Posts tonen met het label plekje. Alle posts tonen
Posts tonen met het label plekje. Alle posts tonen

vrijdag 18 april 2025

GERANIA.

Het kan heel raar lopen. Vanochtend nog stond ik, met twee grote tassen vol fruit, bij mijn buurvrouw in de lift. Zij had een lading balkonplanten en plantenbakken gescoord. Ik zei tegen haar dat ik het nog niet aandurfde. 't Is pas 18 april. Veel te gewaagd. Hoe lang duurt nou nog totdat die ijsheiligen voorbij zijn? Toch minsten een week of drie, misschien wel vier. 'Nou,' zei de buurvrouw geruststellend, 'ik zet ze laag neer.' 

'Of dat wat uitmaakt,' dacht ik. 'Vrieskou op de twintig meter hoogte is echt geen graadje lager op negentien meter'. Nou ja, ik laat haar maar in die waan. De buurvrouw voegde er nog aan toe: 'Ach ja, je moet toch wat doen met je geld. Ik koop, als ik wat centjes over balkonplantjes, een ander slaat liever een krat bier in. 'Wie de schoen past trekt hem aan,' zou ze dat nu echt gedacht hebben?  

Ik ga het toch even opzoeken wanneer die ijsheiligen dit jaar precies zijn want ik ga geen twee tientjes aan geraniums uitgeven om ze vervolgens te laten doodvriezen. Mamertus (11 mei), Pancratius (12 mei), Servatius (13 mei) en Bonifacius (14 mei) zijn de heilige boosdoeners. Vanaf 15 mei dus geen nachtvorst meer.  

Ik loop 's middags nog even naar onze vrijdagmarkt. Gedroogde pruimen zonder pit en gezouten pinda's moest ik nog hebben. Te koop bij de zuidvruchtenkraam. Tien euro telde ik ervoor neer. Belachelijk duur. Maar ...  hoe dan ook, zowel die pinda's als die gedroogde pruimen hebben mooi maling aan die ijsheiligen. Ik kan dat spul zorgeloos oppeuzelen tot ver in de zomer. 

Enkele kramen verderop staat een kraam met balkonplanten. Op dat moment krijgt de godin Peitho, de godin van de verleiding, mij in haar greep. Allereerst liet ze de ijsheiligen met geknepen billen de benen nemen. en vervolgens brachten de kleurrijke geraniums mij in vervoering. Twaalf zou ik er kopen. 

Oorspronkelijk was ik van plan de middag te besteden aan het uitpersen en centrifugeren van de mega voorraad citrusfruit die ik vanmorgen vroeg al had ingeslagen. Ik was echter zo betoverd door die plantjes dat ik niet anders kon dan ze meteen een mooi plekje te geven.  

'Mijn balkon is nu zomerkaar. Bloemrijk, kleurrijk. Ik zit daar prima. Achter de gerania!

dinsdag 12 november 2024

EEN KLEIN KAAL PLEKJE.

Het is nog vroeg. Koud in huis. Maar ik ga niet terug naar m'n nest. Douchen heb ik geen zin in. Waarom zou ik douchen. Ik lig toch zo in het zwembad. O ja! Mèt m’n nieuwe zwembroek. Gekregen van m’n buurvrouw: ’Neem jij hem maar. Mijn zoon gebruikt hem toch nooit!’ ’t Is nog een leuke ook: kort broekje, wijde pijpen, met een speels blauwwit motief. Zwemt lekker ook. Er zit alleen een veel te lang koord in. Dat heb ik er maar gelijk uitgetrokken. Het elastiek van het broekje alleen, is al strak genoeg.


Als ik al een paar minuten aan het zwemmen ben komt Hannie (68) aan schuifelen. Ze loopt naar de douche. We kennen elkaar van het Engelbewaarder-koor. Dat koor noem ik zo omdat dat liedje ‘de Engelbewaarder’ daar zo ontiegelijk populair is.

Hannie is een gezellige dikke dame uit het Brabantse land. Breda. Zó in haar zwempak, ziet ze er nog dikker uit dan normaal al. Zal ze wel prettig vinden zo, neem ik aan. Ze schaamt zich er in ieder geval niet voor, lijkt mij. Ze loopt heel relaxed, neusje omhoog, uit de douche naar het trapje het zwembad in. Daarbij is één ding heel duidelijk: haar haar mag beslist níét nat worden.

Ik zwem een paar meter achter haar. Ze wordt al een beetje kaal, zie ik. Ze heeft veel haar over dat kleine kale plekje heen gekamd en ‘no doubt’ vòl haarlak gespoten.

Hannie en ik doen de eerste paar minuten altijd net alsof we elkaar niet zien. Ik kijk expres de andere kant op, praat even met iemand, duik kopje onder en dan: hup! ineens zien we elkaar.

Ik pak het nu wat anders aan, een beetje ondeugend. Hannie praat, met haar rug naar mij toe, met een vrouw met fel rood gestifte lippen. Ik kom aan zwemmen en sla dichtbij haar hoofd met mijn vlakke hand hard op het water: 'Goedemorgen Hannie!!'

‘Ooooh, mijn haar!!’ ... als door een wesp gestoken draait Hannie zich om en knalt met haar elleboog op m’n jukbeen.

‘Auhhhhwww … godverdomme..

Hannie legt impulsief een natte hand op dat kale plekje: ‘Eigen schuld, dikke bult, klootzak die je er bent’.

De vrouw met de rode lipjes, staat mij ongegeneerd uit te lachen.

dinsdag 23 januari 2024

OP WEG NAAR DE HEMEL (5)

‘Ik zal wel zien,’ zei hij. ‘Maar ik betwijfel het. Je weet dat ik iets tegen brieven schrijven heb, tenzij er iets bepaalds te schrijven valt.’

‘Ja, lieverd, dat weet ik. Laat het dan maar’.

Ze reden verder over Queens boulevard, en toen ze het vlakke moerasland naderden waarop Idlewild gebouwd is, werd de mist dichter en moest de auto vaart minderen.

‘O, hemel,’ riep mevrouw Foster uit. ‘Nu haal ik het vast niet meer. Hoe laat is het?’

‘Maak je toch niet zo druk,’ zei de oude man. ‘Het maakt toch niets uit. Die vlucht gaat toch niet door. Ze gaan met dit weer de lucht niet in. Ik begrijp niet eens waarom je de moeite genomen hebt om weg te gaan.’

Ze wist het niet zeker, maar het kwam haar voor dat zijn stem ineens een andere klank had, en ze draaide zich om en keek hem aan. Het was moeilijk om onder al dat haar enige verandering in zijn gelaatsuitdrukking te bespeuren. Zijn mond was het belangrijkste. Ze wilde, zoals vroeger al zo vaak had gewild, dat ze zijn mond goed kon zien. Uit zijn ogen viel nooit iets af te lezen, behalve wanneer hij woedend was.

‘Maar als het toch nog mocht vertrekken,’ vervolgde hij, ‘dan ben ik het natuurlijk met je eens – dan haal je het niet. Waarom berust je daar dan niet in?’

Ze wendde zich af en tuurde door het raampje naar de mist. Die scheen nog steeds dichter te worden, en ze kon maar net de kant van de weg en de berm erachter onderscheiden. Ze wist dat haar man nog naar haar zat te kijken. Ze keek hem vluchtig aan, en ditmaal merkte ze met iets van afschuw op dat hij strak zat te staren naar het plekje in de hoek van haar linkeroog, waar ze het spiertje voelde kloppen.

‘Is het soms niet zo?’ vroeg hij.

‘Is wat soms niet zo?’

‘Dat je nu toch al te laat bent, als het nog mocht vertrekken. We kunnen niet opschieten met dit noodweer.’

Verder zei hij geen woord meer tegen haar. De auto kroop langzaam voort. De chauffeur had een gele lamp ontstoken, die de rand van de weg bescheen, zodat hij in elk geval kon blijven rijden. Telkens doemden er koplampen van tegenliggers op uit de mist, sommige wit en andere geel, en ze werden de hele tijd gevolgd door één bijzonder fel licht vlak achter hen.

Plotseling stopte de chauffeur.

‘Daar heb je het al!’ riep de heer Foster uit. ‘We zitten vast. Ik wist het wel.’

‘Nee, meneer,’ zei de chauffeur, terwijl hij zich omdraaide. ‘Het is gelukt. We zijn op het vliegveld.’

Mevrouw Foster sprong zonder één woord te zeggen uit de auto en holde door de hoofdingang het gebouw binnen. Bij de balies stonden drommen mensen, voornamelijk neerslachtige passagiers. Ze drong door de menigte naar voren en sprak de man achter de balie aan.

‘Ja,’ zei hij. ‘Die vlucht is voorlopig uitgesteld Maar gaat u alstublieft niet weg. Het weer kan elk moment opklaren.