vrijdag 14 juni 2024

IN AMSTERDAM.

Wat was het waanzinnig druk in Amsterdam. Ik dacht dat wij hier in Rotterdam tegenwoordig vervelend veel toeristen hadden. Maar het is hier helemaal niks bij wat ik woensdag meemaakte in onze hoofdstad. Ik heb alle talen van de wereld horen spreken in de tien uurtjes die ik daar was.


Het duizelde me van de winkeltjes. Zeker honderd keer zo veel als hier. En … eerlijk is eerlijk: ik vond het nog gezellig ook. Ik heb zelf bijvoorbeeld mijn ogen uitgekeken in een winkel waar ze alleen maar mini-bustes verkochten van Duck-figuren. Kijken niet kopen. Wel ben ik wat geld kwijt geraakt in een tweedehands boekenwinkel. Ik kwam een serie Kafka’s tegen. Die kon ik niet laten staan. Acht boeken voor 60 euro. Was ik gelijk het voordeel van mijn vrij reizen weer kwijt. Dat helaas wel.

Een grote moeilijkheidsfactor voor mij bij dit soort uitstapjes is de race tegen de ‘natural calls’. De behoefte te poepen of piesen komt meestal op die momenten dat er geen toilet of urinoir in de buurt is. Ik kan als man makkelijk misbruik maken van een boom, struik of muur, althans voor de kleine boodschap. Centraal Station Amsterdam had gelukkig een goede en heel nette voorziening voor de grote boodschap. De chef ‘toilet’ aldaar, liep in de toiletruimte rond al roepend, in Frans, Duits en Engels, dat de wc-gebruikers een beetje op moesten schieten voor de vele wachtenden.

Ik ben deze woensdag in Amsterdam om een toneelstuk te zien: ‘Slachthuis vijf’ van Kurt Vonnegut geregisseerd door August Wien. Het stuk was in mei in Rotterdam te zien. Alle voorstellingen waren toen uitverkocht. Het was zo’n stuk dat ik persé wilde zien.

De hoofdpersoon is Billy Pilgrim. Hij is losgeraakt van de tijd. De Amerikaanse soldaat kan in 1945 door een deur stappen en ergens in 1965 naar buiten komen. Zo herbeleeft hij aan het eind van de Tweede Wereldoorlog het gruwelijke bombardement (van de Engelsen) op Dresden (45.000 doden en een verwoeste stad).

Tegelijkertijd wordt Billy door aliens ontvoerd en tentoongesteld op hun planeet Tralfamadore. Op die plek leert Billy dat de dingen niet anders kunnen gebeuren dan ze gebeuren. En dat alle dingen tegelijkertijd gebeuren. ‘There is no beginning, no middle, no end, no suspense, no moral, no causes, no effects.’

Excellent theater. Een must. Zelfs al moet je daarvoor naar Amsterdam

donderdag 13 juni 2024

HOE EEN KOE EEN HAAS VANGT.

 Hoe een koe een haas vangt? Ik weet het niet. Eigenlijk geloof ik dat er nog nooit een haas door een koe gevangen is. Om een haas te vangen is snelheid nodig. Een koe ontbeert die. Hazen zijn razendsnel … altijd. Koeien zelden. Ja, als in de lente de staldeuren open gaan. Dan dansen ze onbeholpen het weiland in. Springen, huppelen. Ik weet niet of ze dan ook vrolijk en uitbundig loeien. Dat hoort er toch ook bij, denk ik.


Hazen hoeven ook niet te rennen. Geen koe haalt het in haar hoofd om op een haas te gaan jagen. Ze lusten ook helemaal geen hazen. Alleen gras. Hazen en koeien zijn allebei zijn vegetarisch.

Wel is er een kleine groep melkdrinkers onder de hazenpopulatie. Deze groep is dè vijand van de boer. Melk is immers zijn belangrijkste bron van inkomsten. De boeren jagen op dat soort hazen. En niet zo zachtzinnig ook. Met dubbelloops jachtgeweren. Hazen hebben daar geen verweer tegen. Voor koeien is het zaak uit de buurt te blijven in verband met rondvliegende kogels.
Meestal zoeken melkdrinkende haasjes overdag hun toevlucht in bossages. Ze lokken zo de nieuwsgierige koeien de bossages in. Daar slaan de hazen aan het slobberen. Met zijn vieren tegelijk sabbelen de kleine flapoortjes de uiers leeg. Ze drinken hun buikjes vol. De koeien accepteren dat gesabbel willoos. Vreemd! Het lijkt haast wel of de koeien dit avondlijke gezuig aan hun tepels als aangenaam ervaren.

Terwijl de koeien de grasoogst van de dag op hun gemakkie staan te herkauwen, slaan de hazen hun parasitaire slag. Als een haas zijn buikje vol heeft, rent hij snel het weiland in. Wanneer alle koeien zijn ‘gemolken’ ontstaat er in het bos een interessant schouwspel.

Daar staat een aanhangwagen met melkbussen. Om de beurt nemen de hazen plaats op een melkbus om de melk (ja, heus: melk) daarin uit te plassen. Als alle bussen gevuld zijn komt er een trekker. De chauffeur daarvan, een tamme kangoeroe, rijdt de melkbussen naar de dierentuin. Daar verdringen zich achter de hekken agressieve dieren met een melkverslaving.

woensdag 12 juni 2024

POPFESTIVAL.

Langs wegen in Rotterdam staan grote gele verkeersborden met in dikke, vette letters het woord Boothstock en daaronder een pijl voor hoe je daar dan moet komen. Ik had het gelijk wel kunnen weten. Boothstock klinkt precies als Woodstock. Beetje makkelijk. Het is dus een festival: ‘Harde techno, deephouse en electro’. Zaterdag 15 juni in het Kralingse Bos.


Tegelijk komen er weer geweldige herinneringen bij me boven aan ‘ons’ popfestival in het Kralingse Bos in juni 1971: Pink Floyd (om 4 uur ’s ochtends, bij een opkomende zon: ‘Set control for the sun' magistraal; wederom krijg ik kippenvel), Mungo Jerry (mega hit: ‘In the summertime’ met honderden rond vliegende plastic bordjes) en de onovertroffen Nederlandse country band van Ernst Jansz: CCC. Inc. (de voorloper van Doe maar).

Toevallig was ik afgelopen zaterdag ook bij een festival. In Dordrecht. Aanvankelijk dacht ik dat het niet zo veel zou zijn. Geen enkele naam op de affiches kwam me bekend voor. Toch heel veel belangstelling. Volop vreet- en zuiptentjes ook.

Lekker weer. Grote witte en grijze wolken wisselden het af met een fel stekende zonnetje. Relaxed wandelde ik naar het hoofdpodium. Daar was ik tegen tweeën aangekomen. Er zou om twee uur een optreden zijn. Groot gejuich bij de aankondiging. Ik hoorde in de gauwigheid niet wie er zou gaan komen.

De band die ging optreden deed het leuk; goeie zanger. Sympathiek, bescheiden. Lekker beweeglijk. De muziek is vrolijk. De teksten zijn aanstekelijk. Vrijwel alle nummers waren tweetalig: Frans/Engels. Ik heb een uur van zijn optreden genoten. Werd helemaal vrolijk van Claude. Want dat is zijn naam. Totaal onbekend voor mij. Later hoor ik dat ik met Claude de top-act van het festival getroffen had. Hij had ook al een grote hit in Nederland gehad met het nummer 'Ladada (Mon Dernier Mot)'.

Ik zat nog maar net in de bus naar station Dordrecht of er barstte boven het Wantij-pop zo’n waanzinnige plensbui los. Ook daarmee had ik het getroffen.

dinsdag 11 juni 2024

EEN LEKKER ONTBIJTJE.

‘Jos! Jos! Je moet nu echt je bed uitkomen, anders kom je te laat bij je fysio!’

Ik was vannacht tegen twee uur naar bed gegaan. Had de wekker op zeven uur gezet. Moest om acht uur bij de fysio zijn. Was door de wekker heen geslapen. Inmiddels was het kwart over zeven. De stem die me zojuist wekte was de mooie stem van mijn ex. Haar stem herken ik uit duizenden. Ruim veertig jaar hoorde ik haar van nabij. Alleen … nú was daar alleen haar stèm. In verwarring sprong ik mijn bed uit. Geen ex in huis te bekennen … ech nie.

Het was niet de eerste keer dat ik dacht ze bij mij thuis was, m’n ex. Meestal was het ’s ochtends vroeg. Ik was nog in slaap. Begon dan tegen haar te vertellen wat ik van plan was:

‘Ik vind het nog te vroeg om er uit te gaan, schat. Nog een half uurtje. Tòch niks bijzonders vanochtend.’ Dan zak ik even weg, een paar seconden? minuten?

‘Nu ga ik er uit. Even douchen ... een lekker ontbijtje voor je maken. Chocoladecroissantjes … blijf jij er nog maar even in. Ik wek je wel, als het klaar is.’…

... en dan kom ik weer bij bewustzijn … ik kijk snel in het rond. Stomverbaasd dat ik in m’n uppie in bed lig. Jammer ook, dat ze er niet is. Het voelde wel knus ... warm ook … maar dat verzin ik er vast en zeker bij.

‘M’n hand ligt wel goed zo. Ik kan alleen niet zo veel kracht zetten met die zielige rechterhand. Mijn hand ligt op haar buik. Ik kan het natuurlijk wel proberen met mijn andere hand maar dan moet ik aan je rechterkantje gaan liggen. Dat kan natuurlijk wèl. Doe je het niet liever zelf, schat? Of zullen we het vandaag eens over een heel andere boeg gooien?’

Zoals gebruikelijk de laatste dagen, hoor ik kletterende plensbuien met af en toe bliksemschichten en donderslagen. Die doen me ontwaken, terwijl ik denk dat ik de hele tijd al wakker was. Mijn arm ligt gewoon naast me in bed … ik lig er helemaal alleen. Het stortregent nog steeds. Koud voor zo'n lentedag als deze: 10 graden.

maandag 10 juni 2024

HEUPTASJE GEVONDEN.

Ronduit lullig, dat voorval met het heuptasje. Vlak voor de deur voor het Rodari-bejaardentehuis, vond ik een heuptasje. Een goed gevuld heuptasje. Bankpasjes, sleutels, adressen en (kortings)pasjes van allerleis organisaties. Op het moment dat ik dat tasje vind had ik haast ... een afspraak met de fysio. Inmiddels weet ik dat dat tasje van flatbewoner Ton is. Ik bel bij hem aan. Geen gehoor, tot twee maal toe. Ton is thuis dat weet ik zeker. Hij doet gewoon niet open. ‘De groeten Ton,’ zeg ik in mezelf, ‘ik moet er nu echt vandoor’. Het heuptasje past niet in zijn geheel in Ton’s brievenbus dus haal ik er het een en ander uit en stop het hele zooitje in zijn brievenbus.


Vier uur later ben ik terug van de fysio. Loop in één ruk door Ton. Bel weer twee keer aan zonder resultaat. Dan tik ik twee keer hard (geïrriteerd) op de ruit naast zijn voordeur. Dan doet hij, zeker een minuut later, met een slaperige kop open.

‘Ha Ton, Ik heb hier beneden op straat je heuptasje gevonden. Het ligt nu in je brieven bus. Nog geen anderhalve minuut later zie ik hem zijn brievenbus schoon vegen. Ik wees hem toen nog even precies aan waar ik zijn tasje gevonden had: op het trottoir vlak achter een parkeerplaats.

‘Ja’, zieligt Ton, ‘het was daarstraks veel te druk om me heen. Buurvrouw Aicha vroeg me of ik deur wilde open doen met mijn sleutel met afstandsbediening. Buurman Peter zei dat mijn taxi er al stond … terwijl die juist wegreed. Ik was hier net door die taxi afgezet. De mensen moeten me met rust laten. Ik kan niet tegen die drukte om me heen. Dan raak ik in de war.’ Uiteindelijk bedankte die verwarde Ton me toch nog.

Ik moest onwillekeurig denken aan de dag dat mijn oudste zoon, tien jaar toen, een portemonnee vond met daarin tien briefjes van honderd euro. Hebben we gelijk aangegeven bij de politie. Via de politie kwam de eerlijke verliezer bij mij aan de deur. Ik liet mijn zoontje de portemonnee aan de dolblije man terug geven. Zonder enige aarzeling ritste de man zijn knip open en gaf mijn zoon, een briefje van honderd euro.

Ton was niet zo blij, zo te zien … en al helemaal niet zo gul.

zondag 9 juni 2024

VANAVOND ARJEN LUBACH.

 Ik zat rustig aan een stukje te werken, het was ongeveer half vier in de middag. Iemand, ik hoorde niet zo gauw wie, riep ‘Jos, Johhos!’ door mijn openstaande keukenraam. Het bleek mijn buurvrouw te zijn.


Ik had haar gisteren een kwart kruimelvlaai gegeven. Mijn visite en ik konden het niet op.

‘Jos,’ smeekte ze me bijna, ‘wil jij bij mij een kopje koffie komen drinken, met zo’n stuk vlaai er bij, anders staat het maar te bederven bij mij’.

Koffie was ik beslist niet aan toe. Maar wijn zag ik wel zitten: ‘heb je die lekkere rode Saint Émilion nog,’ die ik je voor je verjaardag gaf? Die had ze nog.

’Koffie heb ik nu geen trek in, buuf. Zullen we dan een wijntje drinken, met die kruimelvlaai?’ Ik weet dat je haar midden in de nacht kan wakker maken voor een glas wijn. Nooit, zal ze in d’r uppie gaan zitten pimpelen, hoor. Maar gezellig met iemand een wijntje soldaat maken, da’s voor haar genieten.

Als we beginnen aan een fles, dan moet ook altijd helemaal op. Het gaat dan meestal van leuk, tot gezellig, tot gezelliger, tot heel erg vals en intiem.

Het was nu inmiddels bij vieren en ik moest die avond nog naar Arjan Lubach in het Nieuwe Luxortheater. De show begon om acht uur. Ik moest dus zeker om zeven uur weg ... ik bedoel … dan moet er wel even flink doorgedronken en doorgekletst worden.

Geen probleem. Want al na een paar flinke slokken wijn kon ik buuf vertellen over hoe vreselijk geniepig, ijdel en leugenachtig die Sonja is, die leidster van mijn voormalige wandelclub. Ook vertelde ik haar over lulletje lampekatoen, kots-kots-Rob, Sonja’s hondse jaknikker, pleaser en onderdanige lakei bij de wandelclub. (Hij is tevens onze buurman; beslist niet te verwarren met die kale Rob van de vijfde).

Buuf vertelde me met een brok in haar keel over de problemen met haar dochters. Een volgende keer meer daarover.

Ik maakte thuis vlugvlug een chiliconcarnetje met een fris saladetje (bio-komkommertje, radijsje, bleekselderijtje, olijfjes, uitjes, zoutje, azijntje, pepertje) en fietste om klokslag zeven uur de straat uit.

Ik zat mooi op tijd in Luxor. Kwart voor acht. Samen met 1500 andere fans. Er was helaas geen klote aan. Aan die hele show niet. Lubach op tv vind ik duizend maal leuker dan in de zaal. Dat weet ik dan ook weer.

zaterdag 8 juni 2024

FIETSHELM.

Het laatste half jaar heb ik met een helm op gefietst. Twintig jaar geleden gekocht. Hij hoorde bij mijn uitrusting voor mijn fietstocht van Rotterdam naar Marseille en ook weer terug. Twee maanden heb ik hem toen in de zomer van 2004 op mijn hoofd gehad (alleen als ik fietste) en daarna nooit meer. Tot een half jaar geleden.


Tsja, gisteren stopte ik mijn trouwe helmpje, op de automatische piloot, in mijn fietstas en duwde daarbij een lullig riempje kapot. Het riempje was niet alleen lullig maar ook nog versleten. Gewoon door verwaarlozing. Het ding is gelijk rijp voor de vuilnisbak. In totaal slechts acht maanden gebruikt. Klote ja! Maar … ik heb wel wat méér aan m’n hoofd. Door mijn hoofd speelde bijvoorbeeld de bange gedachte, dat ik juist nu, ondersteboven gereden zou worden. Ja, dat zal je net zien.

Een vriend van me, Fedor, vertelde me, een paar dagen terug, toen we samen naar Gouda fietsten, dat hij ook een helm had gekocht. Ik had toen nog mijn ouwe trouwe helmpje op. Maar vreemd genoeg: Fedor had zijn nieuwe helm niet op. Hij had hem niet opgezet omdat zijn haar, toen we gingen fietsen, nog nat was. Van die helm ging zijn haar zo raar zitten, zei die. Wat een ijdeltuit … ik heb mijn mond maar gehouden. Die jongen heeft al genoeg aan zijn hoofd.

Al lang en breed was ik weer thuis van dat Gouda-ritje. Stuurde ik Fedor een appje: ’Waar heb je die helm gekocht en wat heb je d’r voor betaald?’ Twee dagen later al, appt hij: ‘Tien euro, bij de Lidl’.
‘Ben je wel goed bij je hoofd, man?! Voor dat geld heb je een strooien hoedje maar geen fietshelm. Dat kan nooit wat wezen.’ Fedor geeft geen sjoege.

Om me te oriënteren op een nieuwe helm liep ik een paar fietswinkels in de buurt af ... ja, ik liep. Want zonder helm haalde ik het niet in mijn hoofd om op mijn fiets te springen.

Ik heb ‘al die jaren’ een ABUS-helm gehad. Die beviel me prima, in de korte tijd dat ik hem heb gehad. Ik kocht nu mijn nieuwe helm, weer een ABUS, bij de dichtstbijzijnde fietsenmaker. Wel moest ik er de hoofdprijs voor betalen: zeventig euro maar liefst.

Daar heb ik wel een paar dagen hoofdpijn van gehad.