M’n vrouw, kleinzoon Bent
en ik staan in het park te kijken naar
een tiental hertjes en een hert met een groot gewei op zijn kop. Dat zal wel het
mannetje wezen. Er is eigenlijk niks aan te zien, want die hertjes liggen aan
de overkant van een singel, op een soort eiland, om voederbakken heen te
herkauwen.
De kleine Bent kijkt met
aandacht naar de herten. ‘Waf, waf,’ zegt hij …. Weet hij veel. Ik zou het geluid
van een hertje ook niet weten, net zoiets, denk ik, als het geluid van een
mannetjeshert maar dat ken ik ook al niet.
Er nadert een grote man van
een jaar of veertig met lang grijs haar. Ook zijn snor en sikje zijn grijs. Hij
loopt in een kanariegele overall en hij heeft hij een rode pet op. Verder heeft
hij knalrode schoenen aan. Hij trekt een zwarte leren tas op wieltjes achter
zich aan. Op het leer van de tas zijn tientalle ronde rode stickertjes geplakt.
Dat maakt de tas vrolijk! De wieltjes van de tas piepen. Gek zou ik daar van
worden. Kleinzoon Bent heeft al enkele minuten geen belangstelling meer voor de
hertjes. Hij is gebiologeerd door de kanariegele man. Die kerel staat stil op
enkele meters afstand van ons. Hij knikt naar ons en glimlacht. Hij zwaait naar
ons zoals ‘Dik’ van het duo ‘Dik en Dun’ dat meestal zwaait.
M’n vrouw kijkt me
aan:’Ken jij die knakker?’
‘Nee, nooit eerder gezien,’zeg
ik.
Bent daarentegen zwaait
vrolijk terug. Die is in de ‘ik-zwaai-naar-iedereen-fase’.
‘Lekker weertje hè? zegt
de man…. Ik hoop dat het water ook lekker is.’
Uit zijn zwarte leren tas
met rode bolletjes er op, vist hij een badmuts, een badlaken, een snorkel en een
paar gigantische zwemvliezen, allemaal knalrood. Hij gooit de rits van zijn
kanariegele overall open en als hij die uitgetrokken heeft, zien we hem staan,
mager en spierwit in zijn minuscule kanariegele
zwembroekje. Geroutineerd trekt hij de badmuts over zijn hoofd en schiet hij
zijn zwemvliezen aan. Hij zet een reuzenstap over het hek en zegt tegen ons:
‘Ik ga alle hertjes een
kusje geven. Misschien het mannetjeshert ook wel maar meestal moet hij niks van
mij hebben.’Het klinkt een beetje verwijfd, zoals hij dat zegt. ‘Willen jullie
even op mijn spulletjes passen?’ vraagt hij.
Hij wacht niet eens op
antwoord en snelt met grote stappen naar de singel en springt in het water.
‘U vergeet uw snorkel,’zei
mijn vrouw nog maar dat kan hij niet gehoord hebben, want toen was hij net kopje
onder. Kleinzoon Bent zit letterlijk met open mond te kijken. Binnen een minuut
is de man in het gele broekje, druipend en
wel op het eilandje beland. Hij gaat kusjes geven. De hertjes willen dat
absoluut niet en zetten het op een lopen. Tientalle rondjes lopen de hertjes
langs de rand van het eilandje; de man in het gele broekje in de achtervolging.
We vermaken ons hier alle
drie prima maar mijn vrouw en ik willen hier ook nog wat anders zien: de
volière met de zebravinkjes. Ook leuk voor onze kleinzoon.
Als we eenmaal bij de
volière zijn, horen we dichtbij een ambulance stoppen. We kijken elkaar aan en
zeggen haast tegelijkertijd: ’Dat is vast voor onze kanariegele vriend.’