woensdag 5 oktober 2022

GRIL

Renee (17) had toch om tien voor half tien al thuis kunnen wezen. Misschien is er een metro uitgevallen. Maar dan zou ze wel gebeld hebben. Haar vader Henk zit voor de tv. Als ‘Twee voor twaalf’ afgelopen is bel ik haar wel even. De quiz-kandidaten die voor de derde keer meedoen vinden het goede twaalfletterige woord: ‘paaldanseres’. Ze winnen negenduizend euro. Vette bek! Volda, de hond (3)  kijkt even op en beseft meteen, dat het nog geen tijd is voor zijn ommetje. 

Hij belt haar nummer maar haar mobiel staat uit. Om kwart voor tien is ze nog niet thuis. Hij zet de tv op ‘mute’ en belt hij naar de hockeyclub.  Vanavond heeft ze getraind. Daar zijn ze de boel nog aan het opruimen.  ‘Iedereen is al zeker drie kwartier weg, ook Renee’.  Hij vraagt of ze misschien het mobiele nummer hebben van haar vriendin Esmée.  Dat krijgt hij, hoewel ‘ze dat eigenlijk niet mogen doen’, zegt de vrouw van de kantine.

De broer van Esmée neemt op. Zijn zus staat onder douche. Hij loopt wel even naar haar toe. Ze hebben afscheid genomen bij het metrostation Marconiplein. Esmee moet naar Schiedam, Renee naar Spangen.

Henk hoort zijn vrouw binnenkomen. Ze is wezen bingoën. Een voorgesneden ontbijtkoek van Pijnenburg heeft ze gewonnen.  Lekker! Zouden ze nu de politie al bellen? Het is inmiddels tien uur. Zit ze bij een van haar nichtjes? Ze is niet zo’n familiemens. Heel jong  speelde ze wel eens met Brenda, de dochter van zijn zus Marie. Voor alle zekerheid belt hij haar. Die toont wel gelijk haar bezorgdheid maar ze heeft Renee geen tijden meer gezien en ze weet ook niet direct waar ze nu zou kunnen uithangen.

Henk zet nu de tv helemaal uit. Het is  nu al een uur later dan ze normaal thuis komt. Henk kan niet zitten afwachten. Hij trekt zijn jas aan, doet Volda aan de lijn: ’ik loop even naar het Marconiplein, Ada’.  Hij hoopt vurig haar op die route tegen te komen. In elke geparkeerde auto werpt hij een terloopse blik. In enkele auto’s ziet hij wel vrijende stelletjes maar geen Renee. 

Volda trekt aan de riem en blaft imponerend naar de luidruchtige stoeiende donkere jongens in de straat. Uit café ‘Feel happy’ komt een zee van licht en knoerend harde muziek. Henk wordt door de jankende Volda naar binnen getrokken. Het café is vrijwel leeg, op zeven wat oudere blanke mannen na. Op een soort podiumpje in het midden van het café wordt gepaaldanst. Als Henk dichterbij komt ziet hij dat het zijn dochter is, topless, in haar lila bikinibroekje. ‘Het is hier verboden voor honden,’ zegt de barman. ‘Ik kom mijndochter halen’, zegt hij wijzend naar Renee ‘en dan zijn we gelijk weer weg’.

Als Renee haar vader ziet stopt ze de paaldans. Ze kijkt hem verlegen lachend aan: ‘even omkleden, pap, dan ga ik met je mee’.  Tegen de barman: ’ik vind het wel genoeg zo Bob, laat die 100 euro maar zitten’.

Sorry hoor pap, het leek me zo leuk, ik kon de verleiding niet weerstaan’.  Henk is allang blij dat hij haar hier ongedeerd heeft aangetroffen.

‘Als je weer eens zo’n gril krijgt, Renee bel ons dan even.’enk is allang

 

dinsdag 4 oktober 2022

EEN KLAP IN HET GEZICHT (2)

Volgens Laura kan hij niet tegen het gejengel, het gezeur  en de eigenwijsheid van zijn kinderen. Zijn genen laten zich dan gelden. Hij verliest snel zijn geduld en wordt dan agressief tegen de jongens. Hij gooit ze in de box, de wieg, het ledikant en het wandelwagentje Ook drukt hij een kussen, net niet lang genoeg, op hun hoofdjes, als ze te lang en te hard huilden.  Teun is dan, allemaal nog steeds volgens Laura, ontoerekeningsvatbaar. Hij bedreigt Laura als zij hierover in de buitenwereld iets loslaat.

Met dit aangetekend schrijven is dus de echtscheidingsprocedure begonnen. Teun heeft het hele epistel nog maar net gelezen, de opengescheurde enveloppe van dat advocatenkantoor ligt nog bij hem op schoot of de bel gaat. Een man die zegt van de politie te zijn staat voor de deur. Hij wil Teun spreken. Dat komt zeer ongelegen maar als Teun dat zegt, is hij verdacht, dus laat hij hem maar binnen.

De politieman in burger zegt tegen Teun: ‘Uw vrouw is gisteren op het bureau geweest en heeft aangifte gedaan: ‘U mishandelt uw kinderen stelselmatig.’

Waarop Teun antwoordt: ‘Beste meneer de politieagent, ik heb gisteren voor het eerst van mijn leven mijn vrouw een tikje in haar gezicht gegeven, omdat ze een vervelende opmerking tegen mij  maakt. Dat had ik nooit mogen doen maar daar is zij blijkbaar zo door gekrenkt dat ze mij nu beschuldigt van kindermishandeling. Meneer, ik verzeker u met de hand op mijn hart dat ik mijn kinderen nooit iets heb aangedaan. Eéns ben ik toevallig thuis als mijn zoontje Jerrie ongelukkig valt. Hals over kop moet ik dan naar het ziekenhuis met die kleine jongen. Maar verder … het enige dat ik heb misdaan is het uitdelen van die tik aan mijn vrouw. U moet háár oppakken. Zij is strafbaar!  Voor die valse aangifte tegen mij.’

Dat zegt Teun waarschijnlijk iets te agressief want de diender staat op, pakt hem resoluut bij zijn bovenarm: ‘Meneer, komt u maar even mee naar het bureau!? Dan praten we daar in alle rust verder.’ Dat verzoek kan Teun natuurlijk niet weigeren. De politieagent duwt en trekt heml mee, in de  richting van de voordeur. De arrestantenwagen staat al klaar. De buren, die inmiddels en masse voor onze woning zijn samengedromd, kijken verbijsterd naar Teuns oneervolle aftocht.

‘Uw vrouw en kinderen zijn uit voorzorg in een ‘Blijf van mijn lijf’- huis ergens in Nederland ondergebracht. Over hen hoeft u zich voorlopig geen zorgen te maken.’

Van die ene keer, met Jerrie,  wéét Teun zich nu weer te herinneren dat hij een arts maar wat op de mouw speldt over een ongelukje. Dat is die keer dat Laura ‘per ongeluk’ die kleine Jerrie uit haar handen had laten vallen, toen ze hem in de box wilde leggen: met een bloedlipje, een gebroken neusje en  gebroken polsjes als gevolg.

‘Zeg maar dat hij  gewoon wat ongelukkig ten val is gekomen toen hij zijn eerste stapjes maakte op het balkon,’ roept Laura hem na, ‘want anders krijg je van die onnodig moeilijke  vragen.’

Na al die andere ‘ongelukjes’ is Laura zelf steeds met de boys naar het ziekenhuis gegaan. Toen was Teun niet eens in de buurt.

maandag 3 oktober 2022

EEN KLAP IN HET GEZICHT (1)

‘Je mag blij wezen Teun, dat ik al die jaren bij je ben gebleven, uit medelijden, ja en omdat ik je de hand boven  het hoofd heb willen houden maar dat is nú afgelopen……..’ zegt Laura, zijn vrouw, onder de afwas tegen hem. Toen werd het even zwart voor zijn ogen en gaf hij haar een klap in haar gezicht. Haar linkerwang loopt behoorlijk rood aan, er sijpelt wat bloed uit haar mondhoek maar na een half uurtje is er, nadat ze al het sop van haar wang af heeft geveegd,  alweer niks van te zien. Alleen nog een beetje bloed van die tand door haar lip. Ze gilt alsof er een moordaanslag op haar gepleegd is:

‘OEAAAAAAAAAAAAAAAAA’ oorverdovend,  een minuut lang. Niet eerder heeft hij iemand zo’n mep gegeven. Daar is ook nooit aanleiding voor geweest. Ook zijn zonen, Bennie van vijf en Jerrie van zeven, heeft hij nog nooit geslagen.  Zoiets zit gewoon niet in zijn bloed. Misschien is het ook wel van schrik,  dat ze zo gilt.

Des te vreemder is het, dat hij nu, een paar weken na de ‘mep’, een aangetekend schrijven ontvangt van een advocatenkantoor. Laura heeft echtscheiding aangevraagd, omdat hij een gevaar is voor zijn eigen kinderen en nu ook voor haar, gezien zijn agressieve gedrag.  Ze durft de jongens niet meer bij hem alleen te laten 'na een lange reeks van mishandelingen'.

‘Nù mankeren ze even niks’, aldus het schrijven. ‘Alle kwetsuren van de kinderen zijn inmiddels geheeld. Behandelende artsen worden voorgelogen over de oorzaak van de verwondingen. Botbreuken en andere verwondingen zijn dus niet het gevolg van ongelukjes op wintersport, van stoeipartijtjes op school, van het uitglijden in het zwembad,  baldadigheden onder elkaar thuis, onvoorzichtigheid in het verkeer en noem maar op. Neen! Alle kwetsuren en verwondingen zijn toegebracht door hun eigen vader … uit frustratie… in blinde woede.’

'Zohooo, dus ik ben hier in huis dus de kwaaie pier’, lacht Teun wrang. Laura vertelt nu plots een heel bijzondere en andere waarheid. Dè waarheid? Háár waarheid! Aan háár advocaat: al die  nu nog traceerbare botbreukjes zijn het gevolg van Teuns sadistische neigingen!’

Volgens Laura zitten die neigingen in zijn genen. Geërfd van zijn vader. ‘Kampneigingen’ noemde zijn moeder dat, als zijn vader hem weer eens in een vlaag van verstandsverbijstering een stomp in zijn maag verkoopt of hem een bloedneus bezorgd. Zelf zit Teun van zijn negende tot zijn veertiende jaar in Nederlands-Indië in een jappenkamp. En die Jappen zijn niet mis! Hebben geen enkel mededogen met kinderen. Ze laten Teun een middag lang ,in de brandende zon,  met één arm aan een boomtak laten bungelen, omdat hij een eitje pikt uit het kippenhok … tot aan zijn dood heeft hij last gehad van die arm.

(wordt vervolgd)

zondag 2 oktober 2022

VRIENDSCHAP? EEN ILLUSIE. (10) MEHRDAT (slot)

Ik leer Mehrdat kennen als ik mee ga doen bij de theatergroep.. Na de repetitie blijven we nog even hangen. Mehrdat vertelt me dat hij in Iran geboren is. Heel bijzonder vind ik het, dat hij lid geworden is van een Nederlandse theatergroep. Het lijkt me niet eenvoudig om in een vreemde taal  toneel te spelen. Zijn  Nederlands is matig maar belet hem niet mee te spelen, mee te denken, mee te doen. En dat nog verbazingwekkend goed ook. De eerste keer dat ik hem ontmoet onderschat ik hem schromelijk. Mehrdat blijkt een bijzonder intelligente, creatieve, nieuwsgierige, doortastende man te zijn. Op die allereerste avond vraagt hij mij al om binnenkort eens bij hem op de koffie te komen.

Of ik hem wil helpen zijn Nederlands te verbeteren, vraagt hij.  ‘Graag’. We doen  grammaticaoefeningen. Lezen boeken. Praten volop met elkaar gedurende onze wandelingen en fietstochten.

In 2013 heeft hij voor ons een vijfdaagse vakantie geboekt naar Gdansk. Het is tot op heden mijn laatste vakantie geweest naar het buitenland.  Mehrdat heeft een super goedkope vlucht geregeld en een zeer betaalbaar en redelijk hotel. Het Poolse weer is dan heerlijk.

Mehrdat is veelzijdig. Hij doet, als het nodig is, bij de toneelclub het llcht en geluid. Elk jaar is er een theatervoorstelling waar we samen in spelen.  We zien elkaar zeer vaak. Met toneelrepetities, Nederlandse les, naar de film, bij elkaar eten … we worden vrienden. Hij is een uitstekende kok.  Ik heb verschillende keren bij hem meegegeten, mijn toenmalige echtgenote  Carola ook. Vraag me niet wat we precies bij hem aten, dat heb ik niet onthouden.  Het is in ieder geval heel lekker. Hij eet ook geregeld bij Carola en mij mee.

In 2011 gaan we  naar het (IFFR) Internationaal Film Festival Rotterdam. We zien films uit de hele wereld maar Mehrdats belangstelling gaat vooral uit naar de film ‘A Separation’ van de Iraanse regisseur Ashgar Farhadi.. Mehtdat staat in de bios lang te praten met de regisseur van de film, die bij de vertoning aanwezig is. De film maakt diepe indruk op hem. Hij heeft het er vaak met mij over de film met harde kritiek op het Iraanse bewind.

Als ik hem medio 2015 zeg dat Carola van me wil scheiden, (omdat ze niet  gelukkig is) biedt hij me meteen een kamer aan in zijn huis.  Als ik nog maar net een week bij hem inwoon zegt Mehrdat dat hij met Carola gaat praten .. een poging om de relatie te herstellen  De scheiding blijft definitief. Ik verblijf in totaal vier maanden bij hem in huis. Van die vier maanden is Mehrdat er drie in Iran. Ik krijg na vier maanden een huurhuis toegewezen. Mehrdat is mijn grote steun en toeverlaat in die verhuistijd. Zonder hem had ik me geen raad geweten.

Nog niet zo lang geleden is mijn vriend Mehrdat overleden. Ik zal hem nooit vergeten. Dagelijks word ik aan hem herinnerd door de prachtige kast in mijn woonkamer. Een zeer originele kast in de vorm van een contrabas. Die heeft hij speciaal voor mij gemaakt.

  

zaterdag 1 oktober 2022

VRIENDSCHAP? EEN ILLUSIE (9) GER.

In de zeventiger jaren van de vorige eeuw werk ik een aantal jaren in de Rotterdamse Stadsvernieuwing. In de wijken Crooswijk, Spangen en het Oude Noorden. Er moet een heleboel gebeuren in die wijken. Woningen moeten worden gesloopt, andere gerenoveerd en er zijn vele nieuwe woningen nodig. Sinds de Tweede Wereldoorlog is er nog verdomd weinig verbeterd aan de woningen in die wijken. Zeer tot onvrede van de buurtbewoners. De verbeteringen komen niet zomaar aanwaaien … bewoners moeten er harde actie voor voeren. Pas dan gaat de gemeente aan de slag. Er worden projectbureaus opgetuigd om plannen voor de wijk (en de bewoners) uit te werken.

De bewoners hebben inspraak ik die plannen en om bewoners daarbij te ondersteunen wordt een organisatie in het leven geroepen die in elke wijk weer anders heet: wijkorgaan Crooswijk, actiegroep Oude Noorden, bewonersorganisatie Spangen. Alle organisaties hebben een ruimte voor het houden van bewonersvergaderingen en een secretariaat met de noodzakelijk faciliteiten. Daar werken door de gemeente betaalde ambtenaren, die hun opdrachten krijgen van de buurtbewoners. Doorgaans zijn daar werkzaam een opbouwwerker, een extern deskundige (bouwkundige), een sociaal begeleider en een (financieel) administratief medewerker.  In die laatstgenoemde functie werk ik gedurende 24 uur per week.

Door Simon, de  opbouwwerker van Crooswijk, word ik gevraagd om de vertrekkende administratievo op te volgen. Ik werk dan bij het Anker, het club- en buurthuiswerk in Crooswijk. Simon en ik kennen elkaar goed van de CPN en dat is de reden waarom hij mij dat baantje graag toevertrouwd. Rinus werkt al jaren in Crooswijk als extern deskundige, is populair bij de bewoners. Hij heeft met succes samen met bewoners al de nodige hobbels genomen: enkele nieuwbouwprojecten zijn gerealiseerd en bestaande huizenblokken gerenoveerd. Ook Wim werkt sinds mensenheugenis in Crooswijk. Hij is niet meer zo gemotiveerd en beseft dat hij beter wat anders kan gaan doen. hij is sociaal begeleider. Het duurt nog wel even eer Wim wat naar zijn zin vindt. Hij wordt docent ‘Sociale Begeleiding in de Stadsvernieuwing’,  op de Sociale Academie. Veel jaren praktijkervaring heeft hij in dat vak opgedaan.

In de Volkskrant komt een advertentie en bijna twee maanden  na het vertrek van Wim, stapt de nieuwe sociaal begeleider binnen: Ger Huizingh, een Rotterdammer in hart en nieren (nou ja? uit Zuid …!?) en fervent aanhanger van de PVDA. Hij werkt zich snel en goed in; wordt zeer gewaardeerd door de Crooswijkers.

Ik kan het goed vinden met Ger. De samenwerking is goed en we praten gezellig over foebele, film, actualiteiten en vrouwen. We gaan samen naar De Kuip en naar goeie films: ‘Dressed to kill’ onder andere (Angie Dickinson!). Ik eet bij hèm mee. Hij bij òns, bij mijn vrouw, Carola en mijn zoontje Aard, dan nog een kleuter. Maar helaas aan alles komt een end . Ook aan Gers dienstverband bij ons.  Simon, onze opbouwwerker, heeft het er met Ger over, om mij te vragen naar de functie van sociaal begeleider te solliciteren. Dat zou voor mij financieel en inhoudelijk een behoorlijke vooruitgang betekenen, als ik zou worden aangenomen tenminste. Maar Ger wil beslist niet dat ik gevraagd word. Mij komt dat pas veel later, via Simon,  ter ore.

Van Ger zelf heb ik er nooit een woord over gehoord. Wat vriendschap leek, werd helaas een illusie.       

vrijdag 30 september 2022

VRIENDSCHAP? EEN ILLUSIE. (8) PIETJE.

 Pietje Fransen is een van de gassies op school met wie ik een bijzondere band heb. Hij kan absoluut niet leren. Is wel goed in sporten en het is een lefgosertje.

Hij springt op school uit het raam van de tweede verdieping.. Zijn hondje staat alleen aan de overkant van de straat. Daar moet ie gelijk op af. ‘Ik kom vanmiddag wel weer terug!’

Boeren en scheten laten in de klas, doet ie gewoon. En als de meester er wat van zegt, antwoordt Pietje dat hij zo’n vreselijk buikpijn heeft. Hij stinkt ook als ie géén scheet had gelaten …  ik weet niet precies wat voor stank … beetje zurig … ranzig. Niemand wil naast hem zitten of zijn jasje over Pietje zijn jas hangen. Ik doe het ook niet. De meester hééft hem wel eens een keer naar huis gestuurd: ‘Je gaat je eerst maar eens lekker wassen, Pietje, schone kleren aantrekken. Dan wil ik je hier weer terugzien.’ Na drie weken is hij er weer … in die zelfde kleren.

Piet zingt ook graag. Dat verwacht je niet van hem. Het klinkt nog aardig ook. Het liefst zingt hij ‘stoute liedjes’ zoals: tiet-en-kont, tiet-en-kont, tiet-en-kont-kont-kont enz. op de melodie van de Radetzky-Mars van Johan Strauss. Ook verzint hij ze zelf; over Elsje bijvoorbeeld, een lelijk,  peenroodharig klasgenootje van ons, zingt hij een zelf bedacht melodietje:

‘….en die Els,

die is zo’n rare,

kromme benen,

dikke billen

rooie haren…….’

Iedereen lachen en ach, die Elsje, ze schaamt zich dood. Zielig, hoor. Moet Pietje voor straf een tijdje op de gang staan van de meester. Vanaf de gang maakt hij ons in de klas aan het lachen door steeds met een andere gek gezicht voor het gangraam te springen.

Op een morgen, komt een grote man de klas in, ‘dat is een ‘stille’’, zegt de meester later. Onze meester en de ‘stille’ smoezen even met elkaar. Als die ‘stille’ weer weg is, zegt de meester, lijkbleek inmiddels, dat Pietje op zijn fietsje is platgereden door een vrachtwagen.

Een paar dagen later zitten we met de hele school in de kerk aan weerskanten van dat kleine witte kistje. Die eerste drie-en-een-halfjaar op school heeft hij  veel lol gemaakt. Ik zal hem niet gauw vergeten met zijn bolle, brutale stekelkop. Pietje Fransen is geen boezemvriend van mij; wel een toffe klasgenoot. Hij slaat Paultje de Jong voor mij in elkaar. Die Paultje loopt me steeds te zieken: ‘lelijke brillenjood’, ‘lelijke brillenjood’. Dat wil Pietje niet horen,  want ik ben zijn vriend. Daarom deelt hij gewoon een paar tikkies uit. ik hoef hem helemaal niks te vragen. Het enige dat ik voor hem terug kan doen is repetities, dictees en allerhande huiswerk maken in Pietjes slonzige handschrift. De laatste tijd ga ik ook gewoon naast hem zitten en hang ik mijn jas over zijn jas op de haak. Dat doe ik ruim een half jaar zo en dan ineens is Pietje  dood.

donderdag 29 september 2022

VRIENDSCHAP? EEN ILLUSIE? (7) PASCAL.

 Met Pascal ben ik drie jaar geleden  in Avignon, voor het theaterfestival. Enerzijds is die periode een succes anderzijds een tegenvaller. De voorstellingen die we in Avignon zien zijn ronduit enerverend maar er zit iets niet lekker tussen Pascal en mij. Volgens mij ligt het aan de houding van Pascal naar mij. Ik voel rivaliteit, die Pascal aanwakkert. Hij doet opschepperig over zijn kennis van het Frans. Hij laat me duidelijk merken dat mijn Frans niet zo best is. Dat is nogal logisch: ik moet het doen met mijn schoolfrans en vakantiefrans. Pascal daarentegen woont de eerste drie jaren van zijn leven in Frankrijk. Zijn moeder is Française. Hij spreekt vloeiend Frans. Natuurlijk begrijpt hij daardoor die Frans gesproken theaterstukken beter dan ik. Als hij wat aan me uitlegt over een bepaald stuk dat klinkt dat voor mij eerder hautain dan amicaal. Wat hem misschien tegen de borst stuit is dat ik meer weet van theater dan hij. Ik heb tenslotte de toneelschool gedaan. Hij weet bijvoorbeeld het begrip 'mise en scene' niet te onderscheiden van 'décor' en 'akoestiek' niet van 'choreografie'… dat geeft ook helemaal niks. Ik zal de laatste zijn die hem daarom gaat uitlachen. Ik leg hem die begrippen graag en geduldig uit. Geen probleem voor mij. Alleen zit Pascal daar duidelijk niet op te wachten. Hij ergert zich een beetje en dat is niet mijn bedoeling.

Het is niet alleen kommer en kwel. We genieten op de gezellige volle terrassen op de Place d’Horloge volop van de smakelijke  maaltijden en de heerlijke wijn. Wij drinken Saint-Emilion; onze lievelingswijn. Goed aan de prijs en heel lekker. Soms komt er ook een theatergroep langs die een ‘preview’ geeft van hun voorstelling. ‘Vier lange mannen in kanariegele broeken, witte t-shirts. Zwarte bretels en dito  hoedjes. Ze kijken een paar minuten roerloos naar de mensen op het terras.. Dan gaan ze staan zingen. A capella. Bekende Franstalige liedjes. 'Paris s'éveille', ‘Milord’, ‘Bruxelles’. Veel terrasgangers zingen vrolijk mee. Ook Pascal en ik.’

Op een van die schitterende zomerse dagen (28 graden en onbewolkt) in het zwembad van Avignon raak ik een prachtig badlaken en een paar badslippers kwijt. Bij elkaar had ik daar nog zo'n zestig francs voor betaald …. maar dat doet er verder niet toe. Pascal vraagt mij, een paar dagen later, quasi geïnteresseerd: ‘dat badlaken en die slippers heb je zeker niet meer gevonden?’  ‘Nee’, zeg ik, ‘waarschijnlijk heb ik ze in het zwembad vergeten.’  ’Als jouw hoofd niet vast zat ….’lacht hij. Misschien grappig bedoeld. Maar Ik zie daar de grap niet van in. ’t Is hatelijk, waar is dat voor nodig?

Ik heb drie weken echt genoten van het theater. Maar door Pascals opschepperigheid over zijn Frans, zijn lullige opmerking over mijn verloren spullen en zijn desinteresse in theaterzaken, knap ik op hem af. Onze vriendschap loopt door dat gedrag een deuk op en het duurt bij mij gewoonlijk een tijdje eer dat weer is uitgedeukt. Drie jaar duurt dat nu al.