zondag 30 oktober 2022

SUFGELULD

Op de markt zie ik in de verte mijn oud-collega Ruud lopen. Hij is lang. Ik denk zo’n 1.87 m. Hij steekt met kop en schouders boven de winkelende menigte uit.  Zelf ben ik trouwens ook geen kleintje: 1.85. Dus ook ik steek er een beetje boven uit. Ruud móét mij gezien hebben,  al hoop ik van niet. Er zijn van die dagen, dat ik gewoon niemand hoef te ontmoeten. Dat  ik het liefst helemaal bij mezelf kan blijven. Ik draai me om en loop terug. Af en toe kijk ik om. Ik zie Ruud niet meer. Zou hij dan van de markt af gegaan zijn? O, neen, daar is ie al weer. Hij  stapt net onder een kraampje vandaan, zal daar wel wat gekocht hebben. Ik loop stug door. Terug naar waar ik mijn fiets aan een lantaarnpaal vat heb gezet.

Ruud is met een oudere dame en een meisje van een jaar of zestien. Nu herinner ik het me weer: iemand vertelt me dat Ruud getrouwd is met een vrouw, die zestien jaar ouder is dan hij. Ze móéten trouwen. Dat meisje dat bij hen loopt is natuurlijk hun kind. Ruud moet nu onderhand veertig zijn. Zo, dan is zijn vrouw dus zesenvijftig.  Op een afstandje is het nauwelijks te zien dat zij zoveel ouder is. Ze lopen nu in de richting van de oversteekplaats op de Meent. Alle drie dragen ze een kleurloos plastic zakje met wat marktspul. Ruud en zijn dochter eten een banaan. Ruud móét me straks herkennen. Hij loopt vlak langs me heen. Bij mijn fiets, aan die lantaarnpaal. Maar nee, hij loopt gewoon door. Hij gooit nota bene vlak bij mijn voeten zijn bananenschil in een rioolput  en loopt rustig verder.

Nu hij zo dichtbij is, wil ik hem toch even spreken.

‘Hé Ruud, Ruud, ken je me niet meer?’

‘Neen, geen flauw idee,’ zegt hij ‘maar verras me eens, wie ben je dan wel?

‘Ik ben Ad, Ad van Spangen.’

‘Sorry, man maar ik ken geen Ad van Spangen.’

‘Nee, Ruud, ik heet ook geen Ad van Spangen, ik heet Ad, en mijn achternaam is Wander maar we hebben drie jaar lang met elkaar gewerkt in de wijk Spangen, weet je nog?’ zeg ik.

‘O ja, nou weet ik het weer! Jij bent Ad, die kale ouwe lul, die suf gelulde. Als ik daar aan de slag ga, zit je maar een beetje naar de toetsen van je typemachine te staren. Maar dat is gauw afgelopen, weet je nog?. Binnen twee weken heb ik je aan het werk gezet: het eerste wat we gaan doen is samen onze werkruimte een opknapbeurt geven. Was een uitstekend begin. Okee Ad, hoe is ’t met jou,  jongen?’

Ik weet  dat Ruud niet zo lang in Spangen gewerkt heeft. Hooguit drie jaar. Hij is dan met vrouw en dochter verhuisd naar Enschedé.

Het is nu, van zo dichtbij, wel heel goed te zien dat Ruud zijn vrouw niet meer de jongste is. Ze heeft al behoorlijk wat rimpeltjes in haar gezicht. Maar …  eerlijk is eerlijk: hun dochter is een schoonheid. Moeder en dochter lopen alvast zachtjes verder.

‘Met mij gaat het goed, hoor,’ zeg ik ,’ en jij? … lekker dagje uit in Rotterdam met je schoonmoedertje en je dochter?’

 ‘Ja, ik ben wel lekker een dagje uit in Rotterdam … maar néén Ad, dat is niet mijn schoonmoedertje maar ……. ‘

‘Ja, dat weet ik toch wel, … geintje. Kan je toch wel tegen, hé Ruud?’

 

 

zaterdag 29 oktober 2022

ONDER DE DOUCHE SPRINGEN.

 

Als ik in de loop van de ochtend, na een fikse wandeling  met mijn hond Router, de woonkamer binnenstap, zie ik tot mijn grote verbazing een man op de bank zitten, die ik niet ken.  Router slaat meteen aan en gaat afwisselend staan blaffen en grommen naar hem. De man voelt zich duidelijk wat ongemakkelijk  door de reactie van Router maar echt in de war raakt hij er ook niet van.

‘Af Router, af,’ roep ik, en Router kruipt braaf onder de bank, precies onder de plek waar de man zit. Hij zit aan de koffie en mijn eerste gedachte is: dat is vast de meteropnemer voor het waterverbruik. Mijn vrouw heeft hem, voor de gezelligheid, een bakkie koffie gegeven. Het vreemde alleen is dat mijn vrouw in geen velden of wegen te bekennen is. Ik roep nog: ‘Mirjam, Mirjam,’ want zo heet ze. Maar er komt geen reactie.

Ik stel me maar even aan die kerel voor: ‘Hans de Raaf’. Hij stelt zich aan mij voor als Nico Jaspers. Router gromt en ligt vlak naast Jaspers zijn voeten te kwijlen. ‘Af, Router, ga af!’

‘Laat me eens raden: U komt zeker voor mijn vrouw, meneer Jaspers?’

‘Ja, inderdaad, ik kom voor uw vrouw.’

‘Had u misschien iets afgesproken?’ vraag  ik.

‘Ja, om tien uur vanochtend’ zegt Jaspers, ‘we hebben elkaar ook al gezíén maar ze moet  eerst  even een boodschap doen. Ze denkt binnen een half uurtje  weer terug te zijn. Ik mag hier wel even wachten.’  

‘Als mijn man komt’, zegt uw vrouw nog, ‘zeg hem dan maar dat ik even naar het Kruidvat ben.’

‘Wat komt u hier eigenlijk doen, heer Jaspers?’

‘Tja, ik kom hier om uw douche te repareren. Volgens uw vrouw is de douche onbetrouwbaar: nu eens geeft ie een lekkere warme straal, dàn weer een ijskoude en dàn is ie ineens weer kokend heet. Zij moet dus steeds weer snel onder de douche vandaan springen. Het is volgens haar om gek van te worden.’

Router blijft onrustig. Zachtjes jankend ligt hij onder de bank; onder Jaspers. ‘Stil Router!’ zeg ik.

‘En nu geniet u van een lekker bakkie koffie, alvorens u uw gereedschapstas pakt en in de douche aan de slag gaat,’ zeg ik.

‘Nee, ik … o, nu denk ik er pas aan dat uw vrouw mij ook vaagt u te zeggen, dat er ook voor ù ook nog een bakkie koffie in de keuken staat  … en een rose koek … die zijn echt lekker!’ zegt Jaspers, ‘Maar u zegt, dat ik aan de slag kan gaan in de douche …   dat is nu niet meer nodig.’

‘Niet meer nodig??’ vraag ik … ik ga naar de keuken en pak een rose koek. Koffie heb ik geen trek meer in.

‘Nee, dat is niet meer nodig, voorlopig niet althans, want ik ben al klaar met het klusje,’ zegt Jaspers.

‘Okee,  u zit hier gewoon nog even rustig uw koffie op te drinken en dan ….

‘Nee,’ zegt Jaspers,’ als uw vrouw straks terug is, ga ik nog even controleren of de temperatuur van de warmwaterstraal nu constante blijft en of er geen rare schommelingen zijn van ijskoud naar kokend heet.

U vrouw durft  het, gezien haar slechte ervaringen met de douche, niet aan om het zelf te controleren. Ik doe dat graag, voor u beiden.  Als ze straks terug is van het Kruidvat, met mijn anti-allergie douchegel, dan spring ik hier lekker even  onder de douche. 

vrijdag 28 oktober 2022

Proost!

 

Op het terras van café ‘de Witte Aap’ op de Witte de Withstraat, bestel ik een pilsje. De barman blijkt geen Nederlands te verstaan: ik krijg een halve liter bier. Daar moet ik natuurlijk ook voor betalen: zeven euro; niet te weinig ….  maar goed … het is feest vandaag op de Witte de With … dus redeneren de biertappers hier waarschijnlijk: we maken er ook gelijk feestprijzen bij.

‘Is deze stoel nog vrij, meneer?’ vraagt een dame van pakweg vijfenzeventig.

Ze wijst naar dat ene stoeltje bij mijn tafel.

‘Ja, die is vrij, mevrouw, kom er  maar gezellig bij zitten.’  Aan elke hand heeft ze een goed gevulde king-size Wibra tas.

‘Goed, ik ga eerst even een biertje halen.’ Ze zet haar tassen op de stoel. ‘Past u even op mijn spullen?’ … dan ziet ze me de laatste slokken van mijn biertje wegklokken.

‘ Eh, wilt u ook een biertje … zal ik gelijk voor u meenemen?’

‘Nou … lekker, alleen eh,  niet nog es zo’n grote als deze … doe maar een kleintje pils.’

Gezellig vandaag op de Witte de Withstraat en omgeving … een dichter op een zeepkist … een kerk op de Schiedamse Vest met prachtige gemozaïekte muurtjes, open ateliers en een blue grass bandje.

‘Alstublieft, één voor u en één voor mij,’ ze gaat zitten, ‘proost (ze drinkt haar pilsje bijna in een teug leeg) sorry hoor maar  ik hád me toch een dorst. Weet u wat dit is hier … dit gedoe allemaal … ’

 ‘Ja,’ zeg ik, ‘allemaal moderne kunst.’ ‘Ik ben net naar een toneelstuk geweest van Samuel Becket, ‘Wachten op Godot’ heet het. Het wordt gespeeld door mensen die bij de GGZ lopen, oudere  psychiatrische patiënten. Was erg goed.’

Joh, was dat hier dat stuk? Als ik dàt geweten had … een man op de afdeling van mijn vader, speelde daarin mee. Zo’n heel lange man … bijna twee meter  … en … deed hij het goed?

 ‘Ja, beide acteurs deden het goed.’

‘Tja,’ zegt ze, ‘ik zou hier nooit gezeten hebben als pa niet wat nieuw ondergoed nodig had, want  wat hij nog in zijn kast heeft liggen is niet toonbaar meer. Zit vol met gaten en vlekken, die er ook al blijf je er een uur op boenen, nog niet uitgaan. Ik ga nu een ruime voorraad  ondergoed kopen voor hem. Bij de Wibra. Daar is dat spul het voordeligst. Ga ik op zondag, dan is het hier het rustigst. Dat valt me nu toch een beetje tegen. Ik kom uit Metro Beurs en loop naar de Wibra, als ik opeens leuke muziek hoor. Veel drukte hier in de straat. Straks, als ik die hempies en broekies voor pa  heb gekocht,  ga ik daar toch es even kijken  .. .  vooral van die Afrikaanse dans daarnet heb ik echt zitten genieten. Ik ben gek op dansen …. rumba, chachacha, jaaa de tango ook … houdt u ook van dansen?’

‘Ja, ik hou wel van dansen …. maar zonder al die verplichte pasjes …  een beetje wild … eh… vrij dansen …’

‘O,’ zegt ze. Ze kijkt me met gefronste wenkbrauwen aan.

‘Ga zo naar pa toe, òm de dag een uurtje. Ik ben tegenwoordig zijn mantelzorger. Thuiszorg doet geen kl… oh, sorry    doet niet veel meer voor die ouwe mensen.

‘ Het is helaas niet anders. Kom, ik ga er maar weer eens vandoor. Nog een fijne dag, meneer.’

‘Dag mevrouw, u ook … en vergeet niet uw geld mee te nemen?

‘Geld? Van mij?

‘Ja, voor dat pilsje dat u net voor me meenam.’

‘Joh, schei nou effe gauw uit … neem er nog maar lekker een van mij. Proost!’

 

 

donderdag 27 oktober 2022

OLALA!

 Met een banaan en een uitgeperste sinaasappel achter de kiezen, stap ik de deur uit richting sportschool. Tja, maandag-, woensdag- en vrijdagochtend is het vaste prik: sportschool.  Het is kwart voor negen als ik daar incheck; om die tijd wordt het er weer rustig. Daar houd ik van: sporten in alle rust. Hé, Keith is er ook nog. Normaal gesproken begint hij  al om 6 uur ’s ochtends en is hij tegen acht uur al weer pleite.  Keith is een excentrieke Engelsman (een fanatieke Liverpool fan), die al een aantal jaren op deze sportschool rondloopt. Hij sport altijd geheel in het zwart; hij heeft ook  zwarte muts op, waar een grijs paardenstaartje onderuit komt. Keith en ik hebben elkaar leren kennen op de sportschool een jaar of vier geleden. Zo af en toe maken we een praatje, drinken koffie en als een van ons een paar keer niet geweest is, gaan we even bij elkaar langs of we bellen even om te horen, hoe het gaat.

Toevallig ben ik van plan om vanmiddag bij hem langs te gaan, omdat ik hem drie weken niet gezien heb. Het kan natuurlijk ook zo zijn dat ik hem misloop, omdat ik wat láter sport dan hij. Maar neen, het klopt, hij is twee weken in de lappenmand geweest … heeft zelfs vijf dagen op krukken gelopen … geen gevoel meer in zijn rechter onderbeen …

‘Maar in dat been had je de laatste jaren tóch al geen gevoel meer, Keith?’

‘Nee, man, in mijn linkerbeen heb ik al jaren geen gevoel meer, nu komt mijn rechter er verdomme ook nog eens bij …’

Keith vindt het een prima idee om vanmiddag  bij hem thuis een ‘cup of tea’ te doen.

Keith woont in het Oude Noorden, langs de Rotte. Op weg naar zijn huis loop ik langs  ‘Olala Chocola’, ambachtelijke chocolademakers. Wat daar allemaal voor lekkers in de étalage ligt! Het water loopt me in de mond. Het lijkt me een goed idee om een paar superbonbons te scoren, voor  bij dat koppie thee straks.  Ze zijn goed aan de prijs, dat wel: tien bonbons voor tien euro maar daar heb je ook wel wat voor. 

Om kwart over vier tik ik  tegen Keith’s raam  (hij woont op de begane grond)  …. geen reactie …. nog es tikken … ja hoor daar komt hij aanschuifelen … dàt kan hij in ieder geval nog  …schuifelen … scheerschuim zit nog op zijn gezicht. Met het scheermes nog in zijn hand, laat hij me binnen. Veel te gehaast  scheert hij verder. Op verschillende plekken ligt zijn gezicht open.

Ik moet zelf de waterkoker aanzetten voor de thee en voor ons allebei een theetje uitzoeken. Hem maakt het niet uit wat voor thee. Ik schenk het water in de theekopjes. Keith is blij verrast door de bonbons. Met zijn bloedende hoofd zit hij zijn vingers af te likken van die handgemaakte cocosbonbon. Normaal ben ik helemaal niet zo van die zoetigheid … maar déze handgemaakte kersenbonbon:

Olala!

woensdag 26 oktober 2022

IEDER ZIJN MEUG.

 Loop maar even mee naar mijn slaapkamer’ zeg ik tegen, Kees mijn buurman. Daar staat mijn pc. Ik wil hem even laten zien hoe hij, bij de belastingdienst, zijn zorgtoeslag aan kan vragen, vandaar.

Terwijl ik de pc opstart, hoor ik Kees vol verbazing achter me zeggen:

‘Wat heb jij daar nou in die kast staan?’

‘Mijn pc, dat zie je toch!’

‘Neen, ik bedoel  dat daar’ en ik zie dat hij met open mond naar Peggy staat te staren.

Peggy is een barbiepop, niet zo maar een barbiepop maar een bijzonder sexy model. Misschien heeft ze in de Barbie-reeks wel een andere officiële naam maar die ken ik niet.  Deze pop is superslank, heeft lang blond haar, pronte borstjes, lange slanke benen, hoge zwarte pumps, een zwart mini jurkje en een goudkleurig ceintuurtje om haar taille.  Verder heeft ze zwaar opgemaakte ogen en zwoele, volle, roodgestifte lippen.

‘Wat bedoel je nou precies, Kees?’

‘Wat moet jij nou met dat seksbommetje daar in je kast?’

‘Oh dat,’ zeg ik gekscherend, ‘de één heeft pin-ups hangen in zijn slaapkamer, een ander, zoals ik, heeft een sexy barbiepoppetje in zijn kast staan, ieder zijn meug toch?’

Peggy zit daar nu al een jaar of drie. Op een van mijn fietstochten langs de Rotte, zie ik op de heenweg iets liggen op het fietspad, dat vaag op een pop lijkt. Ik besteed er verder geen aandacht aan. Als ik, op de terugweg, ruim een uur later, wèèr langs die plek fiets, ligt die pop er nog steeds. Eerst rijd ik er gedachteloos langs maar ik ga toch even terug om het goed te bekijken. Het blijkt dus dit gave schattige poppetje te zijn. Omdat het daar al zeker anderhalf uur ligt, besluit ik om het mee naar huis te nemen.

‘Ik kan er vast wel iemand blij mee maken,’ denk ik, ‘ is het vandaag niet dan is het morgen wel.  Maar tot op de dag van vandaag heb ik nog geen geschikte kandidaat kunnen vinden en in afwachting van haar verhuizing, zit Peggy, jou vanuit mijn kast liefdevol aan te staren.’

‘Je kan me nou wel zo smalend aan staan te kijken, Kees, toch is het werkelijk zo gegaan  … en het valt nog niet mee om van haar af te komen … ja de vuilniszak in … maar dat vind ik weer zonde van zo’n gave pop.

‘Heb jij belangstelling, Kees of ken je misschien iemand die je daar een plezier mee zou kunnen doen?’

‘Ja, ik heb wel een nichtje van zes, die heeft ook barbiepoppen maar ik vind dit model te seksueel getint voor klein meisje.  Daar wacht ik liever nog even mee.

‘Je zou er mee op een rommelmarkt kunnen gaan staan; dan ben je Peggy, denk ik, zo kwijt. Je kan er nog best vijf euro voor vangen.’

 

‘Ja, dat is een goed idee, Kees … het zal alleen nog wel even duren voordat ik voldoende andere spullen heb om op een rommelmarkt te gaan staan … en dat doe ik dan eigenlijk alleen voor Peggy, want ik hou helemaal niet van rommelmarkten. Weet je wat ik wou: dat ik die pop destijds gewoon op dat fietspad had laten liggen.’

‘Hé Kees, moet je nou nog zien, hoe dat met die zorgtoeslag van je zit, want daar kwam je tenslotte voor?‘

‘Ja, da’s waar ook.’

‘Nou, láát Peggy dan maar even en  kom naast me zitten!’

 

dinsdag 25 oktober 2022

DOORWEEKT.

 Met een doffe blik in zijn ogen loopt hij het metroperron op. Ik sta daar als enige op dat kille, donkere station Prinsenlaan. Ik heb de vorige metro gemist.

Hij loopt met gebogen hoofd maar ik zie dat hij, voor hij op het bankje gaat zitten, even schielijk naar mij kijkt.  Hij heeft lang vettig haar tot op zijn schouders. Dat accentueert nog eens zijn bleke junk-bekkie.  Een plastic winkeltasje vol gaten heeft hij in zijn hand. Er flapt een stuk uit van iets dat best eens een dekentje zou kunnen zijn. Een blauw zwart  gestreept dekentje. We zijn nu zo’n vijfminuten als enigen op het perron. Ik sta drie keer vallen bij hem vandaan. Dan vraagt hij : ’Meneer, mag ik u beleefd wat vragen?’

Ik antwoord niet en reageer à la minute: ’Ik heb geen geld bij me, hoor!  Alleen maar een betaalpasje.’

‘Ja, dat krijg ik steeds mee te horen de laatste tijd.’ Hij kijkt me niet aan … zijn vriendelijke, rustige stem verrast me.

‘Dan zal je daar wat op moeten verzinnen, hé?’ zeg ik. Ik moet gelijk denken aan de Roparun-collecte.  Ik ben aan het winkelen in het Alexandrium. Komt er een collectant naar me toe met een collectebus die hij flink laat rammelen vlak voor mijn neus.  Ik zou best wat willen geven voor dit goede doel maar ook hier moet ik zeggen dat ik alleen maar een pasje bij me heb. En in een handomdraai tovert de collectant lachend een betaal apparaatje uit zijn linker binnenzak. ‘Bij mij kunt u ook pinnen’ Ik ben daar blij mee. Twee euro pin ik voor het goede doel. 

Zegt die junk: ’Ik ken ook mensen die zo’n ding hebben. Ik heb ik er geen moer aan, want je moet ook een smartphone hebben. Die heb ik dus niet’.

 ‘Heb je geen uitkering of zo?

‘Neen, voor een uitkering moet je een vast adres hebben en dat krijgt je pas als je zeven  nachten achterelkaar op het zelfde adres geslapen  hebt … en dat lukt me nooit … hooguit drie nachten en dan is die nachtopvang al vol voordat ik me daar heb kunnen aanmelden.   

Hoe red je het zonder geld?’

‘ Moeilijk, moeilijk is het’.

‘Tja, lijkt me niet makkelijk om zoals jij te moeten leven. Ik zou het absoluut niet kunnen. Doe je het al lang zo?’

 ‘Ja, behoorlijk lang’... hoe lang wil hij blijkbaar niet zeggen.

‘Heb je al een slaapplek voor vannacht?’

‘Neen, ik hoop dat dat nog gaat lukken, het begint vanavond al aardig af te koelen … slaap nu liever niet buiten.

Ik heb wel met hem te doen ….stom eigenlijk, daarnet nog was ik blij, dat ik geen cash bij me had, terwijl ik hem nu best een paar euro’s had gegund.

Mijn metro komt er aan. Hij blijft op zijn bankje  zitten. Misschien  is dit perron voor hem een plek om even tot rust te komen en dan weer verder te gaan … op zoek naar de slaapopvang.

Die heeft hij niet gevonden, want als ik de volgende morgen naar de sportschool loop, zie ik, in de hoek van de voetbalkooi, een blauw-zwart  dekentje liggen, helemaal doorweekt.

 

 

maandag 24 oktober 2022

BORIS DE KATER

 Boris is mijn kater. Hij is nu waarschijnlijk twaalf; als ik hem krijg wordt me verteld dat hij zes jaar is en dat is nu zes jaar geleden dus vandaar: twaalf. Het is een rode cyperse kater, met tamelijk lange haren, die je overal in ons huis en op al onze kleren tegenkomt. Heel bijzonder zijn de pluimpjes op zijn oren. Hij is tamelijk kort, gedrongen en heeft een goede conditie. Dat laatste laat hij vooral zien wanneer hij in gevecht is met zijn muis, zijn namaakmuis, die hij wild aanvalt, omhoog gooit, naspringt, weg zwiept en weer achterna rent. Hij draait zich op zijn rug, houdt hem tussen zijn voorpoten vast, trapt hem met zijn achterpoten en bijt hem af en toe in zijn kop. Dan laat hij zijn muis weer achteloos liggen, wacht nog even om te controleren of  de muis echt niet meer beweegt, loopt dan naar zijn voederbakje en eet wat brokjes. Iets anders dan droogvoer eet hij niet. Alle andere katten, die ik had kregen brokjes alleen als bijvoeding. Hun hoofdgerecht bestond altijd uit vers vlees of vlees uit een blikje. Een heel enkele keer bedelt Boris wel eens om een stukje verse kip als dat op het aanrecht gesneden wordt. Meer dan een klein fliedertje kip hoeft ie nooit, hij is gauw tevreden.

Boris is een gecastreerde kater met lange rode en witte haren. Hij moet echt elke dag geborsteld worden anders raken zijn haren in de klit. Hij is zo slim om me ook dagelijks aan die borstelbeurt te herinneren: luidkeels gaat hij staan te mauwen voor de deur waar zijn borstels liggen.

Over het algemeen moet hij niet zo veel van mannen hebben. Als er mannen op bezoek zijn, ook mijn zonen, laat hij zich pas weer zien als het bezoek weg is. Maar aan elke vrouw die langs op bezoek komt moet meneer even snuffelen.

Als ik thuis ben verstopt hij zich níét constant. Hij komt wel eens te voorschijn maar altijd wat schrikkerig … als ik naar hem toeloop, zoekt hij zo snel mogelijk een veilig plekje op, alsof hij bang is dat ik hem ga slaan of zo … misschien ben ik wel te groot, beweeg ik te snel of praat ik te hard ….. ik weet het niet.

Een oud-collega raad me eens aan om me klein te maken, op mijn hurken te gaan zitten of zo, en dan met een zachte stem iets tegen hem te zeggen ….. en ja, verdomd dat hielp.

‘Pspspsppspsss,’ deed ik, lief en zacht, ‘hallo Borissie, hallo … ja, wat raar hè, dat ik nou ineens zo’n klein mannetje ben, ja, en wat raar, en vreemd ook dat ik nu zo zachtjes en zo lief tegen je praat, ja, het lijkt wel of ik kierewiet geworden ben,  hè? Ja!’

 Boris kijkt me inderdaad even aan als of tie echt denkt dat ik niet helemaal in orde ben. Hij aarzelt even maar dan besluit hij toch om langzaam mijn kant op te komen en zowaar: hij snuffelt aan de door mij uitgestoken hand, laat zich aaien, draait een rondje om zijn as en laat zich zowaar nòg eens door mij aaien. Goeie tip van mijn oud-collega.  Het werkt!

Gisteravond zit ik naar het voetballen op tv te kijken; springt Boris zomaar ineens op mijn schoot … voor het eerst in die zes jaar …. hij bleef nog zitten ook. Het moet niet gekker worden.