woensdag 28 september 2022

VRIENDSCHAP? EEN ILLUSIE? (6) ROEL

Ja,  met Roel was ik erg goed bevriend. Hij was mijn beste vriend ooit. Was, ja, .....want hij is heel jong gestorven. Hartstilstand. Godverdomme! Roel en ik zijn een paar apart. Elf, twaalf jaar zijn we … we  spijbelen …  en dan toevallig ook nog tegelijkertijd ... zonder dat we het weten van elkaar. Op een fraaie lentedag zien we elkaar opeens bij de hoge duik in Zwembad-Zuid. De rest van onze klas zit op school peentjes te zweten. Daar vinden we het veel te mooi weer voor. Dus zijn we in het zwembad: zwemmen, zonnen en de hoge duik. Heerlijk daar. In het kleedhok van het zwemband komen we tot interessante ontdekkingen: onze piemels (wij noemen ze soms ‘onze knuppels’) zijn bijna even groot. Die van Roel is  in slappe toestand iets langer. Die van mij is als ie stijf staat, drie millimeter groter. Wel is de mijne weer een  beetje minder dik, dan de zijne. Dat dan weer wel.

Behalve het spijbelen, doen we op den duur ook de dames samen. We zijn dan een jaar of veertien. Soms nemen we elkaars vriendinnetje over … eerlijk gezegd moet ik vaker een door hem ‘afgelikte boterham’ over nemen dan hij van mij.

We zijn fanatieke fietsers. Bij goed weer gaan we naar het strandje aan de Oude Maas of we fietsen langs die rivier naar Zwijndrecht en weer terug natuurlijk. Genieten is dat. 

Bij mij thuis, hebben we eens ons sperma opgevangen in een kopje, het als een eitje zonder dooier, in de koekenpan gebakken … en … het nog opgegeten ook. Beetje zout, beetje peper, beetje paprikapoeder erbij. Het gebakken sperma past precies op een kwart stukje van een bruine boterham. Die smaakt naar knoflook … wat wel kan kloppen, want we hebben de dag ervoor patat met knoflooksaus gegeten. Dus … vandáár … óók  … mijn beste vriend, want dat soort dingen, dat  smeedt een band, hè.

Roel en ik zijn fervente fans van de Rolling Stones. Op mijn kamertje hebben we onder andere ‘It’s all over now’ en ‘Satisfaction’ helemaal grijs gedraaid (en meegebruld).

De jaren met Roel Hoffet zijn echt supertof. Alleen zijn ouders willen niet dat we met elkaar omgaan. Ze denken dat ik een flikker ben. Daar hebben ze een bloedhekel aan ...  aan strontneukers, dat koosnaampje gebruiken de Hoffets  voor 'homo’s'. Ze willen ons het liefst zo ver mogelijk bij elkaar vandaan houden.

Voetballen doen we ook, alleen is Roel niet zó enthousiast. Hij heeft astma … gauw buiten adem. Soms doet Theo de Haas, een heuse prof van Sparta, met ons mee. Echt leuk is dat, hoewel hij ons compleet  wegspeelt. Toevallig woont Theo dicht  bij ons in de buurt. 

Wat paps en mams Hoffet nooit te weten zijn gekomen, is dat ik als vijftienjarige (homo!?) met hun dertienjarige dochtertje Tosie  lig te vrijen. Vlak boven de woonkamer, waar paps zijn sjekkie zit te draaien en mams Hoffet, met een zware Van Nelle in haar linker mondhoek, is met een cryptogram bezig: ‘Roel, help me es  effe!?’ roept ma door het huis heen.  ‘Luister: ‘ Zijn vriendin ligt deze maand  alwèèr met haar overhoop?’  Het woord heeft vier letters en de derde letter is een ‘o’. Welk woord moet het zijn?’ Roel reageert meteen vanuit zijn kamer: ‘Opoe.’ ‘Goed zo jongen, komt precies uit.’  

Mijn vriend Roel is helaas niet erg oud geworden.

dinsdag 27 september 2022

Vriendschap? Een Illusie? (5). Thom

 Met Thom ben ik een jaartje  omgegaan.  Hij is dertien; ik elf.

Van zijn kant is ‘het vriendschapsgevoel’ groter dan dat van mij. De ‘liefde’ komt van één kant. Als we naar de haven lopen legt hij vaak zijn arm om mijn schouder, kijkt vriendelijk glimlachend naar me en leunt een beetje op mij. Hij komt me thuis veel  ophalen om buiten te spelen. Ik heb geregeld tegen hem geroepen, dat ik geen zin heb, zelfs  als ik me thuis rot verveel. Waarom?? Ik weet het nog steeds niet precies ….Thom was  wat meisjesachtig … misschien daarom … hij houdt niet van voetbal,  überhaupt niet van sporten, nou ja … wandelen en vissen doet ie wel eens. Als je dat tenminste sporten wil noemen. Hij wil eigenlijk alleen maar praten, zitten, tv kijken (bij hem thuis), snoepen, naar de bioscoop en wat hij vooral graag en veel doet is achter de meiden aan gaan. Mij heeft hij daarbij niet nodig. Ik hoef ook niet zo nodig. Later gaat hij mij erover vertellen. Bijvoorbeeld  hoe lekker tongzoenen is. ‘Moet je toch ook eens een keertje proberen, Jee.’

'Tongen? Wat is dat nou weer?' Het is rustig in het wijkparkje waar we op een bankje zitten. Thom kijkt even vluchtig om zich heen. Er sluipt een kat naar een stel nietsvermoedende duiven; er ligt nogal wat zwerfvuil. Als hij verder geen kip ziet, gaat hij me leren wat tongzoenen is. Hij slaat ruw zijn armen om me heen en in een flits is zijn hoofd heel dicht bij mij … hij zet zijn mond op mijn mond en glipt met zijn tong tussen mijn lippen door … gatver … nou, niet alleen maar gatver, ik moet er zowat van kotsen. Zijn tong glijdt uit mijn mond als ik mijn hoofd naar achteren doe. Goor vind ik het. ‘Vuile viezerik!’ Ik vlieg op, spuug hem in zijn gezicht, schop hem tegen zijn schenen en ren hard weg … naar huis. Zo boos ben ik nog nooit op iemand geweest. Ik loop te janken.  ’t Is voor het eerst dat ik iemand schop of bespuug. Hij komt gelukkig niet achter me aan.

Mijn moeder ziet wat aan me; ze vraagt wat er is. Ik zeg: ‘Niks.’ Daar ga ik niet over praten. Ik ben bang voor Thom’s reactie. Maar die komt niet. Hij negeert me. Misschien weet ie zelf ook wel dat ie iets stoms heeft gedaan. Een paar maanden na mijn woede uitbarsting verhuist hij.

Dat lucht op.  

maandag 26 september 2022

VRIENDSCHAP? EEN ILLUSIE? (4) BRIAN EN DE ANTILLIAANSE VRIENDEN.

 

Brian is mijn vriend niet. Dat mijn beste vrienden wèl met hem bevriend zijn, zit me niet lekker maar ik maak er geen woorden over vuil.  

Enkel en alleen omdat Brian  toevallig alle mogelijke honkbalspullen heeft, moet iedereen bij het honkballen naar zijn pijpen dansen. Krijgt hij zijn zin niet dan pakt hij al zijn spulletjes bij elkaar en gaat huilend (jawel!) en stampvoetend naar huis. Tientallen malen heb ik dat ventje  zo naar huis zien stampen. Meestal doen we dan toch maar gewoon wat hij wil, zodat we  met die spullen van hem kunnen blijven spelen. Brians onvergetelijke woorden, probeer het ook eens op zijn hazenlips met Amerikaanse tongval te zeggen: 'Als ik niet mag pitchen, doe ik niet meer mee … ga ik gewoon naar huis … neem al mijn spullen mee!'

Sportief gezien is het toch nog goed gekomen met die jongen. Hij speelt enige jaren als pitcher bij de landskampioen Sparta en komt zelfs een paar keer uit voor het Nederlands negental. Maatschappelijk gezien is wat minder gegaan.  In Spangen is hij jarenlang dè postbode. ’t Is geen vetpot maar het werk geeft hem voldoening. Brian kent zelf iedereen in de buurt. Alle wijkbewoners kennen hem ook … vreemd genoeg niet als die ex-tophonkballer.

 

Mannen van de Antillen.

Wij, kwajongens van de Van Lennepstraat in Spangen hebben er van de ene op de andere dag  zomaar een stel  reusachtige, vrolijke, vriendelijke speelkameraden bij.  Zwarte mannen zijn het. Onze vrienden worden ze.  Ze hebben met Brian de Haas gemeen dat ze zowel onverstaanbaar zijn als dol op honkbal. Dat ze onverstaanbaar zijn voor ons  komt omdat ze papiamento spreken. Ze komen van de Nederlandse Antillen. Van welke Antil weet ik niet precies. In het begin van de zestiger jaren komt een aantal heel goede Antilliaanse honkballers naar Nederland, waaronder zij. Ze zullen best wel (zwart) betaald hebben gekregen van hun club maar veel is het vast niet geweest, want ze komen elke trainingsdag met de tram.  Tsjonge, wat hebben wij een fijne tijd met die tophonkballers: Hamilton Richardson, Simon Arindell en Hudson John. Op weg naar het trainingsveld van Sparta in Spangen gaan deze toppers met ons vriendenclubje staan honkballen! Zomaar op de middenweg …  waar dan nog nauwelijks auto’s geparkeerd staan. We speelden ‘putjeshonkbal’: de rioolputten waren dan de honken.  Echt te gek! Ze geven ons echt het idee dat wij, die pestapies van Spangen,  wereldhonkballers zijn. Tegelijk leren ze ons allerlei tactische en technische trucjes.  Vergelijk het maar gerust met  de voetballers Frenkie de Jong en Memphis Depay, die op weg naar hun training, elke dag even een uurtje gaan lopen voetballen met  een stel straatschoffies van een jaar of tien. Onvergetelijk!

Dat die  mannen enkele jaren later BN'ers zouden zijn, konden we toen nog niet weten. Arthur, Cees en ik zijn nog altijd trots op onze Antilliaanse vrienden. Van Brian weet ik dat niet; ik heb al jaren geen contact meer met hem.  

zondag 25 september 2022

VRIENDSCHAP? EEN ILLUSIE (3). KAREL, OOM JOOST, CEES en BRIAN

 

Karel

Karel is niet bepaald een vriend. Integendeel. Hij zit bij mij in de C2 van de voetbalclub Aeolus. Een grote, sterke vent is hij. Een gore schopper en tevens een vervelende  opschepper, die nog niet eens deuk in een pakje boter kan schieten. Ik vertelde dat ik pijn aan mijn grote teen kreeg van schieten met mijn nieuwe kicks (jargon voor voetbalschoenen). Het leer van mijn schoenen is zo  zacht. Karel heeft schoenen met harde neuzen daar krijg je nooit pijn aan je tenen van, zei die. Ik mocht zijn schoenen wel een keertje proberen. En het klopt wel wat hij zei maar ze waren iets te groot voor mij  en … heel erg oud en afgetrapt.

‘Ruilen?’ vraagt hij met een dwingende, dreigende, intimiderende blik in zijn ogen. Ik ben bang voor hem.  Ik doe het … ja, echt ik doe het nog ook…… ik ruil mijn moderne splinternieuwe Puma voetbalschoenen voor Karels  afgetrapte, iets te grote, ouwe sloffen van voor de oorlog.  Ik weet dat ik iets doms doe en toch doe ik het …  Karel lacht minachtend naar me en stopt mijn mooie moderne zachtleren kicks vlug in zijn ouwe voetbaltas.

 

Oom Joost

Van mijn oom Joost, mijn leukste oom, krijg ik ze voor mijn verjaardag, die zachte voetbalschoentjes. Ik dacht hij gek werd, zo razend reageert hij op mijn voetbalschoenenruil. ‘Welke klootzak ruilt er nou zulke mooie nieuwe Puma’s voor van die ouderwetse merkloze klotekisten?’ vroeg oom Joost zich af, wild om zich heen gebarend. In zijn boosheid  slaat hij zijn glas bier van tafel. Het dunne bierglas ligt  in scherven in de plas bier op het zeil …… jammer voor Oom Joost is, dat mijn moeder geen biertjes meer in voorraad heeft. Er is altijd maar één biertje in huis: voor ome Joost.  

Voor het eerst en voor het laatst zie ik hem dan boos. Hij zei ook gelijk dat hij mij nooit meer een kado zou geven … en daar heeft hij zich keurig aangehouden. Ik heb oom Joost trouwens ook niet zo veel meer gezien … nou ja, een keer nog … als hij in kist ligt … dan zie ik hem voor het laatst. Hem heb  ik al die tijd wel  gemist.  Voor zijn woede over die voetbalschoenen voelde hij als een vader voor mij.

 

Cees, Brian, en de vader van Brian.

Arthur is een geweldige voetballer. Cees is anders, want die is, net als ik trouwens, nergens echt héél goed in. Cees zijn buurjongen (en vriend) Brian de Haas, weer wel.  De Haas is niet zijn echte naam; hij wordt de Haas genoemd om zijn hazenlip. Brian is, net als zijn vader, moeder , broer en zus, Amerikaans en heel goed in baseball (in goed Nederlands: honkbal). Zijn vader werkt bij de Shell en is honkbalcoach van de toenmalige landskampioen Sparta..

De Haas is destijds de enige jongen in heel Nederland, die op zevenjarige leeftijd al met een complete honkbal-outfit naar school ging. We honkballen vaak met Brian. Arthur en Cees worden vrienden met hem.  Ik niet … een opscheppertje is het met zijn poenerige honkbalspullen. Ik heb er de pest over in dat Arthur en Cees vrienden met die gast worden. Maar ik heb het nooit met hun over gehad.  

Van alle mensen met een hazenlip in Nederland is Brian de aller, allerbeste en bekendste honkballer geworden. Hij heeft ook een gladde babbel, die jongen. Erg naar, dat als hij praat, die irritant-nasale 'hazenlip-klank’ mee resoneert.  Maar daar kan Brian verder ook niks aan doen. Ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is.

 

zaterdag 24 september 2022

VRIENDSCHAP? EEN ILLUSIE? (2). KOOS & GEERTJE; ARTHUR EN KEES.

‘Vrienden? Die heb ik helemaal niet.’ Ik flap het er zomaar ineens uit. Vroeger wel maar die zijn inmiddels allemaal uit beeld. Uit het oog verloren, verhuisd, innig getrouwd, verontwaardigd  of dood. Geen vrienden meer ... en dat op mijn tweeënzeventigste al!

'En Koos en Greetje dan? Of Ahmed, Hans, Peter en Els en Arthur en Cees niet te vergeten?  Koos stelt mij aan al zijn kennissen voor als ‘mijn  vriend Zef’ ….. en het gekke is dat ik me helemaal geen vriend van hem voel….   Oké, ik ga wel eens met hem naar een voetbalwedstrijd kijken ……. maar daarmee  is hij nog niet direct een vriend van me. Ja, kort voor zijn dood worden we visvrienden.

Vanaf 1980 is Koos samen met Greetje, een schoolvriendin van mijn vrouw, Carola. Zij zitten bij elkaar in de klas op de kunstacademie.  De dames kennen elkaar al heel lang.  Na het stuk lopen van Greetjes huwelijk heeft mijn vrouw geen contact meer met Koos. Ik nog wel. Dat beschouwt Greetje als een vorm van verraad. Ze wil alleen met me blijven omgaan als ik breek met Koos. Ze bekijkt het maar. Carola blijft dus wel gewoon met Greetje omgaan. Na de dood van Koos  ben ik óók weer welkom bij haar ... na 12 jaar …  ik sta niet echt te juichen. Tsja, ook bij ons komt ze dan ook gewoon weer over de vloer. Ik blijf het lastig vinden. Greetje noemt me dan geregeld  ‘mijn vriendje’   oké we gaan incidenteel wel eens naar de bios  … meer niet  maar om haar nou gelijk een vriendin van me te noemen … dat gaat me wat te ver. Ik vind het ook niet zo makkelijk om tegen haar te zeggen: ’Ik wil jouw vriendje niet zijn.’   

Misschien verwacht ik wel te veel van een vriend en wel zó veel dat bijna niemand ooit goed genoeg is om mijn vriend te worden? En ikzelf dan? Vind ik mezelf ooit wel goed genoeg om iemands vriend of vriendin te kunnen zijn? Ik denk het niet …. naar Carola ben ik bijvoorbeeld best scheutig met knuffels, complimentjes of een glimlach. Naar andere vrouwen doe ik dat niet zo, uit angst flirterig over te komen. Naar mannen laat ik dat sowieso achterwege …  denken ze misschien dat ik homo ben ....

Als kind gaat het vrienden maken makkelijk. Je ziet elkaar elke dag. Doet allerlei activiteiten met elkaar. Op de lagere school heb ik twee heel goeie vrienden. Arthur en Ceesie. Ik heb veel plezier met ze gehad. Arthur is een getalenteerde voetballer. Op het grasveld voor zijn deur doen we altijd 'metsies'. Als Arthur bij jouw team zit, win je gegarandeerd. Ik ben dan de keeper. Bij  Cees thuis doen we spelletjes (domino, eenendertigen, pesten), spelen met lego of de mecanodoos en bij mij voor de deur honkballen we.

Arthur is in alle sporten goed. Zelfs in turnen, wat Cees en ik een meisjessport vinden. Arthur trekt zich daar niks van aan en doet ook onder gym zijn stinkende best voor het allerhoogste cijfer.  Cees en ik niet, wij houden ook niet van ringen en springen over bok of paard of oefeningen op de ladder. Nee, Cees en ik zijn meer in voor ’apenkooien’ of blokkiesvoetbal.

Ja, Arthur, Cees en ik blijven op de lagere school goeie vrienden.

 

vrijdag 23 september 2022

VRIENDSCHAP? EEN ILLUSIE? 1. PASCAL EN CAROLA

Naar Frankrijk. Naar Avignon ga ik jaren achtereen. Voor het jaarlijkse drie weken durende theaterfestival. Pascal en ik gaan daar voor het eerst heen als vrienden. Het woord ‘vriend’ durf ik haast niet meer op te schrijven. Voor mij is het zo’n zwaar beladen woord geworden. Pascal, van de theatergroep, is sinds dertig jaar de eerste, die ik voorzichtig weer eens ‘vriend’ durf te noemen. Al die jaren had ik er geen.

Ja, oké, ik ben vele jaren met mijn echtgenote, Carola, die ik tevens gedurende lange tijd als een vriendin beschouw. De relatie is over. De vriendschap weggeëbt. Ik  schrijf het maar op zoals ik het voel.                                   

                                  

Samen leven als geliefden was van korte duur.

Jaloezie, ontrouw en berouw

gevolgd door langdurige stilte, kilte.

Desondanks komen kinderen.

Voor hen en met hen gaan we nog vele jaren

vrolijk samen door.

Wonen samen … slapen samen

en als dat te veel benauwt,

samen wonen, apart slapen, gezellig

als broer en zus bewaren we

de lieve vrede

voor ons zelf, onze zonen

en de hele wereld.

En dan, na vijfenveertig

nu eens lichte dan weer zware jaren,

een bitter end.

donderdag 22 september 2022

ONHERKENBAAR

Op weg naar huis fiets ik door een straatje waar ik ooit woonde. Op honderd meter afstand zie ik hem al staan Zuhair el Fridissi. Woont al jaren lang in Nederland. Ruim twintig jaar is hij mijn naaste buurman. In zijn grijze overall leunt hij op de rand van de motorkap van zijn auto. Het zal me niet verbazen als de motor heel zachtjes draait. Hij kijkt onder de motorkap zoals ik zou kijken naar een schilderij van Andy Warhol ... hij luistert naar het geluid van de motor zoals ik zou luisteren naar een lieflijke cellosonate. Knutselen aan zijn auto is zijn op één na grootste liefhebberij.

Als ik hem op zo’n tien meter genaderd ben, stap ik van mijn fiets en loop rustig naar hem toe. Zuhair gaat me absoluut niet herkennen. Ik heb tegenwoordig nog een paar grijze haren, een grijze baard en ik heb vandaag een zonnebril op. De laatste paar keer dat hij me ziet, ben ik he-le-maal kaal.

Zijn allergrootste hobby is voetbal. Net als Zuhair kijk ik ook heel veel naar voetbal op de tv. Bij wedstrijden van Feyenoord, Barcelona, het Spaanse voetbalelftal en Oranje, kan ik  gerust het geluid uitzetten. Niet alleen ik overigens. Zuhair weet door een mix van tv-geluid en zijn eigen aanmoedigingen een unieke stadionsfeer op ons binnenterrein te creëren.

‘Mag ik u wat vragen meneer?’, vraag ik, enigszins  hangend over mijn fietsstuur, zodat hij me niet meteen aan  mijn gestalte kan herkennen.

Zonder op te kijken, zegt Zuhair, vriendelijk als altijd: ‘Natuurlijk, mag u wat vragen. Wat wilt u weten?’

‘Kunt u mij misschien zeggen waar de Nieuwe Wolstraat is, meneer?’

‘O, dan hoeft u niet meer zo ver te zoeken, want de Nieuwe Wolstraat is hier. Op welk nummer moet u zijn,’ hij spreekt prima Nederlands!

‘Even kijken, op nummer 97, moet ik zijn ...’

 

Ik kom met mijn gezin naast Zuhair wonen. Hij woont daar al een paar jaar. Zijn vrouw Fatma is nog maar een paar maanden over uit Marokko. Zuhair toont zich een radicale inburgeraar. Fatma, die tot voor kort nog in een wereldvreemd  Marokkaans dorpje woont,  mag van Zuhair beslist geen hoofddoekje dragen. Ook mag ze zich niet hullen in lange gewaden. Met korte rok of jurk moet ze in de buurt en op de markt de boodschappen doen. Als het lekker weer is stuurt Zuhair haar in bikini de tuin in. Daar staat een speciaal zonnemeubel voor haar klaar. Logisch, dat ze zich lang als een kat in een vreemd pakhuis gedraagt. Helemáál went ze er nooit aan. Hoewel ik haar nooit met een hoofddoekje heb gezien. Haar jurken worden wel steeds iets langer. In die 19 jaar daarna heb ik Fatma nooit meer verplicht in bikini in de tuin zien liggen.

 

‘Moet u zijn op nummer 97?’ vraagt Zuhair  ‘Daar woon ik! ...Hééé maar jij bent toch Jee …?'

Dan kan ik mijn lachen niet meer houden, doe mijn zonnebril af: ‘ja Zuhair, je hebt gelijk. Ik ben Jee.’

Zuhair gooit de motorkap dicht: ‘Jee, kom mee naar binnen, dan drinken we een kopje thee. Fatma zal het leuk vinden je weer eens te zien.'