dinsdag 10 juni 2025

ZWEMPAK.

Op deze derde Pinksterdag is het ondiepe warmwater spartelbadje voor zeventig plussers extra gevuld. Alsof de vurige tongen, behorend bij deze christelijke feestdag, in de grijze, kale koppies van de zwemmers gaat neerdalen. Nog vòòr ik een schoolslag gezwommen heb, loop ik Tonnie tegen het lijf. Ik ken haar nog van een wijkkoor, waarin ik een jaartje heb mee gebruld.

Tonnie is een klein dik dametje van in de tachtig. Ik meen te zien dat ze een nieuw vrolijk gekleurd zwempak aan heeft, maar dat ontkent ze, bijna verontwaardigd. Blijkbaar is voor haar de toon gezet want als ze eenmaal door is, zwemt ze direct naar mij toe. Ze kiest mij als haar slachtoffer voor haar zwem-/praatsessie. Het is precies tien uur als ze tegen me begint te praten. Ik zwem op mijn rug achteruit. Zij loopt al babbelend achter me aan. 

Aanvankelijk heeft Tonnie nog oog voor wat er zich in het water afspeelt. Een van de dames, waarschijnlijk van islamitische huize, zwemt in kleding, die alles bedekt, op haar gezicht na. ‘Storend’, vindt Tonnie dat, ‘het zwembad zou het moeten verbieden'.

Ik ben het niet eens met haar. Prima vind ik dat zwemkostuum. Nederland is al behoorlijk veranderd en zal wel blijven veranderen, door de komst van verschillende groepen migranten. We zullen er aan moeten wennen dat Nederland er stukje bij beetje anders uit zal gaan zien. Meer gemêleerd.

Ze sputtert dan nog, dat voor haar die ‘gelukszoekers’ beter op kunnen hoepelen.

‘We zijn toch allemaal gelukzoekers, Tonnie? Jij en ik ook!'

Ze is waarschijnlijk niet gewend om van haar omgeving tegenspraak te krijgen. Ze tolt even raar met haar ogen, slikt even en schakelt snel over op een voor haar veiliger onderwerp. 

Tonnie houdt een schier eindeloze monoloog over een huwelijk van drieënveertig jaar met een tot vervelens toe, overspelige, veel verdienende echtgenoot. Meneer, een Don Juan, is Internist, nu eens hier, dan weer daar. Met in elk ziekenhuis een of meerdere liefjes. Tonnie is afwisselend verdrietig, boos en woedend. Op het laatst trapt ze hem de deur uit, vermorzeld ze zijn bril en scheiden ze officieel.  Maar ja … ze is verliefd op die man. …dus …  enkele maanden later sluit ze hem weer in haar armen.

Om kwart voor elf, kap ik Tonnie af. Genoeg geluisterd. Tijd voor een par baantjes schoolslag.

maandag 9 juni 2025

GEEN OPA JOS.

Het zijn ‘prettige feestdagen’. Vandaag wordt mijn jongste zoon vijfenveertig. Met een zoon van die leeftijd ga je je oud voelen. Hij woont met mijn twee kleinzonen Bent en Makkie, in Dordrecht. Daar ben ik vanmiddag. Na tweeën is de koffie bruin. De appeltaart gekruimeld. Extra leuk is het dat die middag ook mijn ex, oma Winny er zal zijn. Winny belt me zelfs vanmorgen op of we samen vanaf station Blaak naar Dordt kunnen reizen. Een prima idee.

Mijn band met de kleinzonen is tot op heden belabberd. Als gevolg van de scheiding tussen mij en Winny ben ik jaren lang hun opa niet geweest. Als ik een jaartje terug weer met Bent en Makkie herenigd word, weet ik me geen raad met mijn opa-rol. Die twee jongens weten zich daarentegen weer geen raad met mij. Die kids, één van elf en één van zeven, staren me aan alsof ik een verwarde man ben die even bij hun binnen mag komen, voor een bakkie koffie.

Dat trok later wel weer wat bij, maar ik bleef tè geforceerd bezig: geld geven voor verjaardagen en goede rapporten, kijken naar voetbalwedstrijdjes, tot uitleg vragen over een game op de mobiel. De jongens reageerden duidelijk: ‘dat is inderdaad die opa Jos. Jammer maar helaas: wij gaan mooi verder met onze  game. 

‘Oh, opa Jos, nog bedankt voor het geld voor mijn verjaardag’

Aan het getob komt vanmiddag een eind. Ik neem me voor me geen opa-rol meer aan te meten. Ik kom gewoon binnen als Jos. Ga me niet per sé bemoeien met de boys. Ik geniet, puur voor mezelf van de appelkruimeltaart. Als er een voetbal voor mijn voeten valt, peer ik hem direct op de gootsteen tussen de vuile afwas.

We gaan een kaartspelletje doen: ’pesten’. Een kut-spelletje. Ik speel het extreem-fanatiek. Met veel lol. Dat was geen ópa Jos, maar Jòs. Zó wil ik er zijn voor mijn kleinzonen. Ik ga dadelijk zeggen, dat ze me voortaan ‘Geen opa Jos’ moeten noemen’.

We spelen vanmiddag ook nog ‘bingo’, een kansspel dat veel en graag door beginnend dementerende ouderen en geestelijk licht gehandicapten gespeeld wordt. We bingoën met zijn vijven. De drie volwassenen hebben hun verstand op nul en hun blik op oneindig. De kleinzonen genieten met volle teugen en komen zo af en toe niet meer bij van het lachen.

zondag 8 juni 2025

GOUD.

Gisteravond rond negen uur arriveerden mijn broer, John en ik bij Buzz, de tent waar een andere broer, Ron, zijn 60e verjaardag viert. Het was me helemaal ontschoten maar in de uitnodiging voor dit feestje was ook een dress-code vermeld: goud, passend bij het kroonjaar van de jarige.

 Ook al zou ik er aan gedacht hebben, ik was niet in goud gegaan, om de simpele reden dat ik, de laatste tien jaar, uitsluitend in het zwart gekleed ga. Natuurlijk had ik net als veel van de andere feestgangers, iets kunnen aanschaffen, voor deze gelegenheid maar daar ben ik weer te rechtlijnig voor. Ik heb nog even overwogen om voor deze avond het overwegend zwarte Stones t-shirtje met die likkende rode Stones-tong voorop aan te trekken. Toch maar niet gedaan. Jaren geleden kocht ik dat shirtje. Nog nooit heb ik het aan gehad. Ik gebruik het liever als een soort wanddecoratie dan als kledingstuk. Van opgeleukte t-shirts als kledingstuk, of het nu met tèkst is òf met een afbeelding, houd ik sowieso al niet.

 De vrienden en kinderen van de jarige hadden zich wel in het goud gehuld. Jasjes, broeken, brillen, stropdassen, jurken, diademen, schoentjes en op sommige gezichten, vooral bij de dames ontwaarde ik gouden glittertjes.

De jarige had een discjockey ingehuurd: praten was godsonmogelijk.  Ik betrapte mezelf er op, dat ik deze avond zo sprak als een asielzoeker die pas drie weken Nederlandse les heeft gehad. In plaats van een gewone zin te maken, zoals bijvoorbeeld: ‘ik vind die muziek wel leuk maar alleen een beetje te hard,’ knal ik er slechts vijf  woorden uit: ‘ MUZIEK ...LEUK ….MAAR….TE    HARD … en daar trek ik dan een passend (vies) gezicht bij. Terwijl ik dit schrijf realiseer ik me dat niet alleen een beginnend asielzoeker/taalstudent zo praat, maar mijn broertje Marco ook. Hij is een mongool. Hij kan niet anders.

Voor het overige is het werkelijk een vrolijke aangelegenheid. Er wordt smakelijk gegeten, gedronken en  om non-verbale grapjes gelachen. Swingen is vanavond veruit belangrijker dan babbelen. Iedereen danst en zingt uitbundig mee op Rob Kemps snollebollekens-hit:  ’naar links … naar rechts’  . Het was het hoogtepunt van de avond. 

Het feestje is gepland tot vannacht één uur, maar al even voor elven zijn de meeste gasten al vertrokken. Zij lopen het patatje-mèt mis, dat verrassend als laatste hapje wordt geserveerd in Buzz in Vierpolders

 Om één uur vannacht word ik thuis bezopen afgezet door mijn broertje John. Lekker geswingd ook vanavond.

zaterdag 7 juni 2025

WAH ZEGGIE?

Deze zaterdag is alles gericht op het bezoek aan mijn broer Ron, die vandaag zestig wordt. Hij geeft een feest in Vierpolders. Waar? In Vierpolders!! Begin dit jaar heeft hij al zijn vrienden en familieleden al uitgenodigd.

Ik heb er even over nagedacht of ik wel zou gaan. Ik heb niks tegen mijn broer Ron. Een leuke vent. Zeker als je samen met hem in een klein clubje bent. Dan kan je gezellig met hem praten, samen leuke dingen doen. Prima allemaal. Maar de vriendengroep rond Ron, daar heb ik het niet zo op. Zowel de mannen als de vrouwen vind ik stoerdoenerig en poenerig. Hun lachen en praten is doorgaans overdreven luidruchtig. Het is een lachen, waarvan ik me afvraag: ‘moet dat nou echt zo orenpijnigend hard?’.

Met dat harde praten van hun  ben ik op zich wel content. Dan versta ik tenminste goed wat er gezegd wordt. Mijn gehoor is de laatste jaren namelijk flink achteruit gegaan. Ik zit in de fase, dat ik tot vervelens toe moet vragen: ‘Wah zeggie?’ ‘Assie val dah leggie,’ zouden Ron z'n vrienden dan ongetwijfeld geantwoord hebben. In mijn eigen omgeving krijg ik nogal eens de hint om eens bij Specsavers langs te gaan voor een gehoorapparaatje. Dan doe ik net of ik niks hoor.

Het feestje is in Vierpolders, vijfendertig kilometer van Rotterdam. Te ver om te fietsen of te lopen. Ik heb John (59), een andere broer van me, mèt 'n auto, gevraagd om me op te pikken. En dat doet hij.

 John woont  en werkt in Hilversum. Hij moet deze zaterdag eerst nog werken. Daarna komt hij naar mij toe, in Rotterdam. Tussen zes en zeven zal hij hier zijn. Hij doucht, eet wat bij mij en doet andere kleren aan. Tegen achten vertrekken we en om een uur of negen zijn we in Vierpolders.

Een paar maanden terug vroeg ik nog aan Ron of hij cadeauwensen had. Die had hij niet. Hij vond het alleen al leuk dat ik, zijn vijftien jaar oudere broertje, zou komen.

Zelf vind ik het echter niet zo fijn om met lege handen te komen. Ik werd me er toen, niet zonder gêne van bewust, dat ik niet wist wat ik voor hem moest kopen. Dat ik Ron na al die jaren nog niet goed genoeg kende.

John opperde gisteren, toen we wat afspraken voor vandaag, dat we Ron samen een kaart geven, met van ieder van ons wat geld er in. Lekker makkelijk, nietwaar?

Ieder twintig gaan we doen. Het begin van ’n miljoen, toch?!

vrijdag 6 juni 2025

NIET TE PRUIMEN.

 O, wat zien ze er verleidelijk uit, in de kraam van de goed gemutste marktkoopman. De rood-gele glimmende pruimen lachen me verleidelijk toe. Hun zoetsappige smaakt vevult mijn mond. Ze liggen naast de wat nors ogende paarse familieleden.

‘Ze zijn nu nog wat hard’ zegt de man maar leg ze een tijdje in de zon, dan zijn ze in een mum van tijd rijp. ’Doet u maar een pondje.’ Hij weegt een pond (6 pruimen) af en doet ze in een milieu-onvriendelijk plastic zakje.

Als de marktkoopman even niet kijkt, durf ik wel even te knijpen in de paarse pruimen. Ze voelen niet goed. Mijn vingers seinen naar mijn mond: ‘Melig! Niet te pruimen.’

Vandaag moet ik ook, even verderop, bij de Zuidvruchtenkraam gedroogde pruimen zonder pit kopen. Altijd een pondje. Daar doe ik een maand mee. Aan gedroogde pruimen kan ik me geen buil vallen. Oké, de ene maand zijn ze wat zoeter en voller van smaak dan de andere maand. Rijp zijn ze altijd en ook lekker zacht.

Het is elke dag het eerste dat ik eet: twee gewelde gedroogde pruimen. De dag ervoor heb ik twee gedroogde pruimen in een bakje water. gelegd  Die zijn dan geweld als ik ze wil verorberen. Ze smelten als het ware op m’n tong. Glijden heel gewillig naar binnen. Daarna eet ik de rest van mijn ontbijtje.

Dat ik de dag begin met die twee gewelde, gedroogde pruimen komt door een huisarts, die ik jaren geleden had. Ik had darmklachten en regelmatig ‘de stop’. Zo erg soms, dat ik af en toe met mijn vingers de ontlasting uit mijn anus moest drukken of pulken. Toevallig had mijn dokter zelf ook zulke klachten gehad. Die gingen over nadat hij was begonnen met die gewelde, gedroogde pruimen. Ik doe het nu al járen. Alles wat ik eet glijdt keurig netjes mijn lichaam weer uit.

Thuis gekomen blijkt de goedlachse marktkoopman een beschimmelde pruim in het zakje te hebben gestopt. Kloothommel! Heb ik er nog maar vijf over. Die leg ik in het zonnetje want ze zijn nu nog zo hard dat je er een vogeltje mee dood zou kunnen gooien.

donderdag 5 juni 2025

GYNAECOLOOG.

 

Leuke foto! Ben jij dat meis? Daar voor die Mercedes?

 

Ik sta er goed op, hè?

Hoe oud denk je ik toen was?

Hè? Hoe oud zeg je?

Tachtig?! Neen , echt?

Nee je houdt me voor de gek.

Nee, serieus nou!

58. Ja precies goed.!

 Neen, die Mercedes was niet van een crimineel of van een profvoetballer maar van mijn toenmalige vriendje Marcel, je weet toch wel die gynaecoloog, waar ik toen bij liep met mijn eierstokken. Op die foto zijn we bij het simpele bungalowpark de Holderdans, in Bardosem. In het geniep. Zijn vrouw (79) en zijn volwassen kinderen mochten van niks weten.

 Wat had dat arme vrouwtje er een verdriet van dat Marcel van haar af wilde na bijna 50 jaar huwelijk. Tranen met tuiten. Maar ik hield voet bij stuk. ‘Jullie scheiden of onze wegen scheiden’ simple comme beau jour!

 Heb je mij gezien op die profieltekening, meis? Ik ben daar zestig geworden. Vijf jaar later ga ik van mijn vrouw af en nog geen half jaar later ben ik aan het latten met Emma. Te gek, zeker in het begin, zoals altijd hè? Leuke meid hoor Emma, alleen veel te licht geraakt. Ik haat die Wilders dus ik noem hem op een gegeven moment een kankerlul. Emma woedend. Ze wil het woord kanker nooit meer horen in haar huis. Dan moet je net bij mijn zijn. Ik pak mijn regenjas, mijn paraplu, want het giet en ik spreek mijn laatste woorden in haar huis: ‘ik ben helemaal klaar met jou, kankertrut.’

 Wat anders. Hoe kom je nou enigszins tegemoet aan de wensen van een flink oudere vriend, meis?

 Met de handkar. Al vind ik dat persoonlijk een gedoe van jewelste.

 En meis, wat vindt jou gynaecoloogje daarvan?

 Je bent de eerste die het hoort …. Niet verder vertellen hoor …. of ik geef je aan …hihi

Gisterenmiddag ... ’t was zo verstikkend benauwd … is hij  er in gebléven … ik zweer het je.

Te vaak wilde dit oude baasje zich nog te graag laten gelden, de schat.

Heeft jouw vriendje die leuke foto nog gemaakt, meis? Met jou en die Mercedes?

Nee, toen was het net afgelopen met hem. Hij ligt nu plat op de achterbank. Een willekeurige voorbijganger vroeg ik een foto te maken. Kijk es hoe fris en fruitig ik er bij sta. Van het leven met een man die zo veel ouder is dan jij, wordt je niet echt blij. Maar het is nu eindelijk een feit, ik ben hem kwijt, ik ben hem kwijt.

woensdag 4 juni 2025

EHBH.

 ‘Het ligt er aan wat voor weer het is.’  Meestal gaan we ’s woensdags naar de bioscoop of een eindje wandelen maar nu had Rinus voorgesteld om naar de Rotterdam Rooftop Roetsj te gaan. Dat is een superhoge glijbaan aan de achterkant van het Maritiem Museum vlakbij Beurs. Daar kan je dan af gaan als je dat wil. 

Hij kon niet weten dat het niet zo’n heel goed  idee was. Ik heb al jaren last van hoogtevrees.

‘Heb je dat dan ook al op zo’n lullig zwembad glijbaantje of ben je alleen bang op tientallen meters hoogte?’ ‘Neen, Rinus, ik heb al hoogtevrees als ik op het perron van de metro sta te wachten, maar dáár heb ik het nog enigszins onder contrôle.’

‘Niet om stoer te doen, hoor,’ zegt Rinus, maar die angst ken ik niet. ‘Ik klim net zo makkelijk een ladder op om bijvoorbeeld op drie hoog de ramen te zemen …. of als ik in een bergachtig gebied op vakantie ben, heb ik er geen moeite mee om op een bergpad langs een diep ravijn te wandelen.’  

Mij lijkt het niet alsof hij aan het opscheppen is.

‘t Is raar, want ik heb zes jaar lang op de zestiende verdieping gewoond, daar voelde ik me gewoon safe. Alleen soms, als het hard waaide en de lamp aan het plafond ging slingeren, kreeg ik het een beetje benauwd. Ik ging daar ook niet graag het balkon op met stormachtig weer. 

Hoogtevrees had ik niet van jongs af aan. Het wàs er opeens. Ik moest zo nodig een jong poesje redden dat op ons dak angstig zat te mauwen. Het beestje zat op een gegeven moment veilig en wel te spinnen in mijn woonkamer, terwijl ik als verstijfd stond in de dakgoot op de derde. Durfde noch voor noch achteruit. Dat was nog op het Zwaanshals. Ik was bang! De brandweer heeft me toen uit de nood geholpen.

‘Nou wat doen we? Durf je de Rooftop Roets aan?’

‘Gaan we doen!’ doe ik stoer. Boven op dat dak bij de glijbaan krijgen we een matje om mee naar beneden te glijden. Roetsj! Rinus is al zowat beneden.

Ik word bevangen door een soort stramheid, mijn adem stokt.

‘Tong tussen je tanden, hard bijten en hoepla! Naar beneden op je roetsjmatje!’ Kennelijk ben ik al roetsjend mijn  bewustzijn verloren. Heel eventjes maar .

Tot vreugde van Rinus en de vrijwilligers ben ik al snel weer opgelapt in het tentje van de EHBH (Eerste Hulp Bij Hoogtevrees).