De hondenfluiter.
Hij zit met zijn rug naar de zee. Alleen. Op een blauwe,
linnen strandstoel, ligt hij in zijn korte oranje zwembroek op het natte stuk
strand vlakbij de zee. Het is warm. Zesentwintig graden. De wind is een ietsje aan de harde kant. Hij
had zijn windscherm mee moeten nemen van huis.
Op het stuk strand, waar hij zijn strandstoel neerzet, denkt
hij zo min mogelijk last te hebben van de wind. Ook hoopt hij op deze plek
luidruchtige gezinnen en voetballende jongelui te vermijden. Vanuit zijn
ligstoel ziet hij de krioelende mensenmassa op het droge deel van het strand.
Op het natte strand laten veel hondenbezitters hun huisdier
los. Dat gunt hij die beesten van harte. Hij houdt zielsveel van honden. ‘Een
goeie hond is beter dan een verre vriend,’ is zijn lijfspreuk.
In zijn werkzame leven was hij de Mariniers: Brigadier
Eerste Klas van de Hondenbrigade. Hij was verantwoordelijk voor de training van
de honden, die demonstranten, ‘tuig’ noemde hij dat, moesten afschrikken of
aanvallen.
Zelf heeft hij geen hond meer, sinds hij in het centrum van
Rotterdam woont. Een hond moet kunnen rennen en in Rotterdam moet een hond
altijd aan de lijn! De lol was er voor hem helemáál af, toen hij de stront van
zijn hond eigenhandig met een boterhammenzakje moest gaan opruimen.
Vanaf het strand komen twee dames zijn kant op. Ze hebben
samen maar liefst twaalf honden aangelijnd. Een zwarte poedel, twee
bordercollies, drie yorkshire terriërs, een pitbullterriër, twee Ierse setters
en tenslotte drie tip top verzorgde Afghaanse windhonden. Een Afghaanse teefje
is duidelijk nog maar net terug van een bezoek aan de schoonheidsspecialiste.
Elke hond wil als eerste losgemaakt worden. Blaffend en
grommend botsen ze tegen elkaar op, springen over elkaar heen. De riemen raken ‘in
de klit’ en de pitbullterrieër gaat zich meer en meer agressief gedragen tegen
de opgedirkte Afghaanse windhond. De dames raken een beetje de kluts kwijt.
Hij kan het niet langer aanzien, stapt van zijn strandstoel
en loopt relaxed naar het bijna hilarische schouwspel van mens en dier. Op één
meter van de worstelende kluwen blijft hij
staan. Een paar secondes lijkt hij zich te focussen. Dan fluit hij op
zijn vingers: eerst hard, dan zacht en nog eens hard. Vervolgens zegt hij kalm,
resoluut en duidelijk: ’Af’ en loopt
weer in de richting van zijn strandstoel. De honden zijn nu rustig. Ze hijgen
nog na van die voorgaande hectische minuten. De dames laten nu probleemloos de
honden lost. De meeste honden stuiven noordwaarts.
Alleen het Afgaanse teefje en de
pittbullterrieër rennen naar het zuiden.
Dan klinken opeens rauwe kreten, vals geblaf en angstig gegil:
de pitbull, die vechtjas, valt het Afgaanse teefje aan.
Hij staat op uit zijn strandstoel en fluit twee keer op zijn
vingers, eerst zacht en dan snerpend
hard. De pibullterriër komt snel op hem afgelopen en legt zich gedwee aan
zijn voeten.
Het teefje heeft de aanval overleefd. Op het nippertje. Zorgzaam verlenen de dames en de andere tien honden, de eerste hulp.