Die aansteker, die cigaretten, daar gaat het niet om. Veel verontrustender is het dat mijn sléútelbos, úit het gat in mijn broekzak, via de Erasmusbrug, de Maas in is gevallen ……tenminste …..die zou de Maas in gevallen zijn, als er niet toevallig een bootje voer op de plek Ik hoop niet dat iemand die sleutels op zijn kop gekregen heeft want dan is tie nog niet jarig … en ik ook niet trouwens … hoewel ik er eigenlijk niks aan kon doen. Misschien kan ik t.z.t. een beroep doen op mijn WA-verzekering.
Ik weet me
geen raad nu. Ga ik het redden om op tijd bij de aanlegplaats van het bootje te
zijn? Die sleutels móé ik echt hebben. Het is de enige sleutelbos die ik heb.
Ik heb niemand een reservebos gegeven. Niet uit wantrouwen ... ik heb er nooit
bij stil gestaan.
Ik houd mijn
blik gericht op het bootje en zet het op een rennen, de Zwaan af in de richting
van het Centrum. Als ik nou een huurhuis had, zou de huisbaas wel
reservesleutels voor me hebben; weinig kans nu. Ik breek m’n nek bijna over een
Cola-blikkie … met zwiepende armen houd ik me nog net staande. Af en toe werp
ik een blik naar links; ik zie het bootje langzaam naar de kade varen. Eer het
bootje kan aanleggen, zijn we alweer een half uurtje verder. Er ligt namelijk
een aantal rondvaartboten in de weg, waar omheen gevaren moet worden. Ik heb
minimaal een half uur nodig; als het een beetje meezit kom ik gelijk met het
bootje aan. Ik hoor een ambulance naderen … even houd ik mijn vaart in. Hij rijdt
door tot aan de eerste vrije aanlegplaats langs de Kade. Met zwaailichten
blijft de ambulance langs het water staan. Ik ben ondertussen weer gaan rennen
….. ben behoorlijk moe …….. het zweet gutst van mijn hele lichaam. Het is de
hele dag al stikbenauwd.
Onderaan de
brug ga ik links, over het Willemsplein, naar de ambulance. Ik moet langs de Spidoboten en de talloze toeristen die
Rotterdam komen bewonderen: ‘Effe weg wezen, nou!!’ Hard lopen hier kan haast
niet. Keer op keer staat een Rotterdampas-figuur in de weg …. die gratis een heel
half uur lang wil meevaren met de Spido. ‘Opzij! Opzij! Opzij!’
Het bootje vaart
nu naar de kant. Ik ben er bijna, de mensen op het bootje zwaaien licht
paniekerig richting ambulancepersoneel, dat staat te popelen om het bootje op te
springen … eerst afmeren. Ik kom aangehold; ben er bijna.
Onrustig gebarend
roepen passagiers van het bootje: ‘Hierheen, vlug, kom gauw, schiet op.’ De
ambulancebroeders gaan aan boord, daar ligt een man met een bloedende hoofdwond
… maar wàt zie ik achter die man in de boot liggen?? Mijn sleutelbos! Ik spring
ijlings op de boot, pak mijn sleutels en ren de Erasmusbrug weer op.
In alle
drukte vergeet ik helemaal om me om het slachtoffer te bekommeren. Maar ach, wat
is het nou alles bij elkaar? Een beetje bloed. Valt toch best mee?! Had
slechter kunnen aflopen. Het belangrijkste is toch dat ik mijn sleutelbos weer
terug heb, nietwaar?