vrijdag 25 maart 2022

DERTIEN

Zondagmiddag, één uur. Z'n mobiel trilt. Ton heeft weekenddienst dus het zal wel een klant zijn. Hij moet inderdaad op pad. Een verstopte plee, aan de andere kant van de stad. Hij mag dit probleem oplossen. Dertien uur gemiddeld per dag werkt hij. Als het enigszins mogelijk is pakt hij de best betaalde diensten: weekenddienst, avonddienst en nachtdienst.  Hij is altijd stand-by. Kan hij makkelijk doen als vrijgezel. Misschien komt hij dan ooit nog eens uit de schulden.

Ton heeft altijd prima baantjes . Hij verdient ook goed; al is het alleen maar omdat hij vrijwel altijd en overal bereid is tot zwaar, goor, over-, avond-, nacht- en weekendwerk. Hij houdt het jammergenoeg meestal niet zo lang uit bij een baas. Of hij vindt het baantje te saai, of zijn baas gooit hem er uit. Nu is dat laatste niet zo erg vreemd want Ton is gek op geld, of dat nu van hemzelf is of van zijn baas. Als postbode steekt hij de ontvangen gelden van de rembourspoststukken in zijn eigen zak. Ook als ijsboer houdt hij meer van de omzet achter dan hem toekomt.

Een bijzonder vrolijk mens, die Ton. Altijd kwinkslagen en woordgrappen. Je kan echt met hem lachen.

Hulpvaardiger dan hij, is er geen een. Nooit het hoogste woord in grote gezelschappen. Eerder een beetje teruggetrokken dan. Ben  je sámen met hem, dan kan je lekker met hem kletsen en lol maken. Ton stottert gewoonlijk nog,  net zo erg als hij van jongs af aan al deed. Maar in zo’n onderonsje, praat hij zonder haperingen.

In de twintig jaar dat hij nu werkt is Ton nog geen dag werkloos geweest. Ontslagen of ontslag genomen: de andere dag heeft hij alweer wat anders. Dat moet ook wel want stilzitten is niks voor hem. Familie en vrienden maken daarvan ook steevast misbruik: er valt altijd wel wat te klussen voor hem. Dat doet hij overigens met veel plezier.

Ton is erg mager. Altijd al geweest. Maar de laatste weken vermagert hij wel heel erg. Zijn gezicht gaat met de dag meer gelijkenis vertonen met het benige masker van een heroïnejunk, terwijl ik er van overtuigd ben, dat gokken,  roken en werken zijn enige verslavingen zijn. Hij wèrkt gewoon te hard bij dat rioleringsbedrijf. Ton verzorgt zich niet goed en eet niet voldoende. Voor het bereiden van een goede maaltijd gunt hij zich gewoon geen tijd.

Ton zit veel te veel in dat Casino. Dáár eet hij ook. Hij moet er niet aan denken een fractie te laat te komen aan de roulettetafel. Dat de ‘dertien’, die hij altijd speelt, net voordat hij kan inzetten valt. Hij hap-slikt de kroketten weg en gaat jachtig richting goktafel. Géén oog voor zijn omgeving. Het zit tegen. De ‘dertien’ valt geen énkele maal. In nauwelijks een uur tijd is zijn dagloon verdampt. Blut. Ná de nieuwe klus straks kan hij weer fiches kopen.  Weliswaar met het geld van de baas. Dat wel. Maar hij gaat tòch winnen. Zeker wéten. Dan krijgt de baas zijn geld gewoon terug.

Dadelijk, na middernacht,  is hij weer stand-by. Dat duurt nog wel heel even. Onrustig doorzoekt Ton zijn zakken. Misschien zit er ergens nog wat geld. Helaas niet. Gelukkig  vindt  hij nog wel een plukkie shag, dat is genoeg tot straks.

 

Eerder gepubliceerd op 6 juni 2009

donderdag 24 maart 2022

FANTASIE

 

Ik ben even naar beneden gelopen om het groente- en fruitafval in de daarvoor bestemde container te deponeren. Op de rijweg even verderop staat een taxichauffeur tegen zijn taxi geleund. Even zie ik hem denken dat ik zijn klantje ben  maar hij merkt al snel waarvoor ik hier ben.  Hij loopt meteen door naar het bellenpaneel van de flat om zijn klantje tot spoed te manen. Hij staat kennelijk al een tijdje te wachten.  Als ik weer terug ben op mijn étage, loop ik mijn buurvrouw Janny tegen het lijf. Ze staat vanaf de galerij het taxiklantje uit te zwaaien. Hij is  bij haar op verjaardagsvisite geweest.  Negenenzeventig is ze geworden. Ze heeft nog steeds een huis vol visite: kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen, neven, nichten en buren.  Desalniettemin neemt ze tijd om zich even door mij te laten feliciteren. Zoenen mag weer. Dus ik geef haar meteen maar drie luchtkussen. Janny vertelt dat Don (36) het taxiklantje is. Hij is bij haar op bezoek geweest.  ‘Hij is een schatje,’ volgens Janny.  Ze heeft me ooit wel eens wat verteld over hem.

Mijn bezoek zal wel denken, waar ik blijf … dan zegt me gedag en gaat naar haar feestje.

Don is van zijn achtste tot zijn veertiende pleegzoon van Janny. In zijn prilste jeugd wordt hij misbruikt en mishandeld door zijn natuurlijke ouders.  Die kunnen hem niet aan. Hij is agressief, vernielzuchtig en wordt van de ene na de andere school getrapt.  Hij komt in het zeer bijzonder onderwijs (ZBO) terecht en zelfs daar kunnen de leerkrachten maar nauwelijks orde houden in de klas met Don. Hij is een ongeleid projectiel.  Het is allemaal niet kwaad bedoeld wat hij doet, want hij is van karakter een vrolijke maar wel heel drukke  knaap. Het lastige is alleen dat wat hij doet, buiten de orde is.  Hij is bijvoorbeeld dol op muziek: bij een dictee, zingt hij de woorden van de meester na en begeleid zichzelf dan met tromgeroffel op zijn lessenaartje. Hij neuriet hardop zijn favoriete liedjes.  Neemt een waterpistool mee naar school, schiet daarmee willekeurig in het rond. Als het wapen leeg is vult hij het doodleuk weer. Te laat komen en te vroeg weggaan, daar doet hij niet moeilijk over.  Als hij een paar dagen niet op school is geweest fantaseert hij zijn waarheid. Met zijn vader en moeder is hij naar Disneyland in Parijs is geweest.

Vader en moeder zijn nooit aanspreekbaar geweest op het gedrag van hun zoon. Alcohol en drugs spelen een grote rol in het leven van Don’s ouders. Dat hij toch nog op dat ZBO-schooltje  mag blijven is vooral te danken aan Janny. Via de kinderbescherming komt Don terecht bij haar. Onder de vleugels van Janny, een rustige, geduldige en  opgewekte vrouw, komt Don langzaam tot rust. Zonder het verfoeilijke gedrag van zijn ouders, ontwikkelt Don zich tot een vrolijke en in het ZBO-onderwijs goed hanteerbare leerling.  De volwassen Don heeft Janny op een voetstuk gezet. Voor hem voelt ze als zijn moeder.

Wat hij altijd zal blijven doen is fantaseren. Vanmiddag nog, zegt Janny, vertelt hij zonder blikken of blozen aan de verzamelde visite, dat hij al vroeg weg moet. Hij moet morgenochtend om acht uur weer  op zijn werk zijn. ‘Mooi werk, hoor,’ zegt Don, ‘verkeersleider bij de NS. ’ De verjaardagsgasten willen daar wel wat meer over weten.  ‘Nou, ik moet er voor zorgen dat treinen op de juiste tijden rijden. Zowel het treinverkeer van mensen als van goederen. Als een trein vertraging oploopt, leid ik de dienstregeling weer in goede banen. Zo snel en veilig als maar kan. Een verantwoordelijke baan.’

De meeste gasten van Janny horen hem met de nodige scepsis aan, ze weten dat Don tot op de dag van vandaag nog nooit voor een baas heeft gewerkt. Ze weten ook dat hij zich elk jaar weer een andere afwisselende functie aanmeet.    

woensdag 23 maart 2022

ALMACHTIG

Na de fitness van deze woensdagochtend, raak aan de praat met Halina, een van de vier gymmaatjes. Ze zal zo’n zestig jaar geleden in Indonesië geboren zijn. Voor de lol zegt ze, als het over buitenlandse Nederlanders gaat: ‘Ik ben een Chinees.’ Veel hebben we in die drie jaar dat we met elkaar sporten nog niet met elkaar gesproken. Zo terloops heb ik tegen haar wel eens gezegd dat mijn vader en mijn ex ook in Indonesië geboren zijn. Vindt ze leuk om te horen. Ze wilde gelijk weten waar ze dan geboren zijn. Nou, mijn vader in Tjimahi en mijn ex in Pangkalpinang. De plaatsen kent ze wel. Ze komt zelf uit Borneo. En eigenlijk is er sindsdien sprake van een kleine klik. We peppen elkaar tijdens de oefeningen op, zonder woorden;  met een glimlach, een bemoedigend knikje of een schouderklopje.  Ik kan die aanmoediging wel gebruiken. Stijve hark dat ik er ben. Zij heeft helemaal geen steuntje nodig. Ze lijkt wel van elastiek. Moeiteloos voert ze alle oefeningen uit. Het zou mij niet verbazen als ze Indonesisch fitness-kampioen is geweest.

 Halina is al bezig haar ebike van slot te halen, als ik uit de sportruimte kom aangelopen. Mijn fiets staat toevallig naast die van haar. Alleen bij harde tegenwind schakelt ze het motortje van haar ebike in, ze moet in conditie blijven. Mijn fiets heeft eenentwintig versnellingen, waarvan ik er nog nooit  meer dan twee gebruikt heb:  in zijn drie en zijn zeven fietst het gewoon het lekkerst.

Het is alweer een prachtige dag.  Hemelsblauwe lucht. Nog wel een beetje fris. Ik ga vandaag een wat langere fietstocht maken, naar Rhoon. Halina weet natuurlijk niet dat ik daar een paar dagen geleden ook al was.  Dat laat ik maar zo. Ze laat wel gelijk merken dat ze weet waar Rhoon ligt. Eerlijk gezegd, denk ik, dat ze hier de weg nog niet zo goed weet. Maar ze zegt daar  wel eens te komen … met metro gaat ze dan.  Ik zou ook met de metro naar Rhoon gaan, als het slecht weer zou zijn; maar fietsen is een stuk beter voor mijn conditie. Ik weet niet goed waarom, maar ze moet daar een beetje om lachen. Dat zie ik haar voor het eerst vandaag doen. Ze lijkt dan wel van elastiek maar ze ziet er niet echt gezond uit. Ze is lijkbleek, heeft dikke wallen onder haar ogen en heeft behoorlijk ondergewicht.

Vanmiddag ontvangt ze wat mensen bij haar thuis. Mensen die net als zij christelijk zijn. Samen ondersteunen ze een school voor de allerjongste kinderen in Borneo. Door de giften van Halina’s groepje kan de school blijven bestaan, inclusief leermiddelen en personeel. Anders zou er helemaal geen school zijn voor die kinderen. In Indonesië is geen leerplicht. De overheid zorgt dus niet voor scholen. 

Halina gelooft in de Almachtigheid van God. Hij stuurt Zijn Zoon naar de aarde. Hij laat Hem lijden. Daar dat lijden kunnen de zonden van de mensen vergeven worden. We staan nog steeds bij de fietsen en ineens vraagt ze of ze voor mij mag bidden.  Dat kan geen kwaad, denk ik. Werkelijk, nog nooit eerder heb ik iemand zo intens, met zo veel passie, smekend bijna, zien bidden voor mijn zielenheil en … een goede reis naar Rhoon.  

Op de terugweg, ter hoogte van de Euromast, valt mijn fietsketting  ‘er’ vanaf. Krijg hem er niet meer op. Godzijdank was het nog maar tien kilometer lopen naar huis.   

        

      

dinsdag 22 maart 2022

STIJVE

Het is al weer voor de vierde keer dit jaar, dat ik naar de bejaardenfitness ga. Ruim een half jaar heb ik niks gedaan. Ik heb dan te veel last van mijn ooit eens gebroken schouder (en arm).  Als een orthopedisch chirurg vindt dat ik een nieuwe schouder moet nemen, besluit ik resoluut te stoppen bij de gym.  Dat bevalt me goed. De oefeningen die me pijn doen kan ik missen als kiespijn. Maar wat niet zo best is: langzamerhand begin ik een stijve hark te worden.  Ik kan niet eens meer mijn schouders normaal op halen. Met kop en schouders ergens bovenuit steken, lukt al helemaal niet. Als ik door de pijntjes in mijn rechterschouder en –arm niks uitvoer, is ook de rest van mijn lichaam natuurlijk niet in beweging. Alleen mijn báárd is in beweging, die laat ik staan … dat is nog niet zo makkelijk, want hij valt steeds om.

Bukken, hurken en reiken; ik weet niet eens meer hoe dat moet.

Opstaan uit de luie stoel of uit bed, zonder amechtig  gekreun. Het lukt me niet meer.

Me bij mijn lurven pakken … eigenlijk heb ik daar nooit zo goed bij gekund maar nu is het helemaal klote.

Nee schudden, ja knikken (in dat laatste ben ik áltijd goed geweest, nu niet meer).

Op m’n tenen staan? Oh neen. Maar moedwillig op iemand z’n tenen gaan staan: geen probleem.

Ik zou bijvoorbeeld graag mijn nek uitsteken voor meer groen in de straat. Maar er zit geen rek meer in die nek. Ook op de hals kan ik me weinig  halen.  Van verbazing achterover slaan lukt helemaal niet meer, ook als blijkt dat ik de enige in de flat ben, die geïnteresseerd is in ‘groen’.  Zelfs mijn wenkbrauwen fronsen nauwelijks uit zichzelf.  Al ben ik bloednerveus …  zònder knikkende knieën heb ik het met  mijn buurtjes over het aanzien van de buurt.  Sinds kort heb ik ineens moeite me op mijn borst te kloppen. Ineens.  

Ik zou het best weer eens ouderwets  op mijn heupen willen hebben. Dan zou ik, waarschijnlijk tevergeefs, proberen zèlf de handen uit de mouwen te steken en ze, zo goed en zo kwaad als het gaat, nog te laten wapperen ook.   

In de laatste maanden heb ik niet helemaal stil gezeten. Ik heb volop gewandeld. Zo heb ik er geen moeite mee mijn poot stijf te houden en in de buurtvergadering mijn buren te zeggen dat ze actief moeten worden in de buurt.  De meerderheid voelt er helaas niks voor. Slechts één buur zegt enthousiast zijn medewerking toe. Maar in werkelijkheid  steekt hij geen hand uit. ’t Is blijkbaar een  hielenlikker. Zou ik niet kunnen.

maandag 21 maart 2022

AANKOMEND TALENT

Volgende maand ga ik, met mijn buurman Daan, vijf keer naar het Isala Theater in Capelle aan den IJssel om naar beginnende cabaretiers te kijken. Het is een aanbieding van het Isala: vijf voorstellingen voor vijftig euro. Normaal betaal je voor één optreden tweeëntwintig vijftig. Best aardig voordeel. We gaan naar Nabil, Lisa Oosterman, André Manuel (die al redelijk bekend is), Pieter Jouke en Johan Goossens. Behalve André Manuel zeggen die namen natuurlijk helemaal niks, want het zijn beginnende cabaretiers. Het zou leuk zijn als er één van die vijf over een paar jaar uitverkochte grote zalen gaat trekken: het Nieuwe Luxor, Carré of …  als  één van deze vijf over een jaar of tien de oudejaarsconférence op tv mag doen.

Één cabaretier die nú heel bekend is, heb ik in de seventies als aankomend talent gezien. Ik woon en studeer dan in Utrecht.  Ik zit op de Academie voor Expressie door Woord en Gebaar. Met een paar klasgenoten loop ik in het weekend in het centrum. In de buurt van het Janskerkhof is een podium.  Als wij langs lopen treedt er een jongeman op die Bob Dylan-liedjes in een Nederlandse vertaling zingt. Hij doet ‘blowen in de wind’ en ‘als een zwerver’ …  klinkt best goed. Maar hij is niet degene die later de bekende Nederlander zal worden.  Er is op dat moment nog niet zo veel publiek. Wij gaan even op het nabije terrasje een biertje drinken. Tegelijk houden we het podium in de gaten;  we willen niets missen.

Er volgt nu een optreden van een buikspreker, altijd grappig. Deze artiest zit met zijn arm in een pop die sprekend lijkt op  Joop den Uijl, op dat moment de politiek leider van de PvdA. De buikspreker, die een ultra rechtse VVD’er speelt, imiteert de stem van Joop den Uijl perfect. Joops stopwoordjes: ‘van twee dingen één’ , ‘om kort te gaan’, ‘uh’ en ‘als ik heel eerlijk ben’, lardeert hij heel vindingrijk door zijn act. De buikspreker drijft zijn Joop-pop bijna tot waanzin door opmerkingen over ‘luie overbetaalde arbeiders’ en ’te hoge vennootschap belasting’.  Op een gegeven moment duikt Joop den Uijl woedend, in grote snelheid, met zijn hoofd in het kruis van de buikspreker, die het uitgilt van de pijn. Het publiek kan de act wel waarderen.  Wij ook wel maar voor ons is buikspreken een soort tweedehands tak van sport, hoe gewiekst deze man ook bezig is.

Een beginnend cabaretier doet het volgende optreden.  In een record tempo, alsof hij de olympische finale van de honderd meter loopt. Met superieure acrobatische bewegelijkheid en een grotere grapdichtheid dan wij ooit eerder hadden ervaren. Continu loopt hij zichzelf te bekritiseren: ‘ik word helemaal gek van mezelf’, ‘voor mij hoeft het niet,’ ‘ik word toch zo moe van mezelf’ ...   steeds meer mensen blijven staan kijken. Wij gaan daar ook heen.  Niemand kent hem. Hij is onweerstaanbaar. Het publiek ligt in een deuk .. en is doodop van hem.

Leuk, dat ik hem, ruim veertig jaar geleden, als aankomend talent zag. Iedereen kent hem nu. Bert Visscher.     

zondag 20 maart 2022

KLUPPERS

 Al twee maanden lang staat in mijn agenda dat ik op achttien maart een fietstocht heb. In  Capelle en omstreken. Om tien uur is het verzamelen bij een sporthal. Vijf voor tien sta ik daar. Moederziel alleen, op een groot plein. Wat blijkt: de fietstocht is niet op achttien maart maar was op zeventien maart. Daar sta ik dan met m’n boterhammetjes,  appeltjes, bananen, mijn frisdrankjes en de tube zonnebrandcrème.  Jammer, dat ik het fout heb opgeschreven in mijn agenda. Het is prachtig weer om te fietsen. Weinig wind, strak blauwe lucht met een temperatuur van zeventien graden.  Het is te mooi weer om thuis te gaan zitten. Ik bedenk me, dat ik een dezer dagen nog eens naar Rhoon toe moet. Ik moet  uitzoeken waar de steiger van de Rhoonse Veer precies is. Ik denk er verder niet lang over na en besluit niet teleurgesteld naar huis te gaan maar richting Rhoon te gaan fietsen.  Toch zo’n veertig kilometer heen en terug.

Op vrijdag vijfentwintig maart ga ik met een groep van twintig wandelaars een tocht maken  van ongeveer twaalf kilometer over de Beerenplaat, Wolvenpolder en langs Hekelingen. Eerst gaan we dan om elf uur met die Veer  van Rhoon naar Spijkenisse en om drie uur varen we weer van Spijkenisse terug naar Rhoon.

Zo ver is het voorlopig nog niet. Het is nu pas achttien maart. Ik sta nu alleen nog maar in Capelle aan den IJssel en moet dus nog te weten zien te komen waar dat Veer is. Vaag heb ik het idee dat Rhoon zuidwestelijk van Capelle ligt. Ik weet de kortste weg niet, raadpleeg geen kaart,  gebruik geen Google Maps.  Ik zie het absoluut niet zitten, om telkens op mijn mobiel te moeten  kijken of ik wel goed rijd .... of het de kortste route is? Geen idee. Ik ga fietsen in de richting van de Willemsbrug, Kop van Zuid, Lombardijen, de Vaan … daar doemen de eerste bordjes richting Rhoon op.  Nu pas merk ik hoe uitgestrekt dat plaatsje is. Verschillende keren moet ik de weg vragen aan de mensen daar. (Zijn het Rhonenaars of Rhoners?) Ik moet op de Havendam zijn, Dat is het adres van die Veer. De meeste Rhoners  hebben daar nooit van gehoord. Behalve de zeker tachtig jarige wielrenner, met étalage benen, die me tot op de millimeter nauwkeurig weet te vertellen waar ik moet wezen. Het blijkt een mooi plekje in de zon te zijn aan de oever van de Oude Maas: in Poortugaal!

Deze wandeling is een activiteit van Klup. Klup is een club voor vijftig plussers. Ik ben daar een paar weken geleden lid van geworden.  De leden zijn ‘kluppers’. Als klupper kan je meedoen aan activiteiten die georganiseerd worden door andere kluppers. Maar … van elke klupper wordt ook weer verwacht dat hij/zij zelf activiteiten organiseert. De activiteiten variëren van theaterbezoek tot een wandeling in het Arboretum en van klaverjassen tot bowlen … en nog veel meer.

Die achttiende maart fiets ik van de Rhoonse Veer in Poortugaal via de Groene Kruisweg, Maastunnel, Westzeedijk,  Maasboulevard, Boszoom, Prinsenlaan naar huis terug. Het is toch zéker  meer dan zes jaar geleden dat ik zo’n lange fietstocht maakte. Ik ben geradbraakt.      

zaterdag 19 maart 2022

HARD GEKOOKT EITJE (2)

Veel te schaars gekleed staat Coby onder de plataan. De boom houdt haar droog in de striemende regen. Passerende auto’s spatten haar, met zwarte netkousen bedekte benen, zeiknat. Ze zwaait naar elke voorbijkomende automobilist. Vijftien euro heeft ze nog nodig om een lijntje coke te kunnen scoren. Dat betekent één pijp- of twee trekbeurten.

Een eindje verderop zitten Sjaak en Ben  in de oude zwarte Mercedes, waar Coby haar coke scoort. Ze houden haar, tegen een vergoeding van vijfenzeventig procent van haar omzet, extra in de gaten. Je weet het maar nooit bij haar, het is een bijzonder meissie.

Ze belt Sjaak:

   “Breng es water voor me pillen.”

   “Je kan de klere krijgen; er ligt genoeg water op straat; neem daar maar een slok van; daar ga je echt niet dood van.”

   Ze knielt op het roze asfalt van het fietspad en likt wat water uit een plas water. Haar pillen krijgt ze er nauwelijks mee weggespoeld. Haar houding heeft in ieder geval een klantje getrokken. Want achter haar staat een kreukelige Mazda geparkeerd, de lichten als schijnwerpers gericht op haar, voor een heroïnehoer onwaarschijnlijk dikke achterwerk.

   “Hé, meissie, roept de bestuurder, kom eens bij Ome Cor. Wat moet jij kosten?”

   “Pijpen vijftien, trekken zevenvijftig.”

   “Met of zonder condoom?”

   “Zonder condoom, vijfentwintig euro.”

   “Oké, trekken alleen is wel genoeg.”

   “Kom d’r maar in, meissie.”

   “De helft vooruitbetalen”

   “Je kan tweevijftig vooruit krijgen en geen cent meer, trut.”

   Ja, ik ben niet achterlijk. Ze belazeren je waar je bij staat. Ze kan die zeven vijftig krijgen van me maar die moet ze wel eerst verdienen. Ik zwiep mijn pik alvast uit mijn gulp, terwijl zij instapt. Ik rijd gelijk weg. Bij wijze van uitzondering heb ik eens een mollig wijfie in mijn wagen. Die zit vast niet hier in het circuit.

Ik vind het lekker om afgetrokken te worden terwijl ik rijd.

“Nou waar wacht je nog op, hij staat voor je klaar, aan het werk!’ 

Ik streel haar bolle buikje. Zij masseert mijn penis, afwisselend hard en zacht, langzaam en snel. Niet gek. Stop! Een stoplicht springt op rood. Zij gaat gewoon door. Ik sluit mijn ogen en kom klaar. Getoeter achter me. Het licht is al lang weer groen. Godverdomme, dat zie je toch wel dat dat licht op groen springt. Kan je dat niet even zeggen, trut. Ze kijkt me aan. Kwijl loopt langs haar kin. Verrek, ik kijk nog eens goed aan, nee maar …  dat wijf, die griet…  dat is een mongool. Met de tissues uit haar tasje wrijft ze haar handen en mijn pik schoon en pakt hem weer netjes in. Dan zie ik dat ze met die tissues tussen haar benen gaat zitten frummelen. Heeft ze in mijn auto zitten zeiken. Ik zet mijn auto langs de kant en flikker haar er gelijk uit. Ze vraagt niet eens meer om de rest van haar poen. Had ze niet moeten wagen ook. Gadverdamme wat een stank, die zeik.

   Ik stond net op het punt om weg te rijden als ik word vastgereden door een aftandse Maercedes.. Er stappen  twee ongure figuren uit. De een heeft een krik, de ander een breekijzer in zijn handen. Ik schijt zowat in mijn broek van angst. Gelukkig slaan ze alleen maar mijn auto aan diggelen. Ik mankeer niks. Cobie staat al weer onder een boom naar voorbij rijdende automobilisten te zwaaien.

Mijn hard gekookte eitje ligt nog ongedeerd op de achterbank.