Nora, mijn nicht, ben ik kwijt. Loop ik te zoeken. Ze komt
mijn kant opgelopen. Een beetje waggelend. Ze is ruim 7 maanden zwanger. Zij loopt
driftig richting metro. Maar in plaats
van me te begroeten steekt ze ineens snel over.
‘Nora, Nora wacht, wat is er aan de hand?’
Ze loopt te snotteren en is woedend over iets wat ik op het
feestje geroepen schijn te hebben. Zoiets als: ‘Iedereen ziet toch zo wel dat ze
een pot is, daar hoef je echt geen bril voor op te zetten.’
Ze snottert: ’Ik ga je aangeven wegens belediging.
Dat kan helemaal niet eens want ik mag zoiets gewoon zeggen.
Bovendien ik heb niet eens naam genoemd. En dan daar boven op ook nog eens: ik
bedoelde Nora niet eens maar me zus Ans. Zoiets mag ik gewoon denken en
hardop zeggen.
Ik was toen al wel behoorlijk aangeschoten, maar ik wilde echt niemand
kwetsen. Zo ben ik helemaal niet. Ik vind Ans een geweldige meid. Nora trouwens
ook. Ik was in een jolige bui. We hadden het over potten en poten. Ans en Nora,
onze bijna ongehuwde moeders, zaten gezellig met elkaar te babbelen op de sofa
en toen knalde ik er, dat onhandige ‘pot’ d’r uit. Sorry, sorry, sorry.
Nora stormde gelijk woest de deur uit. Ze voelde zich gelijk
aangesproken. Voor iedereen op het feest was het gelijk zonneklaar: Nora kwam
als door een wesp uit de kast. Ans niet. Ans was er lang en breed uit. Iedereen wist het.
‘We wilden eigenlijk pas uit de kast komen als de kleintjes er
zijn’, zei Nora, nog steeds snotterend.
Ans is eerste kerstdag
uitgerekend. Nora iets later, met de jaarwisseling.
Nora zet langzamerhand, al terug wandelend met mij, alles een beetje
op een rijtje. Ze komt enigszins tot bedaren. Nu iedereen het toch weet gaan Nora
en ik rustig terug naar het feest. Naar de anderen. We hoeven het er voorlopig niet
mee over te hebben.
De zwangere tantes nemen nog een kopstootje. Niet zo goed is
voor die kleine jongens in hun buik