Het is een handicap. Met dansles vond ik het altijd het ergst. ‘Begin met rechts’ zei de dansleraar en prompt stapte ik met mijn linkerbeen naar voren, soms bovenop het voetje van mijn danspartner. Ik heb nooit leren stijldansen. Ik kon links en rechts nooit zo goed uit elkaar houden. Ook kon ik met dansen, de passen niet onthouden. Op de stijldansvloer voelde ik me een stijve hark. Iedereen om mij heen was vrolijk aan het zwieren en zwaaien en ik, en natuurlijk mijn partner, maar vooral ik stond in verwarring stil langs de kant.
Behalve wild dansen was er nog een soort dansen dat ik uitstekend
beheerste. Dat was ‘slijpen’. Veel regels had je daar niet voor. De
belangrijkste voorwaarde was de muziek. De groepen Moody Blues en Procul
Harum maakten lekkere slijpmuziek. De muziek moest in een uiterst slow
tempo zijn. En voor het goed slagen van het slijpen moest je het doen met
iemand, die dat ook heel graag met jou wilde doen. Je ging zo dicht mogelijk
tegen je partner aan dansen, met je handen op haar billen en als het goed is
(en je bent niet te lang) dan slaat zij haar armen om je heen ….. en naarmate
het muzieknummer vordert, dansen jullie steeds dichter tegen elkaar aan. Ook
jullie onderlijven zijn dan inmiddels stevig tegen elkaar aangedrukt. Er worden
schurende bewegingen gemaakt.
Wild dansen was eigenlijk het allerleukst maar slijpen was het allerlekkerst op de dansvloer. En het fijne was: links of rechts deed er helemaal niet toe.