Veertien ben ik en ik zit op mijn kleine ijskoude kamertje algebra te doen. Niet echt makkelijk met de drukte van vier piepjonge broertjes in de woonkamer vlak onder me. Als het weer rotherrie is beneden, doe ik het licht in mijn kamer uit.
Door het spleetje tussen mijn slaapkamergordijnen kijk ik
precies in de huiskamer van de familie No-soe. De No-soetjes, Indonesische
mensen, zijn het regiem van Soekarno ontvlucht.
Meneer No-soe ligt onderuitgezakt in zijn luie stoel. Van de
vijf kinderen No-soe, liggen er al in vier in bed. De oudste, kleine Johnny,
zit in zijn rolstoel nog onrustig te stuiptrekken met zijn polio-beentjes
en het stompje dat zijn rechterarm moet voorstellen. Johnny en z’n moeder gaan altijd
samen als laatsten naar boven. Hij in de traplift.
Ze zit nog in haar baby-doll op de bank. Zij is een mooie tamelijk
jonge vrouw. Nu denk ik dat ze toen drieëndertig was. Het is haar niet aan te
zien dat ze al vijf kinderen gebaard heeft. Mevrouw No-soe lacht altijd lief
naar me als ik haar in de bus of bij de slager tegenkom. Ik ben natuurlijk zelf
ook altijd aardig tegen háár. We praten nooit. Ook gaan we niet naast elkaar
zitten in de bus.
Ik weet haar voornaam niet eens. Mevrouw No-soe is een
kleine, tengere vrouw. Nooit zie ik haar in haar blootje. Ze heeft vrij kleine
borsten en ook niet zo grote billen, dat zie ik wel. Maar
dat maakt mij niks uit. Ik vind haar aantrekkelijk … èn héél aardig. Wat
zit ze nu te doen? Te puzzelen? Te macrameeën? Ik kan het niet goed zien door dat
spleetje. Ik voel lekkere kriebels in mijn lijf.
Plotseling is er gestommel op de trap. Als een kat spring
ik van achter de gordijnen mijn bed in. Het is ma. Ze gooit mijn slaapkamerdeur
open: ‘Waarom heb je geen licht aan?’
‘Ik werd gek van dat lawaai beneden. Zó kan ik echt niet
leren? Ik ben maar even op bed gaan liggen.’
Inmiddels was mijn
plasser niet meer zo hard, zodat ik nu best op mijn rug kon gaan leggen.
‘Tjsja, ik vind het rot voor je. Ik zal zeggen dat ze beneden wat rustiger moeten doen.
Wat drinken?
‘Thee.’
‘Wat erbij?’
‘Zijn er nog bastognekoeken?’
Beste lezer,
Ook in 2025 duik ik
weer onder in het IFFR.
Op 12 februari is het
eerstvolgende stukje
weer te lezen. Tot
dan.