zaterdag 26 oktober 2024

FRESIAATJES.

 Vanmiddag staat er, behoorlijk lang alweer, een politiebusje voor de deur van ons bejaardentehuis.

‘Stront aan de knikker. Vast weer een medebewoner gestorven.’ Als bij een sterfgeval politie moet komen, heeft het meestal iets van doen met moord of zelfmoord, toch? Of iets totaal onverwachts met een alleenwonende. Ik noem maar wat: beroerte, hartaanval, een fatale slagaderlijke bloeding, een val.

Zelf ben ik op dat moment druk met mijn appartement te fatsoeneren. Samen met een vriendin heb ik dagen lopen behangen en sauzen. Die vriendin heeft het meeste gedaan. Daar ben ik eerlijk over. Ik heb een kreupele rechterarm. Ben rechts en met links kan ik niks. Makkelijk genoeg dus.

Gelukkig is die vriendin heel kordaat en handig. Ze heeft zo’n beetje alle werkzaamheden gecoördineerd en uitgevoerd. Ik was daarbij haar goede knecht ... al zeg ik het zelf. Van alles aangeven: de schroevendraaier, het kleine kwastje, de grote roller, een vochtig doekje, een stanleymesje. Maar ook het even optillen van de lijmpot, zodat ze haar kwast daarin kan dopen, om het bovenste deel van de muur in te smeren. Tsja ... en niet te vergeten: heel veel kopjes koffie maken voor haar. Ik moest steeds denken aan de vakbondsuitspraak: ‘Beter een goede knecht dan een slechte baas’.

Veel te veel tijd ben ik bezig met dat politiebusje. Ik wil gewoon weten wie er dood is.

Maar ik moet mijn handen laten wapperen. Er is zat te doen. Vijf kratten vol met cd’s, dvd’s, boeken, tijdschriften en ordners, terugzetten in de kasten. De in de KOMO-zak gedeponeerde snuisterijen, frutseltjes, hebbedingetjes, souvenirtjes, punaises, peperclips, de perforator, het nietapparaat en de waxinelichtjes moeten ook weer in geruimd worden.

Mijn vriendin is eerst naar de Primera voor ‘weet-ik-veel-wat’. Een cadeau voor haar moeder, zal wel. Die is morgen jarig. Gelijk als ze binnenkomt, zie ik aan haar blik, dat ze vindt dat ik heb zitten lanterfanteren. Ze maakt er gelukkig geen werk van. Haar ogen stralen nu wat meer angst uit.

‘Heb je het al gehoord van je buurvrouw? Thea, die lieve schat, is dood. Ik hoor het net in de lift. Sta verdomme helemaal te shaken, man.’

‘Dood? Welnéé, meissie! Om de dooie dood niet! Thea stapt hier nog maar nèt de deur uit. Ze kwam me dat bossie fresiaatjes brengen, voor het opgeknapte huis. Lief hè?’

Ondertussen is dat politiebussie wel mooi pleite. Weet ik verdorie nòg niks.

vrijdag 25 oktober 2024

SPAANSE PEPERS.

Het valt tegenwoordig nog niet mee om aan de benodigde ingrediënten voor mijn hedendaagse maaltijd te komen. Ik wilde eens nasi maken. Zilvervliesrijst heb ik zat. Altijd in huis. Daarbij gebruik ik altijd die Conimex pakjes met nasikruiden en -groenten. Koop er een zak Jakarta kroepoek bij (ook van Conimex)en een potje uitjes (ook van Conimex), waarvan ik de helft gebruik voor één maaltijd. Van Atjar (ook weer Conimex) staat nog één potje in de koeling.

Behalve die Conimex-zooi roerbak ik ook nog twee preien (in ringen gesneden), een ui (gesnipperd), een teentje knoflook (geperst), twee (in ringetjes gesneden) Spaanse pepers inclusief die witte pitjes, die alles zo vlammend heeeerlijk heeeeet maken.

Vanmorgen heb ik al een bakje overheerlijke selfmade pindasaus uit de vriezer gehaald. Dat hoeft alleen nog maar even in de magnetron: Fingerlicking good en garlic suffocated stinking. Tot slot bak ik er nog een eitje bij. De dooier moet echt heel blijven. Dat vind ik nu eenmaal zaaaalig. Dat slijmerige eigeel dat zich traag een weg zoekt door de nasi-schotel, mmmmmmm.

Bij de Jumbo was ik eerder voor die Spaanse pepers. Nergens te bekennen. Na die verbouwing lag alles in de war.

‘Waar liggen de Spaanse pepers tegenwoordig?’

De beste Jumboman kijkt me aan of hij het in Keulen hoort donderen.

‘English please!’.

‘What the fuck! Ik ben toch gvd in Holland?! No way!’

‘Oh neen, Jumbo man! Alleen Nederlands!!’

I don’t speak Dutch, sir. I am English.’

‘Je can go on the pot! Ik spreek geen Engels, beste Jumbo man! Haal maar een collega, die wèl Nederlands spreekt’.

‘I càn help you sir. Tell me how it looks like, what you want.’

‘Haal een Nederlands sprekende collega, beste man! Hup!’

Hij gaat op zoek naar een collega. Ik achter hem aan. Hij vindt een jong ding. Ik vertel haar dat ik Spaanse pepers zoek.

‘This customer wants to know where the Spanish peppers are. Well, Charles, they are in the refrigerator next to the parsnips’.

‘Loopt u maar met mijn collega Charles mee, meneer. Hij weet nu precies wat u zoekt.’

Tandenknarsend loop ik achter de nu licht huppelende Jumboman aan. Linea recta loopt hij naar de koeling: ‘Here you are, sir’ en hij duwt me vol trots een bosje radijs in handen.

‘You helped me tremendously, Charles, I will never forget you’.

donderdag 24 oktober 2024

DOELGROEPZWEMMER.

 Ik ben monter wakker geworden. Lekker keslapen. Van half twaalf tot half een ga ik zwemmen in het doelgroepenbad. Òm de andere dag doe ik dat. Lekker water: dertig graden. Ik heb een gehandicapte schouder. Vandaar.


Alleen met mijn zwembroek nog aan, moet ik nog een paar minuten wachten voordat ik er in mag. Hoe lang precies weet ik niet, want de klok is precies om de hoek. Er wordt nog ge-aqua-vit.
Zeker vijftig, voornamelijk vrouwen, oude vrouwen vooral, doen in het lekkere water, best nog moeilijke oefeningen op vrolijke pop-muziek. Als ze dan (eindelijk) klaar zijn, geven ze zichzelf een applausje.

Ik ga dan een uur lang op de automatische piloot baantjes zwemmen. Vandaag heb ik veel last van mijn rug maar … niet in het water.

In de baan naast mij vertoeven uitsluitend vrouwen. Wat die doen kan je nauwelijks zwemmen noemen. Ze lopen, drijven en vooral wauwelen ze veel.

Bij mij in de baan zwemt een toffe kerel. Trage zwemmer. Dat dan weer wel. Hij zwemt zo langzaam, omdat hij alleen met zijn armen zwemt: ‘want mijn benen gebruik ik toch al meer dan genoeg’, zegt hij. Kan hem geen ongelijk geven.

Ik mis vandaag mijn buurvrouw, die komt ook altijd zwemmen met een vriendin. Haar vriendin is er wel. Mijn buurvrouw kan vandaag niet komen, omdat haar man de schijterij heeft. Ze vindt het lullig om hem alleen thuis te laten zitten. Heel attent van haar. Voor het zelfde geld is het besmettelijk en dan zit zo’n hele doelgroepenbad-populatie met de gebakken peren. Dat wil je toch niet weten?

Uit het doelgroepenbad loop ik linea-recta terug naar huis. Ik zie dat mijn buurvrouw op mijn raam staat te kloppen. Ze heeft weer eens wat te eten over en dat wil ze aan mij slijten. Ze mag namelijk van haar geloof geen eten weggooien. Meestal pak ik het aan. Soms is het lekker, soms niet binnen te houden. Deze keer blijkt het niet vreten dus mieter ik het linea recta in de gft-bak. Toedeledokie! Sorry hoor, daar kan ik dan echt niet wakker van liggen.

woensdag 23 oktober 2024

HOARDER?

Als je het videootje te zien krijgt van mijn appartement van deze middag, denk je dat ik veranderd ben in een ‘hoarder’. Waarom’? Omdat mijn hele kamer vol ligt met van alles en nog wat. Er staan kratten met boeken, cd’s, dvd’s. Één kast staat met zijn achterkant tegen een andere leeg gehaalde kast en kronkelend door de woonkamer ligt een tien meter lang stuk plastic. Een omgeflikkerde stoel met jassen eroverheen.


Een prachtig portret van mezelf, dat me jarenlang hing aan te kijken vanaf de woonkamerwand, staat nu opgesteld achter de gangdeur, alsof ik het niet meer wil zien. Dat klopt. Ik ben op zoek naar een ander geportretteerd figuur die me tien jaar lang wil aanstaren. Misschien Vincent van Gogh wel. Ik zie nu op die video: er is iemand in mijn woning aanwezig. Iemand die hier niet thuis hoort. Zou zij deze troep veroorzaken?

Ze hinkel-de-pinkelt met een ladder, tussen al die troep door. Loopt stukken behang van de muren af te rukken en flikkert die in het wilde weg om zich heen. Het is niet om aan te zien die troep. Wie gaat dat allemaal weer een beetje ordelijk maken? Er worden waterleidingen los geschroefd. Tevergeefs gaat ze zitten proberen plinten te verwijderen.
In de keuken staan vijftien rollen papier klaar. Ze pakt die rollen uit en knipt ze in stroken. De muren smeert ze in met dikke Bulgaarse yoghurt-pap en daarop plakt ze die stroken. Hinkel-de-pinkelend en zichzelf luid toezingend: Pretty woman van Roy Orbison, is ze daarmee bezig. Tot ze alle muren en een deel van het raam beplakt heeft … het staat eigenlijk niet eens zo gek.

Dan worden er blikken geopend. Blikken blauwe smurry. Die smijt ze op de muren. Niet op alle. Op de helft van de muren bij benadering. Heur armen, kleren, gezicht en haren zitten allengs vol blauwe plekken. Ook het driezitsbankje heeft een metamorfose ondergaan: rood met blauwe spikkels. Er is duidelijk in de blauwe smurry gestaan, gezien het aantal voetstappen in de woonkamer en op het kleed.

Plots duikt zij op voor de video camera. Ik zie en hoor haar zeggen: ‘Dat is nou waarom ik zo graag klus bij een ander, dan hoef ik zelf de zooi niet op te ruimen’.

dinsdag 22 oktober 2024

EEN KLEURTJE.

Ik loop door een verlaten straat. De straat wordt wat smaller. Buigt naar links in de richting van een steil bruggetje. Hier werd ik eens met vrienden Carlos en Mounir door een politieagent staande gehouden.

Er waren horloges en sieraden gestolen uit de etalage van een naburige juwelier. Een paar straten terug. Ooggetuigen hadden daar drie mannen bezig gezien. Dus hij liet Carlos en Mounir met hun handen in hun nek tegen de brugleuning staan om hen te fouilleren. Die twee stonden geboeid tegen de brugleuning. Ik niet. Ik werd niet geboeid. Ik moest ‘mijn bek’ houden (ik had nog helemaal niks gezegd) en naar het water kijken. Ik hoefde zelfs niet eens mijn handen in mijn nek te leggen. Ik had zo weg kunnen lopen. Ik wist wel waarom dat zo ging. Carlos en Mounir hadden een kleurtje. En mensen met een kleurtje zijn niet te vertrouwen. Die gaan het meest van alle mensen in de fout. Donkere mensen zitten het meest van alle mensen in de bak. O, wat was het politieagentje gretig aan het voelen in de zakken van die twee jongens van kleur. En natuurlijk vond hij niks. Want we waren die avond op de schaakclub geweest. Na het schaken waren we rustig naar huis gaan wandelen. Tot we oom agent tegenkwamen met zijn racistische inslag. Natuurlijk vond hij niks in de zakken van mijn vrienden. Hooguit sleutels, sigaretten, ov-card maar verder niks.
Ik zei de agent dat ik hem er van verdacht een racist te zijn. ‘Je hebt gewoon een hekel aan gekleurde mensen. Waarom heb je mij niet gefouilleerd?’
Hij antwoordde me dat hij op zijn gevoel af ging. Jij ziet er ontspannen uit. De andere twee heren stralen ondeugendheid uit. Alleen heeft mijn intuïtie me vandaag in de steek gelaten, want bij beide heren heb ik niets van de gestolen goederen kunnen vinden.

Nee, natuurlijk zei hij dat niet. Hij zei alleen: ‘Bek dicht!’ en gelijk daar achter aan: ‘Ik slinger jou op de bon wegens belediging van een ambtenaar in functie. Hoe komt u er in godsnaam bij om mij een racist te noemen? Ik doe gewoon mijn werk. Meer niet’.

‘Neen, je bent een racist: die jongens zijn zwart, dus in jouw ogen verdacht. Dat kan je niet maken man. Ik ga een klàcht tegen jóú in dienen.’

Dit ‘grapje ‘ kostte me 80 euro, evenveel als die keer dat ik moest betalen voor ‘wild plassen’.

maandag 21 oktober 2024

GEEN VRIENDEN.

Zijn moeder moet hem niet . Hij moet zijn moeder niet. Berry. Een jongen van elf, die vaak bij zijn oma is. Hij voelt zich het meest thuis bij haar. Door zijn natuurlijke moeder wordt Berry verwaarloosd. Zijn oma is in feite zijn moeder. Zes en een halve dag per week is hij bij haar. Oma markt, zo noemt Berry haar. Een halve dag móét hij naar zijn echte moeder. Zodat hij weet wie zijn moeder is en zodat zijn moeder weet wie ook al weer haar zoon is.

Berry wordt altijd opstandig als hij er lucht van krijgt dat hij naar zijn echte moeder moet.
‘Wil niet’.
Zegt hij dan, kort maar krachtig. Hij heeft een minieme woordenschat.
Berries echte moeder heeft nòg een kind, een dochter. Daar is ze dol op. Daar doet ze alles voor. Audry.
Berry: ’Audry lief’. ‘Audry leuk.’ ‘Berry stout’. Bij Berry moet alles altijd keurig op zijn plaats staan. Dat is geen chagrijnig wil-dingetje van Berry maar een tweede natuur. Zijn glas limonade hoort op de linkerhoek van de salontafel te staan. Wordt het glas per ongeluk meer naar het midden van de tafel gezet dan zet Berry het glas heel rielekst op de linkerhoek van de tafel. Ook brengt hij, netjes, zoals hij vindt dat het hoort, zijn glas naar het aanrecht.
Ik woon naast zijn oma. Als hij er is begroet ik hem enthousiast: ’Hoi, Berry’. Hij zit te legoën. Hij kijkt even glazig op van zijn bezigheid. Vertoont verder geen reactie en gaat weer door met zijn geknutsel.

Vrienden heeft hij niet. Hij is heel lief tegenover zijn neefjes en nichtjes. Niet tegen zijn zusje, want die is staat veel te dicht bij zijn eigen boosaardige moeder.

Berry heeft geen vriendjes. Buiten spelen doet hij niet. Zo leert hij ook niemand kennen. Hij is nu elf. Als hij buiten zou gaan spelen zou hij niet weten waar hij was. Nooit zal hij zelfstandig kunnen leven. Alleen begeleid zou hij kunnen wonen. Met eten maken heeft hij hulp nodig.
Met zich van A naar B verplaatsen ook. Hij wordt altijd al vervoerd van A naar B. Zo zal hij nooit de weg leren kennen. Berry is een lieve jongen. Soms helemaal alleen. Zo af en toe ziet hij aan oma: ‘Oma markt moe?’ Dan geeft hij haar een knuffel.

zondag 20 oktober 2024

UITGEKOTST.

 Soms kom ik nog wel eens iemand van de wandelclub tegen. Ik heb ruim vier jaar op maandagmiddag van één tot vier bij die club mee gehuppeld. Altijd heel gezellig. Nou ja, da’s niet waar. Op het allerlaatst was het niet leuk.

Ik weet dat een aantal lezers nu zal denken: begint hij nu alweer te zeiken over die wandelclub?

Ja, dat doet ie, omdat ie de laatste tijd nogal eens mensen (van een afstandje) ziet die ook bij die club hebben mee gehuppeld. Soms zwaait er ineens iemand naar hem, soms komt er iemand naar hem toe, soms mailt er iemand naar hem en soms zegt ie spontaan iets ‘lelijks’ tegen iemand. Hij kan het helaas niet opbrengen op dat gedoe van zijn oud-medewandelaars vrolijk te reageren. Sterker hij reageer er bewust helemaal niet op. Hij negeert negeer het.

Waarom? Zullen zijn lezers (waaronder enkele van die medewandelaars) zich afvragen. Dat is omdat die medewandelaars hem ‘in de stront’ hebben laten zakken, nadat hij in april jongstleden door de leugenachtige leidster van de wandelgroep die club is uitgeziekt.

In de jaren dat hij lid was van de wandelclub heeft hij zich, toch eigenlijk als énige wandelaar, actief opgesteld. Zo organiseerde hij excursies naar Spangen (het Justus van Effenblok), naar de kleurrijke ‘street-art’ rond de Witte de Withstraat en zijn laatste ‘daad’ voor de wandelclub was het organiseren van een bezoek aan de theatervoorstelling ‘Who is afraid of Virgina Woolf’: ‘O,o, o, wat vond een ieder dat toch prachtig.’

Nadat de groepsleidster van de wandelclub hem had uitgekotst, heeft hij van geen van zijn voormalige medewandelaars ooit een reactie ontvangen. Noch positief, noch negatief. Ook geen ‘tot ziens’ of zo. Van niemand. Dat de groepsleidster hem op de wandelgroepsapp geblokkeerd had, heeft daar vast en zeker aan bijgedragen.

Een van de medewandelaars met wie hij ruim vier jaar hondstrouw de wandelgroep ‘deed’, heeft hem direct nadat hij uit de club gegooid was, bangelijk, genegeerd. Tot op de dag van vandaag, bewandelt die scheitert ‘kruip-door-sluip-door’ routes om hem te ontlopen. Is het de angst voor de leidster van de wandelgroep of is het een ongezonde neiging tot 'pleasen'?

Onlangs werd hij door de groepsleidster nog bedreigd: ‘Stop met die leugens van je of ik ga aangifte tegen je doen!’