donderdag 24 november 2022

NEGEN KITTENS.

 De ratten en muizen hebben dezer dagen vrij spel in de boerderij. Poes Mies is niet tot jagen in staat. Ze ligt in een hoek van de schuur; ultra dik. Normaal is ze al te dik maar nu helemaal want ze krijgt jonkies. Volgens oom Frans zitten er zes, misschien wel zeven jonge poesjes in haar buik.

‘Ze heeft er wel eens een keer tien had,’ zegt hij. Ome Frans denkt, dat ze heel gauw geboren gaan worden. Hij denkt deze nacht zelfs al.

‘Moederpoez’n hebb’n geen help nodig bie de bevalling,’ zegt ome Frans, ’ze biet’n de naelstring ewoon zelf door en as de hiele bevalling achte de rug is, vreet’n ze de moederkoek op.’

Hij vertelt verder nog dat de moederpoes  feilloos weet of een katje 100% in orde is of niet. Is zo’n jonkie niet goed dan bijt mams het kleintje meedogenloos de strot af. Ze houdt er toch genoeg over om de soort in stand te houden. 

Ik ben nu tien en logeer op de boerderij bij oom Frans en tante Betsie in Salland, Overijssel. Ik ben behoorlijk onder de indruk van wat oom Frans me zo maar even onder het werk vertelt. Ja, want ik ben met hem de haver aan het binden.

Het is hard werken hier. Tante Betsie komt rond etenstijd met een pan kruutmoes en een mandje appelen en peren.

‘Jullie zull’n wel trek hebb’n,’ zegt ze.

‘Heerlijk tante Betsie,’ zeg ik, ’geef mij maar een appel en een peer.’

‘Oh nee’ zegt Bets, ‘je eet eerst een bord kruutmoes! Appels en per’n voed’n niet. Kruutmoes wel, daar zit zo viel ezondheid in, mien jong, das het best wa er is.’

Frans en Betsie gaan altijd vroeg naar bed. Ze moeten ook zo onwijs vroeg op: vijf uur ofzo. We gaan altijd allemaal tegelijk slapen. Voor we naar bed gaan eten we nog een hard gekookt ei en drinken we een kop warme chocolademelk

’t Is al half augustus. Nog één nachtje slapen dan is het uit met de pret. Volgende week weer, naar school. Morgen naar station Deventer. Weer in het zijspan. Betsie gaat ook mee uitzwaaien. Zij gaat achterop de DKW.

Op de ochtend van mijn vertrek hoor ik Betsie tegen Frans zeggen dat er negen kittens geboren zijn. Negen!

‘Ik kom zo.’ zegt Frans.

Ik ben klaar om te gaan. Met mijn minikoffer in mijn hand loop ik de schuur in en zie Frans zich bukken over poes Mies. Hij pakt de kleine poesjes weg bij haar. Mies laat het gebeuren. Frans loopt met zijn hand vol poesjes naar buiten en op anderhalve meter afstand van de muur,  smakt hij krachtig een kittentegen de muur … morsdood … en zo gaat dat nog zes keer achterelkaar. Nog twee zijn er over.

‘Hier jong, pak es aon’ zegt hij, ‘doe jij de laoste, ’t is hiel’maol nie moelijk, ewoon je aorm naor achter’n zwaoi’nen en daon kraohtig naor vor’n bewe’en ….en ut biestje op et juuste moment loslao’n, je kaon het jong’n, je kaon het!’

Ja, natuurlijk kan ik het … en ik ben zo gek, dat ik het nog doe ook! Zo’n lieve kattenbaby.

Waarom laat ik me dat nou opdringen? Het beestje is gelijk dood. 

Alleen nummer negen zal ooit eens muizen vangen.

In de trein naar Rotterdam moet ik nog wel even huilen om dat ene katje dat ik moest doodgooien.

woensdag 23 november 2022

DIE SPOORT NIET!

 Met zijn tweetjes zijn we  vanmiddag in het Utrechtse eetcafé Calor. Ik, bestellingen opnemen, doorgeven aan Lenie in de keuken, uitserveren, afrekenen, afwassen en gezellig wezen … godzijdank is het vandaag niet zo druk. 

Er moet echt iemand bij komen. Maar ja, die krappe arbeidsmarkt, hè.  Ach ja, er komen er wel es sollicitanten maar dan blijken ze zo traag als dikke stront òf ze willen, omdat ze wat ervaring hebben,  directeurssalarissen. Gaat de zaak in een mum van tijd op de fles.

Aan tafel zeven gaat iets niet goed, zo te zien. Gezellig stel, lijkt  me, bij het binnen stappen. Leuke vent, vriendelijke kop. Komt me bekend voor. Weet zo gauw niet waarvan. Telkens als hij van zijn tafeltje op wil staan, trekt zij hem weer terug. Uiteindelijk slaagt hij er toch in bij haar weg te komen. Met een vies, ontevreden gezicht komt hij op me afgestevend. Hij heeft half lang haar, peper en zout kleur. Stoppelbaard. Hij gaat gelijk los: ‘Wat is dat godverdomme daar bij die tafel vier?! Dáár ….  die hond onder die tafel. Jezus Christus. Dat beest stinkt een uur in de wind, man! Denk je dat ik zo een hap door mijn keel kan krijgen, klootzak!?  Restaurants zijn verboden voor honden, lul!’

Met een scherp blafje reageert het hondje van tafel vier, op ’s mans geraas en getier. Zijn baasje heeft hem kort aan de lijn.  

‘Kop dicht, vlooientheater!’ Het beestje schrikt van de opgeheven arm en duikt angstig verder onder de tafel. Zijn baasje geniet onverstoorbaar van zijn borrel. Hij leest de Telegraaf en morrelt wat aan zijn gehoorapparaat.   

‘Alstublieft, meneer, een beetje rustig  … alstublieft’. 

Daar aan tafel vier zit Karel met zijn hondje  Wodan, een vuilnisbakkie. Zij komen hier al jaren. Zo tegen het eind van de middag, drinkt ie hier zijn dagelijkse glaasje jonge jenever  en Wodan zijn schaaltje water ... altijd een kwartiertje aan tafel vier … dan stappen ze weer op ... de hond mag eigenlijk niet binnen, dat weet ik,  maar voor een vaste klant … ’

Hij toetert gewoon door mijn woorden heen: ‘JA JA JA! Dit soort dingen maakt me zò woest! Nou, je lost het maar mooi voor mij op!’ Stuiterend van woede loopt hij naar zijn vriendin terug.

Ik stel hem voor of hij tafel veertien wil verderop. Als door een slang gebeten, vliegt hij op van zijn stoeltje. Hij drukt zijn voorhoofd tegen het mijne aan, vuurspugende ogen, trillende lippen, dan brult hij: ‘Nooit, paardenlul!! Nooit.’ Spuugspetters op mijn gezicht. ’Ik blijf op zeven zitten …’ Hij geeft me flinke zet ... kan me net staande houden. ‘Zeven heb ik gereserveerd … hoor je dat: zeven!’

‘Rustig, meneer, alstublieft.’

Bijna knock-out sta ik weer  achter de bar. Karel en Wodan gaan er vandoor, een klantje bestelt drie bier: ’Grote bek zeg, die goser daar, die spoort niet, hoor.  Maar eh,  Jo,… hij heeft wel een punt. Honden horen niet thuis in een eetcafé als dit.’

‘Ik weet het. Voor een vaste klant als Karel knijp ik graag een oogje toe.

 ‘Mij zit dat stel niet in de weg, hoor Jo. Geen punt. Wat krijg je van me?’

‘Tien vijftig.’

‘Die schreeuwlelijk komt me zo bekend voor, hé. Kèn jij hem, Jo?’

‘Nooit eerder gezien hier. Maar ik dacht óók gelijk: ’Die kèn ik ergens van.’

‘Tuurlijk Jo, kijk nou eens goed: Matthijs van Nieuwkerk!’.

dinsdag 22 november 2022

IN HET RAAM VAN DE OVERBUREN.

Ook ik heb familie op Zuid. Op de Dalweg, vlakbij de Kuip: Tante Maud, oom Wout, nicht Lies (13)  en neef Cees (11).

Honderd procent in orde kan Cees niet zijn. Cees, hij is twee keer blijven zitten op de lagere school: in de eerste en in de derde klas. Hij is niet zo vlot. Hoe het komt weet ik niet. Bij zijn geboorte is alles goed gegaan, voor zo ver ik weet. Hij is niet erg ziek geweest. Geen ongeluk gehad, onder een auto gekomen of hard tegen een muur aangelopen, neen niets van dat al. Zijn ouders zijn ook schatten van mensen.  Van zijn moeder, de veel te dikke tante Maud, een zus van mijn vader, ja, van haar kan ik me nog wel voorstellen, dat ze af en toe eens een mep uitdeelt. Maar ook weer niet zo heel erg hard. Ik heb wel eens gelogeerd bij hen. Ze is heel aardig. Oom Wout ook. Leuk hé, eigenlijk: tante Maud en oom Wout. Dat verzin je toch niet. Wel leuk als ooms en tantes op elkaar rijmen. 

Oom Wout praat  niet alleen langzaam, hij doet in feite alles traag. Eigenlijk moet ik zeggen 'rustig' …  alles op zijn dooie akkertje. In de tijd dat Oom Wout een shagje draait heb ik er al drie opgerookt, zoiets. Een ontspannen mens, dat dan weer wel. Ik heb die man ook nooit boos gezien.

Hij, tante Maud, Cees en Trees (de oudste, hun dochter), hebben de gewoonte om zondags fietstochtjes te maken. Nu eens naar opa en oma, dan eens naar tante Riek of oom Koos, dan weer naar ons. Of liever gezegd , naar mijn moeder, want mijn vader vaart, die is toch nooit thuis … ’piep’ zei de muis……

Omdat we arm zijn, hebben we  zelf al zowat niks te drinken (ja … water!) of te eten (ja … droog brood) … laat staan wat voor de visite. Natuurlijk komen ze maar met één doel: eten, drinken en dan weer terug fietsen naar de Dalweg. Daar hebben ze volop te eten liggen, want oom Wout verdient goed in de haven.

Als we de deur voor ze open doen, dan horen we, neef Cees voorop: ‘Hallo tante Da (mijn moeder),  ik heb zo’n honger tante Da.’

‘Hallo tante Da,  ik heb zo’n dorst, zegt nathals, nicht Trees.  

‘Ja, ik heb óók dorst tante Da,’ zegt Cees er dan vlug achteraan.

0om Wout en tante Maud, zeggen helemaal niks maar ik kan aan hun ogen goed zien dat ze geen nee zullen zeggen, als hun iets drink- of eetbaars wordt aangeboden. Als ze dan weer ophoepelen is al ons eten en drinken op.

En dan zegt Cees ook nog: ‘Tanta Da …’ hij wrijft over zijn slappe buik … ‘ik heb nog steeds een beetje honger…’

Ik heb het er later nog wel eens met mijn moeder over. Ze vertelde me dat ze op zo’n moment heel veel zin had om Cees de trap af te schoppen … zoiets zal ze in het echt natuurlijk nooit doen. 

Toevallig ontdekken we, dat het woonkamerraam van de overburen onze voordeur weerspiegelt. Zo kunnen we, vanuit mijn slaapkamer, altijd precies zien wie er bij ons aanbelt. Sindsdien hebben we nooit meer voor hen open gedaan.

maandag 21 november 2022

DAT WIL IK HE-LE-MAAL NIET WETEN!

 

Ik zit met  ‘Wandelen met Sonja’ in de metro. We zijn op weg naar Spangen. Waar ik woonde van mijn derde tot mijn dertiende. We gaan het wooncomplex Justus van Effen bezoeken.  Een bewoonster, onze gids, gaat ons er van alles over vertellen.

Vandaag is de eerste dag dat ik ‘bewust niet kijk’.  Niet naar het foebele. Ik weet dat het Nederlands elftal tegen Senegal speelt en ik weet ook dat het bij rust nog 0 – 0 is. Heb net naar het  journaal van 18.00 uur zitten kijken. Eigenlijk wil ik er he-le-maal niks van weten. Van dit WK in het dictatoriale Qatar. Maar ik ontkom er niet aan.  Ik ben niet gek … ga natuurlijk niet mijn vingers in mijn oren stoppen en mijn handen voor mijn ogen houden …  dat kan ook helemaal niet.  Op datzelfde NPS-journaal hoor ik dat de corrupte FiFA (de wereld voetbalbond) de ‘one love band’ tegen discriminatie van LHBTI’ers heeft verboden.  De aanvoerders van alle teams zouden hem oorspronkelijk dragen. Maar de FIFA vindt het nodig om de deelnemende landen te chanteren. De team-aanvoerders die de band toch dragen krijgen meteen een gele kaart, met een grotere kans op een schorsing. En wat is de reactie van de KNVB, de Nederlandse voetbalbond hierop? Die slikt dat als zoete koek. De altijd zo assertieve coach Louis van Gaal, weet niets beters te zeggen, dan dat ze wel mòèten gehoorzamen, omdat ze wereldkampioen willen worden. Wat een slap gelul. De enige juiste reactie hierop is: stoppen! Inpakken en wegwezen uit dat emiraat .. . en andere landen proberen mee te krijgen. Dan wordt het WK in dit slavenland een grandioze financiële flop.

In de metro, met de wandelclub, op weg naar het wereldberoemde wooncomplex Justus van Effen, dringen toch voetbalsignalen tot mij door. Ik zie uit ramen de Nederlandse driekleur wapperen … hebben ze nu dan al gespeeld? … zouden ze gewonnen hebben? denk ik …maar als ik goed kijk zie ik, dat het die omgekeerde  wappievlaggen zijn. Op een afstandje hoor ik scholieren druk praten over een verrassende keeperskeus … ‘een onervaren keeper’ ... Ik wil het allemaal niet horen. Ook in de krant van vanmorgen, ik kan er niet omheen, op de voorpagina, de prachtige aanhef: ‘Qatar kon wel het WK kopen maar niet de zege. Het verloor met 2 – 0 van Ecuador.’

Ik ben voetballiefhebber; een verslaafde. Elke zondagavond om zeven uur zit ik met het  bord op schoot naar Studio Voetbal te kijken en nu, nu heb ik mezelf opgelegd om het WK te negeren. Het is nu pas de eerste dag. Er komen er nog zesentwintig. Alle Qatarese wandaden komen weer bij me boven. Om te beginnen die duizenden omgekomen gastarbeiders, die acht in bloed gedrenkte stadions bouwden, het verbod op LHBTI’ers, homoseksuele en lesbiennes worden in gevangenis gegooid, vrouwen mogen daar niks zonder de uitdrukkelijk toestemming van een man (broer, vader of echtgenoot).

Waar Qatar niks aan kan doen, is dat het daar zo bloed verziekend heet is. Tussen de dertig en veertig graden. Er moet daarom gevoetbald worden onder een stadion-overkoepelende reuzenairco. Het zal mij niet verbazen als er door die extreme omstandigheden daar voetballers dood op het gras neervallen.

Gelukkig is er in het Justus van Effen complex geen voetbalnieuws te horen. ’t Is wel een beetje koud maar lekker rustig. We genieten van het gave verhaal van onze ‘gids’ over dit meesterwerk van architect Michiel Brinkman.  Méér van dit soort bezienswaardigheden en ik kom die vier voetballoze weken wel door : op een slof en een oude voetbalschoen.

 

zondag 20 november 2022

BOERENKOOL

Gisteren was het echt weer voor boerenkool met worst en spekjes. Een simpele maaltijd, waar je je  geen buil aan kunt vallen. Op mijn bord blijkt het uiteindelijk een klein piepklein beetje  te zijn. Te weinig voor ons beiden. Ik heb vier ons boerenkool en een pond aardappelen gekookt en dat gestampt tot ‘pot’.  Gelukkig is het, aangevuld met een halve rookworst  en wat spekjes, toch vullend genoeg.

Aan het toetje hoef ik zowat niks te doen:  grapefruits. Helaas is een van de grapefruits keihard en zuur. Het lijkt wel een reuzencitroen. Ze perst hem als een citroen uit en drinkt de sap aangelengd met tonic op … ‘poeh’, doet ze met een zuur gezicht.  Zij is de pechvogel met die vieze grapefruit. Ik ben zo nobel om de helft van mijn verrukkelijk stuk fruit met haar te delen. Daarmee is de maaltijd gedaan.

Liza (zij woont twee deuren verder, we hebben een lat-relatie) ze steekt een shaggie op en praat ‘in trance’. Ondertussen ga ik rustig zitten pim-pam-petten:

-              ‘Ze zeggen dat, dat Aadje, die hier pas is komen wonen een meerdere malen veroordeelde pedofiel is. Actie willen ze om die pedo de buurt uit te krijgen onder het motto ‘hier geen asiel voor een pedofiel’ en ’Rot hier maar op Aadje, jij past niet in ons straatje’ …..  daar moet je bij mij niet mee aankomen: ’Aadje  is daarvoor veroordeeld. Hij heeft daarvoor een paar jaar in de bak gezeten en bovendien is hij ervoor behandeld dus voor mij hoeft dat niet zo’n actie. Dat gebeurt niet!’

En als zij het niet wil, dan komt er ook geen actie. Zo gaat dat hier. Ze kan heel diep wegzakken in haar trance. Zeer vermoeiend. Het pim-pam-petten helpt me er doorheen. 

-              ‘Sinterklaas is er weer  … ook zijn zwarte piet, die maakt mij bang. Laat die stoomboot maar wegblijven, geen geklop meer op de deur, ook niet zacht, helemaal niet! En die makkers moeten nu eindelijk hun geraas eens staken. Die zwarte zwarte piet liet me alsmaar schrikken. Wat ben ik blij dat die zwarte pieten verboden zijn.

-              ‘Voordelig thermo-ondergoed heb ik gezien bij Dirck. Lekker  voor je, als je straks in de kou met je wandelclubje op stap bent.’

Haar woordenstroom droogt langzaamaan op. Haar trance stopt aan het eind van haar shagje. Zou het door de nicotine komen? Ik ga de eettafel afruimen.

Ook vandáág heeft het pim-pam-petten me er lekker doorgesleept. Vogels met een ‘M’. Ja … mus … dat is een makkie … probeer er maar eens vijf te vinden … dat valt niet mee!

Eigenlijk is het niet mijn bedoeling dat Liza mee pim-pam-pet. Dit is geen moeilijke vraag voor haar. Meestal schrijft ze zo tien namen op.  Ze weet veel van vogels.  Ze heeft er nu pas drie: mus, meeuw, merel … nog maar twee. ‘Ik weet het, Liza: de maalscholver en de marekiet … die leggen in de meimaand niet.’ 

zaterdag 19 november 2022

NUMMER 13.

 

Om  tien uur ’s avonds gaat de telefoon. Ton heeft ‘stand-by’dienst dus het zou wel eens een klant kunnen zijn. Hij moet inderdaad op pad. De riolering van een woonhuis aan de andere kant van de stad is verstopt dus Ton mag komen opdraven om het euvel te verhelpen. Sinds Ton bij het rioleringsbedrijf zit, werkt hij emiddeld 18 uur per dag. Als het enigszins mogelijk is pikt hij behalve de stand-by diensten, ook nog de weekenddiensten mee. Kan hij doen als vrijgezel. Misschien komt hij zo ooit nog eens uit de schulden. Ton heeft altijd prima baantjes gehad en ook verdiende hij goed; al is het alleen maar omdat hij vrijwel altijd bereid is tot overwerk en weekenddiensten.  Hij houdt het jammer genoeg meestal niet zo lang uit bij een baas … òf Ton vindt het  baantje saai … òf zijn baas gooit hem er uit. Nu is dat laatste niet zo erg vreemd want Ton is gek op geld, of dat nu van hemzelf of van zijn baas is. Als postbode steekt hij de ontvangen gelden van de rembours in zijn eigen zak en als ijscoman in loondienst, weet hij voor een flink deel van de dagopbrengst een betere bestemming. Een bijzonder vrolijk mens, Ton, altijd kwinkslagen en woordgrappen.Hulpvaardiger als hij, is er niet een. Nooit het hoogste woord in grote gezelschappen, een beetje teruggetrokken zelfs. Maar ben je alleen samen met hem dan kan je lekker met hem kletsen en lol hebben. Hij stottert dan nog even hard als hij al doet vanaf zijn kleutertijd, maar het lijkt alsof hij het dan zelf niet zo in de gaten heeft.

In de twintig jaar dat hij nu werkt is Ton nog geen dag werkloos geweest. Is hij ontslagen of heeft hij ontslag genomen, de andere dag had hij alweer iets anders. Dat moest ook wel want als er iets is dat hij verafschuwt, dan is dat stilzitten, niets doen. Familie en vrienden weten hem in de weekenden dan ook steevast te strikken voor allerhande karweitjes. Hij doet het  doorgaans met plezier.

 Ton is erg mager. Altijd al geweest.  Maar de laatste weken vermagert hij wel heel erg. Hij gaat met de dag meer gelijkenis vertonen met het benige masker van een heroïnejunk, terwijl ik er van overtuigd ben dat Tons enige verslavingen zijn  het roken van zware Van Nelle en gokken. Hij werkt gewoon te hard bij dat rioleringsbedrijf en zorgt niet goed voor zichzelf. Hij eet niet goed. Voor het bereiden van een goede maaltijd gunt hij zich de tijd niet. 

Ton zit veel te veel in dat Casino. Daar eet hij ook. Hij moet er niet aan denken, een fractie te laat te komen bij de roulettetafel … dat de ‘dertien’, die hij altijd speelt, net valt voordat hij kan inzetten. Hij hapslikt de kroketten weg en gaat jachtig richting goktafel. Geen oog voor zijn omgeving. Het zit tegen. De ‘dertien’ valt nooit. In nauwelijks een uur  is zijn dagloon verdampt. Blut … maar straks … na die nieuwe  klus kan hij weer fiches kopen … weliswaar van het geld van zijn baas … dat wel … maar nu gaat hij winnen … zeker weten; dan krijgt zijn baas zijn geld gewoon weer terug

Straks,  na middernacht is hij stand-by, … duurt nog wel even. Hij  zoekt onrustig in al zijn zakken. Misschien heeft hij nog wat … maar nee, helaas ….gelukkig heeft hij nog wel wat shag….genoeg te roken in ieder geval tot straks.

vrijdag 18 november 2022

VIJF MINUTEN

De Rotte ligt er zonnig bij op deze novembermiddag. Het kleine stukje tussen de Noorderbrug en het Pompenburg is een toonbeeld van rust. Geen blad meer te zien aan de kastanjes, aan weerszijde van dit riviertje, waar Rotterdam zijn naam aan ontleent. De weinige nog resterende kastanjes, zullen na het eerstvolgende stormpje ,niet meer in de bomen hangen. Langgerekte  ‘kroos- tapijten’  verhullen deels de weerspiegeling van de flatgebouwen aan de overkant.  Een politiewagen met zwaailicht komt aangesjeesd; stopt naast de flat. Twee agenten springen uit de wagen en rennen naar de flat.

Langs de kade ligt een slordig in elkaar geflanst meerkoetjesnest. Takjes van verschillende afmetingen, plastic zakken, tie-raps, stukken kleding, injectienaalden, zweetbandjes, lege bierblikjes, bladen,  kroos: kortom een vreselijk zooitje. Desondanks  komt mevrouw koet luid kwetterend én met hoge snelheid op me af, als ik het nest van dichtbij wil bekijken.

Nog vele malen onooglijker dan het koetjesnest is de verwaarloosde woonboot die langs de Rechter Rottekade ligt. Om onduidelijke redenen mag dit wrak niet gesloopt worden. Het is velen een doorn in het oog.  Alle ruiten zijn ingegooid.  De laatste verfbeurt was minimaal twintig jaar geleden. Af en toe rijdt er een auto voor die er nog krakkemikkiger uitziet dan die boot. Een zeer zware jonge man stapt daar uit, die er op zijn beurt nòg weer veel slechter uitziet dan die auto van hem.  Awel, hij stapt die  boot op met in iedere hand een boodschappentas van de dierenwinkel. De zwerfkatten hier verzorgt hij goed.

Achter dat wrak passeert een roeiboot met vier zwoegende zeventigers, in de richting van het groene, landelijke deel van Rotterdam. Met grote slagen verstoren ze de rust van een stel kroos-grazende eenden, waarvan er een nog net opzij kan zwemmen voor hij een klap met een roeispaan op zijn kop krijgt. De roeier kan er niks aan doen … die zit met zijn rug naar die vogel toe.

Behalve eenden, zwemmen er ook drie zwanen, twee futen, vier meerkoetjes. Een tiental lawaaierige meeuwen  zorgt voor flink wat onrust. Nu eens vliegen de vogels op dan duiken ze het water weer in.

De roeiers komen dichtbij het zwanennest, tè dichtbij. De zwanen komen in beweging.

Het gekrijs van meeuwen klinkt tegelijk op met  het klappen van zwanenvleugels op het water.  De zwanen zijn furieus. Verschrikt klampen de roeiers zich vast aan de zijkanten van hun heftig schommelende boot. De twee statige zwanen van voorheen zijn getransformeerd tot twee vervaarlijke vechtmachines.  Hun halzen nu dikker en korter. Laag over het water vliegen de beesten. Ze blijken het niet gemunt te hebben op de vreedzame roeiers maar op de  meeuwen, die door hun grotere wendbaarheid keer op keer de aanvallen  kunnen afslaan. De zwanen blijven jagen. Als het vliegend niet lukt dan zwemmend. Nu verbreden ze ook  hun verentooi . Razendsnel  zwemmend gaan de zwanen nu de meeuwen te lijf. Treiterend schieten de meeuwen kris kras over het water.  Ze blijven ongrijpbaar. Toch boeken de zwanen boeken resultaat. Tegelijk met de nu wat fanatieker roeiende ouderen, vliegen de meeuwen de Noorderbrug onderdoor. Daar, op die fictieve grens blijven de zwanen als grenswachten nog even surveilleren.

Uit de flat aan de overkant komen twee politieagenten met een geboeide witte man tussen hen in. De man wordt de  auto ingekwakt. Terwijl hij zo mak als een lammetje lijkt. Vol gas rijdt de  politiewagen weg.

In vijf minuten is de rust is weer terug op(en langs) dit kleine stukje Rotte tussen de Noorderbrug en het Pompenburg.