Vanmiddag heb ik meel gekocht. In Vlaardingen. In molen Aeolus. Het meeste brood dat ik eet, bak ik
zelf. Heel af en toe eet ik eens een krentenbol van de supermarkt of een snee
Allison van de ‘warme’ bakker maar dat zijn uitzonderingen. Ik vind het brood
dat in de handel is, zo vreselijk slap … niet te vreten. Daarom maak ik het
zelf … met dat meel … heerlijk stevig zuurdesembrood.
Zo eens in de twee maanden heb ik meel nodig. Ik fiets dan
in een uurtje naar die molen. Ik koop daar niet alleen meel maar ook zemelen,
pompoenpitten, zonnepitten, sesamzaad … doe ik allemaal in dat brood.
Het personeel in de molen is vriendelijk. Alleen een beetje
paranoia. Op hun hoede. ’t Is net of daar pas een roofoverval is gepleegd. Als ik binnenkom,
zoek ik meteen wat ik nodig heb. Elke stap die ik zet wordt door drie personeelsleden
met Argus-ogen bekeken. Kom daar al vijf
jaar en betaal toch altijd netjes. Rond de tien euro meestal. Eet ik acht weken
van.
Op de terugweg rijd ik langs het flatgebouw waar een oude
vriendin van me woont. ’t Is nu bijna veertig jaar geleden, dat we wat met
elkaar hadden. Ik was 22 … Sonja net 17 … eigenlijk mochten we het nog helemaal
niet met elkaar doen … althans: ik niet
met haar.
Het lijkt wel of ik haar daar zie. Op dat grasveld voor die
flat. Een leuke, kleine vrouw met rood haar. Ze laat twee drukke honden uit.
Haar rode haar … kan me haast niet voorstellen, dat ze nog haar eigen kleur
heeft … maar àls ze inmiddels grijs geworden is … jaaa … dat kàn haast niet anders … dan heeft
ze het nu in precies in haar eigen jeugdige kleurtje geverfd. Ze loopt zo ongeveer 100 meter voor me … nog precies datzelfde loopje …. dezelfde
gestalte.
‘Sonja!’ roep ik, vanaf mijn fiets, zó hard … ze moet me wel
horen … ik zwaai. Met een ruk draait ze zich naar me om. Herkent ze me? Of
zwaait ze zo maar terug? Lacht ze? Uit
de verte zie ik haar tanden blinken in het zonnetje dat toevallig even schijnt.
Dan loopt ze weer door naar haar flat ... zonder verder op of om te kijken. Ze
trekt haar hondjes naar binnen. Verdwijnt uit mijn zicht.
Ik heb niet de illusie dat ze mij herkend heeft. Tóén had ik
contactlenzen en een mooie bos donkerblonde krullen ... nu loop ik met een bril
en een kale kop.
Kan ook best zijn dat ze me herkend heeft … dat ze het
verleden liever laat rusten.
Zes keer per jaar fiets ik langs Sonja’s flat … heel even is
zij dan in mijn gedachten. Aangename gedachten vandaag … ik heb nu niet eens
gemerkt, dat ik al een paar kilometer ‘windje tegen’ had.