Ik loop de trap op van de
Rodariflat, waar ik woon en speel een beetje nerveus met de huissleutels in
mijn jaszak. Zo even was ik wezen zingen en het werd daar even spannend.
Zingen duurt bij ons
anderhalf uur: een half uurtje zingen, een half uurtje pauze en weer een half
uurtje zingen. Ik zit in de pauze bij de zusjes Gerda en Leonie aan het
tafeltje. Van alle koorleden voel ik me met hen het meest verwant: leuke meiden
en net als ik zo tussen de 65 en de 70.
Ik ben aan de koffie. Zij zijn
aan de cola. Vorige week was Leonie er niet. Gerda zei toen dat ze moest oppassen.
Aan mij en een aantal andere koorleden, die bij ons aan tafel zaten had Gerda uitgebreid
verslag gedaan van de miserabele gezondheidstoestand van haar hoogbejaarde moeder,
na een aantal bijna niet te stelpen neusbloedingen en andere ongemakken.
Als er deze avond aan ons tafeltje even een stilte valt, denk ik:
laat ik eens attent wezen en Leonie en Gerda vragen hoe het nu eigenlijk met hun
moeder gaat, na al die neusbloedingen en zo ?’
Gerda schrikt duidelijk
van die vraag en gaat zenuwachtig op haar stoel zitten wippen … ze kijkt me niet meer aan en pakt haar
snoeptrommeltje, dat ze altijd naar het koor meeneemt. Ze opent het trommeltje en
zegt :’Ik heb er vanmiddag heerlijke karameltoffees en salmiak ballen bij gedaan.’
Ze gaat gelijk lopen uitdelen aan de andere tafeltjes, ondertussen honderduit kwebbelend.
Leonie zit met haar colaatje nog naast me maar ze mijdt mijn blik.
‘Heb ik wat verkeerds
gezegd?’ vraag ik aan Leonie. Maar eigenlijk weet ik het antwoord natuurlijk
wel. Leonie reageert niet. Ik dring aan: ’ Hé Leonie, wat doe ik hier nou fout?’
‘Hou nou maar op Jee, jij doet
helemaal niks fout. Het zit gewoon niet zo lekker tussen mij en Gerda.’
Leonie vertelt dat ze met
drie zussen zijn. Een woont er in Alkmaar en Gerda en zij wonen tegenover hun
moeder. Dat de oudste, dat is die in Alkmaar woont, niks of niet veel doet, daar
is nog in te komen maar dat Gerda zowat niks voor hun moeder doet, dat kan
Leonie niet accepteren. In geuren en kleuren vertelt Gerda aan iedereen die het
maar horen wil, welke vreselijke dingen haar moeder allemaal overkomen. Maar
als er handelend moet worden opgetreden zegt Gerda, dat ze geen bloed kan zien
of dat ze er niet tegen kan als haar moeder een paniekaanval heeft of als ze het
benauwd krijgt. Dan is Gerda dus niet thuis.
Ik was vorige week niet op
het koor omdat ik kapot was, ik had drie nachten niet geslapen; onze moeder was
zo slecht. Gerda heeft toen gewoon lekker liggen snurken. ‘Ze heeft hier zeker
gezegd, dat ik er niet was omdat ik op mijn kleinkinderen moest passen?’
‘Ja, dat heeft ze gezegd,
ja.’
Leonie zegt nog tegen me: ‘Snap
je nou waarom ze ineens, zo nodig snoepjes moest gaan uitdelen?’
Gerda is inmiddels klaar
met haar snoeprondje en komt weer bij ons aan tafel zitten. Aan ons tafeltje mijden
we elkaars blikken; er wordt ook niks meer gezegd. Na de pauze nog een half uur
zingen en dan naar huis. Op weg naar huis kan ik de zusters en hun moeder maar niet
uit mijn hoofd zetten.
Pas als ik mijn huis
binnenstap zijn ze uit mijn gedachten.