zondag 26 februari 2023

GASTVRIJ.

 Margreet en ik zijn in de kou van deze nacht, bibberend op weg naar huis. We zijn de tijd vergeten op dat feestje. Het is een heel eind lopen. De laatste bus hebben we gemist.  Eigenlijk hadden we warmere jassen moeten aandoen. We houden elkaar stevig vast. In de buurt van het Centraal Station komt ons een stel tegemoet dat het spiegelbeeld kan zijn van Margreet en ik: hij gekleed in spijkerbroek en een korte zwarte winterjas; zij in een lange bloemetjesjurk onder een rood wollen jasje. Hij met lang, donker krulhaar. Zij met lang, steil, blond haar met bloemetjes erin. Zij bibberen al net zo van de kou als wij.                                                                                                                                                                                                                              

Het stel vraagt ons de weg naar de jeugdherberg. Het maakt Margreet en mij niets uit dat het Duitsers zijn. Margreet en ik wisselen razendsnel een blik van verstandhouding: “de jeugdherberg is hier wel erg ver vandaan en ons huis hier héél dichtbij, dan kunnen ze toch net zo goed….”: “Weet je wat, komen jullie maar ‘bei uns zu Hause schlafen.”

Er is ruimte genoeg bij ons en we zijn tenslotte zelf, op onze liftvakanties in het buitenland ook vaak genoeg aan een slaapplek  geholpen. Het stel is dolblij. Wij ook, omdat we eens een keertje iets terug kunnen doen.

Thuis drinken we, om warm te worden, een paar glazen wijn. Ze komen uit Frankfurt en zijn op weg naar Amsterdam. De vrouw is zwanger. Er is nog niets van te zien. Ze zijn allerminst gelukkig met die zwangerschap; ze zijn op weg naar een abortuskliniek in Amsterdam.

We zijn door de wijn opgewarmd en slaperig geworden. Tegen onze gasten zeggen we dat we om acht uur de volgende morgen op moeten staan. Ze kunnen het ontbijt vinden in de keuken en verder moeten ze maar zien hoe laat ze willen vertrekken.

Ze hebben ons huis keurig achtergelaten, is onze eerste indruk als wij ’s avonds uit ons werk komen. De afwas gedaan, het bed netjes afgehaald; de dekens en lakens opgevouwen. Maar eigenlijk vinden we dat niet meer dan normaal.

Ik wil later op de avond een cd van Pink Floyd luisteren maar ik zoek tevergeefs naar de cd Ummagumma.

   “Aan wie heb jij Ummagumma uitgeleend?” vraag ik aan Margreet. 

   “Aan niemand.”

   “Verdomme, ‘A saucerfull of secrets’ is er ook al niet,”

Het dringt langzamerhand tot me door, dat alles van  Pink Floyd en nog een aantal van onze favoriete cd's weg zijn. We kunnen aan het einde van de week de balans opmaken: behalve een flink aantal waardevolle spullen, hebben ze ook nog een kleine duizend euro cash-geld gejat. We hebben in onze naïviteit gastvrij onderdak verleend aan een koppel Schweinhunde.

Het minst erge vind ik achteraf eigenlijk nog dat ze die ongewenste vrucht van mijn poen hebben laten afdrijven.

zaterdag 25 februari 2023

SCANNEN IN DE SUPER.

De grote Nederlandse supermarkten hebben miljarden winst gemaakt. Veel meer dan vorig jaar. Maar, verzucht de top van die bedrijven: het had miljoenen meer kunnen zijn, want er is op enorme schaal gejat door de klanten. Niet door de klanten die braaf met hun winkelwagentje langs de kassière schuiven. Oké, er zullen  heus wel eens wat artikelen in een tasje onder de boodschappenband door gesnaaid worden. Of er worden, onzichtbaar onder een te ruim zittende  jas, boodschappen meegepikt.

Neen, dè boosdoener voor de grote supermarkten was en is nog steeds de scannende klant. Ik ben er zelf ook zo een. Niet zo een die doelbewust bezig is met jatten. Een paar jaar terug ben ik met scannen begonnen. Ik vond het wel makkelijk. Nooit meer lang in de rij staan en alles kon gelijk in me eigen boodschappenkarretje. Het winkelwagentje hoefde niet gebruikt te worden.

Alleen bij de allereerste keer ging het al fout.  De scancomputer gaf aan dat er een steekproef gehouden moest worden. ‘De medewerker komt er zo aan, een momentje geduld alstublieft,’ zei de computer. Dat eventjes duurde wel zowat vijf minuten. Had ik eigenlijk net zo goed in de rij voor de kassa kunnen gaan staan. Maar goed, er komt een knul aan die moet controleren of ik alles wel gescand heb. Een steekproef van acht artikelen. Zeven artikelen heeft hij gecontroleerd, alle zeven goed. Van de inhoud van mijn boodschappenkarretje heeft hij een zooitje gemaakt. Dan nummer acht … ja hoor, hij heeft beet. Ik heb een pot zure bommen niet gescand.  ‘Ik kan die pot toch nu nog wel even scannen?’ De medewerker lijkt in zijn sas: ‘Neen meneer, ik moet u nu naar een van de kassa’s verwijzen. Zet al uw boodschappen daar op de band en reken bij de kassière af.’ Leuk baantje heeft die knul, als hij van zichzelf niet wantrouwig is, wordt hij het vanzelf wel.

Het was de eerste en de laatste keer dat dat me is overkomen. Irritant is wel dat er steeds weer een medewerken moet komen opdraven om te kijken of ik wel boven de achttien ben en dus bier of wijn mag kopen. Terwijl op een kilometer afstand te zien is dat ik zowat eenentachtig ben.

Steekproeven krijg ik niet altijd, soms één per vier weken, soms drie weken achter elkaar. Behalve die eerste keer is het eigenlijk steeds goed gegaan. Het aandoenlijke van mijn supermarkt is dat elke foutloze steekproef beloond wordt met een zegeltje. Een stroopwafelzegeltje. Als je zes van die zegeltjes hebt geplakt op de zelfscanspaarkaart, krijg je gratis een pakje stroopwafels. Joepie!

Eerlijk gezegd waren niet al mijn scans foutloos. Ik heb het geluk gehad dat er niet altijd gecontroleerd werd. Als ik thuis ben kijk ik de scanbon altijd nog even na. Dan zie ik dat ik nogal eens wat vergeten ben te scannen: een komkommer, een stuk  zalm, wasverzachter, Surinaamse broodjes, een pak hagelslag en zelfs een duur pak wasmiddel. Niet allemaal in één week natuurlijk. Over een periode van een week of acht. Dat gaat bij mij, ongelogen, per ongeluk.

Als je duizenden klanten hebt zoals ik, dan mis je als onderneming aan het eind van de rit wel wat omzet. En dan heb je ook nog de kleptomanen, die welbewust lopen te graaien. De supermarkten zelf bezondigen zich daar zelf ook schaamteloos aan. Hoe komen ze anders aan die superwinsten in deze tijd van recessie?!

vrijdag 24 februari 2023

KIKKER

 Een blauwe maandag studeer ik in Utrecht. Ik wil dierenarts worden. Zes jaren van studie aan de Utrechtse universiteit. Waarom ik precies dierenarts wil worden begrijp ik nu nog steeds niet. Nee, want thuis hebben we bijvoorbeeld nóóit dieren gehad en ik kan me niet herinneren, dat ik mijn moeder aan haar hoofd gezeurd heb om een huisdier. Dieren op tv zoals het Olifantje Jumbo, Bor de Wolf, Ed het Sprekende Paard en zelfs Isadora Paradijsvogel kunnen me niet erg boeien. Het worden nooit echt dieren van vlees en bloed voor mij.

Van mijn vader en mijn moeder hoef ik niet zo nodig dierenarts te worden. Als het aan hen ligt ga ik gelijk werken in de beschuitfabriek. Vol continu. Geld kunnen ze altijd gebruiken met ons grote gezin. We zijn met zijn twaalven en ze weten heus wel dat ik zo’n lul ben om al mijn verdiende geld in hun bodemloze put te storten.

Mijn vader heb ik nooit samen met een beest gezien … ik heb mijn vader überhaupt niet zo veel gezien. Mijn moeder heeft he-le-maal niks met dieren. Zij is een lieve, knappe en over het algemeen zeer opgewekte vrouw maar van dieren moet ze niks hebben. 

Het zal wel door mijn beroepskeuzetest gekomen zijn:

‘…..gezien zijn vriendelijke, behulpzame, geduldige houding en zijn bovenmatig ontwikkeld vermogen tot opnemen van en in praktijk brengen van kennis … het duidelijk kunnen overbrengen van informatie; verder heeft hij de gave indien nodig resoluut te kunnen ingrijpen … derhalve zien wij goede ontplooiingskansen voor hem in het beroep van dierenarts.’

Resoluut ingrijpen? Nou en of! Op het bureau van de beroepskeuzeadviseur sla ik pardoes een dikke hinderlijke bromvlieg morsdood ... ik zit met een vieze hand en op het hagelwitte overhemd van de adviseur zitten spetters.

Op een zeer zonnige zomerdag, ik ben een jaar of tien, kom ik met Kikker thuis. Kikker zit op mijn rechterhand. Mijn linkerhand is het dakje zodat hij daar lekker beschermd kan zitten. Kikker zit amechtig te hijgen. Later begrijp ik dat kikkers altijd hard hijgen, daar kunnen ze gewoon niks aan doen.

‘Breng dat beest maar weer gelijk terug naar de sloot waar je hem gevonden hebt. Ik wil geen kikkers in huis, dat weet je toch!’ Hoe kan ik dat nou weten? We hebben thuis nooit over kikkers gepraat. ‘Mag die dan even op het balkon, mam, ik wil hem morgen in de klas laten zien.’

Kikker mag op het balkon, tot morgenochtend, in een pindakaaspot. Er zit nog een klein beetje pindakaas in de pot. Ik hoop dat Kikker pindakaas lekker zal vinden, net als ik, ja, dat weet ik nog wel, dat ik dat toen hoopte voor Kikker.

Misschien lag het aan de warmte of aan de te vast dichtgedraaide deksel van de pindakaaspot of aan allebei maar Kikker lag levenloos op zijn buikje in een plasje vocht. Kikker had nog niks van de pindakaas gegeten zo te zien. Zo wil ik hem niet in de klas laten zien, dus spoel ik hem door de wc. Dat gaat nog niet zo gemakkelijk. Na drie keer doortrekken is Kikker pas weg.  

 


donderdag 23 februari 2023

VROEG.

 Het is nog vroeg als ik dit schrijf. Tien voor negen. Voor het schrijven van een stukje als dit is het tamelijk vroeg. Normaal schrijf ik ‘s avonds. Soms over dingen die ik heb meegemaakt en soms over iets dat me bezig houdt. 

Het begin van deze zaterdag is schitterend! Strak blauwe lucht en zó helder dat ik vanaf mijn balkon de Rotterdamse wolkenkrabbers een klein stukje boven de grote bomen van het Kralingse Bos zie uitkomen. Ook kan ik de topboog van de Brienenoordbrug zien.  

Ik blijf niet te lang staan genieten op het balkon want het is daar nog maar net zes graden Celsius en dat is een beetje te koud voor in mijn pyjama. De balkondeur en het woonkamerraam laat ik wel open staan; kan het huis lekker luchten.

Over de reling van mijn balkon heb ik mijn dekbed gegooid. Het dekbed vond dat kennelijk geen goed idee, in die kou,  want het wilde gelijk weer terug op mijn bed, dat dan nog een beetje warm is.

Daar, op het balkon (ik woon op de 4e verdieping) is ook al goed te horen dat er flink wat gemotoriseerd verkeer actief is. Het lijkt wel of er golven geluid mijn kant op komen. Het is niet echt oorverdovend; het is gewoon een hinderlijk aanwezig, de ene keer erger dan de andere keer. Het is maar net hoe de wind staat.

De vogels zijn ook al vroeg op. Vooral de eksters zijn duidelijk aanwezig. Ik zie ze alleen niet. Waarschijnlijk zitten ze in het struikgewas of in de bomen waarschuwend te krassen en te knarsen. Leuk of lief klinken die vogels niet. Eksters zijn krachtige, moedige vogels: ik heb twee eksters eens een kat, die te dicht bij hun nest met jongen kwam, op de vlucht zien jagen. Meestal zijn hier ook veel meeuwen maar gek genoeg zie ik nu geen een. Ze dachten misschien: lekker weertje vandaag, we blijven lekker bij het strand … tja, je weet niet hoe die beesten redeneren … als ze tenminste redeneren.

 Aan de andere kant van mijn huis is het vandaag superrustig. Op werkdagen is het tussen acht en negen uur altijd een drukte van jewelste. Ouders komen dan met de auto hun kinderen naar de school, bij mij aan de overkant,  brengen. De straat is dan één grote file. Soms ontstaan er gevaarlijke situaties wanneer autorijdende ouders plotseling hard optrekken en vergeten dat er nog andere kinderen oversteken naar de school. Niet alle kinderen worden met de auto gebracht; er worden er ook nog wel een paar gebracht op de fiets of in zo’n bakfiets. Zelfs komen er nog enkele kinderen lopend naar school; alleen of aan de hand van hun ouders.

Zelf ben ik nooit naar school gebracht. Mijn ouders hadden geen fiets of een bakfiets laat staan een auto. Mijn vader was al lang en breed op zijn werk als ik naar school moest en mijn moeder kon me niet wegbrengen omdat ze thuis voor mijn drie kleine zusjes moest zorgen. Op mijn eerste schooldagen wezen een paar buurmeisjes me de weg naar school en de acht jaren daarna ben ik alleen of samen met vriendjes  die ene kilometer naar school gelopen. Was geen enkel probleem.

Ik vraag me wel eens af of die auto-ouders misschien vergeten zijn dat er beentjes en voetjes aan hun kinderen zitten?

Kinderen hoor ik vanochtend niet. Die zullen wel uitslapen, aan het gamen zijn, voor de tv zitten, met lego spelen of zitten te lezen.

Wel hoor ik op een afstand, luid geschreeuw; volwassen mannenstemmen. Het klinkt niet als ruzie, meer als elkaar opjutten, aanmoedigen. Af en toe hoor ik een snerpend gefluit … en dan gaat me een lichtje op. Het is zaterdagochtend. Er wordt gefoebeld. Daarginder, aan de andere kant van het metro-traject; daar zijn foebelvelden. Mannen leven zich daar lekker uit. Hun spel wordt af en toe onderbroken door de man met de fluit.

 

woensdag 22 februari 2023

INTERNE DIALOOG.

Na het ontbijt loop je wat in huis rond te scharrelen. Vrolijke geluiden van spelende kinderen golven je kamer binnen. Kouwe handen. ‘t Is fris. Je wil een t-shirt met lange mouwen over je t-shirt met korte mouwen aan doen. Neen, doe het toch maar niet. Onnodig. Je hebt net een groot glas koude melk naar binnen geklokt. Geen wonder dat je het koud hebt. Doe de rits van je vest dicht … dat scheelt veel en … ga eens wat doen, man. Dan ben je zò warm.’

Je hebt een broodje gebakken. Zojuist  heb je daar een dikke boterham met kaas van gegeten. Heel lekker. Waarom heb je dan nog brood gekócht? Ja, stom. Je wist toch dat je brood ging bakken. Moet je straks misschien brood weggooien. Voor de eenden of misschien wel  voor de ratten. Je kan ook ontbijten met je eigen gebakken brood en als lunch dat gekochte brood eten of andersom natuurlijk …  of je wisselt per dag af. Gaan de broden gelijk op op.

Droog zeg, die pindakaas. Die ga je nooit meer kopen. Eigen merk van Jumbo … met kleine stukken nootjes. Duur Jumbo. Geen Aldi, Lidl of Dirk hier in de buurt. Je hebt hier alleen Jumbo en AH. AH is nòg duurder dan Jumbo.

Een nieuwe rookmelder krijg je in de woonkamer. Àls er ergens gerookt wordt, is het wel in de woonkamer. Vreemde plek dus. Het plafond is grauw … de rookmelder hagelwit … er is waarschijnlijk ooit veel gerookt in dit huis. Iedere gast, die rookt mag van jou in de woonkamer roken. Je was immers zelf jarenlang een verwoede zware shagroker. Maar als dan elke keer als er gerookt wordt, die rookmelder afgaat dan moeten de rokers toch maar het balkon op. Je kreeg  nog wel een schreeuwend blauwe ‘badmuts’ van de rookmeldermonteur. Niet voor om het hoofd van de roker maar om de rookmelder af te dekken voor als er in je huis gerookt wordt. Dan gaat je alarm niet af.

Stink je nou uit je straatje?  Je vreest van wel. Nigel doet opeens vlug een stapje opzij als je het in de metro met hem hebt over het tumult rond de schrijver Roald Dahl. Lars gaat ook een beetje verder van je af staan, als je met hem napraat over de cabaretvoorstelling. Dat soort dingen gebeuren je vaker. Ze zullen het nooit uit zichzelf tegen je zeggen. Je hebt ook niemand in huis om het aan te vragen. Kan je  je buurvrouw niet laten ruiken?  Dat kan wel maar dat durf je niet. Vraag je het je vrienden toch op de man af!

Je hebt de planten verzopen. Voorlopig even geen water geven. Voorlopig? Drie dagen, vier, vijf,  wellicht een of twee weken? Goed in de gatenhouden. Voel met je vingers of de aarde niet te droog wordt. Opletten of je planten niet verdorren.

Je vriendin Hanny  belt je op je huistelefoon? Vijf minuten terug mailde ze me nog. Ze wil niet dat je bij haar thuis komt. Geen idee waarom niet. Checkt ze zò of je nog thuis bent? Of dat je al onderweg bent naar haar. Haar telefoontje is identiek aan haar mailtje. Ze had je beter gelijk kunnen bèllen.

 

dinsdag 21 februari 2023

VERKWANSEL ROALD DAHL NIET!

 Met verbijstering lees ik over de plannen van de uitgever van Roald Dahl (1916-1990) om zijn prachtige kinderboeken aan te passen aan de huidige tijdgeest. Ook Netflix, dat zijn boeken wil gaan verfilmen,  blijkt hier een belangrijke rol in te spelen. Ik ben niet de enige die daar verontwaardigd over is. Wereldwijd is de schok voelbaar.

Roald Dahl is al 1990 overleden maar nog steeds is hij een van de meest gelezen kinderboekenschrijvers met titels als: De Reuzekrokodil, Mathilde, De Griezels, De Heksen, Sjakie en  de Chocoladefabriek.  Ik heb zelf met ontzettend veel plezier de boeken van hem aan mijn kinderen voorgelezen, sommige boeken (bijvoorbeeld De Reuzekrokodil) wel honderd keer. Zij vonden het geweldig … elk voorleeskwartiertje was een feest. Nooit heb ik als ouder  weerstand gevoeld tegen Dahl’s teksten en mijn kinderen zijn ook nooit bang geweest voor zijn teksten of de suggestieve tekeningen daarbij. Roald Dahl heeft miljoenen kinderen aan het lezen gekregen.

Wat die erfgenamen en uitgever nu willen is de boeken kuisen …  van de brutale boeken van Roald Dahl willen ze brave voorleesboekjes maken en daarmee wordt het monument ‘Roald Dahl’ vernietigd. Een voorbeeld: een ‘dikke’ jongen of vrouw mag niet meer: ‘dik’ moet ‘vet’ worden. De ‘zwarte pygmeeën’ uit Sjakie en de Chocoladefabriek moeten genderneutrale kleine mensjes worden. Belachelijk. Een heks deed zich, als zij belandt in de mensenwereld,  voor als ‘typiste’ of ‘kassière’, dat moet nu een ‘topwetenschapper’ worden of ‘zakenvrouw’. Mijn kinderen sidderen als schooljuf Bulstronk een meisje aan haar haren rondslingert en over een schutting werpt naar het Rookspuwende Monster Rapschranze. Maar kinderen weten heus wel dat Dahl’s woordkeus hoort bij het voorlezen en niet bij de werkelijkheid.  Het veranderen, schrappen of toevoegen van woorden, verandert de stijl en inhoud en verkanselt iemands geestelijk eigendom

Dahl gebruikt karikaturen om onderscheid te maken tussen goede en slechte personen. Geniaal is dat hij kinderen slimmer laat zijn dan hun ouders, in zijn boek Mathilde gebeurt dat. Behalve pesterig en gemeen kan hij lief schrijven, óók in Mathilde, over juffrouw Engel.

Heksen zijn kaal, schrijft hij. Nu wordt er in een nieuwe uitgave uitgelegd, dat er een heleboel andere redenen zijn waarom vrouwen pruiken dragen, alsof kinderen dat zelf niet kunnen bedenken. Het zijn de volwassenen die niet begrijpen wat verbeelding is; denk maar eens aan de ophef over de schrijver Pim Lammers en zijn verhaal De Trainer.  

De volgende passage uit zijn boek de Griezels is tekenend voor zijn stijl: ‘Als iemand lelijke gedachten heeft, zie je het aan zijn gezicht. En als die persoon elke dag, elke week, elk jaar lelijke gedachten heeft, dan wordt dat gezicht steeds lelijker. Iemand met goede gedachten kan niet lelijk zijn. Je kan een scheve neus hebben en een frommelmond, een dubbele kin of vooruitstekende tanden, maar als je goede gedachten hebt, dan straalt je gezicht als een zonnetje.’

De invloed van brave lezers en uitgevers neemt snel toe. Daartegen past een duidelijke waarschuwing. Democratie gedijt alleen bij de gratie van de vrije gedachte; wat betekent dat er ook slechte gedachten mogen zijn.

Ik hoop dat de mondiale golf van verontwaardiging het vernietigen van Roald Dahls werk stopt.

maandag 20 februari 2023

MET EEN IJZEREN STAAF.

‘Wat is dat voor een briefje?’ vroeg  Els. ‘Geen idee’, zei ik, ik haal het net uit de brievenbus. Het is een gevouwen   a-4-tje. Géén enveloppe er om heen.  ’t Is een kopie van een brief geschreven in hanenpoten. Het is één grote verzameling taalfouten. Gericht aan alle bewoners van de flat. Ik zal een poging doen om de brief voor te lezen?‘ ‘Ja, goed, doe maar’.


aan al mein bure,

misgien ken u mij niet ik u ook misgien niet maar ik  bent Ria van nummer 134 op de derde en er worden lelijke dingen over mijn gesegt in de flet dat kompt omdat ik al jaare lang last hep fan mij beneedebuuren op 94 wand die maake feel lawaaj met rusie maake, telefisie kijken sodat ik zelf mijn ijge telefisie niet ken ferstaan niet alleen ik maar ook mijn hontje wort er erg senewagtug  fan sij eet de laatste teit steets slegter se is al erg vermagert en se is niet mir het lefenslustige beesje fan froeger  ik freest egt voor haar lefen ik bent al een paar kir naar beneden gegaan om te sechen dat ik soon last van se hep dan segge se dat se nooit ruusie hebbe en dat se hun teelefiesi alteit sagjes aan hebbe staan maar dat is egt niewaar als hun teefee  wir eens hart staat of ze maake ruusie dan stampt ik hart op de gront en somps doen se dan efen wat rustugger aan maar dat is fan korte duur so langsamerhant bent ik het sat ik komt uren slaaptekort door hun geluitsoferlast ik pik het nau niet mir de irstfolgende keer  sal ik late sien dat ik niet met me laat spotte fanmiddag was ut wir so fer ik pak de stofsuicherstang en gaa met de lift naar beneede ik bel aan bij 94 hij van beneede doet oope en ik seg niks maar sla hem fier kir op sein kaanis so dat is je ferdiende loon met je rotherrie hij bloede as een runt dan gaat ik weer naar booven naar mei ijge huis korte teit  later staan er drie poolisieoutoos voor de deur se neeme me mee naar het pooliesiebuuro so dan weet u presies wat er geburt is aan mein lagt het in ider gefal niet friendelukke groeten fan u buurfrou Ria.


‘Zo dat is niet mis,’ zei Els. ‘Ik heb van die heibel helemaal niks mee gekregen. Heb jij een idee wie die Ria is?’ ‘Ja, ik heb wel een vermoeden. Ik heb een paar keer met een pinnige oude dame in de lift gestaan, dat hondje was trouwens ook akelig pinnig. Die vrouw begon gelijk tegen me te kijven dat de flat zo achteruit ging: geluidsoverlast, rotzooi in de hal, in de lift, op de trap. Ik denk dat dat Ria was’.

‘Inmiddels is ze haar huis uitgezet. Ze heeft in een andere wijk een woning gekregen. Onlangs was in het AD de kop te lezen: ‘Ria (80) trekt overlast van buurman niet en valt hem aan met ijzeren pijp.’ Dit ging dus over de rechtszaak tegen die Ria. Ze werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en kreeg het advies om hulp te zoeken voor haar stressklachten.