dinsdag 23 februari 2016

AGENTEN

Midden in de nacht ‘in the middle of nowhere’ werd ik aangehouden door een stel, zich vervelende politieagenten, die nog net wakker genoeg waren om mij in het donker voorbij te zien tuffen op mijn brommertje. Sinds ik die boerenpummels met die Exotaflessen tegen de grond had geslagen, reed ik langs een brede rivier. Ik dacht dat het de IJssel was maar het kan net zo goed een andere rivier geweest zijn. Het was te donker om het op mijn wegenkaartje op te zoeken. Ik vroeg het nog aan die agenten maar die keken me aan alsof ze het in Keulen hoorden donderen.
De agenten waren zichtbaar blij dat ze deze nacht eindelijk wat te doen hadden: ze deden een beetje druk en lacherig met elkaar … voor mij was het niet om te lachen. Van de twee agenten was er een jong en een oud. Allebei hadden ze een snor, de oude had een grote grijze snor, de jongere had een klein, smal, blond snorretje. De oudere agent had een bromstem terwijl de jongere een piepstem had … een piepstem, die iedere politieagent bij voorbaat al lachwekkend maakt.
‘Meneer,’ piepte de jonge agent, (ik had gelijk al moeite om mijn lachen in te houden) ‘meneer, u bent in overtreding … u rijdt namelijk in het donker, zonder verlichting op uw voertuig … noch aan de voorzijde noch aan de achterzijde van uw voertuig functioneert de verlichting, daarom moet ik u vragen of u in staat bent dit euvel hier ter plekke te verhelpen?
‘Ja, heer,’ bromde de andere agent, ‘ heeft u misschien reservelampjes bij U’.
‘Nee’ zei ik, ‘bedankt voor uw belangstelling, ik heb geen lampjes bij me en kan  niks repareren … dus … ik ga d’r maar weer es vandoor. Dag heren.’ …  en ik gaf vol gas, het donker in.
‘Hé, hé, dat gaat zo maar niet, jongeman! Staan blijven … staan blijven,’ werd er achter me gepiept. Ze hadden natuurlijk op me kunnen schieten maar dat vonden ze, denk ik, de moeite weer niet waard … bovendien had ik duidelijk géén kleurtje want daar schiet onze dappere politie graag en snel op. Maar goed, ‘Piep en Brom’ vonden het blijkbaar wel leuk om de achtervolging op me in te zetten met sirene, zwaailicht en grootlicht.  Inmiddels had ik een ruime voorsprong opgebouwd. Voor mij was het lekker manoeuvreren langs die rivier. Eindelijk deed die kutmagneet eens wat ik wilde. Het leek wel of de magneet er ook lol in had om langs al die soms scherpe bochten langs de rivier te sjezen en de politie voor te blijven. Net toen ik het gevoel kreeg dat ze me gingen inhalen hoorde ik opeen gierende remmen, kapot springend glas en het knallen van het politiebusje achter me op de dijk langs de rivier ... dan de plons in het water, het ontsnappen van lucht uit het busje en tenslotte het gesmoorde hulpgeroep (gepiep & gebrom) van de agenten.
Ik kon niet nalaten nog even die kant op te rijden … gewoon om te kijken … niet om iets te doen ofzo. Er bubbelde zo af en toe nog wat lucht naar de oppervlakte van het water … ik wist wat dat was … het duurde niet zo lang meer voordat dat helemaal stopte. Natuurlijk betekende dat ook, dat het afgelopen was met twee plichtsgetrouwe agenten.
Veel is er voor de politie niet aan deze twee heren verloren gegaan. Die twee gaven hun  leven voor het achtervolgen van een bromfietser zonder licht. Twee dwaze agentjes … zij rusten in vrede … dat zij vervangen mogen worden door wijzere mannen of vrouwen.

Ik ging weer verder op mijn brommertje, langs de rivier. Zonder licht, het laatste stukje nacht in.

maandag 22 februari 2016

VAKANTIE

Met het rondbrengen van de krant had ik een paar centen verdiend. Het meeste geld was weliswaar in de huishoudpot verdwenen maar ik had toch nog  voldoende geld over voor een paar leuke vakantiedagen. Ik had niet zo veel nodig. Ik ging op de brommer, de Magneet … naar de boeren, nabij Deventer in Nieuw Heeten. Die zouden raar op staan kijken als ik ineens voor hun neus stond. Zo maar ineens. Boem. De vorige keer, ik was toen dertien,  was ik nog gestuurd door een maatschappelijk werkster … toen moest ik daar aansterken, bij die boeren … nu ging ik daar aangesterkt naar toe. Ik had er nu zelf wel voor gezorgd, dat er thuis voldoende te vreten was voor iedereen.

Ik was van huis weggegaan met een tas vol kleren voor twee weken: drie t-shirts, vijf onderbroeken, twee korte broeken, twee lange broeken. een warm vest, een poncho, vijf paar sokken en twee petjes. Ook had ik een proviandtas mee voor … één dag: acht boterhammen (allemaal met pindakaas), twee appels, een banaan en twee flessen Exota priklimonade.

Ik was nog niet bij Capelle aan de IJssel of die klote Magneet sloeg al af. Het is ook mijn eigen schuld … ik had hem ook even moeten nakijken of laten nakijken. Zelf had ik niet de ballen verstand  van brommers maar als ie afsloeg kon dat maar met twee dingen te maken hebben: of er zat geen benzine in dat ding of er zat een vuile bougie in de motor ... er zat dus geen benzine meer in dat klote ding en de dichtstbijzijnde benzinepomp bleek op een uur lopen  te zijn. Voor de zekerheid heb ik bij die benzinepomp ook maar drie nieuwe bougies gekocht. Want je zal altijd zien als je géén bougies koopt, gaan ze juist verrot. En het is maar goed dat ik het gedaan heb, want …. precies …. bij Culemborg al. Ik moest ook niet vergeten bijtijds  bij te tanken want op die Magneet kan je niet aflezen hoeveel benzine er nog in zit. Toen ik die bougies verwisselde was de benzinetank nog half vol (of half leeg; dat maakt natuurlijk geen reet uit). Ik waagde het er op naar het volgende tankstation. Hortend en stotend haalden we het. De Magneet reed net zo langzaam als hij zuinig was:  benzineverbruik: 1 liter op 25 kilometer en hij reed 25 kilometer per 1 uur.
Met dat slakkengangetje redde ik het niet vòòr het donker in Nieuw Heeten te zijn.

Als het donker ging worden zou ik stoppen, mijn warme vest aantrekken en tegen een dikke boom gaan zitten pitten tot het weer licht werd.
Midden in de nacht werd ik wakker geschopt door een paar minkukelige boerenzonen (een dikke en een dunne): ‘Hoe kommie an die brommer,’ vroegen ze (of zoiets) ik verstond met moeite wat er gezegd werd … zo’n achterlijk  taaltje brabbelen ze daar…
Ik zei: ’ Van mij natuurlijk en blijf er nou maar met je poten van af klootzak.’
‘Je sleuteltje …geef!’ zei die ene dikke gast .. hij maakte zo’n autoritair gebaartje met z’n dikke papvingertje …. 

En die lul had niet eens in de gaten,  dat die sleutel gewoon in de Magneet zat. Ik stond op liep naar de brommer, pakte het sleuteltje en tegelijk greep ik razendsnel uit mijn proviandtas de nog volle fles Exota priklimonade en sloeg er alle twee die klootzakken mee tegen hun domme kop. Out waren ze. Ik pakte vlug mijn spulletjes bij elkaar, startte de Magneet en racete weg. Hij deed het zowaar gelijk!!! Alleen het licht niet …. er is altijd wat met die kutbrommer.

zondag 21 februari 2016

DIENSTPLICHT

Ik moest voor mijn militaire dienst bij de marechaussee. In de Koning Barend III- kazerne in Apeldoorn.  Ik was al twintig toen ze me voor de eerste keer opriepen. Normaal ben je achttien als je op moet voor je nummer.  Maar dat komt omdat ik eerst nog een jaar voor clown heb mogen studeren en toen nog eens een tijdje geprobeerd heb om met goochelen mijn brood te verdienen. Maar die man van wie ik het moest leren, noemde zichzelf nou wel goochelaar maar hij had er niet veel kaas van gegeten. Op zijn kast met goochelhoeden zaten altijd twee witte duiven vredig naast elkaar … ze kwamen er alleen af om een hapje te eten … en op de vloer van zijn oefenruimte … dat was een vreselijke aanblik, daar lagen enkele dooie tortelduiven weg te rotten. Een walgelijke stank, die je niet zo 1,2,3, wegtovert. Ik ben niet lang bij die grapjas geweest .. die zogenaamde goochelaar.
Toen moest ik dus ineens naar Apeldoorn. Het Ministerie van Defensie had mij al een kaartje toegestuurd voor een enkele reis met de trein. Toevallig speelden er toen op dat moment twee voor mij persoonlijk heel belangrijke dingen:
1.        ik had me voorgenomen  om bij het Nederlands Talen Instituut gitaar en boekhouden te gaan studeren en
2.        ik wou nou eindelijk op mijn twintigste wel eens een keertje serieus verkering krijgen met een leuk wijf.

Die twee dingen zijn natuurlijk niet te combineren met een baantje bij
de Marechaussee. Ik zag me daar al in boekhouding staan met mijn gitaar en
mijn lekkere wijf. Het moest wel een móóie vrouw worden. Voor minder deed
ik het niet.
Dat van die cursussen was een fluitje van een cent, maar dat scoren van een‘stoot’was
nog een hele opgave, te meer daar ik zelf niet bepaald moeders mooiste was, nee …
ik zeg het maar eerlijk … zo is het nu eenmaal.

Op een bankje in het park zat een mollige, in het zwart geklede meid met ultrakorte  onnatuurlijk rooie haren. Ik houd van rode haren, mijn moeder had ook rode haren en … ik hield veel van moeder dus dat is voor deze vrouw al een goed begin. (Mijn moeder was overigens niet mollig.) Die knalrooie vrouw werd getekend door een sympathiek ogende Chinees (een vriendelijke lach, een vlassige snorrretje en dito sikje).
Om de aandacht van die rooie te trekken, ging ik naast haar op het bankje zitten en zei met een grappig, beetje mal,  knerpstemmetje:
 ‘Zo, hé. wat een knalrode haren zeg, wat een contrast met dat bleke-betten-koppie van je.. .heb je misschien ook een beetje van dat rood over voor mij?’
‘Wil jij soms grappig zijn, sproetenkop met je spleetoogjes.’ En dat zegt zij tegen mij … maar eerlijk is eerlijk, het klòpt inderdaad wel. Ik heb kleine oogjes maar nog niet van die superspleetjes als die Chinese tekenaar.
Wat kan die man tekenen zeg! Ze was het precies … als twee druppels water. Toen ik dat zo hardop zei, was het ijs tussen haar en mij gelijk gebroken, want ze grabbelde even in haar tas en gaf me wat van die rooie haarverf: ‘Hiero, zal leuk staan bij je sproeten, schatje.’
Om haar aan het lachen te maken deed ik het spul ogenblikkelijk in mijn haar. Ze moest er inderdaad hard om lachen; ze vond het heel grappig maar ook  heel dom.
De Chinees hield het nu voor gezien: ‘Morgen verder Ro,’  zei hij.
Ro ging met me mee naar huis; ze bleef bij me eten .. en is lange tijd bij me gebleven.

Dus nu met  Ro en die cursussen, had ik jammer genoeg geen tijd meer voor militaire dienst. Dat heb ik dan ook maar aan de minister geschreven.

‘Doe maar een beroep op de wet Gewetensbezwaren,’ schreef hij mij terug.
Oké dat gaan we doen.

zaterdag 20 februari 2016

CLOWN

Toen ik zestien werd kreeg ik een brommer. Een Magneet. Daarvoor leende mijn moeder driehonderdvijftig gulden bij de bank. Het was een brommer van niks … binnen het jaar was ie naar de klote. Het was 1966. Ik zat in de derde klas van de hbs. Ik had twee jaar over de tweede klas gedaan. Dit jaar ging het alwèèr niet zo best. Ik was niet zo’n goede leerling, al dacht mijn moeder van wel. Op de lagere school, alweer heel lang geleden, toen was ik goed. Toen had ik rapporten met achten, negens en tienen. Dat waren nu vijven, zessen geworden en een enkele zeven (voor gymnastiek). Ik vond het ook echt moeilijk die lesstof … te moeilijk soms en ik  dacht er dan ook over om na dit schooljaar van school af te gaan … gewoon te gaan werken. Wat eigenlijk ook meespeelde, was, dat er bij mij thuis simpelweg te weinig geld binnenkwam. Mijn vader werkte wel erg hard maar hij kon niet voldoende bij elkaar verdienen.
Als ik ergens aangenomen zou worden kon ik een centje bijdragen aan het huishouden. Ik had al een paar sollicitaties lopen, meestal voor ‘beginnend of aankomend financieel medewerker’ bij een bank of zo. Een van die bazen bij wie ik gesolliciteerd had, belde direct naar de directeur van mijn school om informatie over mij te vragen. Na dat telefoontje kwam de schooldirecteur naar me toe om me die onzin ‘om te gaan werken’ uit mijn hoofd te praten. Hij zou ook wel met mijn vader bellen maar mijn vader liet dat soort gesprekken altijd aan mijn moeder over. Mijn moeder wist wel dat ik solliciteerde. Dat vond ze op zich niet erg. Enthousiast was ze nou ook weer niet. Maar zo’n extra centje zag ze heus wel zitten. Binnen twee minuten was ze door mijn schooldirecteur omgepraat. Ze praatte nu de schooldirecteur na, die zei, dat mijn toekomstperspectief veel beter was met vijf jaar hbs dan met drie jaar.
Ik wist zo net nog niet of mijn toekomstperspectief dan wel zo veel beter zou zijn. Ik had namelijk het plan opgevat om clown te worden. Daar had ik het nog nooit met iemand over gehad. Wie zou dat nou geloven? En …. ik dacht dat als de schooldirecteur dat zou weten, hij  dat ook wel weer uit mijn hoofd zou willen praten.
Mijn sollicitaties hadden nog wel een vervelend gevolg. Nu de schooldirecteur officieel wist wij thuis arm waren, regelde hij hulp voor ons, van rijke ouders, zodat ik onbezorgd de hbs kon afmaken. Opeens werd veel fruit, groente en  vlees bij ons thuis bezorgd en … nog goed bruikbare gedragen kleding. Erg vervelend vond ik dat de ouders van Joris, die naast mij in het schoolbankje zat, zeer welgesteld waren. Wij kregen bij ons thuis onder andere de afdankertjes van Joris en zusje. Dat wist ik pas toen ik op een dag naast Joris ging zitten en hij zei: ’Hé, hoe kom jij nou aan die broek van mij.’  
Maar ik gaf Joris natuurlijk geen gelijk: ’Die broek is niet van jou, die is van mij, heb ik van mijn neef gehad, die was hem te klein geworden.’ Tja, later kwamen natuurlijk ook Joris’ zijn truien, overhemden en schoenen. Ik kon niet blijven ontkennen.

Zolang ik op de hbs zat kregen we voedsel- en kledingpakketten van de rijke ouders en daarna ging ik een paar jaar voor clown studeren (bij een ex-clown aan huis) maar dat is helaas (sapperdeflap!) op niets uitgelopen. Ik ben toen maar een simpele boekhouder geworden; had ik toch nog wat aan mijn hbs-diploma. Heel af en toe kon ik iets bijdragen aan het arme huishouden van mijn ouders.

donderdag 18 februari 2016

LINKS, RECHTS

Door die val, waarbij hij zijn rechterschouder brak, kan hij niks met rechts. Zijn rechterschouder - arm en -hand hangen er bij als dooie vogeltjes.  Hij wordt op den duur  wel steeds handiger met links. Tandenpoetsen. Jam met een vork uit een pot scheppen en op een boterham prakken. Zelfs schrijven doet hij nu al links … niet om aan te zien, zijn letters … tien keer zo groot als die van rechts en ze hebben de bibberatie  … maar leesbaar is het wel.
Bij de Marskramer koopt hij een boodschappenkarretje . Daarmee kan hij veel boodschappen tegelijk doen. Dat karretje trekt hij vooruit met links.
Bijna zonder dat hij er erg in heeft gaat hij alles met links doen. Het begint met zijn kont afvegen en als hij er zin in zou hebben gehad, zou hij zich ook moeiteloos met links kunnen aftrekken maar daar staat zijn hoofd helemaal niet naar.
Wat nooit went is het gemis van de tweede hand met aan- en uitkleden, douchegel gebruiken, zalf uit een tube knijpen, een zakkie patat eten, alle groenten schillen en snijden, eten klaarmaken, flesje wijn ontkurken, fles frisdrank openen, flesje bier openen met een flesopener, pot groente openen, tanden poetsen, brood smeren, bril schoonmaken, de krant lezen, gekochte spullen in een plastic zakje doen, knippen, nagels knippen, schoenveters vast- en losmaken, ritssluiting openen en sluiten, veiligheidsgordel omdoen in de auto, de was ophangen, opvouwen en opbergen, applaudisseren en ga zo maar door.
Begin januari krijgt hij fysiotherapie. Hij werkt zich uit de naad aan al die oefeningen. Wel met succes! Langzaamaan komt dan rechts weer een beetje in actie. Sinds eind januari kan hij weer op de pc werken. Met twee handen! Met rechts schrijven. Een banaan  en een appel  eten met rechts. Met mes, vork en lepel eten èn àl die dingen, die hierboven genoemd staan, dingen, die allemaal niet lukten, gaan stukje bij beetje weer wel.

Een maand lang zijn de ontwikkelingen stormachtig. Hij gaat als een speer maar nu staat hij naar zijn gevoel alweer een paar weken stil. Zijn rechterarm blijft nog veel te stijf, te weinig wendbaar. Hij kan die arm nog maar twintig centimeter opzij bewegen (ter vergelijking: zijn linkerarm kan een hele armlengte opzij.
Ik kan dan nu wel veel meer dan eerst doen met mijn hand maar het blijft een vreemd houterig gedrocht dat meer lijkt op een koeienuier (mijn opgezwollen vingers zijn dan de uiers).
Een behoorlijke vuist kan ik sinds een paar dagen ook al niet meer maken met die hand. Halverwege het maken van een vuist weigert de hand gewoon verder te gaan. In mijn pols, die al sinds de val (half oktober) muurvast zit, is sinds kort een klein beetje in beweging gekomen. Sindsdien maakt mijn hand niet meer dan een halve vuist. Volgens de fysiotherapeut kan dat geen kwaad maar ik vind het een ernstige achteruitgang.

Een van de vervelendste gevolgen van de val voor mij: niet fietsen! 

woensdag 17 februari 2016

GERITSEL

Het is nog donker, als ik mijn bed uit moet om te plassen. Ik loop linea recta naar de wc en ga plassen ... altijd zittend… tenminste als ik een makkelijke broek aan heb. Tergend langzaam komt de urine mijn lul uit … ‘is de leeftijd’ zeggen ze … prostaat? Ik spoel mijn plas met een beetje water weg en duik dan gelijk mijn bed weer in. Ik hoor de klok wel tikken … heb alleen niet gekeken hoe laat het is .Klok kijken zonder bril  lukt niet meer. Die wc vind ik blindelings.
Later word ik wéér wakker om te plassen en het is nog steeds donker. Ik ga éérst naar de wc. Ik moet namelijk heel erg maar nu wil ik ook weten hoe laat het is. Ik loop naar de klok. Natuurlijk zie ik niks, omdat mijn bril nog op mijn nachtkastje ligt. Op het moment dat ik naar mijn slaapkamer loop voor mijn bril,  hoor ik iets ritselen en zie vaag iets schichtig verdwijnen in de richting van de keuken. Koude rillingen lopen over mijn rug.
Zonder bril zie ik dus zowat niks.  Ik hoor nog wat geritsel  en gerommel in de keuken. Het zou best een kat kunnen zijn maar hoe komt hier in Godsnaam een kat binnen.. Eerst de bril er maar even bij pakken.
Het is pas kwart voor zeven. Over een uurtje is de zon al op. Eerst in de keuken kijken. Er zijn glazen en kopjes kapot gevallen. Het was ook zo’n troep op het aanrecht.
Gisteravond heb ik gekookt voor mijn vriendin Annemieke (en mezelf uiteraard). Ik had daarna geen zin meer om af te wassen.  Nu schiet me wel te binnen dat Annemieke en ik bij de open voordeur nog een tijdje hebben staan praten bij het afscheid nemen. Toen kon er natuurlijk wel een beest naar binnen zijn geglipt. Zoiets valt natuurlijk wel op.
In de keuken was niks te zien ... niet onder de tafel, niet naast de vriezer, niet in de c.v.-ruimte . Misschien is ie allang weer naar een andere ruimte geslopen. Even in de badkamer kijken …hé, nu hoor ik toch weer rumoer in de keuken … de lege wijnfles, die Annemieke en ik gisteren leeg hebben gedronken omgekukeld …. Maar waar zat dat beest dan? Als het een beest is ... Ben ik dan zo kippig? Ik zie hem toch echt niet. Weer naar de badkamer … niet achter de wc …. en achter het douchegordijn… niks.
Ik stop met zoeken. Ik ga nog even liggen. Tot het licht is. Misschien kan ik nog even slapen als het ritselen in huis tenminste ophoudt. Maar dat blijft maar doorgaan.  Gek word ik er van! Uiteindelijk stopt het als het een beetje lichter geworden is buiten.

Ik heb trek in een bakje muesli. Ik gebruik het laatste beetje van het pak yoghurt. Het lege pak yoghurt gooi ik in de vuilnisbak op het balkon.

Het is daar koud, het vriest. Het is onbewolkt;  ik zie de zon opkomen. Ik laat de balkondeur open staan … wie weet verdwijnt de ritselaar dan weer. Ik hoop het. Ik ga m’n muesli-ontbijtje eten. Zonder geritsel.

maandag 15 februari 2016

BAVO (slot)

Tineke, de agressieve MS patiënte reageerde alweer haar agressie op mij af. Ze was dan wel geen gevaar voor zichzelf maar af en toe wel voor mij … dit keer geen bord eten naar mijn hoofd maar dit keer liet ze het  bij een paar flinke meppen en krabbels in mijn gezicht. Als reactie gaf ik haar een duw waarbij ze achterover op haar gat kukelde. Dit keer was het haar jaloezie.. ze zei dat ze het niet kon uitstaan dat ik zo vrolijk met iedereen aan het praten was over mijn naderende verlof.
Deze keer moest ze voor straf vijf dagen op haar kamer blijven en daar ook eten … en drinken.

Een van de leukste mensen die ik in mijn Bavo-tijd ontmoette, was Bram. Als hij niet at of sliep, zat hij altijd op de gang. Op een bankje voor zijn slaapkamer. Hij zat te swingen op de muziek die in zijn hoofd rondzong. Meer had hij niet nodig.
Naar tv of voetbal keek hij al jaren niet meer.
’Dat boeit me al helemaal niet meer, sinds de zestiger jaren. Sindsdien ben ik alleen nog maar bezig met muziek. Alleen vinyl … elpees, epeetjes maar vooral singles.’
Hele avonden zat hij met een vriend bij hem thuis plaatjes te draaien vooral uit de zestiger en zeventiger jaren. Hij had net bij een tweedehands platenzaak, vlakbij de Bavo, de elpee Aftermath van de Stones gescoord voor een tientje. Dolblij was hij er mee. Hij had zichzelf de plaat cadeau gedaan omdat hij die dag met ontslag mocht.

Een van de zusters op de open afdeling, de van origine Surinaamse Maureen, verwarde mij in het begin met een van mijn broers.. Maureen had jaren lang zeer plezierig met een broer van mij samengewerkt.
‘Ik heb later horen fluisteren, Jee,’ zei Maureen, ’dat jouw broer een kind verwekt zou hebben bij een van zijn collega’s.’
‘Nou … en wat dan nog!?’ zei ik. ‘Jongetje of een meisje,’ vroeg ik … Ze haalde haar schouders op.

Van de dokter moest ik er dus een paar keer op uit. Het was vreemd en ik voelde me onrustig, onveilig ook maar er is uiteindelijk niets engs gebeurd tijdens mijn drie uitstapjes. Ik ging eens kijken hoe mijn eigen huis, in Alexanderpolder erbij stond. Ik ging er met de metro naar toe; dat is makkelijk reizen omdat buiten in- en uitgecheckt moet worden. Mijn appartement stond er uitstekend bij. Mijn zus zorgde goed voor de planten en ze had zo te zien ook wel eens gestofzuigd.
Mijn tweede uitje ging naar Carola, mijn ex. Ik had gevraagd of ik een kopje koffie bij haar mocht komen drinken in het kader van mijn ‘proefverlof’. Was geen probleem. Ik ging met de tram. De tram is verdomd lastig voor mij: me met één arm in evenwicht houden en tegelijk ook nog in- of uitchecken … het is bijna niet te doen.
Tot slot ging ik met de auto van mijn zwager naar Westmaas om de verjaardag van een van mijn broers, de mongool, te vieren. Het viel me toen niet mee, om een avond lang, met pijn in mijn lijf, tussen feestelijk etende en drinkende familieleden te vertoeven

Ik meldde de dokter hoe het me vergaan was tijdens de uitstapjes en zij was van oordeel dat ze me met een gerust hart in de wrede wereld kon loslaten … twee december was het zover.



Voor de hele Bavo-serie geldt: gelijkenis met bestaande personen is puur toevallig.