Uw vrouw zit naast mij op de passagiersstoel. Hier in uw woonplaats, weet ze nog goed de weg. Ze geeft aanwijzingen (‘Hier, bij het volgende weggetje, linksaf’) uw dochtertje hangt op de achterbank tegen het portier, - in mijn achteruitkijkspiegel zie ik hoe haar ogen af en toe dichtvallen – nog even en ze slaapt. Het is warm in de auto. De airco is uitgevallen en er is geen tijd om de ANWB er naar te laten kijken. Om uiterlijk drie uur vanmiddag moeten we in Jeuvelen zijn, om bij de plaatselijk supermarkt nog wat eten en drinken in te slaan. Dan is het nog een uurtje naar Dorzo, waar u vlakbij zit. Zonder uw vrouw zou het moeilijk worden. Uw vrouw is zich terdege van de ernst van de situatie bewust. Uw vrouw kijkt mij af en toe zelfs met een kwaaie blik aan waarschijnlijk omdat ze vindt dat ik niet genoeg opschiet. Maar nòg meer snelheid maken, zou vragen om ongelukken zijn. Daar begin ik niet aan. Trouwens, uw dochtertje is inmiddels in slaap gevallen.
In Jeuvelen vraagt uw vrouw of ik bij de visboer een scholletje
voor u wil kopen. Een scholletje, uw lievelingsvis. Omdat het kopen van dat scholletje wel erg veel
tijd kost, gaan uw vrouw en uw dochtertje eens even poolshoogte nemen. Zien ze me daar als een gek liggen schreeuwen
en met mijn armen en benen spartelen, op de toch al zo gladde vloer van de viswinkel.
De visboer weet niet goed hoe hij op de situatie moet reageren en uw vrouw en
uw dochtertje, gedragen zich of ze van doen hebben met iemand die ongelukkig ten
val is gekomen. Maar ik weet zelf wel beter: ik heb een epilepsie-aanval.
Nadat ik een kwartiertje bij de visboer op een stretcher
gelegen heb, kunnen wel weer de weg op. Want we moeten op tijd bij u zijn. Ik
heb uw vrouw en uw dochtertje ongewild behoorlijk laten schrikken. Maar u hoeft
zich geen zorgen te maken. We liggen op schema. Binnen een half uur zijn we in het
bosrijke Dorzo.
Ik vraag me af hoe het nu met u is. Uw opluchting zal groot
zijn, als ik u help te klimmen over het hek waar achter uw snikkende vrouw en dochtertje op u wachten. De gezinshereniging
is ontroerend. U zult zelf weer achter
het stuur gaan zitten. Koers zetten in de richting van de roerige, bewoonde
wereld. Maar niet voordat u uw scholletje heeft verorberd.
Ik blijf achter het hek. Zwaai het drietal uit en loop terug
naar de bunker, daterend uit de Tweede Wereldoorlog. Ik open de zware betonnen
deur en stap de karig verlichte,
benauwde ruimte in. Sluit de deur weer. Er staat een bed, er is een toilet en door wat
uitgekapte voegen in de bunker komt (weinig) frisse lucht naar binnen ... er is
genoeg te eten en te drinken .
Zeven dagen, zó lang, wilde u hier, in opgesloten eenzaamheid, verblijven. Maar na drie dagen komt
er veel meer dan alleen die vier muren op u af. U smeekt mij bijna om met de sleutel
naar u toe te komen om u te bevrijden.
Ik blijf nu een paar dagen in mijn bunker. Goed, zo’n
meditatieve isolatie, na die epilepsieaanval. Zeker als je zoals ik, zelf de
sleutel in handen hebt.