zaterdag 14 maart 2015

COMMISSIE

In de  KNVB-commissie ‘Promotie & Degradatie’ Betaald Voetbal Organisaties in  Nederland wordt al vanaf begin januari 2015 gesproken over wijziging van de bestaande Promotie- en Degradatieregeling. Ik vernam dit nieuws uit een zeer betrouwbare bron. Let wel: de commissie heeft de uitdrukkelijke opdracht zich verre te houden van iets als ‘match-fixing’. Wie er precies zitting hebben in die commissie, wordt nadrukkelijk geheim gehouden. Desalniettemin worden toch al de namen gefluisterd van Glenn Helder (namens de voetbaltoto), de broer van Johan Cruijff, de tweede vrouw van Willem van Hanegem, de buurmannen van Willy en René van de Kerkhof en (onder voorbehoud) Leo Beenhakker (74 al weer).
Er bestaat al geruime tijd grote onvrede over de bestaande promotie- en degradatieregeling. Want wat zie we keer op keer gebeuren? De gepromoveerde clubs degraderen in negen van de tien gevallen het jaar daarop weer en de gedegradeerde clubs promoveren bijna altijd weer in het jaar daarop. In feite is daar weinig tot niks aan te beleven. Het is zo voorspelbaar als de pest!
Daarom is aan de commissie de opdracht gegeven andere criteria te formuleren die moeten leiden tot promotie of degradatie.  Hoewel officieel pas volgende week woensdag de conclusies naar buiten zullen worden gebracht, kan onze betrouwbare bron al vertellen waar de commissieleden het met elkaar over hebben.
De kampioenen van de eredivisie en de Jupiler-League, alsmede alle deelnemers aan play offs, spelen zoals gewoonlijk hun wedstrijden en worden daarvoor als gebruikelijk beloond.
De nieuwe regeling is een proef en geldt in principe voor één jaar. Deelgenomen kan worden door alle teams die geen kampioen geworden zijn en die niet zullen meedoen aan welke play off dan ook.
De commissie heeft een aantal criteria opgesteld die uiteindelijk de promovendus en degradant moeten aanwijzen:
-          het aantal kale voetballers in de selectie
-          het aantal getatoeëerd voetballers
-          het aantal Hollandse jongens in de selectie
-          het aantal uitgedeelde elleboogstoten
-          de hoogte van het gras
-          de mate van beweeglijkheid van de trainer, langs de zijlijn
-          een langs de lijn, meevoetballende trainer
-          de hardheid van de harde supporterskern
-          de hoeveelheid supporters die gemiddeld het speelveld betreedt
-          De mogelijkheid voor toeschouwers, om bij mooi weer, te zonnen op het speelveld.
-          Het clubtenue doet pijn aan de ogen.
-          Catering met vers fruit
-          Toeschouwers kunnen uit de kleren gaan.
-          Diervriendelijkheid van het stadion.
-          Een steward op 5 toeschouwers.
-          De akoestiek in het stadion: is de fluit van de scheids overal in het stadion goed te horen
-          De zichtbaarheid: is vanaf elke plek op de tribunes de vlag van de grensrechter goed te zien.
-          De aanwezigheid van een grappige mascotte (Mickey Mouse, Pluto of zoiets)
-          Een fijn clublied.
-          Optredens van zangers of zangeressen; drumbands; majorettekorpsen.

Bovenstaande criteria worden dus volgens onze bron door commissieleden besproken. In feite kan daaruit nog niet geconcludeerd worden welke kant de commissie exact op wil. Het lijkt er op dat clubs die meer dan alleen voetbal brengen een grotere kans maken op promotie. Logischerwijze ligt het in de lijn der verwachtingen dat clubs die zich uitsluitend op het voetbal richten een grote kans op degradatie maken. Maar voor het zelfde geld is het net andersom. Toch? Promoveert Sparta (ik hoop het)? Vliegt Go Ahead Eagles er uit (van mij mag het)?
We zullen het volgende week woensdag horen!


   

donderdag 12 maart 2015

PRIK

Het is vandaag de tweede keer deze week dat we met de trein gaan en verdomd als het niet waar is: er is wederom een ‘fucking’ aanrijding met een persoon. Deze keer in Lage Zwaluwe. De treinen ten gevolge van die zelfmoord gaan niet verder dan Dordrecht. Wat een geluk bij een ongeluk dat we daar nu toevallig net moesten zijn: oppassen op onze kleinzoon.
Eerst nog even over die zelfmoorden: uit betrouwbare bron heb ik vernomen dat zoiets drie keer per week voorkomt. Drie keer per week wordt door die suïcidalen het leven van het NS-personeel en vele honderden reizigers  in de war geschopt. Misschien is het wat, om ergens, op een afgelegen terrein tien keer per dag een suïcidetrein, met automatische besturing, een traject van vijf kilometer te laten afleggen. Wie ervoor wil springen gaat maar lekker zijn gang.  Alleen vraag ik me nog af: ‘wie gaat die  rotzooi opruimen?

Als we bij het huis van ons kleinkind aankomen, zijn hij en zijn moeder net terug van het consultatiebureau. Bent, vijftien maanden oud, is ingeënt tegen BMR: bof, mazelen en rode hond. En dat vond hij helemaal niet leuk, hij zette, volgens zijn moeder, een behoorlijke keel op. Bent is er echt helemaal van slag van. Normaal speelt hij tot een uur of tien uur en nu valt hij om negen uur gelijk in slaap als hij in zijn bedje wordt gelegd.
Rond half twaalf wordt hij wakker maar anders dan anders. Hij blijft liggen in zijn bedje en kreunt een beetje. Wanneer ik hem uit bed til huilt hij. Zijn armpjes trillen. Ik verschoon hem en kleed hem aan. Oma heeft ondertussen zijn boterhammetjes klaargemaakt. Met jam en stroop. Zijn lievelingsbeleg. Bent kijkt er vanuit zijn kinderstoel naar alsof hem een broodje poep is voorgezet. Hij eet met tegenzin toch zo af en toe een stukje brood, niet veel;  hij drinkt des te meer. Twee bekers yogidrink maar liefst. Onder het eten heeft Bent soms geen controle over zijn nek- en flankspieren. Dat is even schrikken.  We bellen er over met zijn ouders; volgens zijn moeder is het niks om ons zorgen over te maken. Het zijn de gebruikelijke troubles na een injectie. Zij kan het weten want zij zit in de verpleging.
Gelukkig heeft Bent wel zin in een wandeling (in de maxi-cozy); het is prachtig weer, beetje fris, dat wel maar toch: heerlijk.  We wandelen in een half uurtje  naar het Weizigtpark en de Weizigt Stadsboerderij. Bent is nu zelfs zo bij de tijd, dat hij in de Stadsboerderij de kakkaks (eenden) en de boeoe (koe) herkent. Daarna valt hij als een blok in slaap.

Bent zijn moeder vertelde dat ze gisteren op die Stadsboerderij Weizigt was en dat er toen een dierenverzorgster van een koe is afgevallen. Onder begeleiding van twee dierverzorgers van de Stadsboerderij maakte de koe Robijn woensdagmiddag een wandeling door het zonnige Weizigtpark. 
Hierbij zat een van de dierverzorgers op de rug van de koe. Plotseling besloot de koe Robijn dat de rit lang genoeg geduurd had en zette haar ruiter zonder pardon weer op de grond.
 
Voor de zekerheid werd de dierverzorgster nog even nagekeken door de toegesnelde ambulance maar deze bleek voor niets uitgerukt te zijn.
 
Zij hield enkel een blauw achterwerk over aan het ritje op de koe.
Op het laatst werd het nog wel spannend. De koe ging wild lopen doen: rennen, met zijn kop slaan en hard loeien. De moeder van Bent is toen serieus op de loop gegaan voor de koe Robijn.


Bent wordt pas wakker als we twee uur later thuiskomen. Maar uitgeslapen is hij niet: hij jengelt en is erg passief. Drinken wil hij niet maar een mandarijntje gaat er grif in. Godzijdank hebben we van die slapte in zijn spieren niets meer gemerkt.



woensdag 11 maart 2015

ROME

In de Volkskrant van vanochtend las ik dat de politie 15 van de meer dan honderd relschoppers (Feyenoord supporters) in Rome heeft herkend. Ze moeten zich snel melden bij de politie. Als ze dat niet doen worden ze met hun gezicht op de televisie vertoond bij ‘Opsporing Verzocht’. Eén 26-jarige man heeft zich al gemeld.
Op mijn sportschool zit er ook zo een: Tom, de veel te zware dertiger. Hij, is naar Rome geweest en zit aan de koffietafel, tegen dames, die al bijna de zestig zijn gepasseerd, op zijn onbeholpen manier te vertellen over zijn heldendaden in Rome. Tom toont zijn opgelopen verwondingen: schrammen, schaafwonden en blauwe plekken. Erg leuk vond hij het om lege bierblikjes vol te zeiken en ze dan hard tegen dat beeld in ‘die achterlijke fontein’ te knallen. Ik ken Tom al die tijd al, dat ik daar sport, ruim zes jaar, maar dàt had ik nooit van hem verwacht. Eigenlijk is Tom een zielige, simpele ziel. Uit zijn verhalen maak ik op dat hij bij de sociale werkplaats werkt. Hij maakt een erg domme indruk. Tom is niet in staat om twee zinnen achter elkaar behoorlijk Nederlands te praten. Ik wil hiermee overigens niet alle werkers in de sociale werkplaatsen over één kam scheren. Tom is waarschijnlijk een negatieve uitzondering. Hij is trouwens ook een van die gasten met een stadionverbod voor heel Nederland en hij is er nog trots op ook.

Vanmiddag ga ik wat kleding opruimen. Van sommige kleren heb ik te veel en andere kleding is verschoten of ik vind het niet leuk meer. Ik heb wel twintig zwarte T-shirts met lange mouwen en aangezien ik meestal alleen de bovenste vijf van de stapel draag besluit ik de bovenste tien van de stapel weg te doen. Het zelfde doe ik met stapel zwarte T-shirts met korte mouwen. Ik dank ook een paar gekleurde T-shirts met lange mouwen af. Ik kan me nu, met de beste wil van de wereld, niet meer voor stellen, waarom ik ooit shirts met die kleuren gekocht heb. Er zitten trouwens ook een paar T-shirts bij met een col. Ik heb ze pakweg 7 jaar geleden gekocht en ze hooguit 1 keer gedragen. Er zitten heel strakke, hoge cols in die shirts. Wanneer ik me, met die shirts aan, in de spiegel zie, lijk ik precies op Bert, je weet wel, die van Sesamstraat.
Uit de nalatenschap van mijn vader had ik, zes jaar geleden, nog wat witte overhemden geplukt. Had ik net zo goed niet kunnen doen. Ik had voordien eigenlijk nauwelijks witte overhemden gedragen en ook deze hebben al die jaren in de kast gehangen.
Alles bij elkaar is het een aardige hoeveelheid, die ik naar de kledingcontainer van het Leger des Heils kan brengen: vier propvolle Bas van der Heijdentassen. Ik heb wel eens horen zeggen  dat die kledingcontainers leeg gevist zouden worden door Roemenen, die dan die kleding weer voor een leuk prijsje in hun eigen land gingen verkopen.  Maar in zo’n kledingcontainer als waar ik mijn kleding in gegooid heb, kan een Roemeen of wat voor mens dan ook, alleen maar klem komen te zitten. Vissen kan niet meer.


De container staat vlakbij het huis van mijn vriend Derck. Een Engelsman. Ik mis hem al een tijdje op de sportschool. Dus ik denk: ik ga een kopje thee bij hem drinken. Dan hoor ik gelijk wel wat er loos is. Hij blijkt inderdaad geblesseerd te zijn: knieën en voeten. Gaat nog een week of drie duren. We hebben even lekker met elkaar gekletst over onze favoriete voetbalclubs Liverpool en Sparta en over het in onze ogen vreemde gedrag van sommige sportschoolleden. Zoals bijvoorbeeld een tijdschrift lezen terwijl je aan het fietsen bent of  in een ruimte met keiharde discomuziek, een koptelefoon opzetten met je eigen muziek. Raar!

dinsdag 10 maart 2015

BLOED

Eens in de drie maanden moet ik mijn bloed laten controleren. Ik slik namelijk een  medicijn, lithium, dat mijn nieren en mijn schildklier kan aantasten en als dat zo is moet er snel wat aan gedaan worden. Verder moet bij die controle het lithium-promillage in mijn bloed vastgesteld worden. Ik slik die pillen omdat ik een bipolaire stoornis heb. Vroeger werd dat ook wel een manisch-depressieve stoornis genoemd. Die stoornis houdt enerzijds in dat ik kan doorschieten èn blijven hangen  in overmatige vrolijkheid, brutaliteit, overmoed en daadkracht. Anderzijds  kan ik  voor langere tijd diep zinken in somberheid, loomheid, passiviteit en angst. Die twee stadia gaan doorgaans  geleidelijk in elkaar over.  Lithium moet de pieken en dalen in die fases af te toppen.  Als ik  lithium regelmatig inneem blijf ik stabiel. Daarom ben ik meestal zo rustig, vriendelijk en redelijk opgewekt. Ooit  ben ik wel eens ‘vergeten’ lithium te slikken. Dat was in een periode dat ik mezelf wat tè rustig, wat tè duf vond worden, ten gevolge van lithium.  

Eerst geef ik vandaag van half elf tot half één de Poolse Gabriela, Nederlandse les. Ze bereidt zich voor op het examen NT2-2 (Nederlands als tweede taal).  Dat examen is eind april. Ik probeer haar zo goed mogelijk klaar te stomen voor dat examen maar het zal heel moeilijk worden.  Dat weet ze ook.

Om half één fiets ik naar Star, het bloedprikstation.  Voor de ingang staat een nummertjesautomaat. Druk op de knop ‘bloed prikken’ en er komt een volgnummer uit. Ik trek nummer A 378. Nummer A 376 is aan de beurt.  Mazzel,  er is er maar één  vòòr me.
Terwijl ik op mijn beurt wacht komt er stel binnen, aan hun tongval te horen komen ze uit Crooswijk.  De man is kaal, met alleen dan zo’n grijs haarkransje, oud, begin zeventig, breedgeschouderd en  welbespraakt. Meneer is waarschijnlijk ook doof want hij praat onnodig hard. Hij heeft mevrouw veel te vertellen. Mevrouw  is veel jonger, achter in de veertig. Ze heeft een lieve zachte stem en beaamt vrijwel alles wat ‘die ouwe’ zegt, ook moet ze regelmatig om hem lachen. Misschien heb ik geen gevoel voor humor maar ik heb geen enkele keer om hem moeten lachen. Ze zitten nu, hand in hand, naast elkaar, hij is zeker twee koppen groter. Zij is misschien wel blind, want ze blijft ook hier binnen met een donkere bril op zitten. Opeens komt het idee bij mij op, dat dit wel eens een pril verliefd stelletje zou kunnen zijn …
Dan gaat de bel … ik ben aan de beurt.
Een kleine, uitgemergelde prikster met een grote bril, wenst mij goedemiddag en begint meteen te zeuren om mijn identiteitsbewijs. Ik ben hier 15 jaar geprikt en nog nooit is mij om mijn identiteitsbewijs gevraagd. Dat zeg ik dan ook  en zij zegt dat dat komt omdat het bloedprikformulier met de hand is ingevuld … ook dat is nog nooit anders geweest … maar goed ik doe verder niet moeilijk en laat haar mijn rijbewijs zien (nog geldig tot 2018).  
Ik ontbloot voor de prik mijn linkerarm.  Vraagt ze of ik mijn rechterarm wil ontbloten.
‘O, neen,’ zeg ik,  ‘u prikt maar in die linkerarm, die is er klaar voor. Ze probeert het nog een keer. Ze zegt stoer: ’ ik bepaal in welke arm er geprikt wordt.’ Uiteindelijk bindt ze in en prikt ze waar ik wil.

Is mijn bloed oké, dan hoor ik niks en mocht er iets mis zijn, dan krijg ik dat snel te horen via mijn psychiater.  

maandag 9 maart 2015

TUIN

We hebben nog steeds een volkstuin en vanmiddag is een lekker temperatuurtje om daar weer eens wat te doen. Krokussen  staan al volop in bloei, maagdenpalm bloeit zo hier en daar al en de hyacinten komen er aan. Ik vraag me alleen af waar de blauwe druifjes blijven. Normaal staan ze in deze tijd van het jaar met honderden tegelijk te bloeien in onze tuin.
We hoeven ons niet te vervelen. De winter heeft flink huis gehouden. De tuin ligt bezaaid met takken; grote en kleine. De grootste takken snoeien we tot op een lengte van maximaal 1.20 m. zodat ze  geschikt zijn voor in de takkenwal. De iets minder grote takken gebruiken we  in de borderrand. De kleine takken knippen we in kleinere stukken zodat ze in de vuilnisbak passen.
De regenwaterafvoer moet hoognodig weer eens schoongemaakt worden. Hij ligt vol met blaadjes alsof we net de herfst achter de rug hebben. Ik gooi de blaadjes  uit de afvoer in de tuin. Het regenwater is gelukkig wel door blijven lopen, want de afvoer is droog. Ook de regentonnen zijn leeg; dat betekent dat het regenwater goed is doorgelopen naar de vijver. Hoewel: de vijver is niet erg vol maar dat komt omdat het de laatste dagen niet geregend heeft.
Mijn vrouw was ondertussen bezig met de jaarlijks terugkerende klus om de tuin te ontdoen van de honderden stengels en stelen van allerlei planten, die vorig jaar bloeiden. Ik vraag haar of ik ergens mee kan helpen (want zij is eigenlijk de baas hier). ‘Kom mij hier maar helpen met die stengels en ruim ook gelijk al die dennenappels op,’ antwoordt ze.
‘Oké,’ zeg ik, ‘maar dan ga ik eerst even de stengels van de aardperen achter het huisje klein maken en in een vuilnisbakzak doen. Is dat goed?’ Ja, ze vindt het goed.
 ‘Zullen we eerst even een boterhammetje eten voor we verder werken?’ zeg ik.
‘Ja,’ zegt zij,’goed idee,’ en we gaan lekker op de bank in het zonnetje onze boterhammetjes zitten oppeuzelen. Vreemd gezicht moet dat zijn: zit ik daar met mijn ijsmuts op  in het zonnetje. Gelukkig zijn er nog niet zo veel tuinders actief op dit moment. Dus zo erg voor schut zit ik ook weer niet.
Toevallig komt, net terwijl wij zitten te eten, onze altijd iets te luidruchtige maar zeer  vrolijke en nog tamelijk jonge tuinbuurman Arend aangelopen: ‘Goedemiddag!! ……. Lekker aan het genieten?!’
Hij weet natuurlijk niet dat we al een paar uurtjes flink hebben lopen zwoegen. We laten hem maar in de waan en met pijn in de rug en de benen bevestigen we: ’Ja Arend, het is echt weer genieten geblazen.’
Arend zegt, dat hij van Irene van een tuin verderop hoorde, dat we hier gaan stoppen met tuinieren.
Het leuke is dat ik dat zelf aan Arend verteld heb, afgelopen herfst.  Hij dacht dat ik het toen nog niet zeker wist. Met niemand had hij het er nog over gesproken. Dat is wel netjes van hem; als het waar is. Hij vindt het wel vervelend dat we weggaan:
’’Misschien komen er wel zeikerds voor jullie in de plaats,’zegt hij. Ik troostte hem: het kan nog best wel even duren, voordat er een koper is, want het is alles bij elkaar niet goedkoop. De taxatiecommissie van de tuinvereniging  heeft onze tuin en ons tuinhuis inmiddels getaxeerd.
’Op hoeveel is het getaxeerd, ’ zegt Arend, ’als ik vragen mag?’
Ik vraag Arend wat hij denkt. Tienduizend, denkt hij.
‘Doe er maar drieduizend vanaf, Arend,’ zeg ik,’voor zevenduizend euro is tie van jou’




zondag 8 maart 2015

PET

De hele zondagochtend lees ik voor het keukenraam de krant. Het wordt daar op een gegeven moment zo heet, dat ik in de woonkamer, in de schaduw ga zitten. Het is vandaag geen weer om binnen te blijven plakken. De omstandigheden lijken mij ideaal voor een fietstochtje. Het is westenwind dus fiets ik naar het westen, want dan heb ik op de heenweg de wind tegen en op de terugweg de wind lekker mee. Om mijn hoofd te beschermen tegen de zon neem ik een petje mee. Ik begin dus een uurtje in westelijke richting te fietsen en zie wel hoe ver ik kom.
Ik loop naar de berging, waar mijn fiets staat en zie licht branden in de berging van buurvrouw Tilly. Ze springt plotseling tevoorschijn uit haar berging met een supergrote heggenschaar in de aanslag. Lachend zegt ze:
’Ja, altijd even voorzichtig zijn hier, hè! Je weet maar nooit.’
‘Ja, inderdaad,’ zeg ik. Mijn hart klopt in mijn keel.
Tilly heeft wel reden om een beetje voorzichtig te zijn, want ze heeft een rare buurvrouw. We zien hier allebei haar bergingdeur, die ze zowat tot gort heeft geslagen. Tilly heeft haar hier als een waanzinnige bezig gezien met een klauwhamer. Ze heeft het hele middenstuk van de deur eruit geslagen. Die dame is een drugsklantje en niet alleen van haar heeft Tilly last, ook van haar junkbroer. Die komt  midden in de nacht heibel staan maken en als zijn zus niet snel genoeg reageert gooit hij haar ruiten in. Tilly zegt me dat ze morgen naar de huisbaas gaat met foto’s van de tuin van haar buurvrouw. Die heeft de laatste paar maanden haar afval in de achtertuin gedumpt in plaats van in de vuilcontainer. Tilly vindt dat de huisbaas er snel iets aan moet doen. Die tuin verspreidt een verstikkende stank, is onhygiënisch en trekt ongedierte aan.
Ik ben het helemaal met haar eens en wens haar veel succes morgen.

Tijdens de eerste honderd meter van mijn fietstocht, merk ik, dat ik de weersomstandigheden niet helemaal juist heb ingeschat. Okee, het is zonnig, dat wel maar het windje, waar ik vanmorgen achter glas geen last van had is venijnig koud en nog krachtig ook. Mijn petje waait dan ook onmiddellijk van mijn hoofd en het blijft alleen op mijn hoofd staan als ik het achterstevoren op mijn hoofd zet. Het vervelende daarvan is dat dat petje niet mijn hele voorhoofd bedekt: er blijft een randje van één centimeter boven mijn wenkbrauwen onbedekt. Dat is lastig, want ik heb een soort zonneallergie op mijn voorhoofd en op die ene centimeter boven mijn wenkbrauwen heeft de zon nu vrij spel. Het lukt me gelukkig wel om het petje een centimeter naar beneden te sjorren maar binnen tien minuten is ie weer een centimeter omhoog geschoven. Dit is geen leuke fietstocht. Tot in Maassluis voel ik me niet op mijn gemak. De zon is me aan het beet nemen. Dat stukje voorhoofd van één centimeter wordt steeds heter.
Maassluis is het keerpunt. Ook voor het petje. Vanaf nu fiets ik terug naar Rotterdam-Noord. Met de wind mee en zonder last van de zon. In drie kwartier ben ik weer thuis.

In de spiegel zie ik een stuk verbrand voorhoofd van een streep. After sun smeren!

zaterdag 7 maart 2015

AANRIJDING MET EEN PERSOON

Vanmiddag waren mijn vrouw en ik wederom  de dupe van een aanrijding met een persoon. Deze keer stonden we in Rotterdam Centraal op perron 9  te wachten op de trein van 13.22 uur naar Leiden Centraal. We waren op weg naar een verjaardag. De vriendelijke damesstem van Rotterdam Centraal meldde om 13.15 uur eerst de aanrijding, de uitval van treinen en adviseerde vervolgens hoe we het beste onze reis konden vervolgen. De mededeling werd uitsluitend in het Nederland gedaan. Een flink aantal mensen bleef op het perron staan. Die konden waarschijnlijk geen Nederlands en verwachtten, dat de trein van 13.22 uur nog zou komen.  Vlakbij ons stond een man. Ik had  geen idee van wat voor nationaliteit. Bij elke mededeling van de vriendelijk damesstem, keek hij iets argwanender. Hij deed een stap in onze richting en vroeg: ’Leiden ….. trein…  yes?’
‘No,’ zei ik en ik ging maar door in het Engels want dat ‘yes’ kwam er veel zelfverzekerder bij hem uit dan dat ‘Leiden’ en ‘trein’.
‘No,’no train to Leiden, because there was a suicide on the railway.’ Hij keek me vrij wazig aan dus ik herhaalde:’there was a suicide on the railway, between here and Leiden. That’s why trains can’t ride there for the time being.’
Het was mijn vrouw en mij in ieder geval duidelijk, dat we naar een ander perron moesten. Onze reis ging nu via Gouda en Alphen aan de Rijn naar Leiden Centraal. Ik zei beleefdheidshalve nog even tegen die buitenlandse meneer dat wij naar perron 16 gingen voor de omweg naar Leiden via Gouda. Verder zei ik hem nog dat naar alle waarschijnlijkheid de eerstvolgende trein pas om 16.00 uur zou gaan. Dat ’16.00 uur’ begreep hij wonderlijk genoeg meteen, want hij stak gelijk 4 vingers omhoog en vroeg: ‘Four?’
‘Yes,’ zei ik. Maar mijn goede bedoelingen sorteerden geen effect want hij bleef, zolang ik dat kon zien in ieder geval, ietwat treurig op het perron achter. En er stonden nòg tientallen op perron 9 te wachten, die allemaal van niks wisten. Het zou een beetje ver voeren als ik al die lui zou gaan inlichten. Daar was natuurlijk helemaal geen tijd voor. Ik heb nog wel een weinig tijdrovende poging gedaan: ik floot op mijn vingers en maakte zo’n gebaar met mijn armen als een scheidsrechter maakt als een wedstrijd is afgelopen. Flink wat van de reizigers zagen me dat gebaar maken, een enkeling vond het niet belangrijk, het merendeel dacht vast: ‘die man is gek’ en sommigen wisten meteen: ‘hier is iets loos’. Ze kwamen naar me toe en in no-time had ik ze duidelijk gemaakt  dat Leiden vanmiddag alleen via Gouda bereikt kon worden. Als kinderen zo blij waren ze, dat ik ze gewaarschuwd had.
Op het perronnetje van Gouda, voor de trein naar Alphen aan de Rijn, was het schreeuwend druk; logisch wel, want zowel de richting Amsterdam (Leiden) vanuit Rotterdam was voor de reizigers geblokkeerd, als andersom.
Op het laatste stukje van de reis kwam een, ik dacht Somalische, vrouw met haar kinderen verhaal halen bij mij. Ze moesten helemaal niet naar Leiden; maar naar Maassluis, zei ze verwijtend. Domweg waren ze achter dat groepje op het perron in Rotterdam aangelopen.
Hartstikke lullig. Maar wat kon ik anders doen dan haar uitleggen hoe ze weer in Rotterdam moesten komen.

Doordat één persoon door een trein tussen Rotterdam en Leiden  aangereden werd, zijn wij zijn ruim een uur later dan gepland  op verjaardagsvisite en zijn de Somalische en haar kinderen hoogstwaarschijnlijk vandaag niet aangekomen in  Maassluis. Voor honderden andere reizigers met het spoor zullen de gevolgen van de aanrijding, nu eens ernstiger dan weer minder ernstig zijn. In ieder geval wordt de persoon, die zich heeft laten aanrijden, al dan niet postuum, ‘hartelijk’ bedankt.