maandag 15 april 2024

GROOT GEKARTELD BROODMES.

Uiteindelijk doet hij het toch wèèr. Sta ik geheel toevallig een boterhammetje (met jam) te eten voor m'n keukenraam, loopt buurman Lodema zijn hond uit te laten. Op zijn dooie akkertje laat hij zijn hondje hier en daar een beetje piesen. Tiepies een reu. Lodema heeft geduld. Dat heb je ook wel nodig. Waar het maar enigszins kan wil die een spoortje achter laten. Alsof het de normaalste zaak van de wereld is, slaat mijn buurman het pad in naar de voetbalkooi. Bal noch voetbalschoenen heeft hij bij zich. Hij doet de deur naar de voetbalkooi open. Sluit de deur en maakt de riem van zijn hond los. Lodema geeft z’n hond dan een tik op zijn gat, waarna het dier het op een rennen zet. Niet voor lang. In het strafschopgebied aan de overkant staat hij abrupt stil, draait wat met zijn kont heen en weer en gaat een drol zitten draaien. Dolblij dat hij die kwijt is, stuift hij in volle vaart op zijn baasje af. Die staat een sjekkie te draaien. De herder staat ongeduldig vlak voor zijn baasje heen en weer te springen en luidruchtig te keffen. Als Lodema zijn sjekkie opgestoken heeft pakt hij een tennisbal uit zijn jaszak en gooit die naar de rechtercornervlag. Daar zat de hond blijkbaar op te wachten. In no-time ligt het tennisballetje weer voor de voeten van mijn buurman. Aan het gespring en gekef komt geen end.

Terwijl ik dat zo vanuit mijn keukentje sta te bekijken, begint mijn bloed milliliter voor milliliter te koken. Ik zet mijn pet op, doe mij vest, pantoffels en schoenen aan. Steek een groot gekarteld broodmes in mijn binnenzak en scheur een boterhamzakje van de rol in de keukenla. Ik pak mijn sleutels en neem voor de verandering eens de lift.
Lodema staat nog te spelen met zijn trouwe viervoeter. Hij ziet me aankomen en zwaait me toe: ‘Weertje, hè buurman?’ ‘Ja, zeker, weertje!’


Het is nu belangrijk dat ik niks verkeerd zeg. Dat kan alles verpesten.


‘Ik heb je al eens eerder gezegd, beste man, dat hier kinderen op voetballen. Onder andere mijn kleinkinderen, je eigen kleinkinderen en nog vele anderen. Jij gaat hier speciaal met je hond naar toe om hem te laten kakken. Het ergste is nog dat je z’n troep niet eens opruimt. Knoop goed in je oren wat ik nu zeg, Lodema: kom hier nóóit meer met dat beest van je en ruim zijn rotzooi op. En wel onmiddellijk. Ik pak uit mijn vestzakje het boterhamzakje en geef het aan hem. Go!'. Uit mijn binnenzak pak ik het grote gekartelde broodmes: ‘Hier Lodema, dat had ik gisteren van je vrouw geleend. Zou het vandaag terug geven.’

zondag 14 april 2024

PLATTE AARDE

 Hij was nog maar net in zijn kamer of die wordt haastig dichtgeduwd, vergrendeld en op slot gedaan. Nu was hij niet bepaald gewend om daar poeslief behandeld te worden. Maar zoals het vandaag gaat is het ook weer overdreven. Van het hoe en waarom hij daar nou precies terecht gekomen is, heeft hij geen flauw idee. Ook niet hoe lang hij daar nu al weer vastzit. Nee, niet op een stoel … op de betonnen vloer. De mannen die hier hun werk doen weten het waarschijnlijk ook niet waarom ik hier zit. Elke dag komen er weer andere mannen me ophalen uit mijn kamer. Dan praten ze eerst gezellig met me over koetjes en kalfjes. Dan laten ze me eerst een foto zien. Vervolgens vragen ze of ik de persoon op die foto herken. Één keer heb ik iemand herkend. Mijn eigen broer Ollie, die overigens al jarenlang spoorloos is. In de Panorama heeft hij kort voor zijn verdwijning een interview gegeven over ‘de platte aarde’. Daar is Ollie namelijk van overtuigd dat de aarde plat is. Hij is er zelfs zó zeker van dat hij besloot naar het ultieme randje van de aarde te lopen. In het uiterste noorden van Antartica. En daar dan gewoon stomweg doorlopen. Dat heeft Ollie dus gedaan en is sindsdien spoorloos.


Moderne complotdenkers zijn van mening dat ie aan de onderkant van de aarde met de omgekeerde zwaartekracht weer door kan lopen naar het uiterste zuiden van de Zuidpool.

Maar nu keer komen ze weer aan met een foto waar ik geen enkel beeld bij heb. Als ze dat nou eens zouden geloven, was ik snel weer klaar. Maar altijd blijven ze maar doorvragen. Naar de leeftijd van de man op de foto. De kleur van het colbertje. Het haar van de man. Zijn eigen kleur? Zijn ogen? Blauw? of heeft hij kleurlenzen. Het is voor Ollie onmogelijk om al die vragen naar de zin van de mannen te beantwoorden. Want dat is waar ze op uit zijn. En wat er dan gebeurt is maar afwachten.

Het zou kunnen zijn dat strakkies iedereen hier zich op hem gaat storten. Of ... dat vandaag zijn moeder en zijn zus hier niet mogen komen meeëten. Dat zou hij op zich nog wel billijken, omdat ze beiden toch maar op mini-porties staan. Een keertje overslaan kan geen kwaad. Bovendien: wie het kleine niet eert is het grote niet weerd.

zaterdag 13 april 2024

NAVELBREUK.

Mijn nicht Jobje (32)ligt in het ziekenhuis. Niks ernstig, hoor maar ze moest toch even opgenomen worden. Een navelbreuk. Krijg je meestal als je iets boven je macht tilt; iets wat eigenlijk te zwaar is voor je. Jobje heeft behoorlijk zwaar werk. Zeker voor een vrouw. Ze zit bij Heineken op de vrachtwagen. Ja, Heineken, die brouwerij van de rijkste vrouw van Nederland. Die vrouw met dat miljardenvermogen. Ze haalt  alles uit de kast om zo min mogelijk belasting te hoeven betalen in haar vaderland. Ik ga maar stoppen met Heineken drinken.

 

 Meestal zit Jobje met HansPeter (35)als bijrijder op zo’n vrachtwagen maar die middag dat haar navel brak stond ze er alleen voor.  ’s Morgens was HansPeter er nog, maar aan het begin van de middag belde zijn vrouw dat ze met een migraine-aanval op de bank lag. Hij moest  thuis komen voor de kinderen. Zal je net zien.  Moet Jobje diezelfde middag in Gorkum zo’n groot vat bier afleveren. Staat dat vat net niet genoeg in balans op haar steekwagen. Hij  beweegt een piepklein beetje naar rechts en … krak: navelbreuk. Het ongeluk in het kleine hoekje.

 

Maar goed, het leed is geleden. Ze mag vanmiddag al naar huis. Maar niet alleen. Ze moet opgehaald worden. Thomas, haar vader, komt haar ophalen. Jobje woont nog bij haar vader in huis. Al meer dan tien jaar probeert ze een sociale huurwoning te bemachtigen. Zij is de dupe van het slechte huurbeleid van de achtereenvolgende kabinetten Rutte. Hoewel  Jobje en Thomas het in dat huurhuis toch wel goed kunnen vinden met elkaar. Jobje’s moeder Hannelore (38), is nu bijna drie jaar geleden ingetrokken bij de buurman van twee deuren verder.  Jobje heeft toen meteen met haar gebroken.

 

Hannelore, is toevallig vandaag jarig. Er zit volop visite in de tuin. Veel gekakel en gelach. Hier wordt duidelijk gebarbecued.. Thomas’ woonkamer vult zich langzaam maar zeker met rook, de geur van rook, hamburger, ui en knoflook. Plotseling doet Thomas de tuindeur open en roept héél hard in de richting van de buren: ’Gatverredamme! Wat een teringstank zeg, die kutburgers!’ En dat schreeuwt hij zo een paar keer achter elkaar. Het valt daar verrassend stil.

 

Jobje moet er erg om lachen. Maar omdat er dan ook ineens veel rook de woonkamer in komt moet ze ook heel  veel hoesten. Dat doet weer  pijn aan haar pas geopereerde navel. Thomas kan kwalijk de navel van zijn dochter gaan zitten masseren. Daarom geeft hij  haar twee paracetamols en streelt hij haar over haar hand. Dat doet haar zichtbaar goed,

vrijdag 12 april 2024

STOLA.

Els (23), draagt een Lekker Dier t-shirt. Van die club voor het dierenwelzijn. Ze is bij de PVV-vrouwendag. Wat doet ze daar in godsnaam als Lekker Dier? Actie! Ze geeft een ‘PVV-ster met stola’ een rotzet. Rukt die peperdure, op beestachtige wijze verkregen stola van haar lijf en rent er mee weg.

Een klein aantal PVV-sters, waaronder de stola-eigenares zelf (een vriendinnetje  van Geert Wilders), rent achter haar aan. Ze gaan haar zeker inhalen.

Els weet precies wat ze met die stola gaat doen. Op de vuilnisbelt. Bak nummer 13. Afdeling kadavers. De bak is een meter of drie diep. Daar ligt die stola al. Tussen zijn dode kameraadjes: katten, honden, vogels, marmotten in alle soorten en maten. Een ondraaglijke stank stijgt op uit die bak. Voor kraaien en ratten is bak 13 dè voedselbank bij uitstek. Zelden heb ik zulke volgevreten vogels gezien. Zeer smakelijk hapjes daar. Een enkele vogel probeert een stukje boa weg te werken.  Geen kraak of smaak aan voor de kraai. Toch zeker al een tien jaar oud lijk die stola.

Vier achtervolgende PVV-dames grijpen Els vast. Ze gooien haar in bak 13. ‘Hierheen teruggooien die stola, linkse truttekop!’ krijsen ze.

Els ligt tussen de kadavers. Naast haar een uitgemergelde bouvier vol wriemelende maaien. Naast een dood paard, waar ratten flink aan trekken. Naast een platgetrapt parkietje. Haar arm ligt op een siamees. Onder haar enkel ligt een halve gebraden kip. De kraaien, door het dolle heen,  beschouwen Els als aangeschoten wild. Ze pikken op haar in. Zo veel kraaien! Els is een lekkernij.  Enkele kraaien pakken de stola op. Vliegen hem naar het crematorium. Een waardige laatste plek.

Els informeert Els haar club ‘Lekker Dier’ over haar benarde situatie. In een mum van tijd is er ondersteuning. Ze wordt uit bak 13 gehaald. De PVV-dames willen de benen nemen. Maar Lekker Dier heeft nog een appeltje met ze te schillen.

Een Lekker Dier zegt: ‘de PVV, jullie partij, heeft op 20 maart jongstleden nog TEGEN de Wet Dierenwelzijn gestemd. Diervijandige praktijken als varkensstaarten afknippen, kippensnavels afknippen, te weinig ‘leef’ruimte voor vee in de stallen. Het blijft lijden voor de dieren. Terwijl de PVV in 2021 nog, vòòr die wet had gestemd. De PVV had de kiezers ‘DierenWelzijn’ BELOOFD.  Één telefoontje tussen de BBB-Plas en Wilders was genoeg. De dieren zijn weer de klos.

Sta je dan mooi voor lul als PVV-stemmer en dierenvriend. Daar gaat het leven van ontelbare dieren. Hupsakee naar de verdommenis! Wat houdt die PVV als grootste partij nog over van het weggooiprogramma waarmee populistische kiezers op 22 november 2023 een rad voor ogen is gedraaid?

donderdag 11 april 2024

ZWARE VAN DE WEDUWE.

Ik hoop op een wending. Mijn bovenbuurman is afgekeurd voor alle werk. Zit de godganselijke dag thuis te roken. Shag. Zware van de Weduwe. Heeft overal (thuis)zorg voor. Ze hebben me eens verteld dat hij in zijn jeugd, bij een bokswedstrijd finalemento knock-out geslagen is door een volwasssen vent, ex-bokskampioen van Zuid-Holland. Voordien tenniste, honkbalde en voetbalde die jongen op een redelijk niveau. Een actief en veelbelovend mannetje wassie.

Momenteel is tie minder op sport … meer op cultuur. Vroege jazz, uit de States. Vooral jaren 50. De hele dag. Knoerdhard. Zijn hele dag duurt van halfelf in de morgen tot middernacht. Voor mij heeft het geen enkele zin om thuis naar ‘wat dan ook’ te luisteren. Ik ben wel eens naar boven gegaan om te vragen of het een beetje minder kon. ‘Geen probleem, ‘zei die. Met zijn zware stem bulderde hij makkelijk boven de muziek van Miles Davis of Bill Evens uit. Maar als die zachter gezette cd afgelopen is, zet hij Dave Brubeck op. Wèèr zo tering-hard!

Na een aantal maanden had ik een oplossing gevonden. Ik wilde toch ook me eigen muziek horen. Ging ik zo af en toe lekker in mijn auto zitten met mijn lievelings-cd’s. Goeie installatie gekocht voor in de auto. Bij extreme temperaturen was het soms afzien. Dat wel. Maar ik zat droog en op kou kan je je altijd kleden. Wat heb ik daar in mijn Mazda zitten genieten van mijn favorieten.  Stones en Pink Floyd enzo.

Begon mijn buurman, die godverdomme acht jaar jonger is dan ik, spulletjes aan mijn vrouw te vragen, die hij hard nodig had. Maar toevallig net niet in huis. Zoals bijvoorbeeld: een beetje koffiemelk. Een aardappel. Een ei. Een theezakje.  Eerst vond mijn vrouw het fijn dat ze hem kon helpen. Toen kwam hij met meer vragen. Zoals een halfje gesneden bruin of een rol wc-papier. Toen voelde ze toch wat irritatie komen opborrelen. De laatste weken vraagt hij haar ook of ze zijn broeken, t-shirts, sokken en ondergoed in haar wasmachine wil stoppen, omdat ze daar toch schoner worden dan in zijn eigen lauwe soppie.  Helemaal normaal vindt mijn vrouw dat niet. Maar ze zegt niet zo makkelijk ‘nee’.

Als ik na een middagje auto-music effe wil douchen, zie ik aan het kleine wasrekje in onze badkamer, vreemd wasgoed hangen. Ik duw mijn gezicht in het vreemde ondergoed. Hijgend van nijd, vloek ik: ‘Wel godverdomme! Zware van de weduwe!’   

woensdag 10 april 2024

PIPO.

Weet je, ik heb er genoeg van. Ik wil niet zo lang meer alleen met haar op haar kamertje zijn. Ze kreunt, snurkt, kwijlt en grient. Gilt het bij tijd en wijle uit van de pijn. Roept om haar vader of moeder die al meer dan honderd jaar dood zijn. Dan pakt ze mijn arm, trekt me naar zich toe, zoent me op mijn voorhoofd. Ik zit hier nu al meer dan een maand iedere dag een  paar uur in die kamer. Al die tijd heeft ze haar ogen nog niet open gehad, tenminste zolang ik hier naast haar zit. Misschien wil ze me wel niet zien ... dat zóú natuurlijk kunnen  maar dat geloof ik eigenlijk niet.  In werkelijkheid denk ik dat mijn moeder er helemaal geen benul van heeft wie naast haar zit.

Het verpleeghuis biedt mij, op proef, een half uurtje per week Pipo de ClinicClown aan op moeders kamer. Wordt vergoed door de zorgverzekeraar. Laat maar komen: beter wat dan niks. De eerste keer heb ik hem maar zijn gang laten gaan. Ma had toevallig net haar incontinentie-luier volgescheten. De stank was ondragelijk.  Die Pipo rook waarschijnlijk niks door die grote rooie neus op zijn gok. Mijn neusgaten stonden echter wagenwijd open voor die verstikkende strontlucht.  Een half uur danste en trommelde hij. Hij speelde met vingerpoppen, lachte aanstekelijk en goochelde wat. Hij zong de longen uit zijn lijf (oude kinderliedjes). Op en top vrolijkheid straalde hij uit toen het half uurtje precies voorbij was. Blij huppelend, luid zingend en enthousiast zwaaiend naar moeder,  verliet hij haar kamer. Geen wonder die uitbundigheid bij Pipo! Ten eerste kon hij die gore schijtstank ontvluchten  en ten tweede hoefde híjzelf moeder niet te verschonen. Want dat onsmakelijke klusje lag op mijn bordje sinds het nijpende personeelsgebrek in de zorg. Maar, alle gekheid op een stokje: ik deed het graag voor haar. Wat ze allemaal wel niet voor mij heeft gedaan! Ik voelde me echt superblij als ze er weer schoon bij lag en ze verder kon met al haar onbewuste belevenissen.

Een week later hoor  ik op de gang ‘Pipo-geluiden’ naderen. Ik sta op en ga de deur open doen. Daar in de deuropening staat Pipo. Ik zeg hem dat mijn moeder en ik het  verder wel zullen redden samen. Ook zonder zijn goede bedoelingen. Hij mag dit deurtje voortaan overslaan.

 Ik doe de deur dicht.  Ga weer naast haar bed zitten. Moeder trekt me aan mijn arm naar zich toe, geeft me een zoen op mijn schouder en grabbelt naar mijn hand. 

FLASHBACK.

Als ik als tiener een poosje van huis was geweest, riep mijn moeder tegenstrijdige gevoelens bij me op. Ze deed me gelukkig voelen, door tegen mij, mijn broertjes en zusjes te zeggen, dat ze zo blij was dat ik  weer terug  was.

Ik weet natuurlijk niet precies hoe ze was als ik er niet was. Misschien had ik het mis maar het leek mij, dat ze vooral die eerste dag dat ik weer thuis was, de hele tijd liep te stralen. Alsof ze ook tegen zichzèlf alsmaar zei dat ze zo blij was dat ik er weer was. Ze wreef veel en vaak in haar witte besproete  handen, alsof ze warm gewreven moesten worden.  Maar het was lang niet altijd koud als ze wreef, ook had ze het dan lekker naar haar zin.

Als ik nu, vele jaren na haar dood, aan haar terugdenk zie ik haar zitten in dat hoekje van de woonkamer, vòòr het raam naar de keuken. Naast de gaskachel. Van de televisie kon ze niks zien. Dat hoefde voor haar ook niet zo nodig. Ze luisterde wel naar de tv, als een soort radio. Want ze reageerde op liedjes van Rudi Carell, de Spelbrekers, op de grapjes van Snip en Snap  of op een dagsluiting van bisschop Bluyssen. Naar hem luisterde ze heel geconcentreerd, ook van die Bluys werd ze een beetje blij. Diep In haar hart was ze nog altijd heel fijn katholiek, héél diep …  bijna tè …

Op die eetstoel in de hoek van de woonkamer, zat ze tot een uur of tien ’s avonds nog allerlei klusjes te doen. Naaiklusjes (sokken, broeken, onderbroeken, maillots) meestal; soms ook papierwerk (invullen).  

De televisie stond met zijn beeldbuisje  altijd op mijn meestal zwaar ronkende vader gericht. Mijn vader was trouwens nóóit zo uitbundig blij als ik weer thuis was na een tijdje weg te zijn geweest. Het was nu ook weer niet zo, dat hij liever had dat ik weggebleven was.

Mijn moeder had het er vaak met mij en (later) ook met mijn op een na oudste zus over dat mijn vader in de Tweede Wereldoorlog in het Jappenkamp heel erg zwaar mishandeld is. Daarom kon hij ook niet weten hoe hij leuk en gezellig moest zijn bij zijn grote gezin. Dat valt natuurlijk ook nog eens niet mee als je vader bent van zo’n gezin met tien kinderen. Maar ik geloof dat dàt iets was, wat mijn moeder juist heel graag wilde: een groot gezin. En dat van dat Jappenkamp was  natuurlijk al zo lang geleden gebeurd. In 1942. Daar was nu helaas op korte termijn niks meer aan te veranderen.