Ik heb hoofdpijn. Zo vlak boven mijn rechteroog. Ik heb toch geen dieren in huis, ondanks alle goed bedoelde adviezen voor een alleenstaande zoals ik. Daar kan het dus niet aan liggen. Dieren maken me gelijk zo afhankelijk. Die moeten verzorgd worden. Als je dat niet doet, krijg je problemen. Van stank en rommel.
Impulsief koopik een schaap. Maar wat ik met die wol aan
moet weet ik bijvoorbeeld al niet? ‘Schaapje, schaapje heb je witte wol, ja
baas, ja baas drie zakken vol,’ zo gaat dat liedje toch. Ik zou genoeg hebben
aan èèn zak. Méér zakken vind ik overdreven.
Het geluid dat een schaap maakt vind ik aangenaam. Luister zelf
eens goed: ’beèèèèèè ... okee … zó, van papier af, klinkt het niet zo helder,
neen. Nog eens: (doe zelf maar eens mee,
dat werkt) bèèèèeèèèè, bèèèeèèè`, bèeèèèèè` (3x ja!). Hoor je. Niet te hard. Denk
aan de buren. Van zulke geluiden mógen buren niet eens wakker worden.
Wel lekker makkelijk: een schaap hoeft maar één keer per dag
naar buiten. Één uurtje om te plassen en te grassen (gras eten). ’t Is alleen moeilijk met de buurthondjes. Altijd
gezeik. Die honden beginnen al tegen je schaap te blaffen als ze gewoon lekker
staat te grassen. Een beetje schaap laat zich helaas telkens weer opfokken door
die kuttenlikkertjes. Een schaap is per slot van rekening toch ook een
vrouwtje. Ze raakt er van in de war.
Om haar te stabiliseren zet ik haar een koptelefoon op met cello
muziek van Johann Sebastiaan Bach, … ook de hondjes komen er van tot rust, zo blijkt
weldra.
Het is verder heel makkelijk met zo’n schaap. Als ze klaar
is met eten doet ze nog een grote plas, drukt een heel regiment keuteltjes uit
haar poepertje en dan wil ze weer op ‘stal’. Ze wacht meestal tot ik op de bank
zit en dan komt ze lekker bij me liggen. Ik ga lezen. Zoiets kan ze niet.
Ze moet zo af en toe geschoren worden. Dat doe ik niet zelf.
Daar laat ik de wijkherder voor komen. Van de katholieke kerk. Mijn schaap is ook
RK. Zij is al weer jaren terug nog eens
geteld door één van die herdertjes, die ‘bij nachte’ lag.