woensdag 13 april 2022

BLOED PRIKKEN

De vrouw is nog redelijk slank. Ze heeft roodbruin lang haar. Haar bleke gezicht is bedekt met sproeten en een bril. Ze draagt een spijkerjasje en een zwart-wit gestreepte, strak zittende broek. Haar man schat ik op 180 kilo. Hun veel te dikke dochtertje van vier heeft een rond gezichtje met fors uitpuilende wangen en daartussen een varkensneusje, dat alle aandacht trekt. Ik zit in de wachtruimte van de bloedprikkamer van het ziekenhuis. De vader kan nog net twee stoelen voor zichzelf bemachtigen. Het meisje schuift achter het kinderbureautje, pakt kleurpotloden, kleurboek en gaat aan de slag. Moeder trekt zich met een maandverbandtasje enigszins schichtig terug op het damestoilet.

De oversizede vader straalt een enorme rust uit. Zijn dochtertje kleurt en neuriet alsof het thuis is, vader strijkt haar, liefdevol glimlachend over haar halflange blonde haar. De man maakt een krachtige, verzorgde indruk; is goed gekleed. Zijn XXXL pantalon en dito geruit overhemd verbloemen op aangename wijze zijn overgewicht.

Moeder komt terug, pakt een stoel en gaat achter haar dochter zitten. Vader en moeder wisselen een blik van verstandhouding. Ook voor zijn vrouw heeft hij die zachtaardige, liefdevolle glimlach.

Een van de andere wachtenden zegt tegen de dikke vader: ‘Er zijn er nog een heleboel voor je, hoor!’  Blijkbaar kan hij niet zo goed tegen wachten of stilte, want elke minuut mekkert hij dat het wel erg langzaam gaat allemaal. Hij probeert voortdurend oogcontact te maken met zijn medewachtenden. Maar die zitten echt niet verlegen om een lulpraatje met hem.

Er komt een zwaar opgemaakte dame de wachtkamer in. Het zou zomaar kunnen dat ze net bij de kapper vandaan komt, met haar nog kakelverse, grijze permanentje. Ze trekt een nummer. ‘Die heeft nummer 17’, zegt het meisje in de rolstoel, giechelend tegen haar begeleidster. ‘Die zal nog even moeten wachten, hi, hi.’ De dame met nummer 17 ziet meteen wat voor vlees ze in de kuip heeft en accepteert de lollig bedoelde opmerking grootmoedig. Ze neemt plaats tegenover haar:

‘Ja, ik heb nummer 17 en jij, welk nummer heb jij?’

 ‘Ikke … oh, ik heb nummer 5 en ik ben lekker zo aan de beurt!’

‘Zullen we nummertje ruilen?’

‘Ja, dahag, u denkt toch zeker niet dat ik gek ben?’

’Maar natuurlijk denk ik dat niet, meisje’ en meewarig lachend vist de dame een Privé uit de oudbakken leesportefeuille, op het lectuurtafeltje naast haar.

Ik ben aan de beurt: nummer 2. Mijn bloed spuit de buisjes in. Ik moet gecontroleerd worden op het lithiumgehalte in mijn bloed. Uit het onderzoek moet blijken of mijn schildklier het nog wel goed doet. Als het niet goed is bellen ze me morgen.

‘Geen bloedverdunners, meneer?” vraagt de prikzuster.’

‘Nee, die heb ik al een tijdje niet meer.’ Ze hoeft dan niet zo veel verband om het prikgaatje te leggen. Een klein gaasje met een plakkertje voldoet om het bloed te stelpen.

Ik ben hier klaar. In de wachtkamer zit het kleine meisje nog steeds lief te kleuren. Of ze er ook bij neuriet kan ik hier niet horen.

dinsdag 12 april 2022

UIT BED GEROLD

 

Het is me nog nooit eerder overkomen. Maar eens moet natuurlijk de eerste keer zijn: vannacht ben ik uit mijn bed gerold. Naar mijn gevoel was het midden in de nacht. Het was in ieder geval nog donker. In mijn verbouwereerdheid ben ik vergeten op de klok te kijken.

Met een doffe dreun kom ik met mijn hoofd op het zeil terecht.  Op datzelfde moment kreeg ik mijn ogen nog niet open. Even later zie ik dat ik met mijn hoofd tussen de poten van de stoel naast mijn bed lig. Mijn schoenen, die daar altijd staan, kan ik nu veel te goed ruiken.  Aanstalten om op te staan, maak ik nog niet. Normaal als ik val sta ik altijd zo snel mogelijk weer op, nu niet. Kennelijk is er een automatisch pilootje uitgeschakeld. Het daagt me nu, dat ik er aan de rechterkant van mijn bed ben uitgerold. Raar, omdat ik altijd zo ver mogelijk aan de linkerkant slaap.  Op filmpjes van slapende mensen heb ik heb wel eens gezien dat ze driftig liggen te woelen. Alleen kan ik niet geloven, dat ik zelf ook zo druk bezig ben in mijn slaap. Het bewijs is nu wel geleverd.

Ik lig nog steeds op de grond. Vreemd genoeg voel ik geen pijn; ook geen bult. Zal morgen dan wel komen. Blijkbaar ben ik in alle opzichten een secundaire reageerder.  Want toen ik een paar weken terug, bij de gym, met mijn nek op een stoeltje viel, voelde ik pas twee dagen later de pijn. Maar dit even terzijde, want ik lig nu nog wezenloos onder die stoel. Een stukje droom denk ik me te herinneren: ik word achterna gezeten, niet door een mens maar door iets groots, bruins, snels, engs en grommends. Bijna heeft het mij te pakken  … maar dan spring ik over een sloot …  en vervolgens knal ik hard met mijn hoofd op de vloer.

Na vijf misschien tien minuten pas krijg ik de aandrang om op te staan.  Ik krijg nauwelijks beweging in mijn lijf. Mijn rug en benen hebben er duidelijk geen zin in: ‘blijf maar lekker liggen daar’  lijken ze uit te schreeuwen.  Maar dat vind ik wat overdreven. Met moeite til ik mijn bovenlijf op en stoot gelijk mijn kop tegen de onderkant van de zitting van de stoel.  Weer even liggen, de stoel wat wegschuiven en dan  nog eens proberen. Zo lukt het. Ik slaap nog half en schuif mezelf, bijna snurkend, mijn bed in en trek het dekbed over me heen.  Dan voel ik ineens de elektrische deken. Die had ik, koukleum die ik ben,  toen ik ging slapen aangezet. Op de hoogste stand nog wel. Was dus bijzonder warm; zeg maar gerust heet. Nu ik er vanochtend nog eens over nadenk, zou het me niks verbazen, als ik vannacht in mijn slaap wegrolde  van mijn veel te warme elektrische deken en op de grond terecht kwam.

Achteraf ben ik maar wat blij dat er niet iets groots, bruins, snels, engs en grommends  achter me aan zat.

 

        

maandag 11 april 2022

VERWARD PERSOON

Waar is Theo nou helemaal mee bezig? Hij is een rustige, zeg maar ietwat verlegen man. Doorgaans loopt ie in het zwart of  in donkere tinten. Maar nu loopt hij met een rood petje,  geel sjaaltje, lila trui, paars gilletje,  oranje broek en rooie schoenen.  Hij gaat er mee de straat op. Ook heeft ie nog een reusachtige hoofdtelefoon op zijn kale kop … luid zingt ie met zijn muziek mee:

Rode wijn, rode wijn. Kom laat ons vrolijk zijn.

Hij duwt in zijn ogenpijnigende outfit de winkelwagen door de supermarkt. De andere klanten bekijken hem met argusogen.  Hij gooit zijn wagen vol paasspul.  Ja, hij gooit echt. Alleen maar paasspul: eieren, kip, chocolade-eitjes in zakjes en in mandjes, paastafelkleden en  -servetten,  paashazen, groot en klein.  Het eiwit en eigeel loopt in klodders en in langgerekte draden door het metalen raster van de winkelwagen. ‘Hoppa’, roept hij vrolijk, na elk artikel dat hij in zijn wagentje mietert en zingend  gaat hij voort.  Hij is een Stones- en Dylanfan  maar Theo zingt helemaal niks van hen:

Rode wijn, rode wijn. Kom laat ons vrolijk zijn.

‘Godverdomme, alles vergeten te scannen.’   Nu moet hij naar de kassa. Theo doet een beetje stoer tegen de kassière …  dat hij dit jaar eens flink gaat uitpakken met de Pasen. Alsof haar dat al niet gelijk duidelijk is! Hij heeft een paar buren en zijn kinderen en kleinkinderen uitgenodigd.  Dat klopt niet helemaal, want Theo is nu zes jaar gescheiden en tot nu toe zijn de kinderen en kleinkinderen met de feestdagen uitsluitend bij zijn ex geweest.  De kassière mag van Theo ook komen, als ze wil, hij woont op het Graskruid 29, zegt hij er bij. Zij moet een beetje lachen. Heel misschien heeft hij wèl een paar búren uitgenodigd. Maar zo’n innige band heeft hij nu ook weer  niet met zijn buren. Oké, hij gaat wel eens bij hen op de koffie en zij bij hem; meer ook niet. Voor bijna tweehonderd euro ligt er in zijn wagen. ‘Sorry, mijn geld en pinpas liggen nog thuis. Ik kom zo wel terug.’ Hij laat de stampvolle, druipende winkelwagen bij de kassière achter.  Headbangend, gaat hij er vandoor:

Rode wijn, rode wijn, kom laat ons vrolijk zijn.

Een iets te minuscule Lidl-beveiliger spreekt hem aan maar Theo loopt hem pardoes omver. Hij gaat direct naar zijn buren Tanja en Riek, die hij uitgenodigd heeft voor zijn ‘High Easter Tea’: ‘Het gaat helaas niet door, lieve buurtjes van me. Ze willen me bij de Lidl mijn winkelwagen niet meegeven. Er zat toch zó veel lekkers in. Jammer hoor.’  

Zijn buurtjes zijn verbijsterd. Ze weten niet waar hij het over heeft. Wat ze wel weten  is dat Theo zo af en  toe een enigszins verward persoontje is.       

 

zondag 10 april 2022

BOEKENWEEKGESCHENK

 Het is  boekenweek van negen tot en met zestien april. Dit jaar heb ik niet echt een boekenwens. Hoewel … dat is niet helemaal waar, want ik wil heel graag het bóékenweekgeschenk hebben. Maar helaas, dat is niet te koop en ik krijg het ook niet voor niks. Dat geschenk krijg ik alleen maar als ik  een ander boek koop. Ik heb geen flauw idee welk boek ik nu zou moeten kopen.

In de krant van zaterdag, wordt het boek ‘Aleksandra’ van Lisa Weeda aangeraden. Nooit van Lisa  gehoord. Dat dreigt het beste boek van het jaar 2022 te worden. ‘Het is een hartverscheurende familiegeschiedenis in Oekraïne: met veel vertelplezier en alle stijlmiddelen die ze beheerst vertelt Lisa Weeda een uitzonderlijke familiegeschiedenis.’ Dat spreekt me nu niet zo aan.

Terwijl ik dit schrijf komt de naam van een andere Nederlandse schrijver bij me op: Hanna Bervoets. Ik heb haar wel eens op tv gezien, in het boekenprogramma ‘Brommer op zee’. ‘Het verlangen’  heet  het boek dat zij schreef.

Ik heb me de laatste maanden niet zo kunnen oriënteren op de boekenmarkt, omdat ik twee superdikke pillen (vijfhonderd bladzijden per pil)  te leen heb gekregen van een vriend. Het zijn niet bepaald boeken, waar even doorheen te fladderen is. Wetenschappelijk, historisch …  en bijzonder interessant.  De schrijver is Harari. Hij was van de zomer bij Zomergasten op tv. Twee maanden heb ik die boeken nu in huis en het eerste: ‘Homo Deus’ (Supermens) heb ik nog niet eens uit ... bijna … nog vijftig bladzijden.  Harari inventariseert allereerst  wat nu het bijzondere is van de mens, wat  verklaart het feit, dat de mens alle andere dieren overvleugeld heeft. Verderop in het boek schetst hij pogingen van de mens om de supermens te ontwikkelen of zelfs  robots te creëren, die de baas worden over de mens.  Ik zou volgende week aan dat tweede Harari boek kunnen beginnen.  Maar ik twijfel er aan of ik nu alwèèr zo’n moeilijk boek moet gaan zitten lezen. Ik heb eigenlijk  meer zin in fantasie.  

Dat boek van Hanna Bervoets, waar ik het net over had,  lijkt me wel wat tussen die twee wetenschappelijke pillen door. Haar boek heet  alleen niet ‘Het Verlangen’ maar ‘Een modern verlangen’. Het draait om menselijke relaties: tussen geliefden, vrienden, maar ook tussen mens en dier, ouder en kind, mens en ding. De personages in de veertien verhalen, die dit boek telt, moeten zich soms in moeilijke bochten wringen om door onbegrip en afstand, heen te ploeteren. Dat boek ga ik kopen. Het  kost twintig Euro.

Daar krijg ik dus het boekenweekgeschenk van  Ilja Leonard Pfeiffer bij. Het boekje heeft als titel: ‘Monterosso mon amour’ en heeft als thema ‘Eerste liefde’. Misschien leuker om dat boekje eerst te lezen.

zaterdag 9 april 2022

KRASSE KNARRENLOOP

 


Zondag is de Rotterdamse marathon. In het centrum is het al een paar dagen te merken. Veel clubjes sportief ogende anderstaligen. Tamelijk jonge, opgewekte vrouwen en mannen.. Ik hoor van alles: Frans, Duits, Engels, Spaans. Toch ook wel veel Afrikaans. Ze lopen in sportpakken, met sporttassen, - drankjes, -petjes. De hotels hier zullen wel stampvol zitten.

Ik heb zelf altijd mee willen doen aan de marathon maar het is er nooit van gekomen. Het is 1983.  Ik bereid me voor bij PAC, de beste atletiekclub van Rotterdam. We trainen intensief in het Kralingse Bos. Veel intervaltraining. Bijna de helft van de marathonafstand, haal ik. Twintig kilometer. Dan begeeft mijn knie het.  ‘Begeeft’ is een beetje overdreven …  bij elke stap die ik verder nog  zet voel ik een stekende pijn in die knie, mijn rechterknie, … dat klinkt een beetje kleinzerig … maar kilometers lopen met zich eindeloos repeterende pijnlijke steekjes … ik geef het je te doen. Ik moet dan helaas mijn  voorbereidingen stoppen. Ga naar een fysiotherapeut en: het is nu bijna veertig jaar later, nog steeds heb ik last van dat stekende pijntje of pijnlijke steekje.. 

Maar nú trek ik me er helemaal niks meer van aan! Ik ga gewoon meedoen, niet op zondag maar op zaterdag. Want dan is de ‘ouwe knarren wandeleditie’ van de marathon. Twintig weken lang heb ik, elke zaterdag, vòòr die negende april, de nodige trainingsmeters gemaakt. Weer of geen weer.

Mèt heuse rugnummers. Hoewel het zijn eigenlijk geen rugnummers maar meer borstnummers, want ze moeten vòòrop de jassen worden bevestigd. Met veiligheidsspelden. Dat valt om de donder nog niet mee. Ik prik me een paar keer lelijk in mijn buik (tot bloedens toe!).

Een echte medaille is er als beloning voor degenen, die het hele traject, met een lengte van maar liefst zestienhonderd meter, binnen het uur weten af te leggen. Van Hotel Inntel, aan de voet van de Erasmusbrug, naar het Rotterdamse Stadhuis. Vol trots, mag ik wel zeggen, heb ik, ondanks heftige pijnen,  die fel begeerde medaille gewonnen.

Het is de tweede grote sportprijs in mijn leven, die ik in de wacht sleep. Mijn eerste prijs pak ik, tweeënveertig  jaar geleden. Ik loop dan de Nijmeegse vierdaagse uit, vijfendertig kilometer per dag. Dàn is er overigens bij mij nog geen sprake van wat voor pijntje dan ook. En … ik moet er wel eerlijk bij zeggen: zonder de steun van mijn op een na oudste zus had ik het in Nijmegen niet gered(maar dit terzijde).

Nog even terug naar de ‘ouwe knarren loop’: we zijn met  honderden lopers en wat zo super motiverend is: we worden toegejuicht door enkele duizenden langs het parcours, langs de Schiedamsedijk en langs de Coolsingel  … dat is zo hartverwarmend. Ik waan me een echte marathon coryfee. Dit heb ik even nodig om de geestelijke en lichamelijke pijn, daterend uit de jaren tachtig van de vorige eeuw, los te kunnen laten.

Zondag, weer of geen weer,  staan de krasse knarren langs de Boszoom om de ware marathonhelden toe te juichen.  

     

WAT 'N GEZEIK

Overdag lukt het me zelden of nooit. Nee, eigenlijk lukt me het nooit. Het allerbeste is als ik overdag  niet of zo min mogelijk drink. Dat gaat natuurlijk niet lukken. Ik moet drinken al is het alleen maar voor mijn medicijnen. Daarvoor moet zelfs  heel véél drinken. Twee liter per dag voor mijn nieren. Als ik op een bepaalde tijd een activiteit heb,  bijvoorbeeld film, theater, lezing  of wandeling drink ik ruim twee uur van te voren een flinke hoeveelheid water of melk; geen alcohol, want daar móét je juist weer van. Wat ik ook doe is vlak voor het begin van die activiteit de aardappelen even afgieten.

De afgelopen week ben ik twee keer naar de bioscoop geweest. Eerst naar ‘C’mon C’mon’ en een paar dagen later naar ‘Drive my car’. Hartstikke mooie films; allebei, daar niet van  Maar beide keren heb ik het eind van de film niet gehaald.  Op drie à tien minuten van het einde klapt mijn blaas zowat. Ik móét dan met de hoogste urgentie naar de plee. De laatste keer was ik zelfs nog te laat ook. Een  geringe hoeveelheid urine druppelde op het moment dat  ik mijn gulp openritste, al in mijn onderbroek en sijpelde langs mijn been door naar mijn jeans.

Twee uur en een nog onbekend aantal minuten (maximaal tien) lukt het me overdag om mijn plas op te houden.  Dat blijkt uit wat gebeurt in de bioscoop. En omdat zo’n filmprogramma,  inclusief previews en reclames meestal een paar minuten langer duurt  dan twee uur en tien minuten, klàpt mijn blaas zowat, vlak voor het eind van de film.

Ik verbaas me erover dat ik ’s nachts zo lang mijn plas op kan houden. Qua drinken houd ik me in de loop van de avond beslist niet in.  Een kop koffie, een glas thee, een glas melk, een flesje cola en een blikje bier sla ik achterover. Bij mijn medicijnen klok ik ook nog wat water naar binnen. Overdag zou mijn blaas daar al binnen een half uur van op springen staan.

Ik weet niet hoe laat ik wakker word. Ik weet niet eens hoe laat het is. Ik zie wèl dat het ochtend is. Het is licht. Ik moet mijn bed uit want ik moet vreselijk piesen. Knap wel dat ik zo’n hele nacht mijn plas op kan houden. Toch zeker zes à zeven uur.

 

donderdag 7 april 2022

COLLEGA

 

Net als familie, zoek je ook collega’s meestal niet zelf uit. De stem van Leo vult met gemak het hele verzorgingshuis Avondlucht. Hij is daar kassier. Alle deuren van de andere kantoorruimtes worden gesloten als Leo aan het vertellen gaat. Mijn ogen, oren en gelaat trillen bij elke kleine anekdote. Ook bewoners van het tehuis weten inmiddels, dat de deuren dicht moeten, ter wille van de rust. Ik kan er niet bij werken maar zeg er niks van. Waarom niet? Pure lafheid.

Ik heb zo ontzettend veel te doen. Leo heeft het blijkbaar minder druk, want hij vindt het nodig om allerlei invallen mijn richting op te knallen. Over zijn nieuwe huis. Over een nieuwe collega. Over de nieuwe baan van een oud lid van de ondernemingsraad. Over de dommigheden van de ING met de betaalafschriften. Over hoe het de verkeerde kant op gaat met onze werkgever. Over waarom dingen bij ons niet kloppen. Over collega’s die het ontbreekt aan teamspirit en niet willen overwerken als het werk af moet maar nog niet af is. Over zijn vrouw, die kanker heeft gehad. Over dat hij gestopt is met roken. Over dat hij in de Gelredome naar Sting is geweest en hoe kut dat was. Over hoe geweldig Normaal in Ahoy was. Over zijn vrouw die, nadat ze de kanker overwon bij SuperdeBoer is gaan werken Over klanten die erg hechten aan caissières.  Over de tennisvereniging waarvan hij penningmeester is.

Tsja, ik heb het zó vreselijk druk èn ik kan niet werken bij het getetter van Leo. En ik, laffaard die ik ben, zeg er niks van. Leo heeft kleine, platte, vette oogjes, die tamelijk ver uit elkaar staan. Zijn bek is breed. Zijn hoofd loopt van smal van boven, tot breed van onderen, daar, waar die brede bek zit dus. Zijn dunne zwarte haar heeft hij strak achterover gekamd en blijft, dankzij de gel, spiegelglad zitten. Om de vijf minuten gooit hij een ademfrisje achter in zijn keel. Zijn bek trekt hij wijd open zoals een nijlpaard zijn muil opent, wanneer er een heel gesneden brood in zijn richting geslingerd wordt. Als Laura en Paulien er zijn, werpt Leo ze vette blikken toe….kleedt de meisjes met zijn ogen uit. Is er een jonge dame de buurt, dan dimt hij zijn geluid………vandaag is er helaas geen jonge dame in de buurt. Er vloeit dan waarschijnlijk energie naar andere delen van zijn lichaam.

Ik mag hem wel. Maar …och….mijn arme, arme hoofd….. en wat had ik allemaal niet kunnen doen vandaag, als Leo er niet geweest was.