Posts tonen met het label krentenbol. Alle posts tonen
Posts tonen met het label krentenbol. Alle posts tonen

woensdag 11 juni 2025

TE HOOG.

Met mijn fietshelm nog op ga ik om vijf voor half vier, op een bankje naast Hotel New York zitten. Ik ga mijn twaalfuurtje verorberen. Ik verwen mezelf met een krentenbol, een Elstar en een bidon gevuld met citroensiroop.

Ik zit net even in het verlengde van Rijnhavenbrug. Een gids vertelt aan haar groepje de historie van dit stukje Rotterdam. Ze ontkomt er dus niet aan te vertellen over de voormalige hoerenbuurt Katendrecht aan de overkant. De oorspronkelijke naam van deze brug, ‘de Rijnhavenbrug’ wordt in de volksmond al snel ‘de Hoerenloper’. Het tuttige Duitse damesclubje moet er enigszins besmuikt om lachen.

Inmiddels zit een dame naast me. Op het andere puntje van de bank. Mooie vrouw. Jaar of 45.  Ze heeft op mijn bakje een nieuwe tijdelijke werkplek gevonden. Een werkplek bovendien, waar ze mag roken, want af en toe zuigt ze aan een -e-sigaret. Het is een fijn zonnig plekje.  Ik kan hier alleen mijn mobiel maar raadplegen als ik met mijn rug naar het zonnetje ga zitten. 

De dame naast me is bezig een appartement te verkopen. Een appartement in het giga flatgebouw ‘de Rotterdam’ vierenveertig verdiepingen hoog op de Wilhelminakade.  Het appartement dat ze verkoopt is op de 34e etage en is verbouwd van drie- tot tweekamerwoning. Er zit een nieuwe keuken in en de badkamer is opnieuw betegeld met de crèmekleurige tegels 'die jij wilde'.

'Nou, dan zien we elkaar morgen op de vierendertigste. Ik zal in de deuropening staan. Okee, tot morgen Marina'. Einde gesprek.

Ik heb intussen mijn twaalfuurtje op en maak aanstalten om naar huis te fietsen.

De dame naast me zit nog druk aantekeningen te maken op haar mobiel. Ik bedenk me, om straks, als ze uitgewerkt is, tegen haar te zeggen: ’Zohoo, hebt u even een fijn werkplekje gevonden, mevrouw.’

Maar zij is me vòòr en zegt: ’Ik jaag u toch niet weg, hè meneer , met mijn gerook en gebabbel?’

 'Oh, nee,  zeker niet ... ik wou u net zeggen, dat maar boft met zo'n lekker werkplekkie in de zon ... dus eh ...  Marina gaat dat appartement op de 34e  verdieping kopen voor 750.000 euro?

‘Ja waarschijnlijk wel’.

’Het geld heb ik wel liggen. Maar 34 hoog? Ik zou niet durven.’

Het is vier uur. Relaxed fiets ik terug naar mijn huisje. Vier hoog. Hoog genoeg.

woensdag 3 januari 2024

WINDJE TEGEN.


Vanmiddag heb ik meel gekocht. In Vlaardingen. In molen Aeolus. Het meeste brood dat ik eet, bak ik zelf. Heel af en toe eet ik eens een krentenbol van de supermarkt of een snee Allison van de ‘warme’ bakker maar dat zijn uitzonderingen. Ik vind het brood dat in de handel is, zo vreselijk slap … niet te vreten. Daarom maak ik het zelf … met dat meel … heerlijk stevig zuurdesembrood.

Zo eens in de twee maanden heb ik meel nodig. Ik fiets dan in een uurtje naar die molen. Ik koop daar niet alleen meel maar ook zemelen, pompoenpitten, zonnepitten, sesamzaad … doe ik allemaal in dat brood.

Het personeel in de molen is vriendelijk. Alleen een beetje paranoia. Op hun hoede. ’t Is net of daar pas  een roofoverval is gepleegd. Als ik binnenkom, zoek ik meteen wat ik nodig heb. Elke stap die ik zet wordt door drie personeelsleden met Argus-ogen bekeken.  Kom daar al vijf jaar en betaal toch altijd netjes. Rond de tien euro meestal. Eet ik acht weken van.

Op de terugweg rijd ik langs het flatgebouw waar een oude vriendin van me woont. ’t Is nu bijna veertig jaar geleden, dat we wat met elkaar hadden. Ik was 22 … Sonja net 17 … eigenlijk mochten we het nog helemaal niet met elkaar doen …  althans: ik niet met haar.

Het lijkt wel of ik haar daar zie. Op dat grasveld voor die flat. Een leuke, kleine vrouw met rood haar. Ze laat twee drukke honden uit. Haar rode haar … kan me haast niet voorstellen, dat ze nog haar eigen kleur heeft … maar àls ze inmiddels grijs geworden is …  jaaa … dat kàn haast niet anders … dan heeft ze het nu in precies in haar eigen jeugdige kleurtje geverfd.  Ze loopt zo ongeveer 100 meter voor me  … nog precies datzelfde loopje …. dezelfde gestalte.

‘Sonja!’ roep ik, vanaf mijn fiets, zó hard … ze moet me wel horen … ik zwaai. Met een ruk draait ze zich naar me om. Herkent ze me? Of zwaait ze zo maar terug?  Lacht ze? Uit de verte zie ik haar tanden blinken in het zonnetje dat toevallig even schijnt. Dan loopt ze weer door naar haar flat ... zonder verder op of om te kijken. Ze trekt haar hondjes naar binnen. Verdwijnt uit mijn zicht.

Ik heb niet de illusie dat ze mij herkend heeft. Tóén had ik contactlenzen en een mooie bos donkerblonde krullen ... nu loop ik met een bril en een kale kop.

Kan ook best zijn dat ze me herkend heeft … dat ze het verleden liever laat rusten.

Zes keer per jaar fiets ik langs Sonja’s flat … heel even is zij dan in mijn gedachten. Aangename gedachten vandaag … ik heb nu niet eens gemerkt, dat ik al een paar kilometer ‘windje tegen’ had.