zaterdag 20 april 2024

VERZONNEN.

 


‘Ik geloof er niets van. Dit verzin je’ . Met z’n sjaaltje veegde hij zijn mond en zijn neus af. ‘Ja’, zei hij, ‘ik lieg altijd. Ik maak de dingen mooier dan ze zijn’. Op die manier geniet ik meer van het leven. Het is beslist niet zo dat ik het doe voor ‘de ander’, hoe dichtbij of veraf die ook is.

Als ik een waardeloze voetbalwedstrijd gezien heb, vertel ik, in geuren en kleuren, hoe ik er van genoten heb. Het samenspel, de goals, het keeperswerk, de scheids, de grasmat, het publiek … mijn leven wordt er door verrijkt. Natuurlijk krijg ik wel eens de vraag: ’Hebben we wel dezelfde wedstrijd gezien?’ Maar natuurlijk, vriend, jij stond immers naast me, toen die bal in mijn gezicht geschoten werd’.

Ik ben een man, geïnteresseerd in kunst en cultuur. Ik reis de hele wereld over om de beroemdste kunstwerken in levende lijve te aanschouwen. Dit jaar ga ik nog naar Parijs voor de Mona Lisa, de Sacré Coeur en de Eiffeltoren.

Het beroemde zelfportret van Vincent van Gogh heb ik al van heel nabij gezien. Dat werk is trouwens 70 miljoen waard. Het hangt bij een particulier, ik mag niet verklappen waar. Bij Gods gratie laat de eigenaar me bij hem binnen om van Gogh ‘s laatste werk te bewonderen. 'Vincent, zonder baardje'. Gratis bewonderd. Leuke man trouwens die eigenaar. Een Rus, hoe bestaat het, hè? Ik heb nog een vorkje met hem mee geprikt en paar wodkaatjes achterover geslagen.

Het topwerk van Edward Munch: ‘de Schreeuw’, in de Nationale galerij in Oslo. Wat is het druk in dat museum. Voetje voor voetje schuifelen de museumbezoekers in de richting van het meesterwerk. Na anderhalf uur sta ik op een meter afstand van ‘de Schreeuw’. Het klamme zweet breekt me uit: 'Munch’ pure depressie en afgrijzen, worden mijn depressie en afgrijzen. Met moeite houd ik me staande in de massa. Maar dòòrlopen moet ik. Ik sta daar als aan de grond genageld.


Naar de bios ga ik ook veel en graag. Vooral Nederlandse films: grandioos. De laatste paar jaar word ik helemaal blij van die gezellige seniorenfilms. Ik mag ze wel senioren romcoms noemen: ‘Neem me mee’ met Jeroen Krabbé, René Soutendijk en Kees Hulst. Zeventig plussers maken een busreisje door Frankrijk. Kostelijk.
Minstens zo goed of misschien nog wel veel beter is de rolprent met Martin van Waardenburg en Lenie Breederveld in de hoofdrollen: ‘De terugreis’, een road movie, twee zeventigers: ... herinneringen, jarenlange liefde en acceptatie van veranderingen, die centraal staan. Kippenvel.


Geloof het of niet: ik geniet er nu nog steeds van, van al dat spannends, al dat moois. Herbeleef het keer op keer.

vrijdag 19 april 2024

ACHTERVOLGING.

Ik volg hem nu al een tijdje op mijn ouwe brik. Vijf minuten eerder dan ik is hij, op zijn fiets, van huis gegaan. Mijn moeder wilde wel eens weten wat hij uitspookte. Van maandag- tot en met donderdagavond was tie van negen tot elf uur de hort op. Weer of geen weer.

Maar in plaats van direct aan mijn vader te vragen, waar hij uithing, vraagt ze aan mij of ik hem eens wil volgen. Zo indirect gaat dat bij ons thuis nou meestal. Eigenlijk kan ze het natuurlijk niet maken om zoiets aan mij, haar zeventien jarige zoon, te vragen. Twijfel of ik het wel moest doe had ik gelijk al. Stiekem vond ik het. Ik had natuurlijk robuust: ‘O nee, daar begin ik niet aan,’ moeten zeggen. Maar ik kan geen ’neen’ zeggen. Zeker tegen mijn moeder niet. ‘Je bent een schat, lieverd, als je dat voor me doet’. Ze kust me op mijn bolletje. De twijfel die er nog was is dan helemaal weg.

Vijf minuten na m’n pa race ik met mijn fiets het tuinpad af, de straat in. Het was nog net licht genoeg om hem aan het einde van de grote straat linksaf te zien slaan. Als ik met deze snelheid door fiets, ben ik zo bij hem in de buurt. Moet natuurlijk wel goed uitkijken dat ik niet pal op zijn bagagedrager kom te zitten. Ook met de traag invallende duisternis kon ik mijn vader nog goed blijven volgen.

Wat is het toch een klein, tenger mannetje, die vader van me, tegen de wind in ploeterend, wie weet waar naar toe. Ik vind het een beetje koud, zelfs met mijn winterjack. Hij fietst in die dunne beige regenjas.

We fietsen een half uur. We belanden tot mijn verrassing  in Katendrecht. Rotterdams hoerenbuurt. Mijn moeder had al zo’n vermoeden. Op de trottoirs en van achter de ramen trekken dames de aandacht van op  seks beluste heren. Ook mijn vader lijkt vanaf zijn fiets zijn ogen uit te kijken. En daar blijft het wat hem betreft ook bij. Na een rondje Katendrecht trapt hij weer stevig op de pedalen op weg naar moeder de vrouw.  

Tijdens de rondgang om de hoerenbuurt werd mijn aandacht getrokken door een mooie, sappige, tamelijk jonge dame. Ze lachte en zwaaide aanlokkelijk naar mij. Ik was meteen verkocht. Kon nu wederom geen ‘neen’ zeggen. Voor het geld van mijn krantenwijk, vijfentwintig gulden, gaf ze me mijn eerste en tot op heden lekkerste pijpbeurt. Toen ik thuiskwam lag mijn vader al keurig naast mijn moeder te ronken in zijn bed. M’n moeder was nog wakker, wenkte me: ’En?’

‘Helemaal prima mam’.

donderdag 18 april 2024

DRUK DAGJE.

     Ik zet de televisie uit. Kijk normaal eigenlijk alleen maar naar Lubach. Even tot hier. Dit was de Week.             Het NOS- journaal en Nederlands topvoetbal. Dat is meer dan genoeg.

Totaal per ongeluk was ik terecht gekomen ‘Op 1’. Het ging over discriminatie, racisme en een jonge D’66 politicus, die absoluut geen Fries kon zijn omdat hij zwart was. Althans volgens presentator Johan Derksen. Wat was die Johan als een kind zo blij met zóveel verontwaardigde aandacht voor zijn persoontje. Aan die ‘Op 1’- tafel zag ik in de gauwigheid nog wat ‘Bekende Nederlanders’ zitten die dolgraag hun eigen populariteit zaten te vergroten door Johan Derksen te verfoeien.
Ik vind zeker dat het tijd wordt dat Derksen veroordeeld wordt voor een jarenlange reeks van obscene, racistische, discriminerende aantijgingen op de vaderlandse televisie. Zo was er zijn ‘stoere ’verhaal over zijn penetratie van een vrouw met een kaars.
De opmerking over Akwasi: die zou een tot Zwarte Piet geverfde demonstrant zijn. Verder moeten volgens Johan ‘Homo’s niet zo kleinzerig doen: kom toch gewoon uit de kast!’
Politica Sylvana Simons werd door Derksen tot ‘aapje’ gekleineerd.
Misschien dat dergelijke taal in PVV-kringen wordt beschouwd: als ‘vrijheid van meningsuiting’. Voor mij kan het niet door de beugel.
In bed vind ik geen rust. Nog een beetje druk in mijn hoofd. Normaal ga ik ook niet zo vroeg ’leggen’. Het was een vermoeiende dag. Met twee vriendelijke, doch dodelijk vermoeiende Portugezen.
De een, Luis, is inmiddels een vriend van me. Hij woont al jaren in Nederland. Die ander is een vriend van Luis: Alfredo, uit Porto. Hij is tien dagen in Rotterdam. Luis vroeg me om een ‘rondje Rotterdam’ met ze te doen. Het is vandaag helaas verrot koud en nat maar ik heb ze toch wel wat puur Rotterdams kunnen laten zien: de Kubus-woningen, Café Timmer, Hotel New York, de Hoerenloper en Katendrecht.
Dan een kleine pauze. De twee Portugezen en ik, die ene Rotterdammer lunchen bij de Turk met een lekkere ,doch iets te zoute, kapsalon.
Verder met de tour de Rotterdam: de Markthal, de Zwaan, de Hef, de cruise-terminal, waar toevallig een gigantisch cruise-schip ligt en de Feijenoord-shop.
Voor mij als Rotterdammer allemaal de normaalste dingen van de wereld maar voor Luis en Alfredo is het ondanks het pleurisweer een unieke ervaring. We sluiten de tour af met een paar lekkere biertjes in het eetcafé in het winkelcentrum Lage Land.
Leuk
Opmerking plaatsen
Delen
 
Gedeeld met Je vrienden
Vrienden

woensdag 17 april 2024

HAATGEVOELENS.

‘Ik haat niemand. Er is geen ruimte voor rancune in mijn geest’. Dat riep ik met mijn door alcohol benevelde brein naar mijn broer Tim, een racist pur sang. Hij en zijn vriendin gingen als laatsten bij mij de deur uit. Mijn vrouw Carola en ik bleven samen achter.  Het was een gezellige verjaardag.  Zeventig ben ik nu. Leuk! Eindelijk weer eens paar broers en zussen gezien, die ik lang niet gezien had.

Ik riep dat nou wel, over die haat en rancune maar daar klopt natuurlijk geen flikker van. Ik had het nog niet gezegd of ik zag die rotkop van Poetin voor me, de oorlogsmisdadiger die verantwoordelijk is voor duizenden onschuldige slachtoffers (ook talloze kinderen) in Oekraïne. Net als trouwen die Jood Netanyahu, die mensen vermoordt en infra structuur vernietigt in de Gazastrook. Ik kan hun bloed wel drinken.

Dichterbij huis voel ik haat en rancune bij onze ultra-rechtse politici Baudet en Wilders. Die haat, verderf en verdeeldheid zaaien onder de Nederlandse bevolking. Door racisme, discriminatie en laaghartige pesterijen. Het zou goed zijn niet alleen die ultra-rechtse ideeën in de ijskast te zetten maar  die politici zelf ook. Freeze Baudet. Freeze Wilders.

Er zijn ook diep gewortelde haatgevoelens die je van huis uit meekrijgt. Zo kreeg ik van mijn moeder de moffenhaat mee. Ze had honger geleden in de oorlog. Daardoor moest ik van haar altijd mijn bord leeg eten, ook al was het eten niet te vreten. ‘Ik kan wel zien dat je de oorlog niet hebt meegemaakt, jongen’, kijfde ze.  Van mijn vaderskant haatte ik de Jappen (Japanners). Mijn vader zat van zijn negende tot zijn veertiende in een concentratiekamp (Jappenkamp). Vreselijk sadistisch. Hij werd een dag lang aan één arm, in een boom opgehangen, omdat hij, een jochie van tien, een Japanse soldaat niet gegroet had. Vlak voor zijn neus werd een vriendje van hem gefusilleerd, omdat hij  een kip achterover had gedrukt, omdat hij stierf van de honger.

Nog dichterbij maar dan nog weer heel anders ontstaat haat tegen de man, die de huishuur bij mijn moeder komt innen. Mijn moeder moet in de zestiger jaren elke maand twee honderd gulden huur betalen. Alleen door maar een paar keer per week warm te eten en haar kinderen altijd in ‘krijgertjes’ te laten lopen, zou het mijn moeder misschien wel eens kunnen lukken, het hele bedrag van de huur aan het eind van de maand over te houden. Gegarandeerd wàs dat nooit.

De man, die de huur komt innen belt voor de tweede keer aan … wij zitten met zijn achten stilletjes in de grote slaapkamer …de huurman slaakt een diepe zucht, schudt meewarig zijn hoofd en loopt een deurtje verder.

dinsdag 16 april 2024

MIJN OUDSTE BROER.

Mijn oudste broer.

Mijn oudste broer Martin is 363 dagen jonger dan ik. Hij is wat je noemt: ‘niet goed’. Eten en drinken gaan bij hem razendsnel. Zijn motoriek is slecht. Hij hoort prima, ziet heel slecht. Zwijgen kan hij niet en hij is beresterk. Martin functioneert tot zijn dood op het niveau van een anderhalf jarige. Vrolijk, onbekommerd en onbesuisd gaat hij door het leven.

Mijn moeder  vertelde me dat hij het presteerde, om mij, ik was net drie, een zwieper te geven tegen onze kokendhete  potkachel aan.  Nog altijd is op mijn scheenbeen het litteken van de eerstegraads brandwond te zien. Een souvenir uit een periode waarvan ik me god-zij-dank he-le-maal niets meer kan herinneren.

Martin is een woeste. Ik ben drie en een half. Mag mijn moeder helpen met ramen zemen. Martin kruipt rond in de kamer. Ma pakt spons, wisser, zeem, water en spiritus voor me. Ze zet een stoel voor het raam en tilt me er op. Zó kan ik bij het raam.  Ik ben een minuut aan het zemen of ik voel handjes aan mijn enkels. Martin … trekt me van die stoel. Met mijn kin, tong tussen mijn tanden, land ik op het kozijn. Ik stik zowat in het bloed. Bijna beet ik een stukje van mijn tong af. ‘t Kon niet gehecht worden. Dat stukje zit nu, 71 jaar later, nog steeds los.    

Al snel wordt duidelijk dat Martin een gevaar is voor zichzelf en zijn omgeving. Kort na dat ongelukje met mij krijgt hij ‘levenslang’ in een katholiek tehuis voor geestelijk gehandicapten. Iets wat ik vele jaren later pas te horen krijg.

Martin was opeens verdwenen uit mijn leven.  Mijn hele bewuste leven mis ik hem al.  Een één jaar jonger broertje dat ‘wèl goed’ is. Wij waren vast goeie maatjes  geworden.

maandag 15 april 2024

GROOT GEKARTELD BROODMES.

Uiteindelijk doet hij het toch wèèr. Sta ik geheel toevallig een boterhammetje (met jam) te eten voor m'n keukenraam, loopt buurman Lodema zijn hond uit te laten. Op zijn dooie akkertje laat hij zijn hondje hier en daar een beetje piesen. Tiepies een reu. Lodema heeft geduld. Dat heb je ook wel nodig. Waar het maar enigszins kan wil die een spoortje achter laten. Alsof het de normaalste zaak van de wereld is, slaat mijn buurman het pad in naar de voetbalkooi. Bal noch voetbalschoenen heeft hij bij zich. Hij doet de deur naar de voetbalkooi open. Sluit de deur en maakt de riem van zijn hond los. Lodema geeft z’n hond dan een tik op zijn gat, waarna het dier het op een rennen zet. Niet voor lang. In het strafschopgebied aan de overkant staat hij abrupt stil, draait wat met zijn kont heen en weer en gaat een drol zitten draaien. Dolblij dat hij die kwijt is, stuift hij in volle vaart op zijn baasje af. Die staat een sjekkie te draaien. De herder staat ongeduldig vlak voor zijn baasje heen en weer te springen en luidruchtig te keffen. Als Lodema zijn sjekkie opgestoken heeft pakt hij een tennisbal uit zijn jaszak en gooit die naar de rechtercornervlag. Daar zat de hond blijkbaar op te wachten. In no-time ligt het tennisballetje weer voor de voeten van mijn buurman. Aan het gespring en gekef komt geen end.

Terwijl ik dat zo vanuit mijn keukentje sta te bekijken, begint mijn bloed milliliter voor milliliter te koken. Ik zet mijn pet op, doe mij vest, pantoffels en schoenen aan. Steek een groot gekarteld broodmes in mijn binnenzak en scheur een boterhamzakje van de rol in de keukenla. Ik pak mijn sleutels en neem voor de verandering eens de lift.
Lodema staat nog te spelen met zijn trouwe viervoeter. Hij ziet me aankomen en zwaait me toe: ‘Weertje, hè buurman?’ ‘Ja, zeker, weertje!’


Het is nu belangrijk dat ik niks verkeerd zeg. Dat kan alles verpesten.


‘Ik heb je al eens eerder gezegd, beste man, dat hier kinderen op voetballen. Onder andere mijn kleinkinderen, je eigen kleinkinderen en nog vele anderen. Jij gaat hier speciaal met je hond naar toe om hem te laten kakken. Het ergste is nog dat je z’n troep niet eens opruimt. Knoop goed in je oren wat ik nu zeg, Lodema: kom hier nóóit meer met dat beest van je en ruim zijn rotzooi op. En wel onmiddellijk. Ik pak uit mijn vestzakje het boterhamzakje en geef het aan hem. Go!'. Uit mijn binnenzak pak ik het grote gekartelde broodmes: ‘Hier Lodema, dat had ik gisteren van je vrouw geleend. Zou het vandaag terug geven.’

zondag 14 april 2024

PLATTE AARDE

 Hij was nog maar net in zijn kamer of die wordt haastig dichtgeduwd, vergrendeld en op slot gedaan. Nu was hij niet bepaald gewend om daar poeslief behandeld te worden. Maar zoals het vandaag gaat is het ook weer overdreven. Van het hoe en waarom hij daar nou precies terecht gekomen is, heeft hij geen flauw idee. Ook niet hoe lang hij daar nu al weer vastzit. Nee, niet op een stoel … op de betonnen vloer. De mannen die hier hun werk doen weten het waarschijnlijk ook niet waarom ik hier zit. Elke dag komen er weer andere mannen me ophalen uit mijn kamer. Dan praten ze eerst gezellig met me over koetjes en kalfjes. Dan laten ze me eerst een foto zien. Vervolgens vragen ze of ik de persoon op die foto herken. Één keer heb ik iemand herkend. Mijn eigen broer Ollie, die overigens al jarenlang spoorloos is. In de Panorama heeft hij kort voor zijn verdwijning een interview gegeven over ‘de platte aarde’. Daar is Ollie namelijk van overtuigd dat de aarde plat is. Hij is er zelfs zó zeker van dat hij besloot naar het ultieme randje van de aarde te lopen. In het uiterste noorden van Antartica. En daar dan gewoon stomweg doorlopen. Dat heeft Ollie dus gedaan en is sindsdien spoorloos.


Moderne complotdenkers zijn van mening dat ie aan de onderkant van de aarde met de omgekeerde zwaartekracht weer door kan lopen naar het uiterste zuiden van de Zuidpool.

Maar nu keer komen ze weer aan met een foto waar ik geen enkel beeld bij heb. Als ze dat nou eens zouden geloven, was ik snel weer klaar. Maar altijd blijven ze maar doorvragen. Naar de leeftijd van de man op de foto. De kleur van het colbertje. Het haar van de man. Zijn eigen kleur? Zijn ogen? Blauw? of heeft hij kleurlenzen. Het is voor Ollie onmogelijk om al die vragen naar de zin van de mannen te beantwoorden. Want dat is waar ze op uit zijn. En wat er dan gebeurt is maar afwachten.

Het zou kunnen zijn dat strakkies iedereen hier zich op hem gaat storten. Of ... dat vandaag zijn moeder en zijn zus hier niet mogen komen meeëten. Dat zou hij op zich nog wel billijken, omdat ze beiden toch maar op mini-porties staan. Een keertje overslaan kan geen kwaad. Bovendien: wie het kleine niet eert is het grote niet weerd.