woensdag 23 maart 2022

ALMACHTIG

Na de fitness van deze woensdagochtend, raak aan de praat met Halina, een van de vier gymmaatjes. Ze zal zo’n zestig jaar geleden in Indonesië geboren zijn. Voor de lol zegt ze, als het over buitenlandse Nederlanders gaat: ‘Ik ben een Chinees.’ Veel hebben we in die drie jaar dat we met elkaar sporten nog niet met elkaar gesproken. Zo terloops heb ik tegen haar wel eens gezegd dat mijn vader en mijn ex ook in Indonesië geboren zijn. Vindt ze leuk om te horen. Ze wilde gelijk weten waar ze dan geboren zijn. Nou, mijn vader in Tjimahi en mijn ex in Pangkalpinang. De plaatsen kent ze wel. Ze komt zelf uit Borneo. En eigenlijk is er sindsdien sprake van een kleine klik. We peppen elkaar tijdens de oefeningen op, zonder woorden;  met een glimlach, een bemoedigend knikje of een schouderklopje.  Ik kan die aanmoediging wel gebruiken. Stijve hark dat ik er ben. Zij heeft helemaal geen steuntje nodig. Ze lijkt wel van elastiek. Moeiteloos voert ze alle oefeningen uit. Het zou mij niet verbazen als ze Indonesisch fitness-kampioen is geweest.

 Halina is al bezig haar ebike van slot te halen, als ik uit de sportruimte kom aangelopen. Mijn fiets staat toevallig naast die van haar. Alleen bij harde tegenwind schakelt ze het motortje van haar ebike in, ze moet in conditie blijven. Mijn fiets heeft eenentwintig versnellingen, waarvan ik er nog nooit  meer dan twee gebruikt heb:  in zijn drie en zijn zeven fietst het gewoon het lekkerst.

Het is alweer een prachtige dag.  Hemelsblauwe lucht. Nog wel een beetje fris. Ik ga vandaag een wat langere fietstocht maken, naar Rhoon. Halina weet natuurlijk niet dat ik daar een paar dagen geleden ook al was.  Dat laat ik maar zo. Ze laat wel gelijk merken dat ze weet waar Rhoon ligt. Eerlijk gezegd, denk ik, dat ze hier de weg nog niet zo goed weet. Maar ze zegt daar  wel eens te komen … met metro gaat ze dan.  Ik zou ook met de metro naar Rhoon gaan, als het slecht weer zou zijn; maar fietsen is een stuk beter voor mijn conditie. Ik weet niet goed waarom, maar ze moet daar een beetje om lachen. Dat zie ik haar voor het eerst vandaag doen. Ze lijkt dan wel van elastiek maar ze ziet er niet echt gezond uit. Ze is lijkbleek, heeft dikke wallen onder haar ogen en heeft behoorlijk ondergewicht.

Vanmiddag ontvangt ze wat mensen bij haar thuis. Mensen die net als zij christelijk zijn. Samen ondersteunen ze een school voor de allerjongste kinderen in Borneo. Door de giften van Halina’s groepje kan de school blijven bestaan, inclusief leermiddelen en personeel. Anders zou er helemaal geen school zijn voor die kinderen. In Indonesië is geen leerplicht. De overheid zorgt dus niet voor scholen. 

Halina gelooft in de Almachtigheid van God. Hij stuurt Zijn Zoon naar de aarde. Hij laat Hem lijden. Daar dat lijden kunnen de zonden van de mensen vergeven worden. We staan nog steeds bij de fietsen en ineens vraagt ze of ze voor mij mag bidden.  Dat kan geen kwaad, denk ik. Werkelijk, nog nooit eerder heb ik iemand zo intens, met zo veel passie, smekend bijna, zien bidden voor mijn zielenheil en … een goede reis naar Rhoon.  

Op de terugweg, ter hoogte van de Euromast, valt mijn fietsketting  ‘er’ vanaf. Krijg hem er niet meer op. Godzijdank was het nog maar tien kilometer lopen naar huis.   

        

      

dinsdag 22 maart 2022

STIJVE

Het is al weer voor de vierde keer dit jaar, dat ik naar de bejaardenfitness ga. Ruim een half jaar heb ik niks gedaan. Ik heb dan te veel last van mijn ooit eens gebroken schouder (en arm).  Als een orthopedisch chirurg vindt dat ik een nieuwe schouder moet nemen, besluit ik resoluut te stoppen bij de gym.  Dat bevalt me goed. De oefeningen die me pijn doen kan ik missen als kiespijn. Maar wat niet zo best is: langzamerhand begin ik een stijve hark te worden.  Ik kan niet eens meer mijn schouders normaal op halen. Met kop en schouders ergens bovenuit steken, lukt al helemaal niet. Als ik door de pijntjes in mijn rechterschouder en –arm niks uitvoer, is ook de rest van mijn lichaam natuurlijk niet in beweging. Alleen mijn báárd is in beweging, die laat ik staan … dat is nog niet zo makkelijk, want hij valt steeds om.

Bukken, hurken en reiken; ik weet niet eens meer hoe dat moet.

Opstaan uit de luie stoel of uit bed, zonder amechtig  gekreun. Het lukt me niet meer.

Me bij mijn lurven pakken … eigenlijk heb ik daar nooit zo goed bij gekund maar nu is het helemaal klote.

Nee schudden, ja knikken (in dat laatste ben ik áltijd goed geweest, nu niet meer).

Op m’n tenen staan? Oh neen. Maar moedwillig op iemand z’n tenen gaan staan: geen probleem.

Ik zou bijvoorbeeld graag mijn nek uitsteken voor meer groen in de straat. Maar er zit geen rek meer in die nek. Ook op de hals kan ik me weinig  halen.  Van verbazing achterover slaan lukt helemaal niet meer, ook als blijkt dat ik de enige in de flat ben, die geïnteresseerd is in ‘groen’.  Zelfs mijn wenkbrauwen fronsen nauwelijks uit zichzelf.  Al ben ik bloednerveus …  zònder knikkende knieën heb ik het met  mijn buurtjes over het aanzien van de buurt.  Sinds kort heb ik ineens moeite me op mijn borst te kloppen. Ineens.  

Ik zou het best weer eens ouderwets  op mijn heupen willen hebben. Dan zou ik, waarschijnlijk tevergeefs, proberen zèlf de handen uit de mouwen te steken en ze, zo goed en zo kwaad als het gaat, nog te laten wapperen ook.   

In de laatste maanden heb ik niet helemaal stil gezeten. Ik heb volop gewandeld. Zo heb ik er geen moeite mee mijn poot stijf te houden en in de buurtvergadering mijn buren te zeggen dat ze actief moeten worden in de buurt.  De meerderheid voelt er helaas niks voor. Slechts één buur zegt enthousiast zijn medewerking toe. Maar in werkelijkheid  steekt hij geen hand uit. ’t Is blijkbaar een  hielenlikker. Zou ik niet kunnen.

maandag 21 maart 2022

AANKOMEND TALENT

Volgende maand ga ik, met mijn buurman Daan, vijf keer naar het Isala Theater in Capelle aan den IJssel om naar beginnende cabaretiers te kijken. Het is een aanbieding van het Isala: vijf voorstellingen voor vijftig euro. Normaal betaal je voor één optreden tweeëntwintig vijftig. Best aardig voordeel. We gaan naar Nabil, Lisa Oosterman, André Manuel (die al redelijk bekend is), Pieter Jouke en Johan Goossens. Behalve André Manuel zeggen die namen natuurlijk helemaal niks, want het zijn beginnende cabaretiers. Het zou leuk zijn als er één van die vijf over een paar jaar uitverkochte grote zalen gaat trekken: het Nieuwe Luxor, Carré of …  als  één van deze vijf over een jaar of tien de oudejaarsconférence op tv mag doen.

Één cabaretier die nú heel bekend is, heb ik in de seventies als aankomend talent gezien. Ik woon en studeer dan in Utrecht.  Ik zit op de Academie voor Expressie door Woord en Gebaar. Met een paar klasgenoten loop ik in het weekend in het centrum. In de buurt van het Janskerkhof is een podium.  Als wij langs lopen treedt er een jongeman op die Bob Dylan-liedjes in een Nederlandse vertaling zingt. Hij doet ‘blowen in de wind’ en ‘als een zwerver’ …  klinkt best goed. Maar hij is niet degene die later de bekende Nederlander zal worden.  Er is op dat moment nog niet zo veel publiek. Wij gaan even op het nabije terrasje een biertje drinken. Tegelijk houden we het podium in de gaten;  we willen niets missen.

Er volgt nu een optreden van een buikspreker, altijd grappig. Deze artiest zit met zijn arm in een pop die sprekend lijkt op  Joop den Uijl, op dat moment de politiek leider van de PvdA. De buikspreker, die een ultra rechtse VVD’er speelt, imiteert de stem van Joop den Uijl perfect. Joops stopwoordjes: ‘van twee dingen één’ , ‘om kort te gaan’, ‘uh’ en ‘als ik heel eerlijk ben’, lardeert hij heel vindingrijk door zijn act. De buikspreker drijft zijn Joop-pop bijna tot waanzin door opmerkingen over ‘luie overbetaalde arbeiders’ en ’te hoge vennootschap belasting’.  Op een gegeven moment duikt Joop den Uijl woedend, in grote snelheid, met zijn hoofd in het kruis van de buikspreker, die het uitgilt van de pijn. Het publiek kan de act wel waarderen.  Wij ook wel maar voor ons is buikspreken een soort tweedehands tak van sport, hoe gewiekst deze man ook bezig is.

Een beginnend cabaretier doet het volgende optreden.  In een record tempo, alsof hij de olympische finale van de honderd meter loopt. Met superieure acrobatische bewegelijkheid en een grotere grapdichtheid dan wij ooit eerder hadden ervaren. Continu loopt hij zichzelf te bekritiseren: ‘ik word helemaal gek van mezelf’, ‘voor mij hoeft het niet,’ ‘ik word toch zo moe van mezelf’ ...   steeds meer mensen blijven staan kijken. Wij gaan daar ook heen.  Niemand kent hem. Hij is onweerstaanbaar. Het publiek ligt in een deuk .. en is doodop van hem.

Leuk, dat ik hem, ruim veertig jaar geleden, als aankomend talent zag. Iedereen kent hem nu. Bert Visscher.     

zondag 20 maart 2022

KLUPPERS

 Al twee maanden lang staat in mijn agenda dat ik op achttien maart een fietstocht heb. In  Capelle en omstreken. Om tien uur is het verzamelen bij een sporthal. Vijf voor tien sta ik daar. Moederziel alleen, op een groot plein. Wat blijkt: de fietstocht is niet op achttien maart maar was op zeventien maart. Daar sta ik dan met m’n boterhammetjes,  appeltjes, bananen, mijn frisdrankjes en de tube zonnebrandcrème.  Jammer, dat ik het fout heb opgeschreven in mijn agenda. Het is prachtig weer om te fietsen. Weinig wind, strak blauwe lucht met een temperatuur van zeventien graden.  Het is te mooi weer om thuis te gaan zitten. Ik bedenk me, dat ik een dezer dagen nog eens naar Rhoon toe moet. Ik moet  uitzoeken waar de steiger van de Rhoonse Veer precies is. Ik denk er verder niet lang over na en besluit niet teleurgesteld naar huis te gaan maar richting Rhoon te gaan fietsen.  Toch zo’n veertig kilometer heen en terug.

Op vrijdag vijfentwintig maart ga ik met een groep van twintig wandelaars een tocht maken  van ongeveer twaalf kilometer over de Beerenplaat, Wolvenpolder en langs Hekelingen. Eerst gaan we dan om elf uur met die Veer  van Rhoon naar Spijkenisse en om drie uur varen we weer van Spijkenisse terug naar Rhoon.

Zo ver is het voorlopig nog niet. Het is nu pas achttien maart. Ik sta nu alleen nog maar in Capelle aan den IJssel en moet dus nog te weten zien te komen waar dat Veer is. Vaag heb ik het idee dat Rhoon zuidwestelijk van Capelle ligt. Ik weet de kortste weg niet, raadpleeg geen kaart,  gebruik geen Google Maps.  Ik zie het absoluut niet zitten, om telkens op mijn mobiel te moeten  kijken of ik wel goed rijd .... of het de kortste route is? Geen idee. Ik ga fietsen in de richting van de Willemsbrug, Kop van Zuid, Lombardijen, de Vaan … daar doemen de eerste bordjes richting Rhoon op.  Nu pas merk ik hoe uitgestrekt dat plaatsje is. Verschillende keren moet ik de weg vragen aan de mensen daar. (Zijn het Rhonenaars of Rhoners?) Ik moet op de Havendam zijn, Dat is het adres van die Veer. De meeste Rhoners  hebben daar nooit van gehoord. Behalve de zeker tachtig jarige wielrenner, met étalage benen, die me tot op de millimeter nauwkeurig weet te vertellen waar ik moet wezen. Het blijkt een mooi plekje in de zon te zijn aan de oever van de Oude Maas: in Poortugaal!

Deze wandeling is een activiteit van Klup. Klup is een club voor vijftig plussers. Ik ben daar een paar weken geleden lid van geworden.  De leden zijn ‘kluppers’. Als klupper kan je meedoen aan activiteiten die georganiseerd worden door andere kluppers. Maar … van elke klupper wordt ook weer verwacht dat hij/zij zelf activiteiten organiseert. De activiteiten variëren van theaterbezoek tot een wandeling in het Arboretum en van klaverjassen tot bowlen … en nog veel meer.

Die achttiende maart fiets ik van de Rhoonse Veer in Poortugaal via de Groene Kruisweg, Maastunnel, Westzeedijk,  Maasboulevard, Boszoom, Prinsenlaan naar huis terug. Het is toch zéker  meer dan zes jaar geleden dat ik zo’n lange fietstocht maakte. Ik ben geradbraakt.      

zaterdag 19 maart 2022

HARD GEKOOKT EITJE (2)

Veel te schaars gekleed staat Coby onder de plataan. De boom houdt haar droog in de striemende regen. Passerende auto’s spatten haar, met zwarte netkousen bedekte benen, zeiknat. Ze zwaait naar elke voorbijkomende automobilist. Vijftien euro heeft ze nog nodig om een lijntje coke te kunnen scoren. Dat betekent één pijp- of twee trekbeurten.

Een eindje verderop zitten Sjaak en Ben  in de oude zwarte Mercedes, waar Coby haar coke scoort. Ze houden haar, tegen een vergoeding van vijfenzeventig procent van haar omzet, extra in de gaten. Je weet het maar nooit bij haar, het is een bijzonder meissie.

Ze belt Sjaak:

   “Breng es water voor me pillen.”

   “Je kan de klere krijgen; er ligt genoeg water op straat; neem daar maar een slok van; daar ga je echt niet dood van.”

   Ze knielt op het roze asfalt van het fietspad en likt wat water uit een plas water. Haar pillen krijgt ze er nauwelijks mee weggespoeld. Haar houding heeft in ieder geval een klantje getrokken. Want achter haar staat een kreukelige Mazda geparkeerd, de lichten als schijnwerpers gericht op haar, voor een heroïnehoer onwaarschijnlijk dikke achterwerk.

   “Hé, meissie, roept de bestuurder, kom eens bij Ome Cor. Wat moet jij kosten?”

   “Pijpen vijftien, trekken zevenvijftig.”

   “Met of zonder condoom?”

   “Zonder condoom, vijfentwintig euro.”

   “Oké, trekken alleen is wel genoeg.”

   “Kom d’r maar in, meissie.”

   “De helft vooruitbetalen”

   “Je kan tweevijftig vooruit krijgen en geen cent meer, trut.”

   Ja, ik ben niet achterlijk. Ze belazeren je waar je bij staat. Ze kan die zeven vijftig krijgen van me maar die moet ze wel eerst verdienen. Ik zwiep mijn pik alvast uit mijn gulp, terwijl zij instapt. Ik rijd gelijk weg. Bij wijze van uitzondering heb ik eens een mollig wijfie in mijn wagen. Die zit vast niet hier in het circuit.

Ik vind het lekker om afgetrokken te worden terwijl ik rijd.

“Nou waar wacht je nog op, hij staat voor je klaar, aan het werk!’ 

Ik streel haar bolle buikje. Zij masseert mijn penis, afwisselend hard en zacht, langzaam en snel. Niet gek. Stop! Een stoplicht springt op rood. Zij gaat gewoon door. Ik sluit mijn ogen en kom klaar. Getoeter achter me. Het licht is al lang weer groen. Godverdomme, dat zie je toch wel dat dat licht op groen springt. Kan je dat niet even zeggen, trut. Ze kijkt me aan. Kwijl loopt langs haar kin. Verrek, ik kijk nog eens goed aan, nee maar …  dat wijf, die griet…  dat is een mongool. Met de tissues uit haar tasje wrijft ze haar handen en mijn pik schoon en pakt hem weer netjes in. Dan zie ik dat ze met die tissues tussen haar benen gaat zitten frummelen. Heeft ze in mijn auto zitten zeiken. Ik zet mijn auto langs de kant en flikker haar er gelijk uit. Ze vraagt niet eens meer om de rest van haar poen. Had ze niet moeten wagen ook. Gadverdamme wat een stank, die zeik.

   Ik stond net op het punt om weg te rijden als ik word vastgereden door een aftandse Maercedes.. Er stappen  twee ongure figuren uit. De een heeft een krik, de ander een breekijzer in zijn handen. Ik schijt zowat in mijn broek van angst. Gelukkig slaan ze alleen maar mijn auto aan diggelen. Ik mankeer niks. Cobie staat al weer onder een boom naar voorbij rijdende automobilisten te zwaaien.

Mijn hard gekookte eitje ligt nog ongedeerd op de achterbank. 

vrijdag 18 maart 2022

HARD GEKOOKT EITJE (1)

 

Toen ik vanmorgen opstond was ik al geil en zoals gewoonlijk heeft mijn vrouw geen zin. Toch moest en zou ik vandaag mijn vrachie kwijt. Ik had me natuurlijk gelijk kunnen aftrekken maar ik dacht:  “Cor, houd je nou nog even in, jongen en ga vanavond weer eens lekker naar de hoeren.”

Op mijn wekelijkse kaartavond kan ik me nauwelijks concentreren; wat me nooit gebeurt, ik zit tot twee keer toe te verzaken. Mijn vaste maat zegt dat ik er maar mee moet stoppen; dat ik er met mijn kop toch niet bij kan blijven. En daar heeft hij groot gelijk in.  Mijn gedachten zijn meer bij de hoertjes dan bij de kaartjes.

   Het is niet alleen de opwinding die opspeelt, er is ook angst. Want het is best spannend, zeg maar gerust gevaarlijk om in me eentje naar de hoerenbuurt te gaan. Ik moet maar afwachten wat voor wijf ik tref en sommigen van die wijven hebben pooiers, die je al voor tien eurocent een mes in je rug steken. ’t Is echt een zooitje ongeregeld dat daar rondloopt, verslaafden in alle soorten en maten: mongolen, travestieten, psychisch gestoorden. Voor de zekerheid heb ik daarom achter in mijn auto altijd een honkbalknuppel, een broodmes liggen en … een hard gekookt eitje, maar dat laatste is omdat ik als ik klaargekomen ben, altijd trek heb in zo’n  eitje.

   Laatst had ik een slank wijfie in mijn Mazda, zag er lekker uit. Pijpte me voor vijftien euro, (vijf euro vooruit betalen), zonder condoom. Niks aan de hand. Kwam lekker klaar. Voelde ik ineens dat dat wijfie een vent was. Ik dacht dat ik gek werd. Ik heb hem meteen mijn auto uitgetrapt. Meneer had nog de brutaliteit om de rest van zijn geld op te eisen. Ik heb hem toen een dreun met die honkbalknuppel gegeven. Jezus, wat voelde ik me belazerd zeg! Die travestiet loopt daar blijkbaar moederziel alleen. Daar had ik nog mooi geluk bij. Want voor hetzelfde geld krijg zo’n criminele pooier achter me aan. Maar geluk of niet in mijn hardgekookte eitje had ik helemaal geen trek meer.

 

Veel te schaars gekleed staat Coby onder de plataan. De boom beschut haar tegen de striemende regen. Passerende auto’s spatten haar, met zwarte netkousen bedekte benen, zeiknat. Ze zwaait naar elke voorbijkomende automobilist. Vijftien euro heeft ze nog nodig om een lijntje coke te kunnen scoren. Oftewel één pijp- of twee trekbeurten.

 

donderdag 17 maart 2022

NIET LEKKER

 

Altijd als er bij mij in de buurt iets niet helemaal goed gaat, voel ik me daar achteraf,  langdurig niet zo lekker bij. Zo ligt er bijvoorbeeld op het trappenhuis een viesgeel uitgeslagen papierenzakdoekje. Achteloos door iemand daar laten vallen.  Ik krijg dan de neiging om het op te rapen en het beneden in de vuilcontainer te gooien.  Toch doe ik dat niet. Logisch, want het is vet goor en misschien word ik er nog wel ziek van. Dus ik laat het zakdoekje lekker liggen. Maar wat gebeurt er dan: ja, dan voel ik me de hele dag niet prettig,  omdat ik niet even terug naar huis ben gegaan om mijn werkhandschoenen op te halen en daarmee dat viesgele zakdoekje op te pakken en mee te nemen naar beneden.  Het voelt gewoon ook nú nog niet lekker.

Gisteren zat ik met twee kennissen, ik weet ineens weer hoe ze heten, Therese en Wim, in de zon op het terras van restaurant de Schone Lei, met uitzicht op de Kralingse Plas en de Rotterdamse skyline. We drinken thee: verse mint.  Wim vertelt onophoudelijk over zijn autistische zoon, Therese  over haar echtscheiding, al jaren geleden uitgesproken en ik zeg  wat over mijn kleindochters, die ik, helaas,  vrijwel nooit te zien krijg. Dan wil Wim de rekening voor ons drieën betalen. Therese zegt dat ie dat niet moet doen … we betalen gewoon ieder voor ons zelf. ‘Nee, het is wel goed zo.’ zegt Wim. Hij kondigt aan dat hij over een minuut of tien weg gaat. Een afspraak met zijn zoon.  We praten nog even door. Tot het tijd is voor Wim om te gaan.  Therese en ik genieten nog een half uurtje van het mooie weer.  Pas een dag later, ik stond al een tijdje onder de douche, realiseerde ik me dat ik Wim helemaal niet heb bedankt voor het betalen van mijn kopje thee. Nu, meer dan 24 uur later, zit me dat nog steeds niet lekker.

Ik neem vrijwel nooit de lift. Noch naar beneden noch naar boven.  Dit keer moet ik een zware vuilnisbakzak naar de restafvalcontainer sjouwen. Niets vermoedend stap ik de lift in. Op het allerlaatste moment zie ik dat ik bijna in een grote plas water stap. Ja, was het maar water. De hele lift is doordrongen van misselijkmakende hondenzeik. Om welke hond het gaat kan ik natuurlijk niet ruiken. Het is veel pies, dus het zal wel een grote hond geweest zijn.  Nou, er zijn zeker een stuk of tien grote honden in onze flat.  Dus zoek maar eens uit van welke hond de plas is. Als mijn vuilniszak in de container ligt, ga ik weer naar mijn woning. Met die smerige lift. Pak een teiltje en een paar dweiltjes. Als de lift er is staat er een jongeman in, die van een hogere étage komt. Terwijl de lift naar beneden zakt, dweil  ik de troep op. ‘Heeft uw hond zich vergist, meneer?’ vraagt de jongeman. ‘Neen.’ zeg ik, ‘ ik heb geen hond. Dit is de plas van  de hond van een ander.’ ‘Zo , goed hé van u, om dat dan toch op te ruimen.’ ‘Ja, dat wel, maar als ik het  niet doe, dan komt die zeik overal in de flat terecht.’ Wat overheerst bij mij is: wat ben je toch een lulletje, dat je die zooi voor  de een of andere klootzak ga op lopen ruimen. Nog steeds zit me dat niet lekker.