vrijdag 10 april 2015

HOER

Mijn vrouw en ik hebben besloten onze benedenburen drie punten  in mindering te geven. Onze nachtrust wordt steeds verstoord door hun gesmijt met deuren en hun veelvuldig en luidruchtig toiletbezoek. Een paar maanden geleden hadden we ze ook al eens drie punten afgepakt maar daar trokken ze zich verder niks van aan. Toen was de buurman jarig . Er kwam de hele dag door veel visite voor hem. Dus ging de bel vaak. Er was druk gekrakeel in het trappenhuis. 
Als mijn vrouw en ik iets irritant vinden dan is het wel, dat de bel heel vaak en heel hard gaat bij onze buren. Dat gekakel is natuurlijk ook niet om aan te horen. Wij zijn benieuwd of ze nu wèl onder de indruk zijn. Ze moeten nu wel reageren, want zo kan het niet doorgaan. Nog eens drie punten in mindering en ze worden uit hun woning gezet. Dat is de regel bij negen minpunten. Zo staat het in het reglement ‘Huurders Onder Elkaar Reglement’ (HOER).
Ja, kort na de tweede reglementaire puntenaftrek stond de benedenbuurman voor onze deur. Buurman was een schriel mannetje, erg bleek, hij had een baard van drie dagen en hij had zich vandaag nog niet aangekleed. Ik weet niet of hij zich op andere dagen wèl aankleedde. Maar nu stond hij hier voor mijn neus in zijn slobberende onderbroek en zijn oranje t-shirt met het opschrift: ROBBEN.    
‘Dag heer’, zeg ik zo neutraal mogelijk, ‘waarmee kan ik u van dienst zijn?’
‘Ik heb van u en uw vrouw twee brieven gekregen  over puntenaftrek. Ik smijt ’s nachts met deuren’ schrijft u,’ en maak lawaai op mijn wc. Op mijn verjaardag, één keer per jaar dus, wordt er te veel op mijn te harde bel gedrukt.’
‘Dat klopt precies, meneer, vandaar onze brieven.’
‘Kunt u misschien alstublieft die puntenaftrek ongedaan laten maken. Ik wil hier namelijk heel graag blijven wonen met mijn vrouw en mijn vijf kinderen. Want als u mij straks misschien wel wèèr een brief met een klacht stuurt, dan heb ik in totaal negen minpunten. Dan moet ik mijn huis uit.’
‘Jaaaa, dat is mij bekend, beste man!’
‘Maar ik smijt toch al een paar weken niet met de deuren.’
‘Helemaal waar, waarde heer, maar mijn vrouw en ik hadden u toch óók geschreven, dat wij last hadden van het lawaaierige gedoe op uw toilet?’
‘Wat bedoelt u dan met luidruchtig gedoe, meneer?’
‘Dat zal ik nu zeggen, waarde heer: met dat luidruchtige gedoe, bedoel ik het veelvuldig en met veel herrie doorspoelen van het toilet èn tevens het laten vliegen van oorverdovende winden.’
‘Maar meneer ... wij moeten toch ook gewoon onze behoeften kunnen doen ...’
‘Nee, nee, nee, brave borst, mijn vrouw en ik willen er geen last van hebben als u, uw vrouw en uw vijf kinderen ’s nachts hun behoefte doen.’
‘Goed meneer, dan zullen wij beneden de wc ’s nachts niet meer doorspoelen. Trekt u dan uw brieven in?’

‘Geen denk aan, beste man ….. en wat dacht u van de winden? Wanneer u het een maand lang rustig weet te houden, dan pas trek ik mijn brieven in. Prettige dag verder!’

donderdag 9 april 2015

POT

Mijn psychiater, Otto, belt omdat hij me graag zo spoedig mogelijk wil zien. Dat is raar! In de afgelopen 15 jaar moest ik bellen of ik alstublieft mocht komen. Heeft iemand hem misschien ingeseind, dat ik geld aan het verkwisten ben in het Casino of dat ik leuke dames oneerbare voorstellen doe of dat ik onophoudelijk ruzie zoek met mensen in mijn omgeving of dat ik er potsierlijk bijloop in een oranje kostuum met dito hoedje. Dat zijn goede redenen voor Otto om me bij zich te roepen;  zulk gedrag  is namelijk niet ondenkbaar met die malle stoornis van mij.
Ik mag om 13.00 uur bij Otto op audiëntie komen. Precies om 13.00 uur zit ik in de wachtkamer, om 13.05 uur loopt Otto langs de wachtkamer met een dubbele bruine boterham in zijn hand. Volgens mij met pindakaas, dat weet ik niet zeker. Dat ruik ik dadelijk wel, want we zitten altijd heel dicht op elkaars lip. Otto loopt om 13.07 uur nog op zijn gemak zijn boterhammetje op te peuzelen, als ik vanuit de wachtkamer zijn spreekkamer in loop.
‘Hallo! Ik moet nog wel even mijn boterhammetje opeten. Wil je even wachten in de wachtkamer?’ zegt Otto.
‘Neen Otto,’ zeg ik, ‘dat wil ik niet, we hebben een afspraak om 13.00 uur en het is nu 13.08 uur. Ik ga vast op je kamer zitten.’

Even later komt Otto zijn kamer binnen en doet een jammerlijke  poging grappig te zijn:’Ik hoop dat je geen last hebt van onverwachts uit mijn mond schietende broodkruimeltjes. Je hebt me zo opgejaagd, dat ik niet alle brooddeeltjes heb kunnen door slikken.’
Ik weet het gelijk! Er zat pindakaas op en niet zomaar pindakaas maar pindakaas met kleine stukjes noot.
‘Het is echt geen stukje brood dat net uit je mond schoot, Otto, het was een stukje noot en het zit nu op mijn linkerwang. Kijk, hier.’
Otto gaat achter zijn beeldscherm zitten en doet net alsof hij niets gehoord heeft.
‘Ik ben me er niet  van bewust dat ik stoms heb gedaan, Otto.’
‘Welnee! Dat was ook niet de reden dat je gevraagd heb te komen,’ zei Otto.

Om in balans te blijven slik ik een medicijn (lithium). Dat medicijn is een beetje riskant is voor andere organen van mijn lichaam. Daarom moet ik elke drie maanden mijn bloed laten controleren, zodat wanneer er in mijn lichaam iets misgaat, er bijtijds maatregelen genomen kunnen worden.
Welnu, uit die bloedcontrole is gebleken dat het lithiumgehalte in mijn bloed te hoog is en dat heeft tot gevolg dat mijn nieren niet goed meer functioneren. Dat is het goede nieuws dat Otto me even wilde doorgeven.
‘Slik je jarenlang trouw je medicijnen,dan  krijg je als beloning problemen met je nieren, ’dacht ik vol zelfmedelijden.
Hoe erg het nu is met mijn nieren moet ook weer onderzocht worden. Ze moeten nu niet mijn bloed maar mijn pies hebben. Ik moet  24 uur uitsluitend piesen in een bruine kunststof pot. Die geeft Otto mij mee. Er gaat tweeëneenhalve liter zeik in. Overmorgen wil Otto weer een gevulde pot terug.
Het is lekker weer, de dag dat ik die pot wil vullen.  Ik wil naar buiten, een stuk fietsen. Thuis heb ik al een half litertje in de pot gepiest. Ik stop de pot in mijn rugzak en doe er een banaan, een appeltje en een pakje brood bij. Zo fiets ik richting  Zoetermeer en weer terug naar huis. Een paar keer onderweg houd ik een plaspauze. Diep weggedoken in de bosjes, niemand mag me zo met die pot zien.  Nu ben ik weer thuis. De ton is al ruim voor de helft gevuld.
Tot negen uur ’s ochtends moet ik in de pot plassen. Ik zet de pot (afgesloten) naast mijn bed op de grond. ’s Nachts doe ik er nog drie plasjes in. Een keer heb ik een klein beetje naast de pot gepiest. Mijn ochtendplas wordt mijn laatste voor het onderzoek. Er is nog wat ruimte dus ik hang mijn plasser in de pot  en laat mijn plas lopen, alleen …… er is onvoldoende ruimte in de ton. De warme urine loopt over mijn handen, op mijn voeten en over het zeil van mijn slaapkamer.

Het onderzoek kan beginnen, want de pot is gevuld met mijn urine van 24 uren. 

dinsdag 7 april 2015

Crediteuren

Onderweg naar de afdeling is DirkJan te kwaad om iets tegen haar te zeggen.  Waarom gedroeg Lidewij zich als een klein kind tegen  Jakips, de chef? Nu heeft ze het volledig verbruid.  Ze werkt nu bijna een jaar lang, 24 uur per week, als uitzendkracht bij Vetom BV, een bedrijf dat smeermiddelen produceert voor de pluimvee industrie. Lidewij heeft al die tijd op de afdeling crediteuren gewerkt, zeer tot tevredenheid van haar collegae en  afdelingshoofd Dirkjan. De twintig jarige  Lidewij houdt van aanpakken. Ze toont initiatief. Zo belt ze bedrijven op die de rekening nog niet betaald hebben. Ze is dan even vergeten dat ze op crediteuren zit en niet op debiteuren. Aan crediteuren moet je immers betalen en van debiteuren vang je geld. Maar goed, binnen twee maanden heeft Lidewij wel in de gaten hoe dat precies in elkaar steekt.
Vetom BV zelf is gevestigd in Lidewij’s geboorteplaats Barneveld. Voor haar is het aantrekkelijke van de baan de telefonische kontakten met medewerkers van andere bedrijven. Die zitten voornamelijk in Venray, Ede en in Barneveld zelf, maar naar Barneveld telefoneert ze niet graag omdat ze daar bijna iedereen al kent. Die komen haar, bij wijze van spreken, al mijlenver haar neus uit. Lidewij’s stille wens is eens op de debiteuren afdeling in Venray te mogen werken. Dat komt vooral omdat Maarten daar werkt, op de debiteuren dan , hè. Maarten, dat vindt Lidewij toch zo’n aardige man, tenminste zo aan de telefoon. Hij luistert echt naar je. Als je Maarten iets vertelt dan kan hij heel geïnteresseerd doorvragen. Dat vind ze toch zo prettig. Als Lidewij in de problemen zit, belt hij gerust helemaal vanuit Venraij om, met zijn warme telefoonstem, te vragen hoe het gaat …. zo zachtaardig als hij is. Zo’n man zal ze haar leven niet vergeten.
Maar goed, Lidewij heeft een afspraak bij de chef, de heer Jakips, en DirkJan, hoofd crediteuren, mag ook bij het gesprek aanwezig zijn. Het gaat om het verlengen van haar contract. Dirkjan vertelt hoe tevreden hij is over Lidewij, hoe snel ze dingen oppikt, hoe collegiaal ze is en hoeveel geld ze al voor het bedrijf verdiend heeft. Dan komt Lidewij aan het woord. Ze is niet zo handig, ze zegt tegen Jakips dingen, waar ze beter haar mond over kan houden.  Heel vlug werken kan ze. Daardoor houdt ze tijd over. Tijd voor een extra lange pauze. Tijd voor fijne gesprekken met Maarten, die ze overigens alleen maar nog van de telefoon kent, helaas.
‘Maarten is achtenvijftig jaar, Lidewij en al vier maal opa,’bromt Jakips
‘Nou,’ zegt ze, ‘ ik heb toch niet gezegd dat ik met hem naar bed wil.’ Maar stiekem vindt ze het heel erg jammer, dat Maarten al zo oud is. (De tranen schieten haar in de ogen.) Zij had hem geschat op zevenentwintig, dat scheelt nogal wat.
Jakips zei dat hij goed had geluister:  Lidewij mag blijven bij Vetom BV. Haar werk heeft ze al die tijd goed gedaan. Ze heeft nu een tijdelijk contract van vierentwintig uur per week. Met ingang van de volgende maand krijgt ze een vaste aanstelling voor twintig uur per week. Die vierentwintig uur is, zoals u zojuist zelf al aangaf, veel te veel voor het crediteurenwerk.

Lidewij stond op, pakt de tulpen uit de vaas, knakt ze en gooit ze naar  Jakips zijn kop en zegt zeer gepiqueerd: ’steek dat jaarcontract maar in je reet Jakips.’     

maandag 6 april 2015

SEX

Het zal nu zo’n gauw veertien jaar geleden zijn dat ik voor het laatst geneukt heb. Ik was toen 50 jaar. Als ik het goed heb, deed ik het de allerlaatste keer niet met mijn vrouw maar met een Russisch hoertje, in een seksclub in Dordrecht. In 2001 hebben mijn vrouw en ik nog een laatste poging gewaagd om seksuele gemeenschap te hebben, zoals dat zo netjes heet. Ik was toen net hersteld van een paar gebroken hielen. Ik lag op bed en mijn vrouw zat naast me. We vrijden zowaar een beetje maar m’n vrouw merkte al snel dat ze geen zin had om te neuken en zei: ’We kappen er mee.’ Ik reageerde niet maar ons toch al diep treurige seksleven eindigde op dat moment definitief.
In de dertig voorafgaande jaren, zeg maar de periode 1970 – 2000, was er heel sporadisch seksuele activiteit. In de eerste tien jaar van ons huwelijk gebeurde er nog wel wat bijzonders. Onze zonen zijn in ieder geval in die periode verwekt.  
Aan het eind van de zeventiger jaren kwam er al een beetje de klad in. Mijn vrouw had vaak geen zin om te vrijen. Ze had het idee dat het aan de pil lag. Ik dacht toen:’Hé, dan laat ik me steriliseren. Dan hoeft zij die pil niet meer te slikken en wordt vrijen voor ons allebei weer een feestje.’
Een half jaar na de geboorte van mijn jongste zoon liet ik me steriliseren en het effect op onze seks was overweldigend …..maar niet heus. De frequentie werd zo mogelijk nog lager dan vòòr de sterilisatie.
Als ik vandaag  aan mijn vrouw vraag waarom zij zo weinig zin had in seks, haalt ze haar schouders op en zegt, dat ze er gewoon niks aan vond.
Hoe werd het dan minder in die tachtiger jaren? Mijn vrouw speelde een soort verstoppertje met mij. Wanneer ik laat naar bed ging, ging zij vroeg naar bed. En  als ik vroeg ging, ging zij laat. Zo kan je elkaar prima ontlopen, hoor. We gingen natuurlijk ook wel eens tegelijk naar bed. We vrijden dan soms kort, een beetje zoenen en een beetje genieten van elkaars lijf maar dat was meestal van korte duur. Dan draaide ze zich abrupt om. Ze was moe en moest gaan slapen. In het begin zei ze nog wel  eens waarom ze zich omdraaide. Later draaide ze zich om zonder commentaar.
Duizenden euro’s hebben we uitgegeven aan therapie maar we hebben er nooit  wat van kunnen maken. Dit heeft in feite geduurd van 1980 tot 2000.
Dat mijn vrouw weinig plezier kon beleven aan sex, heeft natuurlijk ook met mij te maken. Het is niet zo dat ik een klein pikkie heb, voortijdig mijn zaad loos, misselijk makend uit mijn mond of onder mijn oksels stink.  Het zat hem in de  andere vrouwen, die ik beminde, hetgeen haar deed verdorren. Zij strafte mij levenslang voor mijn ontrouw.
 Ik had natuurlijk weg kunnen gaan. Dat heb ik niet gedaan omdat ik van haar houd. En eerder ook omwille van de kinderen. De kinderen waren onze gezamenlijke  verantwoordelijkheid. Om toch enigszins aan mijn gerief te komen heb ik regelmatig mijn toevlucht genomen tot de masturbatie, aanvankelijk onder de douche en zeker na 2000 achter pc. Er zijn dan immers volop smaken op talloze pornowebsites. Naar de hoeren ben ik na dat Russisch hoertje in 2001 niet meer geweest. Dat zou ik ook niet kunnen betalen.
In 2001 besloten mijn vrouw en ik apart te gaan slapen; elk in een eenpersoonsbedje op een aparte kamer. Dat doen we tot op de dag van vandaag. Helaas is van enige warmte naar elkaar geen sprake meer.

‘Die tijd is geweest’, zoals mijn vrouw tegenwoordig altijd pleegt te zeggen.

zondag 5 april 2015

LIJK

Lang geleden heb ik besloten om me te laten cremeren. Mijn schoonvader, een groot crematie – fan, verleidde me ertoe lid te worden van de AVVL. De Algemene Vereniging Voor Lijkverbranding; niet zo’n appetijtelijke naam maar hij dekt de lading wel. Mijn vrouw is toen ook gelijk lid geworden en wij zijn zo brutaal geweest onze twee zonen, al bij hun geboorte alvast aan te melden voor het laten verbranden van hun lijken te zijner tijd.
Van origine is mijn eigen familie niet zo van de crematie. Misschien heeft het er mee te maken dat mijn familie katholiek is en de katholieken laten zich liever te rusten leggen op Rooms-Katholieke begraafplaatsen. Ook mijn vader die niks met het katholicisme te maken wilde hebben, koos voor een plekje onder katholieke grond.
De argumenten van mijn schoonvader voor crematie waren
-          Ruimtebesparing: een verbrand lijk neemt geen plaats in de grond in
-          Een crematie kost gemiddeld minder geld dan een begrafenis.
-          Vrijwel alle crematoria hebben goede voorzieningen, zoals aula’s en condoleanceruimtes.
-          Een crematie is niet onderhevig aan weersomstandigheden.
-          Je hebt langer de tijd om te bedenken wat je met de overblijfselen wil doen.
-          Je kan de as bewaren in een bijzondere urn of uitstrooien of beide.
-          Je kan de as  bewaren waar je maar wil.
-          Je kan je dierbare herinneren wanneer je dat wenst.

Alsof mijn schoonvader aandelen bij die crematieclub had, zo prees hij dat aan.. Hij was trouwens de eerste van mijn schoonfamilie, die het ging uitproberen. Dat was in 1977en toen was het systeem al goed uitgedokterd. Ik dacht toen nog dat ze mijn schoonvader gingen cremeren, terwijl wij nog in de aula zaten. Mooi niet dus.
In feite ging het er in het begin net zo aan toe als bij de Christelijken: toespraakje, toespraakje en nog een toespraakje. Dan gaan de Christelijken  de kist met inhoud begraven. Bij de crematie gebeurt er na de toespraakjes iets spannends: ze laten de kist zakken. Ik had toen nog niet zo in de gaten dat die kist van mijn schoonvader op een liftje stond. Ze lieten hem dus zakken in de oven, dacht ik, waarin hij gelijk verbrand zou worden. Dat bleek totaal anders te gaan. Die oven stond een heel stuk verderop in crematorium vlakbij de schoorsteen en het lijk werd ook pas veel later verbrand, als iedereen al lang weg was. Eerlijk gezegd had ik er op gerekend geschroeid mensenvlees te ruiken; niet dat ik nou zo lekker vind maar gewoon het moet toch een speciaal luchtje zijn, zeker als het van je schoonvader is. Ik heb het nog nooit geroken in ieder geval. Vriendjes van mij zeiden dat ze de geur van geschroeid mensenvlees eens geroken hadden tijdens een grote brand bij ons in de van Lennepstraat in Spangen. Een moeder en drie kinderen zijn toen levend verbrand. Mijn vriendjes vonden het wel een lekkere barbecue-achtig luchtje, zeiden ze. Jammergenoeg was ik er toen niet. Ik logeerde bij mijn tante in Schiedam.

Mijn ouders liggen al een pittige tijd begraven op de Katholieke Begraafplaats in Crooswijk. Af en toe bezoek ik hun graf eens, heel zelden eerlijk gezegd. Misschien ligt het aan mijn reukorgaan maar ik kan nou niet zeggen wat voor geur daar op dat kerkhof hangt. Terwijl op zich rottende lijken behoorlijk kunnen meuren en het sijpelt daar natuurlijk allemaal de grond in. Het zou me niks verbazen als er van mijn ouders inmiddels niks meer over is. Ja, botjes alleen nog maar volgens mij ruik  je daar niks van

zaterdag 4 april 2015

TWEE DAMES

In de trein van Bergen op Zoom naar Rotterdam op zaterdag 4 april zitten twee hoog bejaarde dametjes bij te komen van een aangenaam dagje uit.

Truus:            Ik was nog nooit in Vlissingen geweest ….heerlijk …..wel een beetje koud, maar toch …... Die boulevard ….ik denk dat dat de mooiste boulevard is die ooit heb gezien. Jij vond er niet zo veel aan ,hè, Mies?
Mies:             Jawèl, ik geeft je helemaal gelijk maar ik hebt toch het meest genoten van gewoon in de trein zitten van Schiedam naar Vlissingen. Een lekkere rustige trein met weinig gezeik om je heen.
Truus:            Die boulevard vond ik toch wel ……..
Mies:             Het werd verdomme wel tijd ook om eens ergens anders heen te gaan: we benne zeker al duizend keer in Delft geweest en twintig keer in Leiden. Vlissingen mag dan leuk zijn voor de afwisseling maar ik hoeft er echt niet meer zo nodig naar toe. Jij Truus?
Truus:            Ik was toch wel helemaal weg van die boulevard daar. Weet je waar ik zo van genoten heb, Mies? Niet vandaag hoor ….. eerder dit jaar. Van Hoek van Holland. Ik hou zo van de zee. Dat zouden we best nog een keertje kunnen doen. De metro komt er nou.
Mies:             Nou ik hoeft niet direct  met mijn poten in het water te staan, Truus, maar die Tweede Maasvlakte, daar bent ik toch zo nieuwsgierig naar. Ik las laatst dat je daar vanuit Hoek van Holland met een bootje ken komme. Ga je dan mee, Truus?
Truus:            Als ik tegen die tijd weer wat gespaard heb, ga ik wel mee, hoor. Lijkt me best leuk. Maar ik moet voorlopig  nog maandelijks 35 euro per maand bijbetalen voor de crematie van Leen, tot aan zijn dood. We waren 3000 euro onderverzekerd.
Mies:             Hoe lang betalie nu dan?
Truus:            Twintig maanden.
Mies:             Nou zeg, das nieso slim van jou Truus. Dan had je toch veel beter die drieduizend euro in één keer neer kennen leggen, dan wassie een stukkie  goeiekoper  uit geweest.
Truus:            Ja, Mies, maar dan moet je dat geld ook maar net hebben.

Er wordt omgeroepen dat er overgestapt kan worden op de trein naar Woerden

Mies:             Ooo, Woerden daar benne we toch ook al eens geweest, Truus?
Truus:            Even denken ….. ja daar was toch dat leuke poppenmuseum, ja, enig.

Truus:            hé, zie je dat, Mies, dat meisje gaat de wc in.
Mies                          ….. ze zal wel motten pissen, denkie niet, dat mot jij toch ook wel es, Truus?
Truus             Ja, gek is dat hè, meestal zie ik mannen naar binnen gaan in zo’n trein toilet ….. nou ja, het zal wel aan mij liggen.
Mies:             Ga je met de Pasen nog wat  leuks doen?
Truus:            Mijn dochter gaat voor me koken.
Mies:             Zo, jij boft.
Truus:            Ze maakt vandaag babi pangang met rijst. Straks als we weer in Schiedam zijn kan ik een pannetje babi pangang bij haar op komen halen. Zelf heeft ze morgen een huis vol visite.
                        Geen probleem. Ik warm de babi pangang morgen op en geniet van een lekker paasmaaltje. ……ja?
Mies:             Ja! Babi pangkan, zalig.
Ik  hebt toevallig nog een joekel van witlof over van gisteren. Die grote witlof eet ik lekker de eerste Paasdag, een aardappeltje erbij en ik hebt nog een speklappie. Doet ik er ook gewoon bij. De tweede Paasdag eet ik een bammetje met pindakaas, iets gewoons in ieder geval.
Truus:            Hé kijk nou, daar gaan drie jongens de wc in. Dat meisje zat er toch in?
Mies:             Welnee, die meid is allang en breed klaar, joh …. Zeker een half uur terug     hebt ik haar uit dat stinkhok zien kommen.

Hier, op station Rotterdam Blaak, verlaat ik de trein. De dametjes vervolgen

hun reis naar Schiedam.

vrijdag 3 april 2015

DIE TIJD IS GEWEEST

EEN
Kent u de uitdrukking ‘Die tijd is geweest’? We, mijn vrouw en ik, gingen in de sixties en seventies vrijwel elk weekend swingen. De ene disco in de andere disco uit enz. Ik vroeg m’n vrouw halverwege de negentiger jaren, wij waren toen veertigers:
‘Ga je mee naar de disco, schat?’
‘Nee jongen, die tijd is geweest,’ antwoordde zij.

TWEE
Samen met mijn vrouw heb ik heel wat popfestivals afgelopen, Pinkpop, Lowlands en het festival waar het allemaal mee begon, het festival bij ons in Rotterdam: Kralingen Pop, waar Pink Floyd optrad, dr. John the Nighttripper, Jefferson Airplane, Santana, Canned Heat, The Byrds en Country Joe en de Hollandse topper CCC inc.
Toen bekend werd dat vorig jaar de Rolling Stones de topact zou worden van PinkPop kreeg mijn vrouw de kriebels, want ze is een grote Stonesfan (vooral van Keith Richards):
‘Ga je mee, naar Pinkpop, naar de Stones?’ vroeg ze me.
‘Nee, meissie, al die drukte, dat lawaai, dat trek ik echt niet meer, die tijd is geweest.

DRIE
Het is lekker weer, zonnig, 29 graden, zacht briesje. Wij zijn in de veertig, en gaan straks met een stel vrienden naar het strand in  Hoek van Holland. Krentenbollen,  broodjes, appels, bananen en een paar blikjes frisdrank gaan de koelbox in.
Badminton rackets, shuttles en een voetbal gaan mee. Ook zonnebrandcrème natuurlijk. In diezelfde tas stoppen we de badlakens. Ach, in die  tas kan ook mijn zwembroek wel en haar bikini.
‘Schat,’ zeg ik tegen mijn vrouw,’als jij je bikini alvast in deze tas doet dan kan die de auto in.
‘Hè?,’zegt mijn vrouw,’mijn  bikini? ‘Ben je wel goed snik? Kan je je enigszins voorstellen hoe ik er uit zie met mijn 90 kilo in een bikini. Nee, jongen, mij zal je niet meer in een bikini zien, die tijd is geweest.

VIER
Kort geleden wilden we naar de bioscoop. Ik wilde naar de film Still Alice en mijn vrouw wist het nog niet precies. Haar indruk van Still Alice was dat het een nogal sombere film was. Zij had liever wat luchtigers maar dat was er die avond niet. Geen Still Alice dus. Ik zei tegen haar: ’Het is misschien je smaak niet, maar je zou bijvoorbeeld, alleen om mij een plezier te doen met mij mee kunnen gaan naar die film.’
’Om alleen jou een plezier te doen? O mijn God. Oh nee, die tijd is geweest!’

VIJF
Ik ben al vanaf mijn veertigste grijs. Toen ik tegen de vijftig was, had ik zo mijn ijdele buien en verfde ik mijn haar zwart. Ook mijn snor en mijn sik kregen een beurt. Ik modelleerde mijn sikje naar dat van Frank Zappa. Mijn  vrouw vond dat wel mooi destijds.
‘Ik zou het best leuk vinden als je je haar weer eens zwart zou verven, dat stond je zo goed,’ zei ze.
‘Meen je dat nou? Je weet toch wel dat ik geen 40 meer ben; ik ben de 64 al gepasseerd. Mijn haar zwart verven? O nee, het idee alleen al. Nee, die tijd is geweest.

ZES
We zijn op een party. Daar zie ik dat wijf, dat me op geniepige wijze, volkomen onterecht ontsloeg bij de Stichting XYZ. Wat haat ik dat kreng.  Zij mijdt mijn blik en voert een geanimeerd gesprekje met mijn vrouw.
Mijn vrouw weet wat een kwalijke rol dat kutwijf gespeeld heeft bij mijn ontslag. Ik neem het mijn vrouw kwalijk, dat ze desondanks vrolijk staat te babbelen met die trut, die ons gezin aan de rand van de afgrond bracht.

Mijn vrouw reageert koel en zegt: ‘Ik ben al jarenlang niet meer solidair met jou. Die tijd is geweest.’