dinsdag 23 januari 2024

OP WEG NAAR DE HEMEL (5)

‘Ik zal wel zien,’ zei hij. ‘Maar ik betwijfel het. Je weet dat ik iets tegen brieven schrijven heb, tenzij er iets bepaalds te schrijven valt.’

‘Ja, lieverd, dat weet ik. Laat het dan maar’.

Ze reden verder over Queens boulevard, en toen ze het vlakke moerasland naderden waarop Idlewild gebouwd is, werd de mist dichter en moest de auto vaart minderen.

‘O, hemel,’ riep mevrouw Foster uit. ‘Nu haal ik het vast niet meer. Hoe laat is het?’

‘Maak je toch niet zo druk,’ zei de oude man. ‘Het maakt toch niets uit. Die vlucht gaat toch niet door. Ze gaan met dit weer de lucht niet in. Ik begrijp niet eens waarom je de moeite genomen hebt om weg te gaan.’

Ze wist het niet zeker, maar het kwam haar voor dat zijn stem ineens een andere klank had, en ze draaide zich om en keek hem aan. Het was moeilijk om onder al dat haar enige verandering in zijn gelaatsuitdrukking te bespeuren. Zijn mond was het belangrijkste. Ze wilde, zoals vroeger al zo vaak had gewild, dat ze zijn mond goed kon zien. Uit zijn ogen viel nooit iets af te lezen, behalve wanneer hij woedend was.

‘Maar als het toch nog mocht vertrekken,’ vervolgde hij, ‘dan ben ik het natuurlijk met je eens – dan haal je het niet. Waarom berust je daar dan niet in?’

Ze wendde zich af en tuurde door het raampje naar de mist. Die scheen nog steeds dichter te worden, en ze kon maar net de kant van de weg en de berm erachter onderscheiden. Ze wist dat haar man nog naar haar zat te kijken. Ze keek hem vluchtig aan, en ditmaal merkte ze met iets van afschuw op dat hij strak zat te staren naar het plekje in de hoek van haar linkeroog, waar ze het spiertje voelde kloppen.

‘Is het soms niet zo?’ vroeg hij.

‘Is wat soms niet zo?’

‘Dat je nu toch al te laat bent, als het nog mocht vertrekken. We kunnen niet opschieten met dit noodweer.’

Verder zei hij geen woord meer tegen haar. De auto kroop langzaam voort. De chauffeur had een gele lamp ontstoken, die de rand van de weg bescheen, zodat hij in elk geval kon blijven rijden. Telkens doemden er koplampen van tegenliggers op uit de mist, sommige wit en andere geel, en ze werden de hele tijd gevolgd door één bijzonder fel licht vlak achter hen.

Plotseling stopte de chauffeur.

‘Daar heb je het al!’ riep de heer Foster uit. ‘We zitten vast. Ik wist het wel.’

‘Nee, meneer,’ zei de chauffeur, terwijl hij zich omdraaide. ‘Het is gelukt. We zijn op het vliegveld.’

Mevrouw Foster sprong zonder één woord te zeggen uit de auto en holde door de hoofdingang het gebouw binnen. Bij de balies stonden drommen mensen, voornamelijk neerslachtige passagiers. Ze drong door de menigte naar voren en sprak de man achter de balie aan.

‘Ja,’ zei hij. ‘Die vlucht is voorlopig uitgesteld Maar gaat u alstublieft niet weg. Het weer kan elk moment opklaren.

maandag 22 januari 2024

OP WEG NAAR DE HEMEL (4)

‘Mooi zo,’ zei hij. Hij bestudeerde haar aandachtig, terwijl hij zijn hoofd een beetje scheef hield. Hij had de merkwaardige gewoonte zijn hoofd scheef te houden, en het dan te bewegen met een serie kleine, snelle schokjes.  Hierdoor en doordat hij zijn handern ter hoogte van zijn borst had gevouwen, leek hij wel wat op een eekhoorn – zo’n vlugge, slimme, oude eekhoorn in het park.

‘Daar is Walker al, met je jas, lieverd. Trek maar gauw aan. ‘

‘Ik kom zo,’ zei hij. ‘Ik moet eerst nog even mijn handen wassen.’

Ze bleef op hem staan wachten en de grote butler stond naast haar klaar met de jas en de hoed.

‘Walker, denk je dat ik het mis?’

‘Nee, mevrouw,’ zei de butler. ‘Volgens mij haalt u het nog wel.’

Toen kwam de heer Foster terug en de butler hielp hem in zijn jas. Mevrouw Foster liep haastig naar buiten en stapte in de gehuurde Cadillac. Haar man kwam achter haar aan, maar hij daalde de stoep voor het huis langzaam af en bleef halverwege even staan om naar de hemel te kijken en de koude ochtendlucht op te snuiven.

‘Het is een beetje mistig,’ zei hij, toen hij naast haar in de auto kwam zitten. ‘En buiten de stad, op het vliegveld, is het altijd stukken erger. Het zou me niets verbazen als de vlucht was afgelast.’

‘Hè, nee lieverd, zeg dat nou niet – alsjeblieft!’

Ze zeiden niets meer totdat de auto de rivier over was, op Long Island.

‘Ik heb alles met het personeel geregeld,’ zei de heer Foster. ‘Ze gaan vandaag allemaal weg. Ik heb ze zes weken half loon gegeven en tegen Walker gezegd dat ik hem een telegram zal sturen  als we hem weer nodig hebben.’

‘Ja,’ zei ze, ‘dat heeft hij me verteld.’

‘Ik neem vanavond mijn intrek op de club. Het lijkt me wel aardig om voor de verandering eens op de club te logeren.’

‘Ja, lieverd, ik zal je schrijven.’

 ‘Ik zal af en toe even thuis langs gaan om te zien of alles in orde is en de post op te halen.’

‘Maar vind je eigenlijk niet dat Walker op het huis moet blijven passen?’ vroeg ze bedeesd.

‘Onzin, dat is nergens voor nodig. En dan zou ik hem ook nog zijn volle loon moeten betalen.’

‘O, ja,’ zei ze, ’natuurlijk.’

‘Bovendien weet je nooit wat mensen allemaal uitvoeren als je ze alleen in huis laat,’ vervolgde de heer Foster, en na die woorden haalde hij een sigaar tevoorschijn en stak hem aan met een gouden aansteker, nadat hij eerst het puntje verwijderd had met een zilveren sigarenknipper.

Ze bleef heel stil zitten, haar handen stijf ineengeklemd onder de autoplaid.

‘Schrijf je me? Vroeg ze.

‘Ik zal wel zien,’ zei hij. ‘Maar ik betwijfel het. Je weet dat ik iets tegen brieven schrijven heb, tenzij er iets bepaalds te schrijven valt.’

‘Ja, lieverd, dat weet ik. Laat het dan maar’.

Ze reden verder over Queens boulevard, en toen ze het vlakke moerasland naderden waarop Idlewild gebouwd is, werd de mist dichter en moest de auto vaart minderen.

zondag 21 januari 2024

OP WEG NAAR DE HEMEL (3)

‘Lieve God’’, zij ze hardop. ‘Ik mis het vast, ik weet, ik weet, ik weet heel zeker, dat ik het niet haal.’ Het spiertje naast haar linkeroog trok als een bezetene. En haar ogen zelf stonden op het punt vol te schieten met tranen.

‘Hoe laat is het, Walker?’

‘Het is achttien minuten over, mevrouw.’

‘Nu mis ik het zeker,’ riep ze uit. ‘O, ik wou dat hij opschoot!’

Deze reis betekent erg veel voor mevrouw Foster. Ze zou helemaal in haar eentje naar Parijs gaan om haar dochter op te zoeken, haar enig kind, dat met een Fransman was getrouwd. Mevrouw Foster was niet weg van de Fransman, maar ze was zeer gesteld op haar dochteren bovendien verlangde ze er zo langzamerhand hevig naar haar drie kleinkinderen te aanschouwen. Ze kende ze alleen maar van de foto’s die ze in de loop der tijd ontvangen had en die ze overal in huis aan de muur hing. Ze waren beeldschoon, die kinderen. Ze was dol op ze. Telkens wanneer er een nieuwe foto arriveerde ging ze er mee in een hoekje zitten en bleef lange tijd teder naar die gezichtjes turen, op zoek naar die altijd zo belangrijke en ook bevredigende familiegelijkenis. En de laatste tijd kreeg ze steeds meer het gevoel dat ze de rest van haar leven eigenlijk in een stad waar ze niet in de nabijheid van haar kleinkinderen kon zijn en ze te logeren kon hebben en met ze kon wandelen en kadootjes voor ze kopen en ze zien opgroeien. Ze wist natuurlijk best dat het verkeerd en in zekere zin niet loyaal was om dergelijke gedachten te koesteren terwijl haar man nog leefde. Ze wist ook dat hij, hoewel hij zich niet langer actief bezig hield met zijn vele ondernemingen, er nooit in zou toestemmen om New York te verlate en in Parijs te gaan wonen. Het was al een wonder dat hij het had goed gevonden dat zij er allee naar toe zou vliegen en er zes weken zou blijven logeren. Maar o, wat verlangde ze er naar om daar voorgoed te mogen wonen en altijd in hun nabijheid te zijn!

Walker, hoe laat is het?’

‘Tweeëntwintig minuten over, mevrouw.’

Op hetzelfde moment ging er een deur open en kwam de heer Foster de hal in. Hij bleef een ogenblik staat terwijl hij zijn vrouw vorsend aankeek, en zij keek naar hem – naar dat kleine, maar nog altijd kwieke oude mannetje met enorm grote, baardige gezicht dat zo’n verbazende gelijkenis vertoonde met die oude foto’s van Andrew Carnegie.

‘Nou,’ zei hij. ‘We moeten zeker zo langzamerhand eens opstappen, als je dat vliegtuig nog wilt halen.’

‘Ja, lieverd – ja! Alles is klaar. De wagen staat voor.

‘Mooi zo,’ zei hij. Hij bestudeerde haar aandachtig, terwijl hij zijn hoofd een beetje scheef hield. Hij had de merkwaardige gewoonte zijn hoofd scheef te houden, en het dan te bewegen met een serie kleine, snelle schokjes. 

zaterdag 20 januari 2024

OP WEG NAAR DE HEMEL (2)

Als de echtgenoot inderdaad schuldig was (wat dus niet bewezen kan worden)werd dit gedrag nog extra onredelijk door het feit dat mevrouw Foster, afgezien van deze onbeduidende, onbedwingbare zwakte, altijd een goede, bescheidenliefhebbende echtgenote was geweest en dat nog steeds was. Meer dan dertig jaar had ze hem trouw en naar beste kunnen terzijde gestaan. Dat stond vast. Zelfs zij, die toch een zeer bescheiden vrouw was, besefte dit en hoewel ze jarenlang niet had kunnen geloven dat meneer Foster haar ooit expres zou kwellen, waren er de laatste tijd momenten geweest, dat ze zichzelf er op betrapte, dat ze daaraan begon te twijfelen.

Eugene was bijna zeventig jaar oud en woonde met zijn echtgenote in een groot huis van vijf verdiepingen in East Sixty-secondstreet in New York, met vier man personeel. Het was een somber huis en ze kregen weinig bezoek. Maar op deze ochtend in januari was het hele huis tot leven gekomen en heerste er grote bedrijvigheid. Een dienstmeisje legde in alle kamers een stapel stoflakens neer en een ander meisje spreidde die uit over de meubels. De butler bracht koffers naar beneden en zette ze neer in de hal. De kokkin kwam telkens de keuken uitgelopen om een praatje met de butler te maken en mevrouw Foster holde, gekleed in een ouderwetse bontmantel en met een zwarte hoed boven op het hoofd, van de ene kamer naar de andere, en deed alsof ze toezicht hield op deze bezigheden. In werkelijkheid dacht ze er alleen maar aan dat ze het vliegtuig zou missen als haar man niet gauw uit zijn studeerkamer kwam en zich aankleedde.

‘Hoe laat is het, Walker?’ zei ze in het voorbijgaan tegen de butler.

‘Het is tien over negen, mevrouw.’

‘En is de auto er al?’

‘Jawel mevrouw, hij staat voor. Ik ga net de bagage in laden.’

‘Het is een uur rijden naar het vliegveld Idlewild,’ zei ze. ‘Mijn toestel vertrekt om elf uur. Ik moet er een half uur van te voren zijn, vanwege de formaliteiten. Ik haal het niet. Ik weet zeker dat ik het niet haal.’

‘Volgens mij hebt u tijd genoeg mevrouw,’ zei de butler hartelijk. ‘Ik heb meneer Foster gewaarschuwd dat u om kwart over negen weg moet. Dat is pas over vijf minuten’.

‘Ja,  Walker, dat weet ik, dat weet ik maar schiet alsjeblieft op met die bagage’

Ze begon op en neer te lopen in de hal en telkens wanneer de butler langsliep vroeg ze hoe laat het was. Dit vliegtuig, zei ze telkens bij zich zelf, mocht ze niet missen. Het had haar maanden gekost voor ze haar man zover had, dat hij bereid was haar te laten gaan. Als ze het miste kon het heel goed zijn dat hij toch nog besloot dat ze af moest zeggen. En de ellende was, dat hij er op stond mee te gaan naar het vliegveld om haar uitgeleide te doen.

‘Lieve God,’ zei ze hard op. ‘Ik mis het vast’.

vrijdag 19 januari 2024

OP WEG NAAR DE HEMEL (1).


Even een schrijfpauze. Ik ga naar het IFFR. Op 7 februari ben ik ik weer op facebook èn op mijn blog. Als intermezzo staat de komende dagen uitsluitend op mijn blog: ‘ www.stukkiejee.blogspot.com‘ een grappig kort verhaal: 'Op weg naar de hemel'. (Niet van mij).

Mijn eerdere verhaaltjes  zijn daar ook te lezen.


Op weg naar de hemel (1)

Mevrouw Foster leed haar hele leven al aan een bijna ziekelijke angst om treinen, vliegtuigen, boten of zelfs maar het begin van een toneelvoorstelling te missen. In andere opzichten was ze helemaal geen bijzonder nerveuze vrouw, maar de gedachte om bij zulke gelegenheden te laat te komen, maakte haar zo overstuur, dat ze er een zenuwtic van kreeg. Geen ernstige, weliswaar – alleen een klein spiertje in de hoek van het linkeroog, dat krampachtig samentrok, zodat het net leek alsof ze stiekem knipoogde –  maar  het vervelende was dat het pas omstreeks een uur nadat ze de trein of het vliegtuig of wat dan ook, goed en wel gehaald had, overging.

Het is werkelijk hoogst merkwaardig hoe een eenvoudige bezorgdheid over zoiets als het halen van een trein bij bepaalde mensen kan uitgroeien tot een ware obsessie. Tenminste een half uur voordat het tijd was om naar het station te vertrekken, stapte mevrouw Foster met haar hoed, jas, handschoenen uit de lift, klaar om weg te gaan en omdat ze geen moment kon stilzitten liep ze zenuwachtig en gejaagd van de ene kamer naar de andere totdat haar man, die toch heel goed moet hebben beseft hoe het met haar gesteld was, eindelijk uit zijn studeervertrek kwam en met zijn koele, droge stem opperde, dat ze zo langzamerhand maar eens moesten gaan, 'vond ze ook niet?'

Het kan best zijn dat meneer Foster het recht had geïrriteerd te zijn over deze dwaasheid van zijn vrouw, maar het was beslist onvergeeflijk van hem om haar ellende te vergroten door haar onnodig te laten wachten. Het staat natuurlijk niet vàst dat hij dat deed, maar wanneer ze ergens naar toe zouden gaan was zijn timing zo uitgekiend – altijd net één minuut of twee te laat, begrijpt u wel – en zijn optreden zo achteloos, dat het moeilijk te geloven viel dat hij niet bezig was de ongelukkige vrouw op zijn eigen, gemene manier te kwellen. En één ding moet hij hebben geweten – dat ze het nooit en te nimmer in haar hoofd zou halen om hem te roepen en te zeggen dat hij voort moest maken. Daarvoor had hij haar te goed afgericht. Hij moet ook hebben geweten dat hij haar, als hij het aandurfde om met zijn getreuzel zelfs het laatste moment van de veiligheidsmarge te overschrijden, bijna hysterisch kon maken. De afgelopen jaren had het er bij twee speciale aangelegenheden zelfs op geleken dat hij de trein echt wilde missen, uitsluitend en alleen om het lijden van de arme ziel te intensiveren.


donderdag 18 januari 2024

HUILEN, HUILEN, HELEMAAL ALLEEN.

Ik heb naar een serie gekeken op NPO-Plus. Een streamingsdienst heet dat. Normaal gesproken ‘zit’ ik altijd op NPO 1-2 of 3. Daar ‘eet’ ik dus wat me voorgeschoteld wordt: Journaal, de slimste Mens, Arjan Lubach, Studio Sport.

Op NPO-Plus heb ik al maanden een abonnement. Maanden van ellende. Pas deze week heb ik voor het eerst, probleemloos, een serie kunnen bekijken. De serie ‘Dag en Nacht’. Totaal 8 afleveringen. Ik koos ervoor, om er elke avond tussen elf en half een, twee te gaan bekijken. Nadat ik mijn dagelijkse column geschreven had.

‘Dag en nacht’ speelt zich af op de afdeling  gynaecologie van een ziekenhuis in een grote stad. Kim van Kooten bedacht de serie, schreef de dialogen en speelde en passant de hoofdrol. Ik ben een tamelijk stoïcijnse tv-, film-, theaterkijker en ook van deze serie zijn vrijwel alle bevallingen, (ook de zware en zeer gecompliceerde), doodgeboortes, miskramen en keizersneden  langs me heen gegaan zonder dat emoties mij  heftig beroerden.

Één enkel moment  echter raakte me diep. In de tweede aflevering werd een jonge moeder op heel liefdevolle, zorgzame wijze door een man geholpen bij haar bevalling: met lieve woorden, zachte strelingen, met puffen, met eten en drinken. Toen het baby’tje eenmaal geboren was, kwam opeens de vader van de baby, de echtgenoot van de bevallen vrouw, vanuit het buitenland de kraam ‘invliegen’ en omhelsde en knuffelde zijn vrouw en hun baby euforisch.

Die man (vriend? broer? neef?buur?) die de vrouw zo geweldig hielp bij haar bevalling, beweegt zich intussen onopvallend naar buiten. In de daar op volgende scene zit ‘mother’s lovely helper’ met zijn rug tegen de muur van de kraamkamer … ellebogen op zijn knieën … hoofd tussen zijn handen, onbedaarlijk te huilen.

Ik kon me toen, zo in m’n uppie, zittend voor de tv, echt niet meer inhouden … en ik huil nóóit!


Het eerstvolgende stukje verschijnt op 5 februari a.s. Dit i.v.m. het IFFR.

woensdag 17 januari 2024

LIEFDEVOLLE ACCEPTATIE.

Het is op zich allemaal niet zo heel erg, vindt Fred,  maar als hij net van het ene akkefietje verlost is duikt er weer wat anders lulligs op. Vanmiddag bijvoorbeeld ziet hij langs de stoeprand een duif spartelen in doodstrijd. Hij kijkt er geïnteresseerd naar maar loopt gewoon door. Nog geen tien minuten later bekruipt hem het schuldgevoel, dat hij daar iets aan had moeten doen. Het beeld  komt bij hem op dat hij zijn rechterbeen hoog opheft, zo hoog hij kan, en met kracht laat neerkomen op het armzalige restje duif. Ondertussen bekijkt Fred bewonderend een street-art kunstwerk en is dan de vogel gelijk alweer kwijt. Hij hàd hier iets aan moeten doen. Zo kòn dat niet, bleef het maar door zijn hoofd spoken.

Fred loopt door de wijk waar hij vele jaren gewerkt heeft. Hij heeft meegewerkt aan de renovatie van een groot aantal woningen in deze buurt. De bewoners van deze wijk hadden inspraak. Het wijkorgaan, Freds werkplek, is het hart van de renovatie in deze buurt.  Anneke Siegtrö valt Fred nogal eens lastig. Anneke is een onaantrekkelijke buurtbewoonster … een Duitse met een SS -verleden, vettig piekhaar en een in-en-in bleek bekkie. Haar huis wordt niet gerenoveerd. Zij woont in een duur, in goede staat verkerend herenhuis in de wijk. Ze komt regelmatig op hoge poten bij Fred binnen vallen, toevallig steeds als hij alleen in het wijkcentrum zit. Allerlei lulverhalen komt ze mee: hondenpoep, op de stoep parkeren, op haar stoep voetballende kinderen, duivenstront. Het is allemaal heel vervelend maar met renovatie, waar Fred voor zit heeft het geen reet te maken. Freds collega’s poeieren haar binnen een minuut de tent uit maar daar is hij  niet zo’n kei in. Haar gezwam noteert hij in het logboek en hij zegt haar toe dat hij het ook nog eens zal doorgeven. Hij had haar natuurlijk ook gelijk buiten moeten zetten. Hij bleef er maar over piekeren.

Maar het enige concrete wat hij direct na haar vertrek uit zijn kantoortje deed was, zich terug trekken op het toilet (er was maar één toilet voor dames en heren)  en zich aftrekken op de allerminst appetijtelijke uiterlijkheden van mevrouw Siegtrö. Ook op dit laatste wapenfeit kon Fred nimmer met volle tevredenheid terug kijken.

Wat Fred ontbeerde was moed, daadkracht en zelfbeheersing en dan zijn dat nog maar enkele futiliteiten, die hem in de loop van een korte wandeling door zijn vroegere werkomgeving te binnen schieten.   Moed, daadkracht en zelfbeheersing, ontberen hem nu eenmaal. Daarom heeft hij besloten daar niet meer tegen in te gaan. Hij wordt daar alleen maar doodongelukkig van . Vanaf heden gaat hij er de nadruk op leggen, zichzelf liefdevol te accepteren.  Liefdevol gaat hij zijn lafheid, futloosheid, ambitieloosheid en losbandigheid leren aanvaarden. Daar is een (vrij prijzig) cursusaanbod voor. Hij heeft inmiddels voor een redelijke prijs iets gevonden: een driedaagse cursus op Texel. Kost 3.000 euro; all-in. Fred kan dit bedrag zelf helaas niet ophoesten. D.m.v. het starten van crowdfunding , probeert hij nu het benodigde bedrag in te zamelen. Lezers van deze column, die deze cursus voor Fred mogelijk willen maken, kunnen hun liefdevolle bijdrage storten op IBAN-nummer RABO 214322 177 t.n.v. Fred Baars o.v.v LAF (Liefdevolle Acceptatie Fred).  Bij voorbaat zijn dank.

Bij het ter perse gaan van dit verhaal staat de teller op 7,99 euro!