Wat vooraf ging:
Oma Maria heeft open benen. Opa is onbetrouwbaar met zijn
kleinkinderen.
Maria wordt jong verkracht en bezwangerd. In Den Bosch, haar
woonplaats, is abortus taboe. Zwangere
meisjes worden in nonnenkloosters ‘opgeborgen’. Na de bevalling kunnen ze meestal wonen en werken bij
rijkelui.
Maria verlangt naar haar baby; ze breit zelf kleertjes. Ze
maakt de kamer van hoofdzuster Wijnaldia schoon. Zo verdient ze centjes om wol
te kopen. Maria moet de leugenachtige
Wijnaldia, die haar aanrandt, haastig ontvluchten.
Wijnaldia, trekt de breisels van Maria uit elkaar. ‘Collega’
zuster Ephraïm, lief en behulpzaam, ‘ontfermt’ zich over Maria, samen met haar gaat ze op zoek naar
nieuwe kleertjes.
Maria krijgt een jongen: Kareltje. Ephraïm, regelt
woonruimte en werk voor Maria, bij de familie in ’t Hout in Schiedam. De
familie steunt de jonge ongehuwde moeder. Met de oudste dochter van de familie.
Lidwien, heeft Maria een klik. Kareltje helpt schoonmaken. Dan gaat er wel eens
iets fout.
En … komt meneer in
’t Hout in haar buurt … dan voelt Maria kriebeltjes. Ze is verliefd … en ook verward. Euforische gevoelens,
diepe neerslachtigheid en schuldgevoelens wisselen elkaar af.
Ene Joop Kikkerd komt drukwerk brengen voor het koor van
meneer in ’t Hout. Mevrouw is lief voor Kareltje. Dat lijkt Maria te raken …
maar het is meer haar schuldgevoel dat haar beroert. Woedend is ze op zichzelf om het lelijks dat
ze mevrouw in ’t Hout van harte ‘toewenst’.
Maria verzwijgt haar huisarts dat ze zichzelf toegetakeld
heeft. Ze blijft verliefd op meneer in ’t Hout; tegelijk vecht ze daartegen. In
een nare droom worden haar gevoelens vergoeilijkt. Ze eindigt bij meneer
en mevrouw in ’t Hout in bed.
Deel 9: Waar is Kareltje.
Maria! Maria! Mevrouw en meneer van ’t Hout, nog in hun
pyjama, proberen Maria wakker te porren.
Ze ligt met haar hoofd onder de dekens. Meneer heeft een huilende Kareltje in
zijn armen. De kleine jongen lijkt ontroostbaar. Maria, wakker worden! Ze is
wel heel erg diep in slaap. Pas als meneer de kleine jongen naast zijn moeder
legt, gaan Maria’s ogen een klein beetje
open.
‘Hallo Kareltje’ zegt ze met een nog slaperige stem, ‘wat is
er dan? Waarom moet jij zo huilen?’’ en ze aait hem over zijn bolletje en weer
zet hij het op een brullen. Maria pakt hem op en legt hem met zijn hoofdje op
haar borst. Snikkend komt het kereltje enigszins tot rust.
Maria zegt dat ze heel diep geslapen heeft; ze heeft er nog
vreselijke hoofdpijn van … wat een nare droom
……eng … soms ook leuk … wat ze nou precies gedroomd had??
Meneer kijkt Maria streng aan en zegt:
‘Vraag je je niet af waarom wij hierbij je staan, Maria?’
‘Geen idee.’
‘Je zoon heeft ons vanmorgen wakker gehuild; het was niet
zo’n beetje huilen het ging ons door merg en been. We hebben het even laten
gaan, want we dachten dat jij wel wakker zou worden maar toen het eh .. sorry .. gejank na tien minuten nog niet
ophield, het werd eigenlijk alleen maar erger, gingen we maar eens poolshoogte
nemen bij jou.’
‘O, wat erg, hoe kan dat nou, dat ik niks gehoord heb …’
zegt Maria.
‘Weet je Maria’,
vervolgde mevrouw, ‘we geloofden
onze ogen bijna niet: jij in diepe slaap en je zoon brullen, brullen,
brullen. Anton en ik snellen naar zijn
ledikant … ik wilde Kareltje pakken maar
hij was daar niet! Hoe kan dat nou?! … waar moet hij anders zijn? Overal om ons
heen was dat gekmakende babygejank te horen maar we hoorden niet precies waar
het vandaan kwam. We keken onder je bed, in je klerenkast, in de dekenkist, in
de meterkast, in de kelder en uiteindelijk vonden we hem in het toilet
linksachter de wc-pot. Een paar rolletjes wc-papier was helemaal afgerold en
over Kareltje gedrapeerd. Hoe is dat
kind daar in godsnaam gekomen?'
‘Kruipen kan hij als de beste’ zegt Anton. ‘Maar hij kan nog
niet alleen zijn bedje uit. Maria, sorry hoor, maar ik denk dat je zelf je
zoontje naar de toilet hebt gebracht. Misschien dat je het niet meer weet,
omdat je te moe was of misschien een borreltje te veel op had.’
‘Maar ik weet zeker dat ik hem in zijn ledikantje heb
gelegd. Ja, ik was moe. Hij was ook moe, hangerig. Ik heb hem in zijn bedje
gelegd, ik heb het licht uit gedaan en ben ook gaan slapen. En ik heb beslist
géén borreltjes gedronken!’
Meneer zegt tegen Maria dat hem eigenlijk niet kan schelen
of zij nu wel of niet haar zoon naast de wc heeft gelegd. Hij wil gewoon rust in zijn huis en dus niet de
onrust van deze nacht. Nog eens zo’n nacht
en ze kan vertrekken. Als ze dat maar
weet. De van ’t Houtjes groeten Maria en gaan naar boven.
Maria is ten einde raad. Wat is er vannacht gebeurd met
Kareltje? Ze weet van niks.
‘Nog eens zo’n nacht en ze kan vertrekken’, ongelooflijk,
wat een enorme lul. Het kan snel gaan: in nauwelijks een minuut is een
gigantisch gevoel van verliefdheid helemaal uit Maria’s lijf verdwenen.
Er wordt geklopt op het raam van Maria; ze stapte uit bed
met Karel op haar arm en gaat kijken wie er is.
Morgen: Deel 10: Biechten.