woensdag 16 augustus 2023

RIJDEN OP DE MARKT.

 Gelukkig is het vandaag niet zo druk op de markt. Meestal is het hoe warmer hoe drukker. Ik schrijf ‘gelukkig’ omdat het er weer wemelt van de voertuigen en hulpmiddelen op wieltjes en als het dan mooi weer is,  is er voor de normale marktklant zowat geen plaats meer.

Het is nooit leuk als mensen van een scootmobiel gebruik moeten maken. Wat ik echter bespottelijk vind, is dat ze zich tussen de andere marktklanten inwringen en zonder blikken of blozen tegen hielen botsen en over tenen rijden. De scootmobiel, vind ik, zou op de markt verboden moeten worden.

Ook rollators zijn zo’n bron van ergernis. Van een scootmobilist kan ik me nog voorstellen dat ie per ongeluk tegen enkels aan botst. Marktgangers met een rollator zetten hun ‘steuntje’ vaak als wapen in, in de strijd om de koopwaar: niks zeggen en stevig met de rollator duwen. Sta de rollator op de markt uitsluitend toe in de daluren ‘s ochtends en  ‘s middags.

Het zou overdreven zijn om de rollator gelijk helemáál uit de markt te verbannen.

Geconstateerd is , dat een aanmerkelijk deel van de rollatoreadors, ongebruikelijk veel ruimte in beslag neemt. Eigenlijk mag dat geen reden zijn om die groep als geheel van de markt uit te sluiten. Eigenlijk niet ….

Kinderwagens horen ook thuis in de categorie rollator. O, sorry, tegenwoordig worden  kinderwagens, maxi cosi’s genoemd. Die maxi cosi voor één kindje veroorzaakt qua ruimte een vergelijkbare irritatie-overlast als de  rollator. Deze zou dus uitsluitend op daluren de markt op mogen. De dubbele maxi cosi’s voor tweelingen zijn ook erg , als verzachtende omstandigheid geldt dat ze ook vaak, een baby en een kleuter bevatten, geduwd door ongehuwde moeders of moeders met mannen, die niet op de kinderen  willen passen.

Trouwens (en dit helemaal terzijde): er worden de laatste jaren veel tweelingen geboren,  vooral allochtone tweelingen… rijzen de pan uit, …. ik heb eens gelezen: ‘de tweeling’ is een degeneratieverschijnsel’ …  ‘t schijnt iets te maken te hebben met incest: met name huwelijken tussen neven en nichten.)

Boodschappenwagens op kleine wielen bezorgen nauwelijks overlast. De marktklant trekt het met één arm achter zich aan. Ze zijn duidelijk zichtbaar.

Ronduit onbeschoft vind ik de steeds vaker voorkomende, arrogante rotgewoonte van voornamelijk jonge mensen,  studentikoze types vaak, om, met hun fiets aan de hand, laadbak voorop, grote fietstassen achterop, de drukbezochte markt op te lopen … van vroeg tot laat  lopen ze te shoppen  met hun fietsen; van aftandse roestige brikken tot gloednieuwe hybrides. Met de ùìtstekende fietssturen botsen ze tegen ruggen, armen en borsten aan van kopers op de markt. Van deze aso-categorie marktbezoekers moet meteen de fiets geconfisqueerd worden.

Vanmiddag liep er, op de markt, zo’n aso tegen me aan met als resultaat een gekneusde rib.

dinsdag 15 augustus 2023

MEELOPERTJE.

 Ik ken Jan van het gymnasium. Jaren zestig. De triomfdagen van Stones en Beatles. Van Feijenoord ook. Een stille jongen. Bleek, mager. Grote bril, klein koppie, achterovergekamd,  vet  haar met slagen … neen,  niet bepaald moeders mooiste.

Hij komt bij ons in de tweede … een middelmatige leerling … goed in economie. Hij blokkeert als hij een mondelinge beurt krijgt ….  zijn hoofd wordt zo rood als een kreeft.

Het duurt even voordat hij aansluiting krijgt bij ons; jongens van klas: 2B. Hij laat zijn haar groeien en doet zijn bril af, zo lijkt hij op Keith Richards van de Stones. Echt geaccepteerd wordt hij door het groepje Stonesfans niet maar als hij het bevel van de schooldirecteur negeert om naar de kapper te gaan en in nette kleren naar school te komen, stijgt zijn populariteit wat. Maar … echt een prominent lid van die groep wordt hij nooit. Eens een meelopertje; altijd een meelopertje.

Zijn sport is voetbal … héél goed zijn we geen van allen, ook Jan niet. In de loop van de derde komt een stel Feyenoordfans op het idee om bij thuiswedstrijden van Feyenoord naar de Kuip te gaan.  Het is de tijd waarin Coen Moulijn als dertiger excelleert, al noemen wij hem toen al ‘liefkozend ‘die ouwe lul. Jan is er altijd; maar ook hier heeft hij nooit het hoogste woord, zelfs juichen bij een doelpunt doet hij ingetogen ….hij lacht …  steekt een vuist omhoog: ‘yeah!’

Ik ben een keer bij hem thuis geweest. Veel broertjes en zusjes heeft ie … zes tel ik er al … later komt er nog meer. Jan is daar de oudste. Wat me is bijgebleven is dat armoedige meubilair en die versleten vloerbedekking. Ook die penetrante zeiklucht ...geen huisdier te zien  …. van die broertjes dus.

Onze economiedocent wil eens bewijzen dat arbeiderskinderen het gymnasium nooit halen. Hij doet bij ons in de klas een onderzoekje naar het beroep van de vaders. Hij krijgt gelijk, want er zit bij ons géén arbeiderskind in de klas.

Mijn vader zit in de directie van C&A Nederland. Maar ik weet zeker, dat Jan zijn vader in een fabriek werkt, ….. gezien het armoedige zooitje daar thuis. Maar Jan antwoordt doodleuk dat zijn vader onderdirecteur is bij Bolletje … van die beschuit. Hij schaamt zich er volgens mij voor dat zijn vader arbeider is.

Dat is dàn …. later pas komt trots … trots, op een vader,  die hem laat doorleren, terwijl het thuis armoe troef is. Later, kort na het eindexamen, verklapt Jan me dat zijn vader al jaren rollen eierbeschuit in dozen verpakt en naar het magazijn vervoert.

Na de middelbare school verlies ik hem uit het oog en dan, wie had dat ooit kunnen denken , dan  groeit  Jan, dat schuchtere meelopertje, uit tot een van de meest gelezen schrijvers van Nederland. Leuk hem heel anders gekend te hebben en … eerlijk is eerlijk: Ik zou willen dat ik maar een heel klein beetje van zijn talent had.

        

maandag 14 augustus 2023

WAAR KOMT U VOOR? (2)

Ruud staat op en pakt zijn rollator. Ik schrik van hem: hij is zó dik geworden … achteraf had ik beter fruit mee kunnen nemen in plaats van stroopwafels … en wat loopt ie slecht, zeg ... ook achter die rollator waggelt hij. We gaan naar Ruud’s kamer. Zijn deur staat open. Vreemd.  Ik weet niet beter of hij sluit zijn kamer af, ook al gaat hij heel even weg.

Ik hang mijn doorweekte jas over een stoel en loop naar de badkamer om mijn haar wat te fatsoeneren.

‘Waar wil je zitten, Trees?’

Veel keus is er niet: het is òf op zijn bed òf in de makkelijke stoel  nààst zijn bed.

‘Kies jij maar, hoor, Ruud, jij moet er met je rollator goed bij kunnen.’

Hij gaat op zijn bed zitten.

Op het kozijn bij het grote raam, staat een vaas met een ‘bos’ verlepte gelig-witte kunstrozen; verder zie ik foto’s van zijn familie: zijn overleden vrouw Riek, zijn dochter Trees (51) en zijn twee kleinzonen.  Van zijn tweede dochter  Frederique (48) staat hier geen foto. Met haar mag hij geen contact meer hebben … er is iets niet goed gegaan in het verleden …  wat precies weet ik niet … zij woont nu in een zorgcentrum ergens in de provincie Utrecht.

Alleen Trees en ik komen af en toe bij hem op bezoek.

Ik heb kippenvel … zit met een natte bloes.

Op het ongebruikte keukenblok staat Ruud zijn trots en glorie: zijn pick-up, met twee koffers langspeelplaten … en zijn bandrecorder. Hij is dol op muziek, vooral Nederlandstalig, uit de vijftiger en zestiger jaren. Ik heb Ruud leren kennen in een koor. Samen zingen we als duo op partys. We hebben succes met liedjes als ‘Marina’ en ‘Mexico’

‘Luister je nog wel eens naar je muziek,? vraag ik Ruud.

‘Neen, nog niet … ’

Héél moeizaam komt hij overeind: ’plassen.’ Hij waggelt naar de badkamer annex toilet. De deur van de badkamer laat hij open staan. Hij laat een enorme scheet, gevolgd door het geluid van een drol, die in het wc-water plonst …. een duidelijk geval van decorumverlies.

‘Sorry hoor’, roept Ruud, ‘ik kom zo …mijn kont even afvegen.’

Of ik wat wil drinken.

‘Wat heb je?’

Hij schenkt sinas in een aangekoekt glas en legt een stroopwafel op het morsige schoteltje ernaast. O god, zou Ruud zijn handen wel gewassen hebben. Ik heb er niet op gelet. ‘Dank je Ruud, die stroopwafel neem ik mee. Ik zit nog vol.’  

Hij zakt een beetje weg … dan veert hij op:

‘Hoe oud ben je eigenlijk.

‘Eenenzeventig’.

‘O ja? Zo oud alweer? … ik ben moe, Trees … moet gaan liggen. Ga maar weg  … Ik roep de zuster wel om je  uit te laten.

De stroopwafel prop ik in mijn tas. Van het kopje sinas blijf ik wijselijk af.

De zuster wacht in de deuropening.

‘Dag Ruud, tot zaterdag,’ zeg ik.

De zuster loopt met me mee.

Godzijdank is het droog.

       

zondag 13 augustus 2023

WAAR KOMT U VOOR?

Van mijn huis is het een kwartiertje lopen. Nog geen vijf minuten ben ik onderweg als het alweer begint te stortregenen. Lekkere augustus dit jaar. Geen paraplu bij me. Jas niet waterdicht. Als een verzopen kat kom ik aan bij ‘Huize Zorgelijk ‘. Mijn vriend Ruud zit daar. Vierentachtig is hij; bijna tien jaar ouder dan ik. Hij zit hier net. Ruud is al een tijdje aan het dementeren maar er is nu pas plek voor hem hier.  Het is zaterdag. Weekend dus. Dan zit er niemand bij de receptie. De toegangsdeur zit dicht. Ik moet aanbellen. Het blijft maar zeiken. Een mannenstem klinkt uit een luidsprekertje:

‘Jaaaa, waar komt u voor’ (‘waar’ , ‘waar’, ‘waar’,’ resoneert het in mijn hoofd …  ik kom gvd niet voor íéts … ik kom voor iemand!) ‘ik kom op bezoek bij Ruud Veenweg,’ zeg ik geïrriteerd.

‘Geduld alstublieft, mevrouw.’ 

Als na drie minuten nog steeds niet open gedaan is, bel ik nog eens.

‘Jaaaa, waar komt u voor?’

‘Ik heb vijf minuten geleden ook al gebeld  en de deur hier is nog steeds dicht ..en ik ben kleddernat ... ik kom voor Ruud Veenweg.’

‘Oh, neem me niet kwalijk mevrouw, er was hier net een bijna noodsituatie op de afdeling, één van de bewoners moest hals-over-kop naar de wc .. ‘

‘Meneer, ik  ben doorweekt, doe die deur open!’

‘ … daardoor was Ik u even helemaal vergeten.  Ik ga nu gelijk voor u open doen, hoor. Waar komt u ook alweer voor?’

‘Voor mijn buurman, Ruud Veenweg!’

‘Op welke kamer zit hij?’

‘Op de vijfde verdieping, kamer 56.

‘Ja, dat is correct, ik zie hem hier staan. U kunt nu naar binnenkomen, hoor mevrouw.’

Het is erg warm in de entreehal van het verpleeghuis.  Ik zie gelijk zowat niks meer door die beslagen brillenglazen.  Heb  ook niks om die wasem mee weg te poetsen.  Alles is nat. Op de tast begeef ik me naar de lift. Als ik op de vijfde ben, zie ik dat ik wederom moet bellen om op de afdeling van Ruud te komen … eigenlijk wel logisch, want hij zit op een gesloten afdeling.  Onder de bel is een briefje geplakt: ‘Het kan zijn dat u even moet wachten voordat er iemand komt om de deur te openen. Een momentje geduld alstublieft.’ Dit keer gaat het vlot. Een zuster doet open. ‘Ik kom op bezoek bij Ruud Veenweg,’ zeg ik maar gelijk uit mezelf.

‘Regent het nou zo?’ De zuster kijkt me verbaasd aan … maar zonder mijn antwoord af te wachten zegt ze: ‘Kijk eens, Ruud wie hier is …’ Ze is duidelijk blij voor hem.  Ruud zit aan een grote tafel samen met een paar medebewoners Lingo te kijken. Ruud kijkt om en begroet me hartelijk: ’Hallo, Trees! Ik dacht dat je zaterdag pas zou komen.

‘Het ìs vandaag zaterdag Ruud.’

‘O ja? Wonderlijk, hè Trees, hier lijken alle dagen op elkaar.’

Tsja, Ruud, dat hoor ik wel vaker … Ik laat hem maar in de waan dat ik zijn dochter Trees ben.  

Hij is zich er niet meer van bewust dat ik zijn buurvrouw  Mieke ben.

zaterdag 12 augustus 2023

MONGOOLTJE.

 

Het regent deze ochtend pijpenstelen. Onwillekeurig schiet ik in de lach, als ik mijn buurvrouw Lia op rode laarzen, in haar lange rode regenjas, de capuchon al op, zie staan hannesen met haar kapotte eveneens rode paraplu. Net als ik móét ze  er blijkbaar ècht even uit.

‘Je lacht me toch niet uit, hè?’ vraagt ze.

Een beetje wel eigenlijk. Ik moet lachen, omdat ze er nu net zo uitziet als het mongoolse vrouwtje, dat ik, op weg naar de gym, vaak tegenkom. Uitsluitend qua kleding bedoel ik dan hè, ook altijd alles in het rood … want verder is Lia knap en slim.

Het mongooltje, dat ik bedoel is ongeveer veertig jaar. Samen met haar hoog bejaarde moeder is ze op weg  naar de dagbesteding voor verstandelijk gehandicapten hier in de buurt.

Vrijwel altijd zijn ze samen en hebben ze mot met elkaar. Moeder kan het niet gauw goed doen. Met haar lage stem werpt ze haar moeder voor mij onverstaanbare verwijten naar het hoofd. Soms loopt ze, met een gezicht als een oorwurm, haar moeder stampvoetend een paar passen  vooruit. Een andere keer loopt ze juist weer tergend langzaam een paar passen achter moeder aan. Zo dwingt ze moeder achterom te kijken en óók haar pas in te houden.

Een heel enkele keer gaat ze alleen. Ook dan heeft ze die boze uitstraling, die  waarschijnlijk gewoon bij haar hoort. Met grote stappen loopt ze me tegemoet; zonder op of om te kijken vervolgt ze haar weg.

Ik heb wel eens medelijden met die oude vrouw, die het nooit goed doet in de ogen van haar dochter. Wanhoop straalt uit moeders ogen. Het valt niet mee als je een end in de tachtig bent en je zit opgescheept met zo’n recalcitrante dochter.

Mijn jongste broer M. is ook een mongool. Drieënvijftig is hij nu. Mijn moeder is negenendertig als ze van hem bevalt.  M. is diametraal het tegenovergestelde van die nukkige dame, die ik hiervoor beschreef. M. is erg rustig, vriendelijk en meegaand.  Wat dat betreft is het natuurlijk net zo als bij ‘normale’ mensen: elke mongooltje is weer anders.

Hoewel mijn broer M. dus allesbehalve een moeilijk persoon is, heeft mijn moeder er verstandig aan gedaan om hem, toen hij nog jong was, uit huis te plaatsen. Naar een begeleide woonvorm.  Het viel haar toen beslist niet mee om dat besluit te nemen. Ze heeft er menig traantje om gelaten. Maar de beslissing was een goede. Een verstandelijk gehandicapte in huis, blijft tot in lengte van dagen een zware zorg. Dat geldt ook voor M. ook al is hij nog zo rustig en vriendelijk.

Mijn moeder heeft zodoende een redelijk rustige ‘oude dag’ gehad en M. heeft het in zijn eigen huisje met zijn begeleiders en andere gelijkgestemde bewoners  ogenschijnlijk goed naar zijn zin … zowel voor mijn moeder als voor M. was het altijd een klein feestje als ze elkaar weer zagen bij hem of bij haar thuis … of op een verjaardag … want dán was het dubbel feest.

vrijdag 11 augustus 2023

BARBIE.

‘Loop maar even mee naar mijn slaapkamer,’ zeg ik tegen buurman Kees. Mijn pc staat op de

slaapkamer. Ik ga hem uitleggen hoe hij zorgtoeslag moet aanvragen.

Terwijl ik de pc opstart hoor ik Kees ontzet zeggen: ‘Wat heb jij daar nou in die kast staan, man?’

‘Mijn pc, dat zie je toch’

‘Neen, die seksbom daar bedoel ik.’ Met open mond staat hij Aria aan te staren.

Aria is een sexy barbiepop. Deze pop is superslank, heeft lang blond haar, pronte borstjes, lange

benen, zwarte pumps en een mini jurkje met een goudkleurige ceintuur. Verder zijn haar ogen zwaar

opgemaakt en heeft ze volle, rood gestifte lippen.

‘Wat bedoel je, Kees?’

‘Wat moet jij met die seksbom in je kast?’

‘Oh dat,’ zeg ik gekscherend, ‘de een heeft pin-ups hangen in zijn slaapkamer, een ander, zoals ik,

heeft een sexy barbiepoppetje in zijn kast zitten, ieder zijn meug, nietwaar?’

Aria zit daar nu drie jaar. Op een van mijn fietstochten zie ik iets liggen op het fietspad … lijkt een

poppetje. Ik besteed er verder geen aandacht aan. Als ik, ruim een uur later weer langs die plek fiets

ligt die pop er nog steeds. Eerst rijd ik door maar ik besluit even later toch terug te gaan het beter te

bekijken. Blijkt het dus dit gave ‘schatje’ te zijn. Omdat het daar al minstens anderhalf uur als ‘klein

vuil’ gelegen heeft, besluit ik om het mee naar huis te nemen.

‘Ik kan er vast nog eens iemand blij mee maken, is het niet vandaag dan is het morgen. Maar tot nu

toe heb ik nog niemand kunnen vinden en in afwachting daarvan, zit Aria jou hier liefdevol aan te

staren.’

‘Ja, Kees, je kan me nou wel zo smalend aan staan te kijken, het is echt zo gegaan … en het valt nu

niet eens mee om van haar af te komen … ja, in de vuilniscontainer … maar dat vind ik zonde van zo’n

gave pop.

‘Iets voor jou, Kees of ken je iemand die je daar een plezier mee zou kunnen doen?’

‘Ja, ik heb een nichtje van zes, die heeft barbiepoppen maar ik vind Aria te seksueel getint voor zo’n

jong meisje. Daar wacht ik liever nog even mee. Je zou er mee op een rommelmarkt kunnen gaan

staan; dan ben je haar in een mum van tijd kwijt. Vijf euro vang je op zijn minst voor Aria.’

‘Ja, zou best kunnen …… ‘t zal alleen wel even duren voordat ik voldoende spulletjes bij elkaar heb

om op zo’n markt te gaan staan … tsja, dat doe ik dan alleen voor Aria, hoor, want zelf hou ik er

helemaal niet van . Weet je wat ik wou, Kees, dat ik die pop destijds gewoon had laten liggen.’

‘Moet je nou nog zien, hoe dat zit met die zorgtoeslag zit, Kees, want daar kwam je dacht ik toch

voor, hè?’

‘Ja, natuurlijk.’


‘Nou laat die pop nu even rusten en kijk maar es hier!’

donderdag 10 augustus 2023

AANDACHT.

De weekboodschappen doe ik zo vroeg mogelijk op  zaterdag. Het liefst om acht uur al of iets later.  

Het is dan rustig. Er zit echter een addertje onder het gras:  Toos slaat rond die tijd ook toe. Haar e-bike staat tegen de winkelruit. Ze is dus al binnen. Ik moet haar zien te ontlopen.  Haar grote boodschappentas heeft ze onder haar winkelwagen geschoven. Veel te groot die tas. Ze koopt zowat niks: mandarijnen, een pakje boter. Meer niet.  Voor de boodschappen komt ze hier niet. Aandacht moet ze hebben.  Maakt niet uit van wie. Ze loert constant op mogelijke slachtoffers. Berg je maar als ze je beet heeft.

Zodra ik de super binnenloop, spot ik Toos. Bij de toiletrollen staat ze nu. Ze bekijkt zogenaamd de koopjes: vandaag veertien wc-rollen voor twee euro tachtig.  Ze ziet een slachtoffer naderen en  slaat efficiënt toe. Ze toont een voordeelpak chocoladespritsen aan de wat wazige, ongeschoren en sjofel geklede Surinamer.

‘Dat is toch een kòpie, meneer? Negenenzeventig eurocent,  die spritsjes. Waar kunnen ze dat van doen? Ik heb ze vorige week zèlf gekocht.’ De man maakt een afwerend gebaar.

‘U zult er beslist geen spijt van krijgen. Maar ja, jullie Indo’s eten natuurlijk veel liever spekkoek enzo , hè?' De man zegt hoofdschuddend, dat hij geen Indo is maar Congolees en loopt naar het biervak, wurmt een blikje uit een sixpack, opent het, drinkt een paar slokken en gaat ermee naar de kassa.

Nu heeft ze mij toch nog te pakken: ‘Hallo meneer. Ook weer lekker vroeg op de been? Ze kakelt nog wat. Ik reageer niet , want als ik wat terug ga zeggen, ben ik verkocht. Ik wijs naar mijn oordopjes: ‘Ik  versta je niet’. Ik wil verder lopen. Ze wappert voor mijn neus met pleisters uit de bak voordeelaanbiedingen. ‘Vijf pakken bétadinepleisters voor twee euro vijftig. Een kòpie. Hoe kan het  voor die prijs?  Ik heb maar gelijk tien pakken gekocht. Pleisters, daar kan je beter niet om verlegen zitten. Een ongeluk zit immers in ……. ‘  Het is Toos ontgaan dat ik inmiddels bij de vrieskist sta om daar een zak zalmmoten te scoren. Het deert haar niet. Naadloos zet ze haar gezever over die pleisters voort tegen haar volgende slachtoffer.

Wat staat er nog op mijn lijstje? Drie flessen Spa Rood. Een sixpack bier, het huismerk van deze super, een goedkoop en desondanks lekker biertje. Als ik mijn zonen dit bier voorzet, kijken ze me hoofdschuddend aan: ‘Waarom koop je nou  altijd dit zwerversbier, ouwe gek?’

Als ik heb afgerekend, zitten er nog tien statiegeldflessen in mijn tas. Vergeten! Nu ga ik echt niet meer terug. Niet weer langs die lijpe Toos. Oh nee. Volgende week dan maar. Natuurlijk, daarom haat ik die vrouw. Ze maakt me in de war met haar gezeur. Ik ga maar eens bij een andere super shoppen.  Of zal er in elke super zo’n ‘weirdo’ rondlopen?