaar.

Ik pak het nu wat anders aan, een beetje ondeugend. Hannie praat, met haar rug naar mij toe, met een vrouw met fel rood gestifte lippen. Ik kom aan zwemmen en sla dichtbij haar hoofd met mijn vlakke hand hard op het water: 'Goedemorgen Hannie!!'

‘Ooooh, mijn haar!!’ ... als door een wesp gestoken draait Hannie zich om en knalt met haar elleboog op m’n jukbeen.

‘Auhhhhwww … godverdomme..

Hannie legt impulsief een natte hand op dat kale plekje: ‘Eigen schuld, dikke bult, klootzak die je er bent’.

De vrouw met de rode lipjes, staat mij ongegeneerd uit te lachen.

maandag 11 november 2024

BUREN.

De deur van de flat schuift open zodat ik naar buiten kan. Uit mijn linkerooghoek, zie ik twee buren zitten in de hal. Meestal zitten daar twee bewoners te wachten op hun ’bussie’, dat eigenlijk ‘zó moet komen’. In feite is alleen zij, die daar zit, een bewoner hij is de latrelatie van haar. Die lat duurt nu een jaar of twee. ’t Is een raar koppel. Hij is het type ‘halve gare’ zij is meer ‘beetje zielig maar … laat haar maar schuiven!’. Ja, ‘ t klinkt raar maar ik kan het nu even niet anders uitdrukken. Ze komen een enkele keer wel eens samen bij mij aan de deur voor het een of ander. ‘Mijn fietsband staat helemaal leeg,’ bromt ze, ‘wilt u hem oppompen in de berging beneden?’

‘Da’s toch niet zo moeilijk’, zeg ik, ’kejje dat zelf dan niet?’. Toen moest ze een beetje verlegen lachen. Die halve gare van haar zei toen: ‘Jaha, maar we hebben niet eh … geen pomp.’ Er zijn in onze bejaardenflat nòg 118 adressen waar ze een pomp zouden kunnen gaan vragen maar ze komen bij mij. Waarschijnlijk ben ik voor hen de laagst drempelige buur. Dat is wel iets om fier op te zijn.
Het zou overigens best kunnen, dat, als ze dit stukje lezen, ze niks meer met me te maken willen hebben. Ik hoef daar niet zo bang voor te zijn want ze kunnen allebei toch niet lezen. Dus…..

Ik ben nu in de frisse lucht. Uit mijn rechterooghoek zie ik buurman Aad (81) komen aanlopen. Zò had ik Aad nog niet eerder gezien. Een statige, knappe oude man. Mooie loophouding. Perfect gecoiffeerd. Goed gekleed. Vandaag oogt dat allemaal wat minder: dikke wallen onder zijn ogen, zijn haar staat alle kanten op, zijn tred is traag en hij loopt wat voorovergebogen. Dat is absoluut niks voor Aad. Ik loop even naar hem toe om hem nog wat beter te bekijken:
‘Zo te zien gaat het niet zo goed met jou, jongen’.
‘Nee. Ik ben vandaag zelfs vergeten mijn haar te kammen’.
Nou, hou je soepel, man. Sterkte verder vandaag.
Aad loopt naar de lift. Ik wandel kalm richting supermarkt.
In mijn hoofd hoor ik een stemmetje dat moeilijk doet : ‘Had je niet even wat langer bij Aad kunnen stilstaan … hem vragen of tie er over wil praten misschien.’

Te laat, zoals gewoonlijk.

zondag 10 november 2024

KRINGLOOP.

Straks komt mijn broer John op bezoek. Misschien neemt hij zijn nieuwe vriendin wel mee. Sinds een paar maanden is hij met haar. Een onderwijzeres, vertelde hij me. Ik ben heel benieuwd. Tot nu heb ik hem heel enthousiast horen vertellen over hun vakanties op Sicilië. Minder vindt hij, dat hij van haar nooit geen ‘leggen’ of ‘kennen’ mag zeggen als het ‘liggen’ of ‘kunnen’ moet zijn. Wel flauw, hoor. John is 58. Een heel grappig mens. Met een hoog stottergehalte in zijn verhalen. Die duren daardoor meestal wat langer dan normaal maar zijn meestal vrolijk en zorgeloos. Het is prettig bij hem in de buurt te zijn. Hij is degene die me in het ziekenhuis, vlak na mijn zware schouderoperatie, (figuurlijk) een schouderklopje kwam geven.


John werkt in een ‘Kringloop Warenhuis’ in Hilversum. Behalve dat ik het leuk vind om hem en eventueel zijn vriendin te zien, wil ik hem spullen meegeven voor zijn kringloop. Ik heb mijn huis onlangs een beetje laten opknappen. Toen heb ik gelijk ook even bekeken wat wel of niet weg kon. Met flink wat boeken, dvd’s en cd’s hoef ik niks meer. Ik hoop dat John de hele zooi mee wil nemen naar zijn werk. Of naar zijn eigen huis, dat vind ik ook prima.

Ze komen straks om half twee en ik heb stroopwafels voor bij de koffie liggen (volgens John: ‘leggen’). Voor bij de thee kunnen (volgens John: ‘kennen’) die wafels natuurlijk ook. Ze liggen op de radiator van de woonkamer lekker smeuïg te wezen. Dat zal best wel lukken want de temperatuur in mijn woonkamer is 20 graden (waarom is er gvd geen gradentekentje op het toetsenbord)?

John is zonder zijn nieuwe vriendin. Hij laat twee foto’s van haar zien. Type lekker wijf. We drinken koffie, eten een stroopwafel en nippen van een pittige borrel.

Ook weer eens in een deuk gelegen om de video met de act van acteur Bas Hoeflaak. Tien bekende Nederlanders mogen niet lachen om de act van Bas. Wie tot het laatst toe niet lacht, wint. Geweldig die act: ‘ik heb een blokfluit in een doosje’. Heel hilarisch.

Nog met pijn in zijn buik van het lachen gaat John weer op weg naar Hilversum. Daar woont hij toevallig toch.

zaterdag 9 november 2024

GERED?

Ik haal toch zò moeilijk adem vandaag. ’t Is zaterdag. Ik ben alleen en gelukkig. Ik hoef even niemand te woord te staan. Hoop ik. Ik sta op de galerij m’n ramen te zemen. Raar, dat dat nog zo genoemd wordt. Want bij het schoonmaken van de ramen komt tegenwoordig geen zeem meer aan te pas. Bij mij althans niet.


Cas, een buurman, een mooie man van 84 jaar, staat plotseling voor mijn neus. ‘Jij bent tegenwoordig ook altijd in je keuken bezig’. Nu toch duidelijk niet. Maar ... hij heeft wel gelijk. Ik ben al die nieuwe apparaten aan het uitproberen. Bakken, blenderen en bevriezen.

Cas weet niet dat er bij mij een lief diertje, bewusteloos op de keukenvloer ligt. Dat hoef hij ook niet te weten en dat kan hij ook niet weten. Het is mijn kleine hamsterpoppetje. Helemaal gedachteloos zet ik de emmer, half vol met water op haar broze lichaampje: een schril, paniekerig piepje. Geschrokken til ik de emmer vlug op … daar ligt ze dan. Ik realiseer me dan nog niets van de ernst van de situatie. Ze was blijkbaar uit haar kooitje ontsnapt. Mijn eigen stomme schuld, want ik had het dakdeurtje van haar kooitje open laten staan. Ze is buiten bewustzijn maar ... ze gaat het wel redden, denk ik, hoop ik.

Ik ga dan aan de slag met ramen zemen, brood kneden, stofzuigen en de wc schoonmaken. Dat laatste moet zeker gebeuren, want ik heb het idee, dat niet iedereen, die bij mij thuis komt, graag van mijn wc gebruik maakt. De een ziet nu eenmaal meer viezigheid en vunzigheid dan de ander. Ik maak die wc elke week één keer goed schoon met Dasty van de Wibra, waarvan ik iedereen hier in de buurt hoor zeggen, dat het alle vieze vettigheid grondig wegwerkt. Daar vertrouw ik dan maar op.

Mijn gedachten dwalen toch steeds weer af naar dat kleine kwetsbare schatje van me. Als ik klaar ben met mijn huishoudelijke werk zie ik weer iets bewegen aan haar. Ze voelt ook weer wat warmer aan. Dan breng ik haar snuitje dicht bij mijn mond en blaas er heel zachtjes wat lucht tegen aan ... en wonder, boven wonder komt die kleine schattebout weer tot leven. Heel voorzichtig leg ik haar in haar eigen hoekje op haar strootjes. Mijn lieve schatje gaat het redden! Daar ben ik helemaal niet bang voor.

vrijdag 8 november 2024

VIES RUIKEN.

’t Was al meer dan een jaar geleden dat ik Annemarie(58) gezien had. We liepen elkaar tegen het lijf voor de ingang van het bejaardenhuis waar ik woon.


‘Hoi, Jos woon jij ook hier? Ik heb je hier nog nooit gezien. Een vriendin van me woont hier. Eens in de zoveel tijd gaan we bij elkaar op de koffie’.

‘Bij wie?’ vraag ik. Brutaal.

‘Ga je niks aan,’ zegt ze. ‘Nee hoor, geintje: bij Tiny, op de vijfde. Ik ken haar van de tennis en van de honden. We zien elkaar vaak bij de hondenuitlaat.’

Annemarie is een mooie verschijning. Leuke (voornamelijk zwarte) kleding en jeugdig, lang (geblondeerd) haar. Een enkele keer als we elkaar in het winkelcentrum zien, praten we wat. Over haar zoon (24), die het goed maakt. Hij is in de leer bij een slager in Chicago. Vervolgens gaat het gesprek onwillekeurig over haar ex. Tsja, het wordt nu bijna tien jaar. Hij is 49 als hij besluit weer bij zijn oude moeder te gaan wonen. Twee portieken verder, nota bene … en never, never contact!! Hoezo?? ‘Omdat hij niet om kan gaan met haar overgang.‘ Welke man heeft er nu last van de overgang? Neen, er moet meer gespeeld hebben.

Ik kom haar tegenwoordig, heel af en toe wel eens tegen als ze haar hond, Narda, uitlaat. Narda is een rustige zwarte Retriever. Ver van huis gaat Annemarie nooit. Ze loopt hooguit een rondje van een kilometer rondom haar huis. Narda wordt ook een dagje ouder. ‘Met het klimmen der jaren wordt ze logischerwijs trager, dikker en ook gaat ze steeds meer ‘vies ruiken’, aldus Annemarie. Hetzelfde had haar man ook wel eens over Annemarie gezegd, in een kwaaie bui.

Vandaag loop ik met mijn boodschappenkarretje vol ‘zaterdagboodschappen’ van de Jumbo naar buiten. Hoor ik opeens: ’Jos, Jos, oehoe, Jos, is dat van jou?’ ’t Is Annemarie, die wijst naar een groot pak wc-papier, dat op straat uit elkaar gevallen is. ‘Is dat van jou, Jos?’ Mijn twaalf rollen pleepapier tolden over straat. Ik raap ze zo vlug mogelijk op. Godzijdank had Annemarie nog een leeg plastic Jumbotasje bij zich. Anders had ik daar zeker vijf rollen moeten achterlaten. Fijn dat ze me even helpt met oprapen.

Voordat Annemarie ‘Tot ziens, Jos’ zegt en wegstapt , fluistert ze in mijn oor dat ze Narda moest laten inslapen en dat ze nu helemaal alleen is.

donderdag 7 november 2024

VERKNOCHT.

Hij tekende een auto op een stuk papier, zoals een kind van een jaar of zes dat zou doen. Gezien van opzij, met twee wielen, een uitlaat. Het hoofd met hoed van de chauffeur ‘en profile’. ‘De chauffeur, die man met die grote baard was ik’, had Teun gezegd, toen hij nog sprak, ‘dan hoefde ik tenminste het stuur niet te tekenen’. Een oude zwarte Citroën, moest het voorstellen geen ‘Lelijk eendje’ maar zo’n dure zwarte moest het voorstellen.


Teun heeft nooit een baard en ook nooit zo’n dure Citroën gehad. Hij had er best wel het geld voor maar er was eigenlijk nooit interesse bij hem geweest voor auto’s. En dat is toch wel het minste wat er moet wezen: een klein beetje affiniteit tussen de man en zijn auto. Hoe die auto er ook uit ziet. Hij heeft het er nooit met zoveel woorden over gehad, hoor, maar misschien waren zijn kinderlijke autotekeningen toch een soort zoektocht naar die verbinding. Tientallen tekeningen bleek hij gemaakt te hebben, van diverse Franse automerken: Renault, Citroën, Simca en Peugeot. En van die merken dan de duurdere modellen.

Hij was altijd dol geweest op tweewielers. Zijn allereerste stepje, (dat was nou toevallig net een driewieler) zo’n ongemakkelijk houten onding … nou, daar heeft Teun als kleuter wat op afgeracet ... op de stoep voor de deur … tussen de kruidenier op de ene hoek en het boekwinkeltje op de andere. Later kreeg hij die rode step op luchtbanden waarmee hij heen en weer naar school ging.

Vanaf zijn tiende deed hij alles op de fiets. Naar school, naar de voetbalclub, z’n krantenwijk en de boodschappen voor zijn moeder en z’n tante Lenie.

Hij was tweeëntwintig toen hij begon over ‘rijlessen’. Niet over een bepaald soort auto, neen, alleen maar over leren rijden. Eerst de theorie natuurlijk en dan: het verkeer in. En het ging hem ‘voor de wind’ met dat rijden. Hij nam lessen bij een rijschool die uitsluitend met ‘Lelijke Eendjes’ leste. Typisch, hè? Hij slaagde in een keer. Na 15 lessen.

En nadien: geen kilometer meer gereden. Noch in een auto van zichzelf noch die van een ander. Over het waarom deed hij het zwijgen toe … en tekenen deed hij helaas ook nooit meer, anders had hij zich zó nog kunnen uiten.

Aan fietsen is Teun tot op het laatst verknocht geweest.