donderdag 23 april 2015

KASPLANTJE

We wandelen langs de vijver in het park, niet ver van het verpleeghuis. Dana, Fred, mijn vrouw en ik zijn even bij Bettie geweest. We moesten er even uit; gaan zo weer even terug. Een zwanenpaar dobbert ontspannen bijna in het midden van het water. Dichter bij de kant zwemt een stel eenden onze kant op, bedelend om een stukje van ons brood.
Mijn allerliefste schoonzus Bettie, achtentachtig jaar oud, ligt daar op haar dood te wachten. Vier weken geleden kreeg ze thuis een herseninfarct en sindsdien is ze niet meer bij kennis geweest. Ze heeft eerst ruim twee weken in het katholieke Sint Joostziekenhuis in Breda gelegen.
Bettie had ons de laatste jaren duidelijk gemaakt, dat ze beslist niet als een kasplantje wilde leven. Daarom had ze ook altijd het ‘niet reanimeren’-pasje bij zich. Euthanasie had ze niks voor geregeld; vond ze te veel gedoe.
Haar kinderen en kleinkinderen wilden de specialist spreken. Ze vroegen hem haar medicatie langzaam af te bouwen.  In het ziekenhuis deed ze zo af en toe nog wel een oog open, slaakte soms een kreet of sloeg ongecontroleerd met haar linkerarm, haar rechterarm is na het infarct lam. Natuurlijk bleef die roomse ziekenhuisarts haar gewoon volstoppen met medicijnen. Nu, sinds ruim twee weken dus ligt ze in dit verpleeghuis aan de vijver.
Het is een zonnige windstille dag.  Dana (61), de dochter van Bettie, stampt hard op het gras en jaagt met een rauwe kreet de bedelende eenden weg. Half zwemmend, half fladderend, maken de eenden dat ze weg komen. Dana is ontzettend gefrustreerd over de situatie van haar moeder.
‘Waarom is mama nou verdomme tòch nog dat kasplantje geworden.’
Samen met Fred (56), Bettie’s zoon, Dana en mijn vrouw (66), bezoek in hier mijn lieve oude schoonzus.
Mijn vrouw ziet dat de vitaliteit verdwijnt uit het ene oog dat Bettie heel soms opent. Eerst leek dat oog nog te stralen, nu kijkt het hopeloos en lijkt het te roepen om hulp. Sinds twee dagen eet ze niet meer. Ze drinkt ook steeds moeilijker: haar drinken moet verdikt worden anders krijgt ze het niet doorgeslikt.
Zeggen doet ze niet veel maar als ze wat zegt is ze tweetalig: Nederlands en Indonesisch, haar tweede moedertaal. In Nederlands Indië (nu dus Indonesië) is ze geboren. Daar heeft ze ruim dertig jaar gewoond. Is er getrouwd en  heeft er twee kinderen gekregen: Fred en Dana.
Mijn andere schoonzus, Dicky (87),  is ook in Nederlands Indië geboren. Net als mijn vrouw trouwens. Dicky is erg fragile en slecht ter been. Ze is vanzelf heel erg bezorgd, ongerust, over de toestand van Bettie, ze wil alles weten. Logisch. Elke avond, stipt om half acht, belt Dicky mijn vrouw op, om bijgepraat te worden. Naar het verpleeghuis reizen is onmogelijk voor haar. Dicky woont in Alkmaar. Mijn vrouw vertelt haar dan alles wat ze weet over Bettie: wat ze zelf ervaren heeft, als ze bij haar op bezoek is geweest of wat ze heeft gelezen in de vrijwel dagelijks verschijnende Bettie-update-mail, die Dana schrijft en rondstuurt.  
Wat het ziekenhuis verzuimde, doet dit verpleeghuis gelukkig wel: het bouwt de medicatie af.  We hopen met elkaar, dat dit door Bettie zelf zo verfoeide kasplantjesbestaan, zo snel mogelijk ophoudt. Met z’n vieren gaan we nog even bij de mooie oude dame kijken, gedag zeggen, zachtjes in haar hand knijpen, arm strelen, kusjes geven op d’r wang,  neuzen, aaien over haar ‘bolletje’, d’r haar een beetje in model doen.

Ja, je kan nooit weten, misschien is het wel de laatste keer.     

woensdag 22 april 2015

DAME DANST

In een woning aan de overkant, zie ik een vrouw in haar ondergoed staan dansen. Het is avond, half tien. Haar bewegingen zijn sierlijk, groot en traag. Tot halverwege de bovenbenen kan ik haar zien. Knalrood ondergoed, donker (rood?) haar, heel blanke huid. Haar benen beweegt ze niet. Voeten stevig op de grond. Voornamelijk bovenlijf en heupen swingen op de muziek … als er al muziek is, daar in dat huis. Voor hetzelfde geld zingt ze zelf. Of ze is nu gewoon in de stemming voor de dans die ze  danst. Zo bewegend, kan ze zich verbeelden, samen te zijn met een geliefde ergens ver weg. Als ze wèl muziek op heeft, dan is dat iets van Pink Floyd, John Mayor, the Walker Brothers of Enigma. Ze danst met haar  rug naar mij toe. Haar haar valt tot halverwege haar rug.
‘Als je nou toch niet meer naar dat voetballen kijkt, dan zet ik hem op ‘Inspecteur Witse’, hoor.’ zegt  mijn vrouw. ‘Wat is er buiten voor interessants?’
‘Kijk, daar … die vrouw … zie je?’
‘In het water?’
‘Nee joh; in die flat, aan de overkant, met dat flitsende licht … daar!
‘Oh, ja …  een dansende dame … boeiend, zeg. Nou ik zet hem over naar Inspecteur Witse, hoor.’
‘Is goed. Het voetballen is toch geen klote aan.’
De dame staat nu te springen en haar flexibele armen bewegen  één met de muziek .. àls daar tenminste muziek is. Ze is lekker los in d’r  heupen. ’t Klinkt misschien een beetje onkies maar d’r heupen gaan me toch soepel! Van voor naar achter van links naar rechts.
Ik denk dat ze ergens tussen de dertig en de veertig zal zijn. Dichter bij de dertig dan de veertig. Waarom? Ja, die super soepele bewegingen, hè … en toch zeker ook dat strakke soepele lijf. Ze zal een meter vijfenzeventig zijn. Zit weinig vet aan. Geen buikje en van deze afstand ontwaar ik nog geen zwembandjes … ook geen rimpels of grijze haren trouwens.  Over haar borsten en billen kan ik alleen zeggen, dat die er in haar knalrode lingerie, lekker stevig uitzien. Dat zegt natuurlijk niks, want lingeriefabrikanten brengen uitermate flatterende slips en beha’s op de markt.
Raar, maar ik zit zo al kijkend en fantaserend, mezelf toch wel een beetje op te geilen zo.Hier in mijn eigen woonkamer no wel en met mijn vrouw en haar Inspecteur Witse binnen handbereik. Als mijn vrouw dit wist eens wist!
Of de dame muziek op heeft staan, weet ik dus niet maar als … dan gaat ze nu uit haar bol bij de swingende klanken van  the Police, Led Zeppelin, Deep Purple, Fisher-Z  of de Stones. Zo langzamerhand word ik erg nieuwsgierig naar haar gezichtje, want daar is op deze afstand niks van te zien.
‘Wat sta jij nou te doen? Doe niet zo achterlijk, man! Je doet dat ding weg, hoor!’ zegt mijn vrouw.
Uit onze verzameling vakantiespulletjes, heb ik  de verrekijker tevoorschijn gehaald. Eindelijk komt die nu thuis ook een keertje van pas!
‘Hoe zou jij het vinden, als je begluurd werd? Hé! Kappen nou!’
‘Jaaaa, schat, heel even maar. Ik leg hem zo weer weg.’
Ik heb de dame nu héél dichtbij: wild danst ze, met haar rug naar het raam. Plotseling draait ze zich om en trekt in één beweging haar pruik af. Op het kale hoofd, dat ik dan heel scherp zie, groeit een  ringbaardje.
‘Verrek! Het is een kerel … hij staat te lachen …. Jezus … hij zwaait naar me … of is dat suggestie?’

Mijn vrouw lacht me uit: ‘Die verrekijker is alleen voor onze vakantie, hoor, meer niet!’

dinsdag 21 april 2015

HOGEDRUKSPUIT

Ik sta te hogedrukspuiten. De paden en terrassen in onze tuin zijn in de loop van het jaar vergroend en vergrijsd. Na een hogedrukspuitbehandeling  zijn die weer ‘spic en span’.
En dan opeens … kan ik niet meer krachtig spuiten. Er komen slechts een paar slome straaltjes uit het hogedrukpistool.  Voor de zekerheid koppel ik de tuinslang los van de kraan .. geen druppel water komt er meer uit de kraan.  

‘Heb jij ook geen water meer?’ vraagt tuinbuurman Koos.
‘Nee, Koos, er staat helemaal geen druk op de leiding.’
‘Wat zou er aan de hand zijn?´
´Vier vingers en een duim, Koos, haaaaaaaaaaaaaaaaaa …´
 Mijn plan om vandaag honderdvijftig vierkante meter schoon te spuiten, kan ik wel schudden. Zwaar klote!

Koos gaat Bert, de volkstuinklusjesman maar even bellen.
´Ha, die Bert, waarom hebben we gvd geen water meer?’
‘Hoe ken ik dat nou weten man,’ zegt Bert, ‘Ik sta hier met me hol omhoog te kijken of me arepoltjes al wortel willen schieten. Pleurt jij lekker gauw op met je ‘geen water. Bij mijn hier legt toefallug de hele sloot vol met water.’
‘Ben je nou eindelijk klaar met dat onintelligente gezeik van je, Bert? Ik zeg, dat  we hier, op dit super-de-luxe volkstuincomplex, geen van allen water hebben. Nu wil ik alleen maar van jou horen, Bertje,  hoe dat kan. We zijn hier van te voren niet over ingelicht, dus er zal wel iets onverwachts gebeurd zijn. Er zal wel weer de een of andere ‘Jules de Corte’, iets niet goed gezien hebben.’

Binnen het uur belt Bert terug. Inderdaad: het is iets onverwachts. Een bootje dat aan het baggeren was in de sloot langs het volkstuincomplex heeft per ongeluk (Jules de Corte) onze waterleiding kapot gevaren. Ze proberen een noodvoorziening te treffen maar dat zal vandaag niet meer lukken.
Ik blijf dus helaas steken op de helft van wat ik vandaag wou doen. Morgen maar verder dan, het kan niet anders, hoewel ik betwijfel of er morgen al werkelijk een noodwaterleiding zal zijn.
Koos is boos maar zijn vrouw is helemaal laaiend, want Koos was bezig het zwembadje te vullen voor zijn vrouw Miep en haar hondje Delly. Het is vandaag prima weer om samen te spetteren. Maar helaas, het badje is nog niet voor de helft gevuld. Koos mag dus ook morgen verder spuiten.
Nog even wat over Koos zijn vrouw, Miep. Het is haar een maand of tien terug enigszins in haar bol geslagen. Ze vond het nodig om haar prachtige Hollandse meisjesnaam Miep, te veranderen in Debby . Mij heeft ze dat nooit verteld. Waarom weet ik niet.

Ik weet werkelijk niet wat ik hoor, als de een na de ander haar Debby noemt. Debby … ik kan Miep onmogelijk zo gaan noemen. Tot op heden is dat ook nog niet nodig geweest. Voorheen liepen we elkaar vaak tegen het lijf ‘op de tuin’ maar op de een of andere manier weten Miep en ik elkaar al bijna een jaar te ontlopen. Binnenkort zal ik haar vast wel weer eens tegenkomen en dan zeg ik natuurlijk gewoon: ‘Ha Miep!’

maandag 20 april 2015

AFTAKELEN

Ik vind dat ik behoorlijk aan het aftakelen ben. Wanneer ik iets vertel gebeurt het retevaak (sorry, een vreselijk stom woord!), dat ik niet op de meest eenvoudige woorden kan komen. Ik wil nu, voor jullie lezers, gaan opsommen, op welke woorden en namen  ik allemaal niet kon  komen vandaag. Maar natuurlijk heb ik dat nu niet paraat. Heel misschien, als ik een kleine pauze inlas, dat het me lukt, zo’n opsomming. Oké, ik ga nu even  pauzeren.

Het is inmiddels een half uurtje later en ik heb een gênant onvolledige opsomming van de woorden en namen waar ik vandaag in eerste instantie niet op kon komen:
Charly Watts, decoupeerzaag, snookeren, chorizo, tortilla, Ove Kindvall, Eric Schneider, cello, Gert Bals, Rinus Terlouw, gember, Lange Poten, Koen Verhoef, Frans Halsema, Peter Tetteroo,  Peter Nottet, waterpomptang, Madler, rauhfaserbehang,  Frits Flinkevleugel, velgband, procureurslapje, mandoline,  bohrwater,  mise en scene, frenoloog,  Simone de Beauvoir, joint, barricade (het spel), Lazovic, Fred Kaps,  Ole Madsen, meccanodoos, verzaken en  vuile was (met klaverjassen), angina, monstrans, brevier, toque, Klaas Schenk, Althusser,  Tol Hanse, glaucoom, smegma, nol.

Maar  het is niet alleen, dat ik wòòrden vergeet. Ik laat op zaterdagochtend vroeg, als ik op mijn fietsje, de zware boodschappen (melk, bier, spa rood en aardappelen) bij Dirk van der Broek ga doen, mijn sleutelbos in mijn bergingsdeur zitten. De gemeenschappelijke deur naar die bergingen heb ik achter me dichtgetrokken. Ik ben al bijna bij de supermarkt. Controleer nog even of ik het muntje voor zo’n boodschappenkarretje bij me heb. Dat zit altijd aan mijn sleutelbos. Maar … die sleutelbos zit dus niet in mijn jaszak maar in de bergingsdeur, realiseer ik me dan. De adrenaline knalt gelijk door mijn lijf, want er komt nogal wat crimineel tuig in die bergingengang; voornamelijk Turken en Marokkanen.  Als dat gajus mijn sleutelbos te pakken krijgt, met de sleutel van onze voordeur er op, dan vrees ik voor onze eigendommen. Het zweet gutst over mijn lijf, terwijl ik overhaast naar huis terug fiets. Ik bedenk me bij wie ik op dit vroege tijdstip (kwart over acht ‘s ochtends) kan aanbellen  om die deur voor me open te maken. De Turken en Marokkanen vallen af. De Kroaat, Fedor, vertrouw ik volledig. Ja, bij hem bel ik aan. Hij doet helaas niet open. Hij slaapt op zware slaapmiddelen. Hij hoort de bel  waarschijnlijk niet eens. Wie dan, in godsnaam? De Servische familie Satanovic kan ik vragen, hoewel ik een vreselijke rothekel heb aan Serviërs vanwege hun uitroeiactiviteiten van de Bosniërs zo rond 1995. Op mijn verjaardag 13 juli 1995, zijn honderden Bosniërs afgeslacht door Sadistische Servische (SS) militairen. Onvergetelijk voor mij. Maar ik moet stoppen met generaliserende geschrijf, want de Servische buurvrouw Irina is een schattebout. Ze is, zo vroeg op de zaterdag, al helemaal wakker en doet die bergingsdeur voor me open. Daar zien we het bewijs van de mij angst aanjagende aftakeling hangen in mijn bergingsdeur: de sleutelbos. Een geluk bij een ongeluk. Hartstikke bedankt Irina!    


  

zondag 19 april 2015

BLIJ

Weinig geslapen vannacht. Tot  ’s nachts half vier zitten schrijven aan een stukkie. Dat over die ‘Vuurdoorn’ van gisteren. Ik heb naar de film die Blechtrommel gekeken. Een prachtige film naar een boek van de vorige week overleden schrijver Günther Grass. Vandaar dat die film vertoond werd op tv; een hommage aan de auteur. De film speelt ten tijde van de tweede wereldoorlog in het Poolse Gdansk, dat toen nog Dantzig heette. Gaat over een jongetje dat vanaf zijn derde jaar niet meer wil groeien, als protest tegen de nazi’s. De film  duurde tot ongeveer twee uur in de nacht.  Pas toen begon ik te schrijven aan mijn ‘Vuurdoorn’-  stukkie. Had ik niet moeten doen.
Vanochtend om negen uur was ik alweer klaarwakker. Toch wel een mooie tijd om op te staan. Tegen elf uur moet ik namelijk de deur uit. Het is weer de maandelijkse ‘broer – Tinus – zondag’ in Middelharnis.  En aangezien zondag mijn kookdag is, kan ik, vòòrdat ik vertrek, alvast wat aan de maaltijd doen.  Want als ik pas begin met koken, wanneer ik terug ben van ‘gekke’ Tinus, dan is de kans groot dat ik Studio Voetbal,  met het bord op schoot moet bekijken en daar heb ik een bloedhekel aan. Vanavond maak ik het Japanse roerbakgerecht Teriyaki, met een doe-het-zelf pakket van KNORR (Unilever) speciaal gemaakt voor dummies.

Tinus is weer razend enthousiast als hij me ziet aankomen.  Ik zie hem van de eettafel opspringen en naar het grote raam snellen.  ‘Broertje, broertje,’ roept hij met zijn hoge piepende krassende stemgeluid.  Hij wil dat iedereen komt kijken: zijn broertje komt er aan. Maar al zijn dubbel gehandicapte groepsgenoten blijven lekker zitten eten; de patat met pindasaus vinden ze interessanter.  
De groepsleidster zegt tegen Tinus, dat hij mij ‘zijn huisje’ maar eens moet laten zien. Hij pakt me bij mijn hand en sleurt me mee naar zijn kamer. Daar zie ik, dat rondom zijn bed, tot bijna aan het plafond, een soort aquarium is gebouwd. Van plexiglas. Dat is gedaan uit voorzorg. Tinus is namelijk op een nacht, rechtopstaand in zijn bed aangetroffen. Als hij zou komen te vallen, zou hij wel eens zijn nek kunnen breken. Tinus heeft de plexiglas constructie dus ‘mijn huisje’ genoemd.
Tinus weet al dat we gaan wandelen. Nou ja … hij in de rolstoel, ik duwen en dat is voor hem hèt uitje van de maand.  Het is lekker weer dus de kans is groot dat er vanmiddag ijs gegeten gaat worden. Instinctief voelt hij dat aan, volgens mij.
Tijdens  elk van onze wandelingen zingen we uit volle borst een lied, waarmee we Middelharnis blij maken. Zeker vanmiddag, want we zingen: ‘Ik ben zo blij.’
Tinus kent het refrein tot mijn verbazing helemaal uit zijn hoofd:

Refrein (2x):

Ik ben zo blij, zo blij,
Dat mijn neus van voren zit en niet opzij

Couplet:

Een zanger van de opera
Die zong een mooie aria,
Tralalalalala, tralalalalala,
En aan het einde van het lied,
wist hij helaas de woorden niet
tralalalalala, tralalalala,
toen fluisterde men hem iets in het oor
maar hij zong rustig door:

Refrein (2x)


(Voor de melodie Google: Ik ben zo blij,  zo blij,  dat mijn neus van voren zit en niet opzij.)


Halverwege onze wandeling stoppen we bij de snackbar. Voor zover ik heb kunnen nagaan is die snackbar de enige zaak die open is op zondag, in dit stijf-christelijke Middelharnis. We nemen allebei een oubliehoorn met softijs. Tinus laat zijn ijsje al na twee happen uit zijn handen vallen.  Op straat. Met grote tegenzin besluit ik om hem mijn ijsje maar te geven. Dit keer gaat het goed. Hoewel … niet alleen zijn mond maar ook zijn kin, zijn hand, zijn jack en zijn broek zitten onder het ijs. Pure ijspret.


zaterdag 18 april 2015

VUURDOORN

Vandaag is de eerste werkbeurt van het seizoen op het volkstuincomplex waar mijn vrouw en ik een huisje hebben en een tuintje huren. Tien zaterdagen per jaar (tussen half april en half oktober) moet er door een van ons drie uren gewerkt worden. Dertig uren per jaar dus. De bedoeling van die werkbeurten is dat het complex er weer wat fraaier uit komt te zien. Door een groep, met doorgaans evenveel vrouwen als mannen wordt driftig gesnoeid, geschoffeld, geveegd, geschuurd, geverfd, gemaaid, geharkt, gezaagd, gegraven, gesjouwd, gebaggerd en opgeruimd.  
De werkbeurten zijn van tien uur tot één uur. Om half twaalf krijgen de noeste werkers koffie en om precies kwart voor twaalf lopen de ‘opzichters’ alweer nerveus langs de koffiedrinkers, klappen in  hun handen en roepen dat het ‘de hoogste tijd’ is om weer aan de slag te gaan. Net echt werk. Beetje eng soms.
Tegen tienen arriveer ik op het tuincomplex. Al het benodigde materiaal staat al in de starthouding: kruiwagens, scheppen, vuilnisbakzakken, schoffels, harken, snoeischaren, heggenscharen, grasmaaiers, zagen, bijlen, bezems, ladders en een zeis. Ik stal mijn fiets in mijn eigen tuin, trek een paar andere schoenen aan en neem een stel werkhandschoenen mee. Willem deelt altijd de taken van de dag uit. Dus ik loop op hem af en zonder dat ik hem wat hoef te vragen, zegt hij, dat ik de border, vlak bij mijn eigen huisje moet schoonmaken.  Even verderop staat een stel hinderlijk hoog uitgegroeide struiken, die moet ik snoeien. ‘Ik kom je zo wel even laten zien, wat ik bedoel,’ zegt Willem.
Ik begin vrolijk met de makkelijkste taak: een beetje schoonmaken: schoffelen, dooie bladeren, takken opruimen, harken …. werk waarbij ik spontaan en heel rielekst  ‘in een groen, groen, groen, groen knollen-, knollenland’ begin te fluiten. Als ik Willem zie aankomen, stop ik even spontaan met fluiten als ik ermee begon.
‘Ja,’ zegt Willen,’die andere taak is toch eigenlijk wat belangrijker. Kom maar mee, dan zal ik je laten zien.’ We lopen naar een vervaarlijk ogende vuurdoorn, die vlak naast het pad loopt. Door zijn takken wordt een stuk elektriciteitskabel, die op circa drie meter boven de grond gespannen is, helemaal ingekapseld.  De klus is om voorzichtig de takken van die struik te snoeien tot een halve meter onder die kabel. ‘Ga maar naar Hein,’ zegt Willem,’die weet wel welke snoeischaar je nodig hebt.’
Als ik de naam Hein hoor, krijg ik al gelijk de kriebels. Materiaalman Hein is ongetwijfeld een bijzonder kundig technicus. Hij gedraagt zich in zijn materialenhokje sowieso als de beste van de hele wereld. En passant geeft hij anderen het gevoel dat ze te stom zijn om voor de duvel te dansen. Hij doet dat satanisch glimlachend, met een sterke sadistische inslag.
Na door Hein fijntjes vernederd te zijn (ik wist niet door welk gaatje van de snoeischaar  ik een touwtje moest halen, zegt Hein: ’als je dat al niet eens weet, kan je maar beter gaan pingpongen.’).
Goed. De vuurdoorn dus. Dat is een van de meest agressieve struiken die ik ken. Hij heeft prachtig rode bloemetjes maar zijn doornen zijn talrijk, krachtig en scherp. Bloederige krassen kerfde die kutstruik op mijn handen en armen. Winkelhaken in mijn kleding. Dat is op zich niet zo’n probleem, want ik ben wel zo slim om wanneer ik klus, afdankertjes te dragen. Het is echt een klote klus. Even voor één uur ben ik ermee klaar.
Die snoeischaar moet weer terug naar Hein. Balen! Gelukkig heeft hij een nieuw slachtoffer gevonden om zijn sadistische praktijken op bot te vieren. Vliegensvlug leg ik die snoeischaar in een hoekje van zijn materiaalhok en maak me snel uit de voeten.

De eerste werkbeurt zit er op. 

vrijdag 17 april 2015

jeejeepee zo af en toe: KANARIEGEEL

jeejeepee zo af en toe: KANARIEGEEL: M’n vrouw, kleinzoon Bent en ik staan in het park te  kijken naar een tiental hertjes en een hert met een groot gewei op zijn kop. Dat zal ...