zondag 8 januari 2023

DIK.

 

De man staat met zijn handen in zijn zak. Eigenlijk staat hij met zijn handen in de zakken van zijn spijkerbroek. Hij praat met een heer, keurig in het pak.

De heer wijst op de rotzooi op het terrein, zijn terrein.

De man met de handen in de zakken knikt. Bij elke knik zakt zijn broek iets verder af,  over zijn al gedeeltelijk onthulde harige billen. Zijn bouwvakkersdécolleté is gelukkig niet zichtbaar voor de heer. De man begrijpt wat hem te doen staat. Morgen gaat hij aan de slag. Hij denkt dat hij het klusje alleen wel aankan. Niet mèèr mensen nodig dus. De man heeft een buik met de omvang van een grote trom. Hij kan de heer niet precies zeggen hoelang hij met dit karwei bezig zal zijn. Zijn schatting is drie weken.

Dat duurt de heer te lang naar zijn zin. Hij stelt voor toch extra personeel in te huren.

Doch dat vindt de dikkerd te gortig. Hij wil dit klusje juist helemaal alléén doen omdat hij wat kilootjes wil afvallen. Dan heeft hij afleiding, denkt hij niet aldoor aan eten, behalve om twaalf uur dan, voor het twaalf uurtje. Bovendien is hij in beweging en kan hij lekker bukken, tillen en sjouwen. Gedurende die drie weken denkt de man ook flink wat kilootjes kwijt te raken. Nu weegt hij honderdvijftig  kilogram. Over drie weken is hij honderdtwintig kilo, denkt hij zelf. Tenminste als hij kan werken als zelfstandige zonder personeel. ‘Als de heer het sneller wil hebben’, zegt de man stoer, ‘zoekt hij maar een ander’. Hij hijst zijn broek op, beweegt zijn benen stroef langs elkander in de richting van zijn glanzende Mercedes Benz. Zijn armen houdt hij bijna als de vleugels van een vliegtuig naast zijn lijf. Het ademhalen kost hem veel moeite. Van een afstand van honderd meter is dit al duidelijk zichtbaar. De man houdt plotseling halt. Hij zegt de heer het ook voor niks te willen doen. In die drie weken.

En nog is de heer niet tevreden. Hij heeft er geen vertrouwen in. Geen wonder! De heer denkt hoe kan die obesitant überhaupt iets presteren. Hij kan zich nauwelijks voortbewegen. Nauwelijks ademhalen; nauwelijks bukken, tillen of reiken. Deze overgewichtige man is na één dag werken, zwaar ziek thuis. En dan kan ik weer op zoek naar een ander èn ben ik weer een paar dagen achterop. Neen, hij ziet absoluut geen heil in deze zwaarlijvige persoon. Dan maar een paar centen er tegen aan gooien. Misschien zit de klus er dan in een kleine week op..

De ontroostbare dikke man laat zich achter het stuur van zijn Mercedes Benz vallen en rijdt uiterst kalm het terrein van de heer af..

zaterdag 7 januari 2023

HOOG GESPANNEN VERWACHTINGEN.

 Sommige mensen maken nooit wat mee, hun leven is een lange grijze draad. Zo zou ik mijn leven nou niet willen noemen. Zo af en toe gebeurt er nog wel eens wat. Niet zo vaak als toen ik nog jong was. Maar toch. Met Els, Marieke en Bert ben ik in Schiedam bij een optreden  van ‘the Moon’ een coverband van Pink Floyd. Marieke, Bert en ik zijn fans van het eerste uur. Els is meer van U2 en Beiroet  maar omdat ze al een tijdje de deur niet uit is geweest, heeft ze ook maar een kaartje gekocht. Alle vier hebben we dat t-shirt met dat varken aan.

We hebben Pink Floyd  in het legendarische Kralingen Popfestival in 1970 gezien, met hun onovertroffen en onvergetelijke uitvoering van het nummer ‘Set the controls for the heart of the sun’. Om zes uur op die zwoele juni ochtend. De zon is dan net aan het opkomen. Met z’n vieren zijn we ook, op 7 november 1970, bij het concert dat Pink Floyd in de Doelen geeft. Stel je voor in zo’n magistrale muziektempel als de Doelen meegevoerd worden door de band met die virtuoze, uitgekiende symfonische rock .     

Van een coverband kan je natuurlijk nooit zo’n performance verwachten als van het origineel. Desondanks waren onze verwachtingen hoog gespannen. We zijn ruim op tijd aanwezig.  Misschien wel iets te vroeg. Bert krijgt dan eigenlijk veel te veel de tijd om te besteden aan zijn andere hobby: zuipen. ‘Indrinken’ noemt hij dat. Eerlijk is eerlijk: alléén drinken doet hij niet …. hij is ook van het  rondjes geven. Na het zesde pilsje: ‘Aaahh joh, Jee, nog ééntje voor ze beginnen.’

Marieke is na het tweede biertje al afgehaakt. Zij staat op de dansvloer opgewekt, met een appelsappie in haar hand, gezellig te babbelen met een  ‘Boudewijn de Groot look a like’.  ‘Die is toch onderhand ook al over de zeventig, Bert?’ ‘Neen’, lalt Bert, ‘volgens mij zong hij iets van ‘Meisjes van dertien’ verder weet ik het ook niet, hoor  ehh, Jee.’

Els is in trance: ze staat met haar oortjes ‘in’ te gokken bij de automaten. Tien tegen één dat U2 op heeft. Ik ben al half teut en bijna vergeten waarvoor ik hier ook alweer naar toe ben gekomen. Bert is al zeker aan zijn tiende pilsje toe in dit afgelopen uur.

 The  Moon gaat beginnen en Bert gaat vrijwel onmiddellijk out. Hij laat het pilsje uit zijn handen vallen. ‘Waar ben ik?’ kreunt Bert. Hij schuift heen en weer door het bier. Zijn broek, zijn shirt, zeiknat. Ik zeg hem dat hij in ‘de Popschuur’ is. In Schiedam, bij een cover…  ach, dat heeft geen zin, Bert is buiten westen.

Maar wat een bagger! Ik heb serieus proberen te luisteren naar  Astronomy Domine – Atom heart mother. Stuk voor stuk geweldige nummers maar helemaal verkloot door deze Moon. Marieke zwaait vanaf de dansvloer naar me, maakt kotsbewegingen naar de band en verlaat met Boudewijn de Groot, die haar omarmd heeft , de Popschuur.

Els is niet te troosten. Ze had honderd euro meegenomen. Die heeft ze vergokt. Ze heeft haar oortjes uit gedaan. ‘Wat een klote muziek zeg, ik blijf hier geen minuut langer.’ Ik bel voor ons drietjes een taxi. De chauffeur wil Bert niet meenemen wegens kotsalarm. Pech voor Bert. Die moet dan straks, als hij bij zijn positieven is, de metro maar pakken.

De taxi brengt Els en mij naar Prinsenland. We wankelen samen mijn huisje in. Wandelen samen naar de bank. Armen om elkaar. Zó zegen we neer. Zó sliepen we in.

vrijdag 6 januari 2023

DE SPIN IN HET WEB.

Mijn  op één na oudste zus, Dorien, doet liever ‘gewoon’ en dat vindt ze eigenlijk al ‘gek genoeg’. Ze is een kordate dame van inmiddels 69 jaar. Haar zoon Teis (40) woont met zijn vrouw en twee kinderen al weer jaren in Nieuw Zeeland. 

 Gewoon doen, was in Dorien’s ogen: ‘niet moeilijk doen, althans niet veel moeilijker dan nodig’. Met name op het gebied van taal was ze daar heel duidelijk in. “Als ik een ‘t’ hoort dan schrijft ik ook een ‘t’zei ze, en elke ‘ei’-klank werd door haar geschreven als ‘ei’. “Ik schrijft gewoon alles op zoals ik het hoort”, zei ze “en als ze me niet begrijpen dan is dat heel jammer voor hunnie”. Ze was dus erg scheutig met het toevoegen van de letter ‘t’; ook daar waar dat niet per sé nodig was.

 Met de werkwoorden’ liggen en leggen’ en ‘kunnen en kennen’ gaat ze altijd  op haar gevoel af. “Ik weet niet of ik op je verjaardag ken komen, hoor, dat legt er aan hoe ik me morgen voelt.”. En natuurlijk weet ik dan precies wat ze bedoelt. Alleen op school, waar ze haar best wel begrijpen, ondervindt ze minder begrip: met als gevolg een jarenlange reeks van onvoldoendes voor taal “Ik kom er toch wel,ook zonder een tien voor taal,” zei ze.

 Als kind aan de ontbijttafel verbeter ik haar nogal eens; nadrukkelijk, bijna pesterig en voor misschien wel de honderdste keer: ”het is niet:‘we benne’ maar ‘we zijn’. Door heel snel weg te duiken kan ik de suikerpot, die ze me woedend naar mijn hoofd gooit, ternauwernood ontwijken

Ze gaat altijd op haar gevoel af, ook bij het aangaan of  bij het uitmaken van een relatie. En is het voor Doriens gevoel eenmaal ‘klaar’ dan blijft het ook ‘klaar’. Op haar 25e kwam ze ‘uit de kast’. Ze is niet altijd overtuigd lesbisch geweest. Vóór haar  25e had ze nog wel eens een mannelijke partner. Met Sjaak woont ze een maand of wat samen. Plotseling heeft ze dan wat met haar baas, de (gehuwde) eigenaar van de patatzaak. Ze vrijen gewoon in de zaak. Naar Sjaak toe vindt ze dat niet chique … ze geeft hem de bons met opgaaf van reden. De dag daarna krijgt de patatboer een linkse directe. Sjaak vertelt hem en zijn vrouw waarom. Dorien hoeft geen patat meer te komen bakken.

“Ach, het zal wel ergens goed voor geweest zijn”, is Doriens  laconieke reactie..

 Korte tijd later ontmoet ze Sari van de dansschool. Ze worden verliefd. Dorien gaat bij haar inwonen en ze baart haar zoon Teis (met ‘t’, korte ‘ei’, zonder ‘h’). Peter, de partner van Sari is graag bereid om Doriens  vurige kinderwens in vervulling te doen gaan.

Ze gaat helpen in de dansschool. Bier tappen en tosti’s bakken enzo, maar dat kon ze al. Sari leidt haar op tot danslerares. Ze is een natuurtalent. Allemaal dikke voldoendes voor dansen op gevoel.

Inmiddels vormt Dorien al 25 jaar een goed stel met Lenie, waarvan de laatste 10 jaar zelfs getrouwd.

Het allermooiste van Dorien, vind ik, en ik denk àlle broers en zussen, dat zij in de loop der jaren is uitgegroeid tot dè spin in het web van onze familie.


donderdag 5 januari 2023

AFROMEN.

 Ik doe mee aan de Vriendenloterij. Met twee loten. Dertig euro. Vooral voor het goede doel. Ik steun daar ‘de Zonnebloem’ mee. Wat die doet? Ik zou niet weten. Als ik heel veel geluk heb dan win ik misschien wel eens een miljoen euro. Dan hebben we er weer een miljonair bij in Nederland. Vijftien jaar speel ik al mee. In al die jaren heb ik veel prijzen gewonnen. ‘Fopprijzen’ zoals een kaasmesje, placemats, een appelboor, twee Hema-tompoezen, drie theedoeken, een kookboek!  Dat wil ik natuurlijk helemaal niet, want het enige wat ik wil is een héél grote geldprijs. Die miljoen euro bijvoorbeeld. Ik zit wel eens watertandend te denken wat ik er allemaal mee zou kunnen doen:

elektrische auto met chauffeur, een fiets, een boot, twee lux huizen(één in Nederland en één in een democratisch land met een aangenaam klimaat), dagelijks een drie gangenmenu in een goed restaurant, schoonmaakbedrijf aan huis, privé bioscoop en … een lieve vrouw niet te vergeten … neen, niet echt,  voor dat laatste heb ik geen Vriendenlot nodig … dan heb ik genoeg aan mijn eigen charmes.    

Ik ben nu bijna drieënzeventig, dus ik denk dat ik dat geld bij winst in zeven jaar moet opmaken, veel ouder dan tachtig zal ik niet worden. Nou ja, wie weet word ik tweeëntachtig , dan zet ik veertigduizend euro opzij voor die laatste twee jaar. Dat heb ik voor de komende zeven jaar nog 960.000 euro over. Daar moet ik toch wel mee rond kunnen komen.

Het zal wel even wennen zijn want op dit moment ben ik nog gewoon een minima. Mijn kloof met de maxima wordt de laatste jaren alleen maar groter. Als je rijk bent dan heb je het best in ons land. Bijna alle huizen die gebouwd worden, zijn veel te duur, dus voor hen, die het geld hebben.. Als minima betaal ik relatief veel meer inkomstenbelasting dan de rijken. De rijken worden steeds rijker, de armen steeds armer. Deze minima wil nu ook wel eens een keertje rijk worden. De Vriendenloterij biedt mij die kans en niet alleen mij maar talloze anderen.

In de krant lees ik vandaag over een plan om de rijken armer te maken en de armen rijker. Er wordt heen en weer gerekend over  hoeveel miljoenen een miljonair mag hebben tot het genoeg is. Tot ie niks mèèr nodig heeft om zijn rijkeluisleventje tot zijn dood te kunnen uitzingen. De plannenmakers hebben uitgerekend dat het bestaansmaximum voor zo’n miljonair  een vermogen van 2,2 miljoen is.  Alles wat ie meer heeft wordt òf afgeroomd òf zwaar belast. Waar dat afgeroomde geld  dan naar toe gaat? Ik zou het wel weten: naar dak- en thuislozen, goede zorg en onderwijs. Dat heeft meer waarde dan dat een rijkaard nòg rijker wordt.

Ook kan er dan en nieuw bestaansminimum berekend  kunnen worden. Nu is de Nederlandse ondergrens ongeveer elfhonderd  euro per maand.  Die moet na de miljonairs- en miljardairsafroming toch minstens tweeduizend  per maand worden. Hèt grote verschil tussen arm en rijk blijft dan wel bestaan maar het gat wordt alleen niet groter meer. Het zou helemaal mooi zijn als dit plan voor het bestaansmaximum en de herverdeling van het afgeroomde geld wereldwijd zou worden uitgevoerd.  In een groot aantal landen is het verschil tussen arm en rijk nog beschamender dan hier.

Vandaag win ik verdorie weer zo’n (fop)prijs in Vriendenloterij:  een (design) stoffer en blik. Ik stop er mee.

      

woensdag 4 januari 2023

LUSTEN JULLIE EEN STUKJE WORST?

 Elke week brengt ze een bloemetje en brandt ze een kaarsje. Gedreven door schuldgevoelens gaat ze naar het graf van haar doodgeboren kleindochtertje. Rina komt daar aan geschommeld. Stijlvol geheel in het zwart. Ze was op de begraafplaats.

Dik honderdvijftien kilo weegt ze en dat bij een lengte van 1.65 m. Daar moeten dus hoognodig wat kilo’s vanaf. Vindt ze zelf ook. ‘Minstens dertig!’ zegt ze. ‘ Voorlopig wil ik daar even niet aan denken. Ik heb wel wat anders aan mijn hoofd.’ Een vrolijke lieverd, die Rina. Zo’n type bij wie je het niet ziet of ze nu wel of niet zwanger is. Iedereen is dan ook stomverbaasd dat Kevin er opeens was. Haar zoon. Wat een schat, echt een lief, zachtaardig mannetje. Een driftkikkertje wel, soms. Ik kom haar zo af en toe tegen in de buurt.

Van kletspraatjes op straat houdt ze niet. Met Rina praat je eigenlijk ook niet. Naar Rina kan je alleen maar luisteren. Ze begroet je en dan is ze een klein halfuurtje aan het woord. Over haar depressie. Over haar dochter, die van dat doodgeboren kindje. Over haar zoon die de hele dag in zijn nest ligt te stinken, omdat hij, met zijn Turkse achternaam, toch nooit aan de bak komt. Over haar smetvrees en over haar principe, dat ze geen mensen bij haar over de vloer moet hebben. Alleen familie.   

Ik kom nu zelf net terug van de markt. Ziet ze het zitten om een babbeltje te maken, dan zwaait ze en lacht ze al van verre naar me. Nu gaat haar koppie naar beneden en haar hand zoekt iets in haar tas … haar mobieltje … en ze gaat, wel of niet ‘fake’, een gesprek aan met ‘iemand’. Ze wil vandaag duidelijk geen contact met mij.

Kan ook zijn dat ik er wat te kleurrijk uit zie, naar haar zin, met mijn rood-wit gestreepte broek, groene bloes en oranje jasje. Ik weet dat ze gruwt van die carnavaleske kledij. Ja, dat is Rina ook. Ze werkt bij onze slager op het Zwaanshals. Aan mijn zonen, kleuters toen nog, vraagt ze of ze een stukje worst lusten. 

Jaren later lees ik in de krant dat ene Kevin Ö (15), in de Zwartjanstraat iemand heeft doodgeschoten. Heeft met een drugsdeal te maken. Het is de Kevin die we kennen. De zoon van Rina.  Het zal je maar gebeuren als moeder. Anderhalf jaar jeugddetentie krijgt hij opgelegd. Kevin is nu net weer een half jaartje vrij. Vrij èn: dag in dag uit ligt hij  languit op de bank bij zijn moeder.

Rina kan het niet bolwerken. Ze wil het leven niet de kans  geven haar nog meer ellende aan te doen. Slikt een grote hoeveelheid pillen. Haar dochter Leana, die van de doodgeboren kleindochter, moet geen halve minuut later komen. Terwijl haar maag wordt leeggepompt komt ze al weer bij. Vol schaamte. De eerste uren is Rina zo verdrietig:

‘Wat ben ik voor een oma? Wat ben ik voor een moeder?’

 

dinsdag 3 januari 2023

Perssinaasappels

 Zo vroeg is het nog rustig bij Dirck. De groenten en de melkproducten liggen snel in mijn winkelwagen. Ik blijf het overigens klote vinden dat je bij Dirck niks kan afwegen en verder  liggen er nogal eens  ongeprijsde groenten en fruit op de toonbanken daar.

Ik zoek me te pletter naar kaaspuree, blijk dat niet meer in het assortiment te zitten, was te weinig vraag naar … okee … dan maar gewone puree kopen en geraspte kaas, voor er doorheen.

                Nog even wil ik wat kwijt over het zuivelhok van Dirck: wat is het daar vreselijk, vreselijk koud. Ongetwijfeld is het goed voor het vers houden van de zuivelproducten. Niet voor mij echter.

 Ik word wel gek aangekeken maar al is er een hittegolf, ik pak de boerenlandyoghurt altijd met handschoenen aan en mijn ijsmuts op.

                Ze is oud geworden, die dame, ze is de vrouw, die iedere klant van Dirck schrik aanjaagt. Ze kijkt in je winkelwagentje  en maakt een opmerking over je net gekochte bananen en ze zegt dan dat zij ze ook heeft gehad en hoe heerlijk ze zijn, daar weidt ze enige tijd over uit en dan wordt ze persoonlijk … van migraine tot menstruatie passeert de revue. Haar slachtoffers zijn zowel  mannen als vrouwen. Minstens een half uur kan je dan zomaar kwijt zijn. Mijn laatste ervaring  met haar zeker is van twintig jaar terug.

Momenteel heeft ze twee oudere heren in de houdgreep, die naar het zich laat aanzien wel kunnen genieten van de spraakwaterval. Ik hoor haar met een stralend gezicht zeggen, dat ze zich heerlijk voelt nu ze een baan heeft bij de reinigingsdienst. Fantastisch voel ik me zelfs. Fantastisch. Ze spreidt haar armen als ze dat zegt, waardoor haar rijke boezem alle mogelijke ruimte krijgt zich aan de heren te vertonen. De beide heren staan  nu ronduit te stralen. Van hen zou ze nog wel even door mogen gaan.

                Als ik mijn boodschappen in de fietstassen pers, zie ik een paar meter naast mij een  vrouw wijzen naar de autoweg.  Daar liggen drie sinaasappels. De dame wijst naar mij, vervolgens naar die drie sinaasappels en dan maakt ze een rollend gebaar met haar handen.  Ze moet waarschijnlijk nog een taalcursusje gaan volgen. Maar ze zal ongetwijfeld bedoelen, dat dat mijn sinaasappels zijn die daar de Bergweg op zijn gerold. 

Jammer dan, dat net als ik ze wil gaan pakken, een trucker van een Aldi vrachtwagen, mijn sinaasappels wel ziet maar er hard en meedogenloos overheen rijdt.

’Ach, voor die sinaasappels maakt het op zich niks uit, of ze nou door mij of door die vrachtwagen uitgeperst worden.

maandag 2 januari 2023

HOUSE FOR SALE.

Wat een geweldig nummer was dat hè: ‘House for sale.’ Van Margriet Eshuijs. Mooie hit. Ze leeft niet meer Margreet Eshuijs. Ik ben twee jaar ouder dan zij was toen ze stierf op 29 december 2022. Zeventig was ze. Veel te jong gestorven. Ik vond haar een van leukste en beste Nederlandse zangeressen van Nederland.

Ik vond haar een stuk beter dan Willeke Alberti: weet je nog: ‘Spiegelbeeld’, ‘Morgen ben ik de bruid’, ‘De glimlach van een kind’, ‘Een reisje langs de Rijn’en ‘Zachtjes tikt de regen op mijn zolderraam’, o nee, sorry, dat laatste was van die mooie man, Rob de Nijs, ik zag hem vorige week nog op tv met zijn afscheidsconcert. Wat kan die man nog zingen, zeg , ondanks Parkinson.

Nu ik het toch over andere zangeressen heb: Anneke Grönloh vond ik echt een tof wijf. Niet om haar liedjes, want van ‘Paradiso’, ’Brandend Zand’ en ‘Cimeroni’ kon ik niet warm of koud worden. Maar ik vond Anneke Grönloh …… even tussendoor: wie kent die Anneke Grönloh eigenlijk nog? Is ook allang dood …  nou ja, ik vond Anneke Grönloh dus een goed mens omdat ze opkwam voor de homo’s, ze was een soort ambassadrice voor de homogemeenschap. Maar als zangeres kan ze niet tippen aan Margriet Eshuijs. Wanneer Margriet ‘House for sale’ zong, ging ik helemaal uit mijn dak. Ze zong het ‘t eerst toen ze nog zangeres van Lucifers was. Great!

Toentertijd  had je ook ene Lennie Kuhr, met ‘De troubadour’ die ouwehoer, dat hoorde je toen vaak zo. Dat had ze niet verdiend, want ze heeft met dat liedje nog het Eurovisie Songfestival  gewonnen. Toch een hele prestatie.

Als ik dit zit te schrijven, zingen al die woorden en melodietjes tegelijk door mijn hoofd. Gek word ik er van!  De Dolly Dots daar vond ik nou geen klote aan. Vooral die Brard, die dot kon ik niet uitstaan met haar grote ordinaire bek.  Als ik in een romantische bui was, en dat was ik meer dan je misschien zou denken, ook nu op mijn oude dag nog, trouwens, mocht ik heel graag luisteren naar Liesbeth List. Heerlijk. Heel poëtisch, romantisch.  Maar steevast voor mij op nummer één: Margriet Eshuijs.

Ria Valk, ja, leuk. Jonge lezers, zoek die naam maar eens op  YouTube. En niet schrikken, want haar grootste hit is: ‘Ik wil een cowboy als man’.  Die man zal ze best wel gekregen hebben. Want het was een toffe meid, heel populair bij de gewone man. Ze was de zangeres met de grootste voorbeet van Nederland, van de  zangeres dan, hè. Marisca Veres, ook al dood,  was waarschijnlijk de meest succesvolle Nederlandse zangeres met Venus en de band Shocking Blue.

 Twee zangeressen, die ik bijzonder waardeerde om hun tegendraadse liedteksten waren Conny van den Bosch en Astrid Nijgh. Astrid zong: ‘Ik doe wat ik doe.’ Dè hit van Conny van de Bosch was : ‘Ik ben gelukkig zonder jouw’. ‘Black Pearl’ van Margriet Eshuijs werd ook een top veertig hit.

Voor mij persoonlijk kan ‘Mexico’ van de Zangeres zonder Naam‘ nooit kapot. Dat komt, omdat ik verschillende malen playbackwedstrijden heb gewonnen met dat nummer. Ik zong dan vermomd als de zangeres, compleet met jurk , zwarte krullenpruik en één iets korter been.

Zou ik nou eigenlijk de laatste twintig jaar nog gek zijn geweest op een Nederlandse zangeres? Er schieten me alleen maar mannennamen te binnen. Op dit moment schijnt Maan de meest succesvolle zangeres van Nederland te zijn. Ik ken verdorie niet één nummer van haar. Ik ga dadelijk even naar You Tube om wat van haar te horen. Maar ik kan me eerlijk gezegd niet voorstellen, dat ze ook maar in de buurt komt van Margriet Eshuijs.

Vaarwel Margriet.

 

Margriet Eshuijs - House For Sale

 

The sun went up one rainy morning

Just a couple hours after dawn

Mrs. Hadley peaked out through her curtains

Wondering what was going on

The neighbors said over coffee cups

That nice young couple is breaking up

And in the living room

The linen and the crystals

Sit all packed and set to go

I tell myself once more

I won't be here in spring

To see my roses grow

And all the things you tried to fix

The roof still leaks, the door still sticks

House for sale

You can read it on the sign

House for sale, it was yours and it was mine

And tomorrow some strangers

Will be climbing up the stairs

To the bedroom filled with memories

The one, we used to share

I know you always loved that painting

From that funny little shop in Spain

Remember how we found it

When we ducked in from that sudden summer rain

But I think I keep the silver tray

My mother give us on a wedding day

 

House for sale

You can read it on the sign

House for sale, it was yours and it was mine

And tomorrow some strangers

Will be climbing up the stairs

To the bedroom filled with memories

The one, we used to share

 

House for sale

You can read it on the sign

House for sale, it was yours and it was mine

And tomorrow some strangers

Will be climbing up the stairs

To the bedroom filled with memories

The one, we used to share

zondag 1 januari 2023

BLOEDBROEDERS.

 Er is in Amerika een jongeman vermoord. Vierentwintig jaar oud. Laten we hem voor het gemak Abel noemen. Een Nederlandse jongen, bekend bij veel Amerikanen. Een topsporter. Iedere honkballiefhebber in de USA kent hem. Hij speelde bij een van de topclubs daar. In Nederland was hij alleen bekend bij een handje vol mensen in Haarlem, de stad waar hij honkbalde, voordat hij in de States ‘groot geld’ ging verdienen. Abel was zo goed zo goed dat hij van zijn Amerikaanse club niet  in het Nederlands honkbalteam mocht spelen op het wereldkampioenschap. Ze konden hem gewoon niet missen bij die club. 

 

Abel werd vermoord door zijn twee jaar jongere broer Kaïn, die vond dat Abel de radio te hard aan had staan en sneed zijn halsslagader door. Kaïn en Abel waren gezworen kameraden, bloedbroeders. Kaïn was niet in orde de laatste tijd. Zeg maar gerust ziek. Hij sliep nauwelijks. Als Kaïn zijn verwarde gedachten uitsprak wist hij van geen ophouden. Hij barstte op de meest onverwachte momenten in huilen uit en viel dan zijn broer, zus en moeder lastig met zijn waanverhalen.

En de dokter vroeg aan de moeder of Kaïn suïcidale neigingen had. Er was dus tòch nog een arts geconsulteerd. Kaïn was psychotisch. Dat had die arts moeten zien. Kaïn was een gevaar voor zichzelf en hij was een gevaar voor anderen. Dus ook voor zijn broer Abel. 

 

Ik heb zelf meegemaakt hoe mijn broer Teun, zich in extreem korte tijd, van een normaal functionerende man, ontwikkelde tot een ongeleid projectiel. Hij nam onverantwoorde risico’s: ging  naakt in dakgoten lopen, ruzie zoeken met politieagenten, groot (geleend) geld inzetten in het casino. Teun bleef maar praten, praten, praten  over tegenslagen in het verleden: zijn mislukking als docent op het vmbo, het ten tweede male zakken voor zijn rijexamen, zijn echtscheiding en het verkeersongeluk dat hij veroorzaakte. Daarbij kwam een zesentachtig jarige vrouw om het leven. Hij had onbedaarlijke huilbuien. Meestal maakte hij onze moeder daarmee wakker. Soms belde hij mij mijn bed uit. Als ik hem weer zijn bed in vloekte, zei hij me dat hij tòch niet in slaap kon komen.

 

Ik belde zijn huisarts. Kordaat besloot de arts, dat mijn broer opgenomen moest worden. Uit mijn verhaal en nader onderzoek stelde hij de diagnose vast: psychotisch.  Om erger te voorkomen regelde hij medicatie en een rechterlijke machtiging, voor opname op de gesloten afdeling van een psychiatrisch ziekenhuis.  

 

Het was een prima ingreep van die dokter. Teun is zes weken in dat psychiatrisch ziekenhuis geweest en is daar heel goed uitgekomen. Hij is daar ingesteld op de medicijnen, die hij nodig had. Af en toe is hij nog wel eens erg druk, dan neemt ie een extra pilletje en dan is hij snel oké. Mijn broer wil absoluut niet nog eens zo’n psychose meemaken. Vandaar zijn nu al ruim dertien jaar durende medicijntrouw.

 

Misschien was de huisarts van Kaïn een onervaren jonkie. Maar uit de verhalen die rondzongen over het gedrag van Kaïn was het mij onmiddellijk duidelijk, dat die jongen psychotisch was. Hij moest passende medicatie krijgen en zo snel mogelijk worden opgenomen. En ik had zoiets nog maar één keer van nabij meegemaakt (godzijdank).

 

Een dag voor de broedermoord vroeg de arts aan moeder:

‘Denkt u dat Kaïn zichzelf iets aan zal doen?’  Moeder antwoordde dat ze dat niet wist. De dokter beschouwde dat ook als een eerlijk antwoord en zei haar dat er de volgende dag wel een dokter naar Kaïn moest komen kijken.

Er kwam géén volgende dag voor de succesvolle Abel. Maar eigenlijk ook niet voor zijn broer Kaïn, die volgens zijn advocaat ontoerekeningsvatbaar is en een lange tbs-straf uit moet zitten.

 

zaterdag 31 december 2022

OUDEJAARSAVOND 2022.

 

Het is donker. Ik zet mijn fietsje dubbel op slot tegen een lantarenpaal. Hier in Rotterdam kan je niet voorzichtig genoeg zijn.  De fietsen worden hier soms onder je kont vandaan gejat. Deze oudejaarsavond zit ik bij Els. Er komen d’r nog een paar die ik ken. Hartelijk, luid en bijzonder schel, heet Els mij welkom. Nog geen seconde nadat ik op de bel druk: ‘Hallo Ton, leuk dat je er bent, kom boven,’ schalt ze. Drie hoog staat Els met in haar linkerhand een glas en in haar rechterhand een fles wijn: ’Wat wil je drinken, een wijntje zeker?’

’Neen, Els, doe mij maar eens een lekker kopje thee. Heb je groene thee?’

‘Natuurlijk heb ik geen groene thee! Als je zoiets wil, dan moet je dat maar van je eigen huis meenemen. Ik ga niet van die achterlijke groene thee kopen, altijd wat bijzonders, jij.’

‘Nou zeg, ‘t was maar een geintje hoor, geef me maar eens gauw zo’n heerlijk wijntje, een Saint-Emilionnetje van je. Saint-Emilion, de lekkerste wijn van de hele wereld, gemaakt van druiven uit de regio van Bordeaux. Al bij het eerste slokje van die wijn voel ik alsof ik daar ook ben in die warme, zonnige, feeërieke omgeving. Je betaalt wel wat meer voor zo’n flesje, zo’n twintig euro, maar dan heb je ook wel wat. ’

‘Nou Ton,’ zegt Els, ‘je bent wel bezig, zeg. Zo ken die wel weer, hè? Hebbie thuis misschien al zitten indrinken? Je staat zo lollig te doen. Ik weet niet hoe je die superwijn van daarnet noemde, maar bij mij zal je het met een simpel Hema-wijntje van vijf euro moeten doen, Ton. Niks mis mee. Nooit klachten over gehad.

 

Ger, Thea en Sjon zijn al aan het oliebollen en appelflappen. Ik plof op driezitter neer naast Ger.Net als ik tegen Thea iets zeg over haar weliswaar erg leuke maar erg ’s zomerse truitje, buigt Ger opeens schuin voor me langs  en terwijl hij met zijn hand op mijn knie steunt, werpt hij een blik op de vloer voor me:

‘Gatverdamme, Ton, kijk, dààr Ton, gatverdamme, stront, aan je schoen. Ik ga hier echt van over mijn nek,’ walgt Ger en in zijn opwinding sprietsen enkele stukjes oliebol of appelflap uit zijn mond bovenop mijn schoen.

  

Bij het op slot zetten van mijn fiets, daarstraks, moet ik er ongemerkt, met de punt van mijn schoen zijn ingetrapt. Ger kijkt over zijn schouder de woonkamer in en wijst mij, iets te luidruchtig en jolig naar mijn zin, op het spoor dat ik heb achtergelaten. Voor Ger kan deze avond al niet meer stuk.  Hier kòmt hij als het ware voor, die dweil.

 

De anderen zitten gezellig te babbelen, borrelen, lekkere toastjes te eten, te mens erger je nieten of te scrabbelen. Ik trek mijn schoenen uit en maak ze met tientallen papieren zakdoekjes in Els d’r badkamer schoon. Dan wis ik de sporen in de woonkamer en op de trap en ’t is weer schoon.

 

Als gevolg hiervan zien voor mij, alle hapjes er deze avond alleen op ruime afstand lekker uit. Zodra ik ze in mijn hand neem en ze richting mijn mond beweeg, ruik ik die nare geur weer en voel ik het begin van kokhalzen. Alleen de vele Hema-wijntjes zijn goed binnen te houden. Zo veel zelfs, dat deze ezel zich voor de tweede maal deze avond aan dezelfde steen stoot: bij het pakken van zijn fietsje.

 

Gelukkiger kan een nieuw jaar toch niet beginnen!

 

 

Beste wensen voor 2023

vrijdag 30 december 2022

LIEFDEVOLLE GESPREKKEN.

Ik had mijn vriendin Anna gebeld. Ik moest haar even spreken.  Dat was gisteravond tegen acht uur. Ik had ingesproken op haar voicemail. Het is vandaag bijna weer acht uur en ze heeft nog  niets laten horen. Niks voor haar. Ik probeer het nog maar eens. Weer die voicemail. Ik vertrouw het niet.

Anna woont in Delfshaven, drie kwartier bij mij vandaan. Ik fiets even heen en weer naar haar. Er is verder niemand bij mij thuis. Laura, mijn vrouw, is nog op haar werk. Voor haar laat ik een briefje achter.

Anna woont in de Grote Visserijstraat 26. Een benedenwoning. Er brandt licht in haar huis. Ik smijt mijn fiets tegen de pui; niet op slot. Ga dan staan springen. Met elke sprong kan ik één tiende van een seconde Anna’s huiskamer in kijken.

Zie ik het goed? Zit Laura daar nou echt op schoot bij Anna?  Ze zoenen. Anna  herkent hij wel maar die vrouw op schoot kijkt de andere kant op. Nee, ja, nee, toch wel, nou ziet hij het, zij heeft  dat groene bloemenbloesje aan. Dat van haar verjaardag. Dat is Laura.

Laura staat plotseling op van Anna’s schoot. Ze  komt naar het raam, waarachter ik stond te springen.  Ze herkent me natuurlijk meteen. Resoluut loopt ze naar de voordeur en vraagt: ‘Wat kom je hier in ’s hemelsnaam doen Albert?’.  Ik vertel haar dat ik ongerust was geworden over Anna.

‘Maar wat doe jij hier in godsnaam, Laura?

 ‘Praten met Anna, praten over hoe het nu met ons verder moet’.

‘Met ons?’

‘Ja, met ons … met ons drieën’.

Hoezo met ons drieën?’

‘Hou je nu maar niet van de domme Albert. Je hebt al een tijdje een relatie hebt met Anna. Kort geleden word ik door Anna gebeld. Jullie zien elkaar regelmatig, meestal bij haar thuis. Ze zegt me ook dat ze niet gelukkig is met deze situatie en vraagt me om eens bij haar langs te komen om er over te praten.

Albert trekt wit weg en stamelt: ’Praten jullie hier al lang over?’

‘Gisteravond voor het eerst. Toen jij Anna belde, waren wij in gesprek. Maar, Albert, kom mee naar binnen, dan praten we verder. Ook belangrijk voor jou.’

‘Hallo Laura’, zegt een schuldbewuste Albert’, die in de deuropening van de woonkamer blijft staan.

‘Ja, Albert, daar sta je van te kijken, hè?’

Anna zegt tegen hem dat zij en Laura gisteren en vandaag liefdevol met elkaar gepraat hebben. Laura voegt daar aan toe dat ze vanmiddag met elkaar naar bed zijn geweest. Dat ze er beiden van hebben genoten. ’t Was zo fijn, dat ze besluiten, voortaan samen door het leven te gaan.

Albert, die nog altijd in de deuropening staat, slaat zijn voorhoofd hard tegen de deurpost. Het bloedt. Hij houdt een zakdoek tegen het wondje. Hij zegt niks. Kijkt hen niet meer aan en gaat naar  buiten. Daar ziet hij dat zijn fiets er niet meer staat: gejat.

donderdag 29 december 2022

DE ROEPING.

 

Hoe helder staan ze me nog voor de geest, de eerste momenten van mijn clownsroeping! Ik ben  dan bijna tien jaar en zo af en toe speel ik Clowntje Hebbes. Met een kleurpotlood maak ik mij neus rood. Ik trek een oude jurk van mijn moeder aan, de grote werkschoenen van mijn vader (met die stalen neuzen) en ga er en mee door ons huis lopen stampen. Mijn broertjes en zusjes (het zijn er zeven) huppelen mee. Meestal doe ik dat als mijn moeder niet thuis is. Het mag niet van haar; ze is bang dat de buren boos worden.

‘Sapperdeflapperdeflap’, zeg ik, want zo praten alle clowns toch en ik laat me dan expres zó vallen dat het me net geen pijn doet. Even ga ik heel hard namaak liggen huilen. Mijn broertjes en zusjes moeten er hard om lachen als ik daar zogenaamd lig te huilen. Dan sta ik weer op, maak ‘zieke vogel geluiden’ en ga overdreven mank lopend, stampvoetend de kamer door. Op één schoen want die andere ben ik de val verloren.

De benedenburen hebben last van ons. Ze stampen met een bezem of zoiets  tegen hun plafond, in de hoop dat wij kalmeren. Dat gebeurt niet, want ik ben de clown, dus spring ik bij elke bezemslag van de buren omhoog en kom met vaders stalen neus hard op ons zeil.  Mijn jongste broertje, dat nog maar net kan lopen,  komt achter me aan met mijn verloren schoen. Ik steek mijn hand in die schoen. Ook in die andere schoen stop ik een hand. Ik ga in die schoenen op mijn handen lopen.

 Het jurkje van mijn moeder valt nu bijna over mijn hoofd en op mijn rode neus. Ik loop in mijn onderbroek. Met mijn blote benen maak ik spartelende bewegingen. Mijn zusjes en broertjes  komen niet meer bij van het lachen.  Ik kan eerlijk gezegd ook mijn lachen bijna niet houden. Hoe kom ik er op, denk ik wel eens. Nu zing ik, nog steeds lopend op mijn handen een vrolijk lied:

 

Clowntje Hebbes is zo leuk

We lachen ons steeds weer een deuk

Hij maakt de vreemdste capriolen

En eet vandaag, ja heus, twee  witte gladiolen.

 

Ik pak twee witte gladiolen uit de bloemenvaas en peuzel die lekker op, met wat peper en zout. ‘Lekkerdelekkerdelekker’. Ik dans dan, met de schoenen weer aan mijn voeten, een vrolijke dans en roep: ‘Joppiedepoppie! Joppiedepoppie!’ En: ‘Allemaal! Allemaal!: ‘Joppiedepoppie’ en we stampen, dansen, maken gekke geluiden, lachen en zingen … Ooo Clowntje Hebbes is zó gràppig èn …  ondeugend ook.

Als onze moeder dan nog niet thuis is èn er voldoende vliegen in ons huis rondvliegen of op het raam zitten, oefen ik een nieuwe act: met elastiekjes vliegen doden.  Dat valt nog niet mee. De act duurt daarom nogal lang. Soms wel een half uur. Mijn broertjes en zusjes zien het graag. Ze gaan helemaal uit hun dak, als een vlieg gedood wordt. Ze vechten er dan om wie hem mag opeten.

Later lees ik in een medisch tijdschrift hoe ongezond dat is . Ook dat met die gladiolen kan ik er voortaan maar beter uitlaten. Dan gooi ik er dan ook uit.

Die clownsroeping is toch niet krachtig genoeg geweest. Ik kom er wel een beetje in de buurt. Goochelaar ben ik uiteindelijk geworden. Met vliegen. Die heb ik er in gehouden.

woensdag 28 december 2022

SCÈNES UIT EEN HUWELIJKSDAG.

Woensdag 28 december trouwt mijn zoon Freek (44) met Sarah (??). In het Rotterdamse stadhuis. Ik ben al vroeg op. Half zeven. Un peu nerveux. Voor het eerst sinds maanden draag ik weer iets anders dan zwart. Ik twijfel of ik helemaal in het zwart zou gaan. Besluit toch maar een wit coltruitje aan te doen. Voor de rest ben ik in het zwart. Later zie ik mijn kleinzoontjes, (de kinderen van mijn jongste zoon Ralf en zijn vrouw) helemaal in het zwart gekleed. Had ik het ook wel kunnen doen, eigenlijk.

Om half twaalf. In een klein gezelschap trouwen ze.  Freek zijn moeder, Winny (mijn ex) en ik, zijn vader, zijn er vanzelfsprekend ook bij. De grote vrolijke bruiloft met heel veel gasten staat al op de agenda: 2 september 2023. Natuurlijk zijn er vandaag getuigen: voor Freek zijn dat zijn trouwe vriend Thijs (vanaf de lagere school al) en Ralf, Freek zijn broer.  Sarah, de bruid, heeft haar zus en een hoogzwangere vriendin gevraagd om te getuigen.  

Langzamerhand komen de genodigden het stadhuis binnen druppelen. De ouders van de bruid, de getuigen, Winny en zelfs twee zussen van mij (Manda (op de fiets helemaal uit Ommoord!)  en Lidy) zij willen dit graag meemaken.

Als de club compleet is gaan we naar de trouwzaal. Het bruidspaar voorop. Wat een mooi stel! Speels en toch stijlvol gekleed. De ambtenaar van de burgerlijke stand (hij heeft een lange jurk aan) maakt grapjes, waarvan ik er maar één onthouden heb: zijn functie is Buitengewoon Ambtenaar van de Burgerlijke Stand. In het stadhuis noemen ze zo iemand een BABS. BABS, zo’n naam voor  een man in een lange jurk, dan word je niet serieus genomen. De BABS geeft ook nog een serieus advies voor het echtpaar:  zeg bij onenigheid altijd tegen elkaar: ’je hebt gelijk.’

Als alle handtekeningen gezet zijn, verhuizen we naar ‘de felicitatieruimte’. Er wordt omhelst, gezoend en gefotografeerd. Dan gaan we naar de Markthal om te lunchen.

Ik ben gespannen. Dat komt omdat ik vandaag mijn schoondochter Ilona (Ralf zijn vrouw), voor het eerst in zeven jaar zie. Ik weet niet hoe met haar om te gaan. Die twee kleine jongens zijn mijn kleinzonen. Hun heb ik de laatste zeven jaar één keer gezien. Het opa-zijn ben ik inmiddels verleerd. Van de oudste, Bent, ben ik de eerste twee jaar van zijn leven nog  oppas opa geweest. Ik vraag me af of hij nog weet wie ik ben. Voor de jongste, Markus, ben ik een onbekende man. De kinderen begroeten me als ze komen en zeggen me gedag, als ze gaan.

Winny, mijn ex, komt tijdens het eten naast me zitten. Dat vind ik fijn, ontspannend.  We zitten te lunchen in ‘21-Pinchos’. Tapas eten we. Heel veel en heel lekkere kleine hapjes: vis, kip, spek, stokbrood, frites en nog veel meer.

Om half vier is ‘het trouwgebeuren’ voorbij. Ik hoor van Freek dat hij en zijn kersverse echtgenote vandaag en de komende dagen nog leuke dingen gaan doen: heel hoog overnachten in een hotel ergens in Rotterdam, een dagje Gent en nog meer maar dat verklapt Freek me niet.

Ik zeg de nog aanwezigen gedag. Ga naar huis. Loop van de Markthal naar het metrostation en neem de metro, die er gelukkig al snel aankomt.

 

maandag 26 december 2022

DOGGYBAG.

Bobbie was als straathond geboren en zou ongetwijfeld ook zo sterven.  Voorlopig heeft hij bij mijn vriend Lars een goed thuis gevonden. Al is het nog wat onwennig, zowel voor Lars als voor Bobbie. Voor Lars is het zijn allereerste hondje en voor Bobbie … nou ja als we de informatie van het asiel moeten geloven, heeft hij in de vijf maanden dat hij nu oud is, zes verschillende baasjes gehad . Dat is ook niet echt rustgevend voor het beestje.  Hij luistert gewoon van geen kanten maar dat kan hem nauwelijks kwalijk worden genomen. Lars heeft wel een paar boekjes gelezen voordat we naar de Ardennen gingen maar daarmee ben je niet direct een bekwaam baasje.  We wandelen nu in Saint Donas onder de rook (ja, letterlijk ‘onder de rook’ bij Luik). Als we dat van te voren geweten hadden, waren we wel ergens anders naar toe gegaan. Wat een ‘smog’hier! Op de foto’s van het reisbureau ziet het er allemaal zo fraai uit. Veel groen. Ook nu nog. Naaldbomen.  

Het hoogteverschil is hier ook pittig … tenminste voor ons, jongens uit Rotterdam. Bij ons in Rotterdam  is de Erasmusbrug de hoogste ‘berg’, die je kan beklimmen, zal ik maar zeggen.

We hebben dadelijk het Kerstdiner in ons Hotel.  Half zeven moeten we weer terug zijn. Voor die tijd willen we ons met Bobbie een beetje hongerig lopen. Die arme Lars weet niet hoe het heeft. Als Bobbie wat spannends ruikt, trekt de rakker Lars bijna ondersteboven. We kunnen hem hier echt niet los laten lopen, dat zou zijn dood worden. De weggebruikers hier rijden zonder uitzondering harder dan de 50 die op de borden staat.

Daarom slaan we het eerste de beste zijpaadje in.  Fijn ook dat het hier wat koeler is. Als we zo’n honderd meter dat paadje op zijn gelopen, kan Bobbie wel  los. Lars is dan al helemaal kapot.  Hij heeft een rood hoofd van de inspanning. ‘We moeten even wat rustig lopen hoor, Jee.’ Lars zweet als een otter.

Waar Bobbie is weten we niet maar hij zal niet in zeven sloten tegelijk lopen. Er zijn hier trouwens niet eens zeven sloten, op mijn kaart zie ik er maar één. Zal je net zien dat hij daar ter afkoeling  een frisse duik in heeft genomen.   

Wat ik al vreesde is gebeurd: Bobbie spartelt wat hulpeloos rond  in die ene, zo blijkt, wat ondiepe sloot. Het kost nog de nodige moeite om hem op de kant te krijgen. Hij stinkt als een bunzing. Lars probeert hem aan te lijnen … ik laat hem maar otteren, hij moet het toch eens zelf leren doen.

We komen alweer in de buurt van ons hotel: ‘Hotel des Camions.’ We zijn mooi op tijd. Ik schuif Bobbie vlug onder onze (vaste) eettafel.

‘Ik heb ondertussen wel trek gekregen, wat jij Lars?’ ‘Nou, Jee, ik rammel van de honger.’  

Om ons heen proberen onze medegasten, met wijd opengesperde neusgaten en grote rond spiedende  ogen, te ontdekken waar de  tamelijk onbekende maar zeer onwelriekende geur vandaan komt.

Voor Lars en mij is die geur onder het eten niet zo’n punt. Want het is en blijft de geur van onze Bobbie en van ‘eigen’ kan je toch altijd meer verdragen dan van ‘vreemd’. Die avond verlaat een groot aantal hotelgasten, enigszins verward, eerder dan te doen gebruikelijk het restaurant van ‘Hotel des Camions’.

Fijn trouwens voor onze Bobbie: hij heeft dit keer wel een héél  uitgebreide doggybag, de deugniet.

zondag 25 december 2022

KERSTSTUKJE (2) slot.

'Jezus!’, zegt Jozef. ‘ Hoe vaak heb ik je dat nu al niet gezegd?’  

 Maria besloot meteen na deze uitspraak van Jozef, haar vondeling ‘Jezus’ te noemen.

In de euforie van deze onbevlekte ontvangenis tracht Maria toch haar vriend te verleiden om de vader te worden van Jezus. Denk alsjeblieft niet alleen aan de vervelende dingen, Jozef. Denk ook eens aan de leuke dingen: aan de spelletjes die je met hem kan doen, samen voetballen, boottochtjes maken, vissen en meer van dat fijns. Om Jozef over de streep te trekken zegt Maria hem dat ze geen probleem heeft met de relatie van Jozef met het mooie jonge buurmeisje Saskia. Dat hoeft vanaf nu dus niet meer in het geniep te gebeuren.

 Enerzijds schrikt Jozef zich een hoedje van Maria’s woorden; anderzijds draait hij enigszins bij als haar woorden langzaam maar zeker tot hem doordringen.

Maria wil hom of kuit. Meer nog ze verbindt er de liefdesvraag aan.

Als je echt van me houdt, Jozef, dan accepteer je dit kleine ventje als je zoon en trouw je met me. 

Als het antwoord van Jozef uitblijft begint ze te zingen.

What´s gonna be boy YES or NO??

Do we want him???

Do we want him forever

Do we need him,

Do we never leave him

Will we make him so happy for the rest of his live

Will you take take us away and will you make me you wife?????

 

Jozef kan echter niet zo één, twee, drie de knoop doorhakken; hij vraagt haar of hij er nachtje over mag slapen:

 

Let me sleep on it

Baby baby let me sleep on it

Let me sleep on it

I’ll give you the answer in the morning

 

Maria kent geen pardon: ze wil niet tot morgen wachten op Jozefs antwoord. ‘Ik wil je antwoord vòòr de zon opkomt!’

Jozef is in tweestrijd met zichzelf  maar uiteindelijk gaat hij overstag. Hij gaat akkoord met het vaderschap. Hoewel hij geen flauw benul heeft van wat baby’s zoal eten, (marsen, krakelingen, bounties, milky ways, frietjes, zoute drop?) maar dat komt hij snel genoeg te weten. Doorslaggevend voor Jozef is Maria’s zegen over zijn band met de jonge Saskia. Hij kan het haast niet geloven.

Zowel Jozef als Maria zitten nu beter in hun vel. Hij weet nog wel niet wat er allemaal komt kijken met zo’n kleine rakker erbij. Om te beginnen gaan ze gedrieën maar eens winkelen om de babyuitzet aan te vullen. Jozef stelt voor om eerst maar eens te kijken naar een stel piepkleine voetbalschoentjes voor het manneke.  In feite zegt Jozef met dit laatste voorstel ’ja’ tegen Jezus, het kerstgeschenk : ‘welkom thuis ventje, welkom bij Jozef en Maria, je pappa en mamma’.

He gave her the answer in time.

 Jozef wil graag Saskia meenemen met  ‘shoppen’ voor de kleine.

‘Neen, wacht daar nog maar even mee, Jozef!’ 

zaterdag 24 december 2022

KERSTSTUKJE (1)

 

Ik heb dezer dagen voor het eerst sinds jaren geen kerststukjes gemaakt. Wel heb ik er in een meegespeeld, met de toneelclub wel te verstaan.In dit kerststukje speel ik zelf een hippie van vijfentwintig, Jozef genaamd, die op een wel heel bijzondere wijze geconfronteerd wordt met de kinderwens van zijn even oude vriendin, Maria. De rol van de baby wordt gespeeld door een ‘baby-pop’, die kan huilen en plassen. 

Als  Maria thuiskomt na een middagje kerstinkopen, ziet ze een grote doos op de eettafel staan. Het kerstpakket van Jozef, vermoedt ze, hoopt ze. Terwijl ze de kerstspullen opruimt meent ze wat te horen in de woonkamer maar wat het is en waar het geluid nu vandaan komt,  weet ze niet precies. Ze gaat maar door met opruimen en dan klinkt opeens een langgerekt babygehuil. Onmiskenbaar komt dat geluid uit Jozefs kerstpakket.  

Dit kan Jozefs kerstpakket helemaal niet zijn, want in die doos ligt een goed doorvoede  baby, een jongetje, om aandacht te jengelen. Zodra Maria hem liefdevol in haar armen heeft genomen is hij stil. Maria voelt zich in de zevende hemel met dit godsgeschenk. Al zó lang en zó heftig verlangt ze naar een kind en dan ìs het er zo maar ineens, dit schatje. Het is een prachtig ventje.  Aangevoerd in een verhuisdoos van de Gebroeders Vos uit Enkhuizen en nu ligt hij hier, wonder boven wonder, zomaar op de eettafel.

Maria weet wel dat het voor Jozef helemaal niet zo hoeft, een kindje erbij. Hij voelt niet zo veel vrijheid meer met een kind om zich heen en hij is bang, dat hij dan bij mij op de tweede plaats zal komen. Bovendien zegt hij, stinken alle baby’s en maken ze vervelende geluiden: huilen, dreinen, jengelen, krijsen. Allemaal volgens Jozef dan. Dit keer, zo neemt Maria zich stellig voor, kan Jozef op zijn kop gaan staan, ‘dit kind houd ik, dit kind is van mij’. 

Jozef komt een beetje stoned thuis, met een lachkick. Hij valt Maria om haar nek en ziet dan pas dat ze ‘een kind’ in haararmen houdt. In eerste instantie denkt hij, dat het dat joch van de buren is waar Maria af en toe op past maar al gauw voelt Jozef dat er iets anders loos moet zijn. Hij maakt Maria al snel duidelijk dat, wààr zij dat kind ook vandaan heeft,  hij het niet  in huis wil hebben en ze moet gewoon weten waarom hij dat niet wil.

‘Jezus!’, zegt Jozef. ‘ Hoe vaak heb ik dat nou al niet tegen je gezegd!’   

 Maria besluit meteen na deze uitspraak van Jozef, haar godsgeschenk ‘Jezus’ te noemen.

 

(Wordt vervolgd.)

 

vrijdag 23 december 2022

UIT HUIS GEPLAATST.

 

Het begon met schelden tegen Annie, mijn vrouw, toen ging Sjanie met van alles lopen gooien, liep in huis hard te schreeuwen en het meest angstaanjagende van alles was, dat ze  zo maar steeds kwam te vallen tijdens haar gegooi en geschreeuw ... epilepsie leek het wel. De ene keer kwam ze lelijker terecht dan de andere keer. Een keer brak ze d’r neus en verloor ze drie tanden. En dat allemaal in een voor Annie en mij onbegrijpelijk woedeaanval en dan deed het zich feitelijk alleen voor als ik  niet thuis was. Het was een soort van afreageren op Annie, zeg maar. Ze was vaak nog bezig, als ik uit mijn werk  kwam. Ik deed dan rustig mijn jas uit, zette mijn pet af en liep naar Sjanie toe. Ik merkte gelijk al dat ze wat rustiger werd. Ik zei helemaal niets. Ik wees alleen maar in de richting van haar kamer. Ik zette grote ogen op, ik zei niks … wees naar haar kamer. Achteruit liep ze naar haar kamertje. Vlak voor haar slaapkamer draaide ze zich om, opende de slaapkamerdeur en ze wilde hem meteen op slot draaien maar die vlieger ging niet op. Met één grote stap was ik ook bij de deur en hield hem open. Zonder dat ik ook maar iets hoefde te zeggen, ging Sjanie op haar bed liggen. Ik bleef haar met grote  ogen aankijken. Dat bleef ik doen totdat zij in slaap was gevallen.

 

Dit was een patroon. Voor mij was dit nog wel vol te houden maar voor Annie was dit niet te doen. Zij raakte zo nu en dan gewond door die, rondvliegende voorwerpen. Op een keer smeet ze onze mooie fruitschaal in Annie d’r richting en dat deed ze met zoveel kracht dat Annie’s scheenbeen daarvan brak. Toen hebben Annie en ik elkaar eens aangekeken en uiteindelijk besloten we om haar uit huis te laten plaatsen … ook voor haar eigen bestwil. Maar ik moet wel zeggen dat zo’n beslissing altijd pijn doet, pijn voor Annie als moeder natuurlijk maar zeker ook voor mij als haar stiefvader, want ik heb nooit en te nimmer verschil willen maken, omdat ze toevallig mijn stiefdochter is. Ik heb mijn eigen dochter Berna altijd net zo behandeld als haar.

 

Met de afgelopen Pasen was het precies twintig jaar, dat Sjanie uit huis werd geplaatst. Het werd Huize de Koeling in Vriezenkoop. Elk weekend gingen we bij ons meissie op bezoek. En het is nu ook al weer bijna achttien jaar geleden, dat we  uit Vriezenkoop te horen kregen dat het beter was dat we niet meer op bezoek zouden komen bij Sjanie. Ze hadden gemerkt dat ze zowel voor als na afloop van ons bezoek helemaal uit haar doen was … ze ging schelden, hard door de gangen lopen, gooien met van alles, dus dat was heel vergelijkbaar met hoe ze zich thuis gedroeg. Vandaar dat ze dachten dat we voorlopig maar niet moesten komen. Dat duurt nu achttien jaar. Vorige week belde ik nog even met de Koeling om te vragen of Sjanie met de feestdagen een middagje bij me langs mocht komen … ik zit tenslotte ook maar in mijn uppie sinds Annie vier jaar geleden de geest gaf … maar dat kon niet want ze was die middag al bij haar zusje, ja, bij mijn eigen dochter Berna nota bene. Je zou zeggen Theo, dan ga je daar toch lekker naar toe … die woont vlak bij je in de buurt. Ja, dat klopt wel … alleen ben ik daar ook al niet meer welkom meer … weer heel ergens anders om.  Om een lullig iets met een e-bike, geloof ik.

donderdag 22 december 2022

EEN NACHTWANDELING

Het is donker, koud en een beetje mistig. Het is half een. Ik wandel door de nacht. Overdag zie je hier al haast geen kip. Dat zal ’s nacht wel niet veel anders zijn. Loop langs de in aanbouw zijnde flat. Die is versierd (beveiligd)als een kerstboom met duizenden kleine lichtjes. Om elke étage is een lichtjeslint gespannen.. Aan de achterkant van de Paladiostraat zijn nog maar weinig lichten aan. De meeste bewoners zijn al naar bed. Ik kom nou bij de Prinsenplas aan. Er hang wat mist boven het water; niet zo heel erg  dicht. Als ik dicht bij de kant kom, kwetteren een stel vogels weg, waterhoentjes, denk ik. Ze plonzen in het water en verontwaardigd wegzwemmend  blijven ze nog een beetje mopperen.

 

Linksaf loop ik de voetgangers- en fietsersbrug op.  Er komt een fiets aan. Maar ik zie hem niet. Geen  licht aan. Heel dichtbij istie nu, komt recht op me af … ’Kijk es uit’, roep ik panisch, ’t is een vrouw, zij remt en valt van haar  fiets. Haar petje van haar hoofd.

’O, sorry, meneer ik had u niet gezien.’

’Neen, ik jou ook niet. Je moet wel je licht aan doen, hé,  dan zie je wat’. Zij stinkt uit haar straatje. Alcohol. Met moeite klautert ze weer op haar zijn fiets.

 ’Sorry hoor’.

 

Op het talud links van de brug zit iemand te vissen. Onder een reuzenparaplu..

‘Heeft u al wat gevangen?’

‘Nee, niks bijzonders, alleen wat klein spul. Heb wel een paar keer beet gehad maar die vissen hebben geluk gehad.’

‘Blijf u hier nou de hele nacht vissen?’ Neen, nog een uurtje om een uur of twee ga ik naar huis. Ik ben toch maar alleen, dus …

‘En jij, wat doe jij hier nog zo laat?’

‘Ik maak een ommetje, ik kon niet slapen. Ik ben toch ook maar alleen dus …

‘Ha, ha, waar je zin in hebt.’

Nou, succes, ik ga weer verder.’

 

Vanuit het kerkhof klinken zo af en toe flarden vogelgeluiden. Waarschijnlijk vogels die in hun slaap praten.

Op een bankje aan de Michelangeloweg, vlakbij de vrije school, zit iemand uit een bierflesje te drinken. Ik loop langs hem heen, klaar om naar hem te glimlachen.

‘Hé, hé, moet je ook een pilsie?’  Ik schrik ervan dat hij me aanspreekt. Ben er een beetje van in de war.

‘Heb je nog, dan?’ vraag ik.

 ‘Ja, anders bied ik het je toch niet aan! Kom zitten, hier’ en hij tikt met zijn vlakke hand naast hem op het bankje.  Hij geeft me uit zijn Jumbo-tasje een pijpie Heineken, wipt de kroonkurk van het flesje:

 ‘Proost, ik ben Frits.’

‘Proost, ik ben Jee.’

‘Kon je nergens terecht vannacht, Frits?’

‘Jawel, Jee, maar ik had behoefte om buiten te zijn Hier voel ik me vrijer, heb  meer ruimte en vannacht is het ook niet zo koud, dat scheelt. Als het droog is en boven de 5 graden, ben ik het liefst buiten. ’s Ochtends ben ik alleen even binnen bij het Leger om te eten, te drinken en … te poepen. Dan ga ik er weer gauw vandoor. Ik ben hier vaak ‘s nachts. Jij bent de eerste die ik een pilsie kan aanbieden … maar het moet niet gekker worden, hoor,  hahaha.’

Ik drink het pilsie op, geef hem vijf euro, (‘onkostenvergoeding’), dat waardeert hij wel.  Zodra ik weg ben gaat ie languit op zijn bankje.

Over vijf minuten ben ik thuis (blij toe), zonder dat ik op dat laatste stukje een rat ben tegen gekomen.

woensdag 21 december 2022

ZO VEEL KLEUREN.

 Mijn vriendin Andrea komt graag bij mijn broer Theo. Hij is een paar jaar jonger dan zij maar ze zijn goeddeels uit hetzelfde hout gesneden. Ze lullen allebei een uur in een kwartier en ze zijn beiden niet vies van een borreltje. Ik moet het dan ook niet wagen bij Theo op bezoek te gaan zonder haar dat te laten weten.  Ze wil persé mee. We hadden voor de zekerheid twee flessen wodka meegenomen. Want het gaat  tegenwoordig hard in huize ‘Theo’. Onder de plank met zijn mooie glazen stonden altijd de flessen sterke drank, maar de laatste keer dat we bij Theo waren was daar niet veel meer van over. Nù is die plank helemáál leeg. Met die twee liter wodka moeten Andrea en Theo het maar zien te  redden vanmiddag. Ik zelf begin het liefst met een kopstootje: een glaasje jonge jenever en gelijk er achteraan een pilsie (in één teug leeg drinken en dan dat bier). Verder hou ik het gewoon op blikkies bier. Andrea zit duidelijk te balen:

Andrea:               Ik vind het zo vreselijk. ’t Is gewoon racistisch!

Theo:                    Vreselijk?? Wat?

Andrea:               dat gezeik allemaal …

Theo:                    welk gezeik allemaal?

Andrea:               over die datum, man!

Theo:                    Over welke datum hebbie het nou in godsnaam?

Andrea:               Van die ‘van kleur’ natuurlijk, weet je dat dan niet,

Theo:                    Nee, van wèlke kleur dan, Andrea?

 

Dit gezeik wil ik nu weer helemáál niet horen. Ze zoeken het maar lekker uit samen. Ik duik de nieuwe Voetbal International in. Al een paar weken heb niks over foebele gelezen omdat ik het WK in Qatar boycotte, vandaar.   Ik schenk hun glazen nog eens bij.

 

Andrea:               Van welke kleur dan?? Van zo véél kleuren!!

Theo:                    Nou, welke dan?

Andrea:               Bruin, zwart, rood en geel, krijgen allemaal excuus

Theo:                    Excuus? Van wie?

 Andrea:              Van Rutte.

Theo:                    en waarom van Rutte?

Andrea:               omdat hij de baas is van Nederland.

Theo:                    en waarom  dan excuus?

Andrea:               omdat Nederland mensen ‘van kleur’ tot slaaf heeft gemaakt .. .

Ik ben boven mijn VI in slaap gevallen. Ik neem nog een biertje en schenk de glaasjes van die twee nog eens bij.

 

Theo:                    Tot slaaf gemaakt? Tot slaaf gemaakt? Nou en …..?

Andrea:               Vele duizenden mensen ‘van kleur’ werden uit Afrika naar Nederlandse kolonies  ontvoerd. Daar werden ze verkocht aan Nederlanders, voor wie ze moesten werken.  Ze kregen daar niet voor betaald. Ze moesten soms wel 18 uur per dag werken, Ze werden mishandeld, misbruikt, verkracht  en ook veelvuldig vermoord. Mogen ze dan misschien zelf bepalen wanneer ze daar excuus voor aangeboden krijgen? Rutte deed het op 19 december 2022.  

Theo:                    Ja, dat is dan toch netjes?

Adrea:                  Netjes? Helemaal niet netjes. De mensen ‘van kleur’ wilden het excuus op 1 juli 2023.  De dag dat honderdzestig jaar geleden de slavernij officieel werd afgeschaft. Daar had Rutte naar moeten luisteren.

Theo                     Ja, daar heb je helemaal gelijk in.

 

Ik word een beetje melig van dat gezeik. Ga effe een dutje doen. Theo doet daar niet moeilijk over. ‘Ga maar op mijn bed liggen; let maar niet op de rotzooi.’ De gordijnen in zijn slaapkamer zijn nog dicht. Het enige wazige licht komt van het schemerlampje. Dat staat naast zijn onopgemaakte bed op het nachtkastje. Daar ligt ook de omgevallen bijna lege fles Henkes en een half vol glas verschraald bier. Volgens mij gaat het niet zo goed met Theo.

‘Hé Theo, zuip jij de laatste tijd niet een beetje te veel?’

‘Ja, daar heb je helemaal gelijk in,’ zegt hij.

dinsdag 20 december 2022

GEZINSHERENIGING

Uw vrouw zit naast mij op de passagiersstoel. Hier in uw woonplaats, weet ze nog goed de weg. Ze geeft aanwijzingen (‘Hier, bij het volgende weggetje, linksaf’) uw dochtertje hangt op de achterbank tegen het portier, - in mijn achteruitkijkspiegel zie ik hoe haar ogen af en toe dichtvallen – nog even en ze slaapt.  Het is warm in de auto. De airco is uitgevallen en er is geen tijd om de ANWB er naar te laten kijken. Om uiterlijk drie uur vanmiddag moeten we in Jeuvelen zijn, om bij de plaatselijk supermarkt nog wat eten en drinken in te slaan. Dan is het nog een uurtje naar Dorzo, waar u vlakbij zit. Zonder uw vrouw zou het moeilijk worden. Uw vrouw is zich terdege van de ernst van de situatie bewust. Uw vrouw kijkt mij af en toe zelfs met een kwaaie blik aan waarschijnlijk omdat ze vindt dat ik niet genoeg opschiet. Maar nòg meer snelheid maken, zou vragen om ongelukken zijn. Daar begin ik niet aan. Trouwens, uw dochtertje is inmiddels in slaap gevallen.      

In Jeuvelen vraagt uw vrouw of ik bij de visboer een scholletje voor u wil kopen. Een scholletje, uw lievelingsvis.  Omdat het kopen van dat scholletje wel erg veel tijd kost, gaan uw vrouw en uw dochtertje eens even poolshoogte nemen.  Zien ze me daar als een gek liggen schreeuwen en met mijn armen en benen spartelen, op de toch al zo gladde vloer van de viswinkel. De visboer weet niet goed hoe hij op de situatie moet reageren en uw vrouw en uw dochtertje, gedragen zich of ze van doen hebben met iemand die ongelukkig ten val is gekomen. Maar ik weet zelf wel beter: ik heb  een epilepsie-aanval.

Nadat ik een kwartiertje bij de visboer op een stretcher gelegen heb, kunnen wel weer de weg op. Want we moeten op tijd bij u zijn. Ik heb uw vrouw en uw dochtertje ongewild behoorlijk laten schrikken. Maar u hoeft zich geen zorgen te maken. We liggen op schema. Binnen een half uur zijn we in het bosrijke Dorzo.

Ik vraag me af hoe het nu met u is. Uw opluchting zal groot zijn, als ik u help te klimmen over het hek waar achter uw snikkende  vrouw en dochtertje op u wachten. De gezinshereniging  is ontroerend. U zult zelf weer achter het stuur gaan zitten. Koers zetten in de richting van de roerige, bewoonde wereld. Maar niet voordat u uw scholletje heeft verorberd.

Ik blijf achter het hek. Zwaai het drietal uit en loop terug naar de bunker, daterend uit de Tweede Wereldoorlog. Ik open de zware betonnen deur  en stap de karig verlichte, benauwde ruimte in. Sluit de deur weer.  Er staat een bed, er is een toilet en door wat uitgekapte voegen in de bunker komt (weinig) frisse lucht naar binnen ... er is genoeg te eten en te drinken .

Zeven dagen, zó lang, wilde u hier, in opgesloten  eenzaamheid, verblijven. Maar na drie dagen komt er veel meer dan alleen die vier muren op u af. U smeekt mij bijna om met de sleutel naar u toe te komen om u te bevrijden.

Ik blijf nu een paar dagen in mijn bunker. Goed, zo’n meditatieve isolatie, na die epilepsieaanval. Zeker als je zoals ik, zelf de sleutel in handen hebt.