zondag 3 mei 2015

HAAR VADER

Leuke verschijning  was ik zonder twijfel anno 1970. Dat vond mijn vrouw ook.  Ze vond toen alleen dat ik wat smalle schoudertjes had. Maar tien jaar later, ik werd al kaal en grijs,  had ze toch eigenlijk liever een heel  andere kerel gehad. Een vent met een wat grotere bek, een beetje meer macho (ook weer niet te veel), iemand die wat steviger in zijn schoenen stond, wat daadkrachtiger was, wat assertiever, zelfbewuster, een echte doorzetter. Haar vader was zo iemand! Na die tien jaar realiseerde ze zich dat ze toch liever een man zoals haar vader had gehad. Die man moest dan wel een stuk groter zijn, want haar vader was net een meter zestig.
Peter, Sjaak en niet te vergeten Toon, waren net zulke potige, krachtige kerels als haar vader, alleen stukken groter. Die waren alle drie rond de een meter negentig. Echte stevige jongens waar mijn vrouw verrukt naar opkeek, waar ze overduidelijk voor smolt: stralende ogen, ontwapenende lach en zwoele stem; altijd samen met die typische handbeweging waarmee ze haar haar over haar oor naar achteren zwiept.
 Tientallen jaren later merkte ik het pas, haar vaderfascinatie. Daarvòòr dacht ik alsmaar dat ze gezwicht was voor het hippieachtige, een beetje softe, ietwat bescheidene, nonchalante, niet zo  streberige typje dat ik zelf was.

Onze seksuele relatie was al snel een puinhoop. Te snel klaar, slappe lul, droge kut, schrijnende kut, te veel wijn, ongeschoren kop,  jeukende lul, koude handen, vieze scheten, koude voeten, te moe, te vroeg naar bed, te laat naar bed,stinkende adem, jaloers, meegenietende buren, pil vergeten, pik niet schoon, te hoog, te laag, te zacht, te hard en er falikant naast zitten. Er was altijd wel een stok om mee te slaan.

In feite ben ik me er pas sinds kort van bewust, hoe hinderlijk het is voor een goede band tussen mij en mijn vrouw. Ik ben nu eenmaal niet gezegend met de uitzonderlijke  eigenschappen van haar vader. Nooit zal ik haar ideale echtgenoot zijn. In mijn profiel is goddank nauwelijks plaats voor het autoriteit, geldingsdrang, streberigheid en dwingelandij.

In grote woede wil mijn vrouw onze relatie verbreken. Ze is me beu. Ze wil niet meer door mij aangeraakt worden. Niet meer gewantrouwd, afgestoten, gekleineerd, bekritiseerd, veroordeeld, bang gemaakt worden.
Na veel huilen en denken, komt ze daarop terug. Ze zegt, dat ze in haar hart nog een heel klein beetje de hoop heeft, dat het goed gaat komen met ons.

‘Zouden dan eerst alle lagen kwaad blootgelegd moeten worden?,’ vraagt zij zich af,’voor er echte openheid, mededogen en liefde mogelijk is?’ Ze denkt dat dat haar levensopgave is. Afstand wil ze nemen van het ‘ego’, geen verwachtingen, illusies, strijd, winnen of verliezen.
Mijn vrouw vindt dat ze niets gewonnen, alleen verloren heeft omdat ze het geschenk niet zag. Met dat geschenk bedoelt ze mij:
‘Jee,’  zegt ze, ‘jij bent dat geschenk, het gegeven paard, mijn levensopgave. En ik heb het niet gezien. Worstelend met imperfectie, illusies, ego, heb ik het geschenk niet gezien.’
Ze besluit mij niet te verlaten.

Nu vluchten, vindt ze laf.

zaterdag 2 mei 2015

SLAPPELING

Dolgelukkig was mijn moeder wanneer ze weer zwanger was. Niet alleen om het lieve kleine mensje, dat ze op de wereld ging zetten. Mogelijk nog prettiger vond ze het om weer negen maanden verlost te zijn van die altijd opdringerige stijve van mijn vader. Mijn moeder hield meer van slap. Ze vertelde me dat, toen ik er voor de vijfde keer een broertje of zusje bij zou krijgen.  Elf jaar was ik. Ik hoorde wat ze zei maar begreep het niet … ‘een opdringerige stijve’??? Onvergetelijke woorden. Ik was nog niet eens geslachtsrijp.
Veel later drongen de woorden van mijn moeder tot mij door. Zo’n slap figuur als mijn vader, hoopte ik nooit te worden. Je zou maar zo behandeld worden door je vrouw. Maar helaas, mij overkwam het zelfde. Mijn vrouw is drie keer zwanger geweest. Eén keer werd het een miskraam. Na vijfmaanden. Alle drie de zwangerschappen hield ze me op afstand … meer nog dan normaal ….  En wist ik maar waarom.
Waarom? Ik denk omdat ik een slappeling ben. Een looser. Een looser is nu eenmaal niet aantrekkelijk, niet opwindend, niet hot, als partner.
Opleidingen (leraar Frans, docent drama, onderwijzer, pedagoog, andragoog, controller), ik maakte ze allemaal niet af omdat ik er te stom voor was.
Bij een aantal werkgevers ben ik als een angstig haasje weggelopen, omdat ik de psychische druk niet aan kon. Een keer ben ik ontslagen omdat ik als chauffeur, bijna een oud dametje, dat op een zebrapad overstak  had dood gereden.   Dat soort dingen dus.

Toen mijn vrouw en ik elkaar ontmoetten, waren we allebei ‘spetters’ (heel mooie mensen werden destijds zo genoemd). Ik was 1.90m lang, donkerblond krullend haar tot op mijn schouders, sikje, snorretje. Mijn schouders waren een minpuntje: ietsje te smal. Ik liep voornamelijk rond in t-shirtjes en kleding van spijkerstof. Wie niet toentertijd?
Mijn vrouw was ook van de spijkerstof. Ze was 1.75 lang, had lang, donkerblond, stijl haar tot halverwege haar rug. Ze had een lief, mooi gezichtje, vrolijke ogen. Klein minpuntje: een iets te lange neus.
Ik zat op de theaterschool. Zij deed de school voor de journalistiek. We waren enthousiast over onze opleidingen. Als koppel waren wij mooi, jong en veelbelovend.

De vader van mijn vrouw, een geslaagde selfmade man, zag het totaal niet in mij zitten. Zo’n langharig theaterfiguur. Ik kwam er dan ook niet in bij hem. Liever zag hij  een hoger opgeleide als schoonzoon, bijvoorbeeld een bankier of techneut. En achteraf zeg ik: ’Die man had groot gelijk!’

In het eerste jaar van de toneelschool vroeg ik me af of ik daar wel goed genoeg voor was. Niet dus, vond ik zelf. Ik stopte ermee. Mijn vrouw wilde de journalistiek in. Ze maakte de opleiding af en ging werken bij het Rotterdams Nieuwsblad. Tot aan haar pensioen heeft ze als kunstredactrice gewerkt.

We trouwden, omdat dat moest van onze huisbaas. Die wilde geen ‘hokkers’  in zijn huis. Ik deed wat hij wou en wij trouwden. Zo’n slappeling was ik nou.
Toen we trouwden, waren de ouders van mijn vrouw uit protest thuis gebleven. Met name haar vader moest mij niet. Ik heb die vader van haar toen niet eens voor lul of klootzak uitgemaakt. Ik heb het maar zo gelaten. Zo’n slappeling was ik nou.
 Achteraf zeg ik: de vader van mijn vrouw had groot gelijk.

Als de huisbaas huurverhoging vroeg, betaalde ik gewoon. Zonder te protesteren over de gebreken van ons huis. Zo slap was ik en zo was ik eigenlijk in alles.
Onze benedenbuurman spuugde grote klodders slijm op onze gezamenlijke trap. Mijn vrouw porde me: ’Zeg tegen de buurman dat dat vies is, dat dat niet kan.’ Dat durfde ik al niet. Zo slap was ik en ben ik eigenlijk nog steeds.
Zo zijn er nog wel honderden slappelingendingen.
Zo zullen er nog wel honderden slappelingendingen komen.
Daar kan je als vrouw zijnde niet opgewonden van raken, toch.

Van zo iemand.

vrijdag 1 mei 2015

CLICK

Maar ook vòòrdat in  2001 die bipolaire stoornis zich bij mij openbaarde, was er tussen mijn vrouw en mij al een ander soort stoornis actief: CS-stoornis  (click -  sex – stoornis).
Waarom ze vrijwel nooit met me heeft willen vrijen, heeft mijn vrouw me nog niet laten weten. Ik ben niet vriendelijk genoeg of te lelijk, dacht ik. Te klein geschapen of misschien juist wel te groot? Wie weet, deed ik ‘het’ niet goed? Ik vroeg me af of de wil bij haar überhaupt wel aanwezig was om er samen met mij wat van te maken? Ik wilde immers maar al te graag! Het is toch iets om samen lol aan te beleven?! Of waren er misschien anderen in het spel …in werkelijkheid of in haar fantasie?

Ik opperde op een dag, dat ze misschien wel eens frigide zou kunnen zijn. Ze werd niet boos op mij, o nee, er verscheen een satanisch lachje op haar hoofd. ‘Oh neen’,ze schudde haar hoofd. Met andere woorden zegt ze me dan:
‘Jij Jee, windt me niet meer op. Naar jou toe ben ik inderdaad frigide. Maar IK BEN beslist NIET FRIGIDE. Want van sommige mannen (namen noem ik niet) kan ik vreselijk geil worden. Met hen fantaseer ik om mezelf te bevredigen. Dan word ik wel degelijk nat, hoor!’

M’n vrouw heeft altijd geweigerd, mij te zeggen welke mannen haar opwinden. Het zal 1975 geweest zijn toen ik haarzuiver aanvoelde, dat er een andere man in het spel was. Toen ik haar daarmee confronteerde, ontkende ze het. Pas na een week kwam ze me vertellen, dat het klopte wat ik voelde. Er was een click met haar collega Sjaak. Op een studieweekend discussieerden die twee heftig met elkaar over het thema ‘vreemd gaan’. Ze swingden ook lekker met elkaar. De prille romance was echter voorbij voordat die echt begonnen was. Sneu voor hun partners vonden ze het, wanneer ze met elkaar vreemd zouden gaan. Mijn vrouw en ik hadden zeker drie maanden niet met elkaar gevreeën … en plotsklaps dartelde mijn vrouw verliefd rond met die Sjaak, een tamelijk  onooglijk mannetje. ‘Maar ja, Jee, ik zei al: er was een click!’
Op een enkele uitzondering na, wil mijn vrouw niet praten over haar relatie(s) met en gevoelens voor andere mannen. ‘Ik denk, dat ik je daarmee onnodig pijn doe,’zegt ze.
Ook al doet het misschien pijn, ik vind het wel zo zuiver om hier eerlijk en open over te zijn. Mijn vrouw neemt het mij juist kwalijk, dat ik haar gezegd heb, dat ik vreemd gegaan ben en met wie. Ze had liever van niks geweten. Openheid is echter mijn devies.

Mijn vrouw heeft me lange tijd seksueel genegeerd en omdat nieuwe relaties niet zo één, twee, drie voor het oprapen liggen, masturbeerde ik nogal eens. Openheid is dan wel prima, maar ik ga geen opsomming maken van vrouwen die mijn masturbatie-fantasieën gestimuleerd hebben. Dat vind ik net iets te ver gaan.
Dat mijn vrouw zichzelf bevredigt met in haar verbeelding een andere man, vind ik vreemd.

Hallo schatje, ik ben ook nog, ik ben nooit ver bij je vandaan en ik wil het overal met je doen. Graag zelfs! Nooit zal ze het eens met mij doen. Die vrouw van mij moet toch wel een grote aversie tegen me hebben. Altijd zoekt ze in haar fantasie maar die ander op.

donderdag 30 april 2015

ANGST

Door mijn gespit, gescheld en gefit, voelt mijn vrouw zich gedwongen uit ons huis te vertrekken. Anders gezegd: onze relatie te verbreken.
Ik zeg tegen haar: ‘Zoek nou maar snel een ander huis, je hoeft er niet op te rekenen dat ìk hier weg ga!
Mijn vrouw vraagt zich hardop af waarom ze me niet veel eerder verlaten heeft. Al die jaren, ruim vijfenveertig jaren, had ze de valse hoop, dat het wel goed zou komen tussen ons, terwijl haar lichaam, haar iets heel anders vertelde.
Ik heb daarentegen al die jaren, tot en met vandaag, goede hoop,  dat het allemaal goed komt. Valse hoop heb ik niet. Ben hooguit een beetje naïef. Verdrietig word ik  als je me zegt, dat het je lichaam was, dat me verstootte. Hoe dan ook, lieve vrouw van me: ìk hou nog steeds van je, bewonder je, ben trots op je. Al ben je zevenenzestig, ook lichamelijk vind ik je nog altijd een aantrekkelijke vrouw. Dat gaat nooit mee over. De tijd van de ‘love’-click tussen ons beiden is vrees ik definitief voorbij.
Op ons zelf gemaakte lila trouwkaartje, gedateerd 6 april 1970, staat rondom wat bloemetjes, de tekst:
 Jee & Cee gaan trouwen, want zij houden echt van elkaar.
 ‘Hoe kan je zeggen, dat je veel van me houdt,’ vraagt mijn vrouw, ‘als je me toch steeds weer wantrouwt, afstoot, kleineert, bekritiseert, bang maakt en (vals) veroordeelt. Of is dit juist vragen om aandacht, om  liefde? Zeg je nu, dat je veel van me houdt, omdat je bang bent alleen te komen staan? Zou die angst nu het enige zijn dat ons nog bindt? ‘Woede’ is eigenlijk angst. Zou dat het zijn in ons chagrijn tegenover elkaar? Angst is een slechte raadgever. Scheidingsangst, verlatingsangst, doodsangst, verliesangst …. Bestaan daar therapieën voor?’
Nadat zich bij mij de bipolaire stoornis openbaarde, vijftien jaar terug, is er een verwijdering tussen mijn vrouw en mij ontstaan. Ze werd bang van me en creëerde afstand tussen ons. Sindsdien slapen we ook niet meer in één bed.
Mijn vrouw zei:’In dat jaar, 2001, brak er iets in me: ik kon niet meer van je houden’.
Toen ik drie jaar terug, in 2012,  psychotisch werd, door mijn eigen stomme schuld  (‘medicijn-ontrouw’) werd de kloof tussen ons nog breder. M’n vrouw was razend. Ze wilde me zo snel mogelijk de deur uit hebben. Toch woon ik vandaag nog steeds bij haar. Hoe dat komt? Omdat ik zo vreselijk zielig stond te doen:
‘Ik heb zo weinig geld,’ zei ik,’ op mezelf wonen kan ik gewoon niet betalen.’  Toen heeft ze het er maar bij laten zitten.    

Maar ook vòòrdat in  2001 die bipolaire stoornis zich bij mij openbaarde, was er tussen mijn vrouw en mij al een ander soort stoornis actief, waarover later meer.

woensdag 29 april 2015

DICHTBIJ

In de loop van de volgende dag vraag ik m’n vrouw, wat er nou loos was gisteren.
‘Je kwam te dichtbij,’ zegt ze, ‘dat deed me verkillen.’  
’Zo fijn om weer wat dichter bij je te zijn,’iets dergelijks zei ik.. Ze klapte onmiddellijk dicht; maakte zich van me los en ging naar bed. Ik maakte mijn blog af; zette de ramen in de woonkamer wijd open om het vertrek te luchten; hard nodig want mijn vrouw rookt als een schoorsteen.
De andere dag is de sfeer bij het opstaan om te snijden. ’t Was gisteren nogal frustrerend aan het einde van de dag. Zoenen is er natuurlijk niet meer bij en zelfs zo iets simpels als ‘goedemorgen’ krijgen we geen van beiden onze strot uit. Ik maak koffie voor mezelf (twee kopjes); als zij koffie wil moet ze het maar zèlf zetten, aju paraplu!.
Waar is in godsnaam die warmte ineens gebleven. Die zit wel degelijk ergens in mijn lijf. Zonder warmte ook geen ‘Samenspraak’, mijn vrijwilligersklus voor vandaag: converseren met de Poolse Aniela. Zij wil dolgraag Nederlands leren spreken.  Van elf tot één uur, werk ik met Aniela en daarna ga ik, nu ik toch in de buurt ben, even naar de bieb, een boek inleveren (‘Platform’ van Michel Houellebecq; grandioos!).
Vlakbij de kade, waar ik woon, staat halverwege het fietsers- en voetgangersbruggetje over de Rotte, mijn bovenbuurman Firas, een Syrische asielzoeker, zwemvogels te fotograferen. ’t Is niet veel bijzonders, wat daar rondzwemt: eenden, meerkoetjes, ganzen, waterhoentjes, zwanen, een paar futen dan heb je het wel gehad. O ja en niet te vergeten een walgelijke hoeveelheid meeuwen. Firas (31), uit Aleppo, is nu bijna twee jaar hier. Volgens hem hebben ze in Syrië dezelfde vogels. Ze worden daar, nogal logisch,  anders genoemd. Hij leert al een tijdje Nederlands. Hij wijst opeens naar een stel futen in de Rotte en in perfect Nederlands zegt hij: ‘Kijk daar eens … eenden.’
In het Engels, geeft Firas toe, dat hij niet veel verstand van vogels heeft. Van geld wel …. daar weet hij veel meer van af. In Syrië was er voor hem werk zat als econoom. Hij moest helaas vluchten voor het oorlogsgeweld daar. In Nederland komt hij als econoom nu zeker nog niet aan de bak.
Firas gaat verder met fotograferen. Ik ga naar huis. Nog steeds niemand thuis. Geen idee waar ze is. Moet kunnen natuurlijk. Vandaag is mijn kookbeurt. Ik houd ervan om vroeg te eten; half zes zo. Als ze op tijd thuis is, vind ik het prima.  Als ze later thuiskomt moet ze me gewoon bijtijds bellen, dan zorg ik dat we later kunnen gaan eten. Simpel! Vandaag eten we lekker makkelijk: doperwten, Vlaamse patatten, appelmoes en Mexicaanse wraps.
Kwart over vijf is ze thuis. Netjes op tijd dus. Ik vraag haar niet waar ze geweest is. Moet zij weten. Aan de eettafel zitten we niet meer recht maar schuin tegenover elkaar. Zo vermijden we elkaars blik … wat in ieder geval onnodige heibel voorkomt. We hebben het nog even over gisterennacht, toen ze ineens weg liep.
‘Jee (zucht), het gaat me veel te snel, dat gezoen,
En dat gestreel over mijn billen,’zegt ze,
‘ik weet niet eens of ik dat nog wel wil.’

‘Waar mag ik je dan nog wel strelen?’vraag ik.
‘Over je bolletje?’ vraag ik. Ze knikt
‘Over je schouders? Vraag ik. Ze knikt
‘Over je rug?’ vraag ik. Ze schudt nee.
‘Over je armen, je borsten, je buik, je billen en je benen dan? vraag ik. Op alles schudt ze nee.
‘Dat is toch absurd!?’ zeg ik.

‘Ik wìl dit in ieder geval zo niet,’ zeg ik, ‘kijk maar alvast uit naar een andere woning en reken er niet op dat ik hier weg ga!’

dinsdag 28 april 2015

WARMER

Het is weer helemaal mis in de relatie met mijn vrouw. Ik was  tamelijk euforisch in ‘LOVE’, iets wat ik kort geleden schreef. We stoppen met schiften, schelden, pesten en spitten. ‘Weer normaal doen’ is het motto. Prima maar ik wil wel een warmere relatie dan de laatste vijftien jaar. Mijn vrouw vindt dat ook prima.
Dus: we gaan elkaar weer zoenen en strelen. Dat doet goed. Nu voel ik, wat ik gemist heb. Ook bij het slapen gaan en opstaan, raken we elkaar weer voorzichtig aan.  Ik grijp echt elke gelegenheid aan,  om zo een beetje te kunnen vrijen. Elke keer als ik weg ga en thuis kom doen we dat.  Ik geniet volop…. ben natuurlijk niet veel gewend.
Wie er precies begint weet ik niet eens meer, maar we staan zomaar ineens te  tongen, ja heus: te tongen. Dat dat nog mogelijk is tussen ons! Tongen windt me altijd erg op. Ik krijg in no time een stijve. Ook nu weer. We staan behoorlijk close tegen elkaar. Zal ze hem voelen? Die stijve van me? Ik hoop het niet. Daar heeft ze zo’n hekel aan. Ja hoor, ze heeft hem gevoeld. Ze gaat al een klein stukje met haar onderlijf naar achteren. Dat is één van die dingen, die ze over mij in haar hoofd heeft gezet hè. Neuken is het enige wat ik wil. Een vakantie kan leuk zijn, het eten en drinken heel lekker, een feestje gezellig maar mijn vrouw denkt, dat het voor mij alleen maar okee is als er lekker geneukt kan worden. Natuurlijk … ik doe ‘het’ heel graag en liefst zo veel mogelijk, zoals vrijwel elke gezonde man. Waar of niet? Maar zoals zij het stelt is het overdreven.  
Ze heeft dus die stijve voor honderd procent zeker, gevoeld. Ze ging een klein stapje achteruit, hield er verder haar mond over.  Dat tongen hielden we er in, vooral bij het goedenacht wensen. Ik houd haar alleen maar niet meer al te stevig vast  en beperk het tongen tot een paar seconden. Zo houd ik een opkomende geilheid redelijk binnen de perken.
Het is nu alweer de zevende dag van ons project ‘normaal doen, met warmte’. We hebben het weer wat gezelliger, gaan lekker uit eten, hebben leuke gesprekjes, doen af en toe een spelletje, zoenen en strelen lekker, kortom: dat wordt weer wat. Hoera!
’s Avonds, rond middernacht, schrijf ik zoals gewoonlijk nog aan mijn blog.  Komt mijn vrouw tegen me aan staan, in haar nachtpon.
‘Nou, Jee, ik ga slapen. Welterusten.’
 We zoenen.  Zij streelt mijn arm. Ik streel haar rug, haar  billen en zeg:
’Ik ben zo blij, dat ik je nu weer een stuk dichter bij me voel.’
Terwijl ik die woorden uitspreek, bevriest ze. Ze stopt met strelen en zonder verder een woord te zeggen verdwijnt ze naar haar slaapkamert.
Is de normale, warme periode nu alweer ten einde?  
Kwam ik met mijn woorden misschien te dichtbij?

maandag 27 april 2015

KONINGSDAG 2015

Onderweg naar Dordrecht, ik ben vanuit Rotterdam op de fiets gegaan, moet ik opeens vreselijk schijten. Mijn doel deze dag is weliswaar de heisa rond onze koning en zijn familie te ervaren. Maar die splinter moet echt eerst uit mijn rug.
Gelukkig woont mijn zoon, met vrouw en kind in het centrum van Dordt, dus ga ik daar even poepen. Ik twijfel even of ze d’r  wel zijn, want ze waren een lang weekend naar Gent. Ze zijn thuis en ik mag gelijk doorrennen naar hun wc, mijn schoondochter heeft de toiletdeur al open gezet. Het ‘ei’ is gelegd voordat ik er erg in heb. Wat geeft het toch, kortstondig, een blij, dankbaar en tintelend gevoel in je lijf: zo’n drol, die na lange tijd krampachtig te zijn teruggeduwd,  de wijde wereld mag verkennen. Het feestelijke gevoel heerst voornamelijk in de streek rond de anus en kruipt heel langzaam omhoog de endeldarm in. Het is een prikkelend, goed warm  bubbelbadje voor de anus en alle endeldarmfauna.
Daar ben ik natuurlijk niet voor naar Dordrecht gekomen. Het ging mij om het feestvarken, dat die dag in die stad zou zijn. Ik drink het glas met lekker koud (en nat) water, dat mijn schoondochter mij aanreikt,  in één teug leeg. Als ze me dan ook nog koffie gaan aanbieden vind ik het welletjes: ‘Ik duik de drukte in, bye, bye en bedankt voor alles.’
Het  is  elf uur als ik het oude centrum in duik. Het is niet eens zo druk. Met dit mooie weer  had ik massa’s mensen verwacht. Ze staan wel drie, vier rijen dik, achter dranghekken, langs het water. Maar het is veilig. Ik was bang, dat toeschouwers elkaar  in de drukte, per ongeluk het water in zouden duwen.
Ik loop met mijn fietsje aan de hand langs de Grote Kerk, fietsen mag hier niet meer. Een stadswacht begint ongevraagd tegen me te praten. Moet kunnen.
‘U mag uw fiets wel meenemen, meneer. ’t Is druk hoor! HIJ is er al hoor! Houd uw fiets maar  bij de hand. Hij wordt hier zo gestolen of door de politie meegenomen,jaaa, dat kan gebeuren … namelijk als uw fiets hinderlijk in de weg.’ Ik zet mijn fiets dubbel op slot aan een paaltje tegenover de Grote Kerk en ga te voet verder. Bij het  bruggetje waar Z.K. Hoogheid en zijn gevolg zo dadelijk de stad in zullen varen, maak ik wat foto’s van de drukte. Een de oren teisterend getoeter kondigt de komst van de jarige Job aan.  Hij, zijn vrouw en zijn kinderen wuiven ontspannen naar het gepeupel, dat ‘Oranje Boven’ zingt. Een aantal stuurs kijkende mannen loopt tegen de drukte in met een demonstratiebord waarop aan de ene kant de leus staat:’Leve de republiek’ en aan de andere kant: ‘Je suis républicain’.
Ik maak nog wat foto’s van vòòr en na de drukte rond het passeren van onze ex -  prins Pils. Mijn missie in Dordrecht is dan volbracht. Ik zoek en vind mijn fiets. Op een bankje daar vlakbij,  verorber ik mijn twaalfuurtje. Met windje tegen, fiets ik weer terug naar Rotterdam.   

Ere wie ere toekomt: Willem - A komt met een onvergetelijk originele one-liner over Dordt … ‘Mensen,’zegt hij,  ’jullie maken hem af hè? Hier komt ie: Hoe korter  bij Dordt, hoe MOOIER het wordt. 
’Hi hi. ha ha, and they're coming to take him away ha-haaa, they're coming to take him away ho ho hee hee ha haaa, to the funny farm, where life is beautiful all the time and they're coming to take him away hi hi, ha haaa.