donderdag 7 maart 2024

DE VIER VAN DE HOEK (1) HARM

 De Vier van de Hoek.

(1) Harm.
Therèse, in haar donker groene fleece vest en haar blondgroene haar, zegt dat ze vroeger op school bekend stond om haar grote bek en dikke tieten. Ze laat ons fotootjes van haarzelf zien. Altijd zonder d’r hoofd. Geloof er niks van. Ik heb sowieso niet zo veel op met vrouwen. Ze is nu in ieder geval zo plat als een dubbeltje. Reuzenstappen neemt ze. Altijd met die camera in d’r vingertjes. Reuzenstappen over die super regenplassen van vannacht. Op haar slippers nog wel. Lekker handig! Ik ben op Ecco’s. Ik ga met een stel duinwandelen. Zit één lekkere vent bij. Therèse filmt ons. Haar vest heeft Therèse al ergens gedumpt. Bloedheet vandaag. Schijnt ook zo te blijven de komende dagen. Ik heb een strakke broek aangetrokken. Die rose.
Therèse zeurt, dat we hier onze ogen goed de kost moeten geven. (Irritante stem dat wijf). Het is het mooiste plekje van Rotterdam. Prachtig hier die duinen. Helmgras. Volop vogels. Boeien … alleen schijtende en krijsende meeuwen. An laat haar gewoon lullen: ‘Wat kijkt jij rottig uit je ogen Therèse? Bejje niet goed geworden somps?’ Ze loopt met een bril met grote donkere glazen, om te verbergen dat ze tikkies heeft gehad. Niemand hoeft te weten wat er gebeurd is. Ik verdenk An. Die heeft een kort lontje en stevige knuisten.
Gaat Therèse haar weer lopen commanderen? Ja, daar is ze goed in: ’Nu moet het maar eens afgelopen zijn met dat gezeur van je, An. Wacht hier tot wij tien minuten op weg zijn. Dan kan je gaan lopen. Je bent een ellendeling, met die belachelijke hazenlip van je. Je blijft daar verdomme staan, hoor je! Pleurt toch op trut! Krijg de tering. Als ik hetero was en An een vent, zou ik, eerlijk waar, kicken op haar billen: net zo lekker stevig als d’r vuisten en d’r teksten.
Bram, kaal en dik is toch mijn favoriet. Hij weet dat Therèse zo flink is omdat ze vaak in de gym rondhangt. Blonde Fritsje, vel over been, het ‘trutje roer me niet’ van de groep, probeert al van acquit de dames te ‘pleasen’... vooral An … hij loopt haar met z’n ogen uit te kleden.
We staan nu al een tijdje te wachten voor rood. Stom eigenlijk. Hier in de duinen?! Nou ja. Daar staan we dan. Therèse, Fritsje, wat is tie toch al lelijk verbrand, ik en Bram. Hij kan nooit van mijn kont afblijven … daar kan ik wel inkomen …. maar nu effe niet. Die stiekemerd, altijd weer met dat bouwvakkersdécolleté, blijft maar naar me lopen loeren. An heeft ons weer ingehaald. Pesterig schopt ze een zooi stinkend blubberwater naar Therèse. ‘Gatverdamme! Krijg de tering, klère wijf!!’

maandag 4 maart 2024

LENTE.

Hoewel 21 maart officieel de lente pas begint, heeft deze maandag alle eigenschappen van een officiële lentedag: 16 graden, volop zon en weinig wind. Met de groep ‘Wandelen met Sonja’ ben ik in Hoek van Holland. Bij weinig mensen is klaarblijkelijk het besef doorgedrongen dat het vandaag zo mooi zou worden. Het is eigenlijk tè rustig op het strand. Ook op de terrassen. Sommige ‘tenteigenaren’ hebben het zelfs nog niet aangedurfd om hun zaak open te gooien.



Eerlijk gezegd zijn ook wij, wandelaars niet in topvorm. Al na twee minuten wandelen klinkt de roep om wat te gaan drinken of eten. Dat zal wel te maken hebben met de vroege start van deze wandeling. We hadden de metro van tien over twaalf al. De meesten van ons liepen daardoor hun lunch mis. Geen wonder dus achteraf die vroege ‘trek’ in de Hoek.


Gisteren, en ik heb het nu over zondag, zou het ook mooi weer worden. Volgens het KNMI. Dat viel nogal tegen. Voornamelijk bewolkt bij een lage temperatuur. Ik ben toen in de buurt een eindje gaan fietsen. Daar was het nou net goed weer voor. Twee uurtjes heb ik lekker langs de Rotte gefietst. ‘Lekker’, ja, dat zèg ik nu wel, maar vergeleken met vroeger, is het eigenlijk helemaal niet zo lekker meer. Destijds fietste ik ontspannen langs de Rotte, met vrouw en twee jonge kinderen (soms was zelfs de hond ook mee). Helaas is dat tegenwoordig voor de eenzame fietser een stressvolle aangelegenheid. Dat komt met name door de vele luidruchtige wielrenners. Maar … ik dwaal af … na het fietsen heb ik die zondag tickets gekocht. We gaan binnenkort met de wandelclub naar het theater.


Pootje baden. Fijn! Dat frisse zeewater heeft mijn schimmelnagels merkbaar goed gedaan. Ook Trudie’s schelpen knapten op van mijn schoonmaakbeurtje in het zilte nat. Elisabeth komt net te laat bij me aankloppen met haar zanderige schelpen.


Het is inmiddels drie uur. Tijd voor een drankje en een hapje. Kunnen we het gelijk nog even hebben over 10 april: dat uitstapje naar ‘Who is afraid of Virginia Woolf?’ Dertien wandelaars gaan die avond mee. Naar het Theater aan de Schie in Schiedam. Voorafgaand aan dat toneelstuk zouden we samen, ‘voor wie dat wil,’ wat kunnen eten. Naast het theater is een sjieke eettent maar die wordt unaniem te duur bevonden.


Verrassend, dat 'onze' wandelaarster Debbie haar neus laat zien. Ze is hier op stap met haar zus. Komt alleen even gedag zeggen.


Moeten we ons aan het slot van deze mooie middag nog de benen uit ons lijf lopen om de metro te halen. O ja, in de metro zie ik het pas ... ze zit vlak achter me: ‘Leuk jasje, Sonja'. Tsja, beter laat dan nooit, toch?.

STRANGERS.

Een hele dag binnen zitten vind ik helemaal niks. Dus toen ik om 2 uur vanmiddag met alle zondagse klusjes klaar was, heb ik de fiets gepakt. Het is lang zo lekker weer niet als voorspeld.  Maar wel goed fietsweer. Onderweg, in het Kralingse Bos bedacht ik me heen en weer naar Blijdorp gaan. Anderhalf uur fietsen bij mekaar.

Ik heb het vaak niet eens zo in de gaten maar mijn gedachten gaan al fietsend vaak onbewust linksaf.  Dan rij ik op de Gordelweg en zit ik tegelijk midden in een film, die ik van de week zag. Toch blijf ik wel trouw stoppen voor rood, verleen en geef ik, overal waar het moet voorrang  en vermijd zorgvuldig alle hobbels en bobbels.

Ik  heb van de week de film ‘All of us strangers’ gezien.  Prachtig! Soms zit ik ineens even in Londen. Zie die  skyline. Vier kanjers van acteurs. Ik heb nog nooit van ze gehoord. Nou, hoewel … Adam Scott is een van de vier. Hij speelde een hoofdrol in Aftersun, herinner ik me nu. Aftersun … een IFFR-2023 hit. Ook zo’n kanjer.

’t Is niet zo druk hier. Ben nu vlakbij het Vroessenpark. Het is niet bepaald een pretje hier te moeten fietsen in die vet-muffe Blijdorpstank. Ik hou niet van dierentuinen.  Af en toe sjeest er zo’n fiets met van die imponerende banden voorbij. Ook een e-bike? Zal wel. Tegenwoordig ben ik, geloof ik, de enige, die op de pedalen staat. Op die racende schreeuwlelijkers na dan, ja, die wielrenners bedoel ik.

Die acteurs … wat is dat genieten! Zo’n goeie samenwerking! Ze zijn alle vier sterk in gelaagde emoties en weggestopte tranen. Er gebeurt zoveel in hun ogen. Die uitwisseling van blikken vergeet je niet gauw. Scott is dan wel veertig plus, in zijn ogen zie je nog het jongetje dat op school gepest werd. Het kind, dat toen hij elf was, zijn ouders verloor en zich daarna verstopte voor de buitenwereld.

O, God, pas op, Jos! Daar hebbie een zwangere bakfietsmoeder. Èèn hand aan het stuur. ~Eèn hand aan haar mobieltje … en een lol dat ze al babbelend heeft met weet ik wie. In de bak: drie peuters en een Gordon Setter (een lieve, nerveuze  hond). Dalijk knapt die bak nog vlak voor mijn neus ineens in tweeën. Nee, een Babboe kan het toch niet meer wezen. Die zijn onderhand allemaal geknakt of van de weg gehaald.

Het verhaal van die film is zo uniek, dat hij bij iedere kijker een gevoelige snaar zal raken. Heelt misschien zelfs wel gebroken harten. Een pakkende film. Hoe oud je ook bent of wat je ook doet. Ga hem zien.

Tenzij je aan de ‘emotionele stop’ lijdt of het gevoelsleven hebt van een stoplicht. Dan kan je toch beter anderhalf uur gaan fietsen.

 

zaterdag 2 maart 2024

DROOG.

Òf hij spreekt geen Nederlands, òf hij heeft misschien die bank liever voor zichzelf alleen. Hoe het ook zij, die ouwe Chinees kijkt demonstratief de andere kant op als ik naast hem kom zitten. Ik pak mijn laatste kauwgommetje en de ochtendkrant.



Ben al gauw aan de beurt. Ik moet bij de uroloog wezen. Gedurende de afgelopen drie weken heb ik moeten bijhouden hoeveel ik drink en plas. Nu eerst even m’n piemel poetsen. Daarvoor krijg ik van de zuster een bekertje lauw water en een warm doekje (net zo’n warm doekje als je na het eten bij een Chinees wel es krijgt). Dan geeft ze me een ampul, die ik vol moet plassen.


De laatste tijd heb ik urineverlies. Doe het soms in mijn broek. Soms ook in mijn bed. Gelukkig niet elke dag. Maar een paar keer per jaar is al erg genoeg! Ik heb niet het idee dat het iets ergs is. Hoop dat het ze er wat voor hebben.


Ik moet van de uroloog even voorover gebogen gaan staan, met mijn handen op de behandeltafel. Broek en onderbroek afgezakt op mijn schoenen. Razendsnel trekt ze een plastic handschoentje aan. Roert dan met een vinger in een potje met glijmiddel. Vervolgens steekt ze die vinger loepzuiver in mijn anus. Ze bevoelt mijn prostaat en stelt me onmiddellijk gerust: ‘Die kan nog wel even mee, meneer Mastwijk.’


Pijn deed het niet. Nu schrijnt het alleen een klein beetje. Die Chinees zit er nog steeds! Ga heel voorzichtig naast hem zitten. Stuurs blijft hij naar de ingang kijken. Ik hoor een kind wat roepen. Opeens schiet die man als een veer omhoog. Loopt naar een kind van een jaar of vier, dat waarschijnlijk het Chinese woord voor ‘opa’ roept. Hij verandert van een stuurse bankzitter in een gezellige opa. Bukt zich naar de kleine jongen. Tilt hem op en lijkt, vrij vertaald te zeggen ‘Hallo kleine man, wat ben je groot geworden!’ Enkele passen achter de jongen komen de ouders er aan. Lachend slaan ze het tafereel van opa met kleinzoon gade. De Chinees heeft alleen maar oog voor die kleine. Hartverwarmend. Het maakt me vrolijk. Onwillekeurig glimlach ik. De vader van de kleine jongen ziet het. Hij knikt me vriendelijk toe. Verlegen wendt hij zijn blik dan weer af. Kijkt naar zijn familie. Met z’n viertjes lopen ze de gang in naar de ‘intensive care’.


Met mij is niks aan de hand. Alles doet het goed, volgens de zuster. Ik drink alleen wat te veel zo kort voor het slapen gaan.
‘Gewoon afblijven van die late pilsjes , meneer Mastwijk. Dan gaat u het vanzelf wel merken’.

donderdag 29 februari 2024

DWANGNEUROSE.

Toegift

Dwangneurose.

Om half één drinkt hij een glas rode wijn. Leest nog wat in ‘Deelder lacht’. Om één uur gaat hij pitten. Drie keer moet hij er uit om te piesen. Gelijk daarna, naar de koelkast voor een paar slokken koud water. Doet dat extra shirtje uit.  Toen hij ging pitten was het nogal kil.

Zeven uur gaat de wekker. Verdwaasd zit hij op de rand van zijn bed. Doet zijn sportkleren aan. Handdoek, gel en shampoo gaan in de sporttas.

Scheren dan. Elke ochtend weer. Scheren, nijpend ongemak van iedere man. Hij is wel blij met het  grote aanbod after shaves.  Balm Sensitive heeft ie tegenwoordig. 

Dat beetje haar van hem, dat nu nog in de ´net-uit-mijn-bed-stand´ staat, maakt hij een beetje nat en doet er L’Oréal Silk en Gloss in. Een hulpmiddeltje, dat z’n haar een beetje doet krullen en tegelijk een wat slonzige indruk maakt.

Eerst nog even een kop thee. Water koken. Zakje sterrenmuntthee . Een plonsje heet water en even laten trekken.

Naar de sportschool.

Hij begroet spinjuf Daniëlle. Lieve ogen. Ook flinke wallen eronder. Brede heupen en een lange blonde paardenstaart tot op haar billen. Ze is altijd heel ruim op tijd. Kan ze alles in orde te maken voor haar les.  Vindt ze niet meer als normaal.

Hij heeft wel eens een spinjuf meegemaakt die twee minuten voor haar  les binnen kwam. Toen moest ze er nog achter komen hoe de koeling, de muziekinstallatie en de lichtinstallatie in de zaal werkten. Weg was toen zijn halve spinles!

‘Nee, dan doe jij dat beter, Daniëlle.’ Slijm, slijm’.  Waarom doet ie dat toch steeds weer? Dat geslijm. Lijkt wel een soort dwangneurose.  Kan .....

ZOUT OP SLAKKEN.

Ik weet niet precies wat het is maar ik had vandaag eerder dan normaal trek in een neut. Om half vijf liep ik met mijn boodschappentas naar de Jumbo. Nog maar net was ik buiten of ik moest denken aan toen.  Toen had ik maar liefst twee borrels op en was op weg naar Rita, mijn toenmalige vriendin. We zijn dan allebei vijfenzestig. ‘Living apart together’  deden we aan. Elke avond gingen we bij elkaar langs om te eten en te slapen. Nu eens zij bij mij dan weer ik bij haar. 

Voordat ik die avond op stap ging, dronk ik een kop lentebloesemthee (zo heet mogelijk) met een digestief kaakje. Ik had totaal geen zin om naar Rita te gaan. Weet je wat, dacht ik, ik neem een borrel en meestal, als ik iets niet zie zitten, zet dat mij wel in beweging. Dit keer niet. Ik nam er nog een. Met mijn zwabberende lijf zette ik me in beweging naar het Samuël Esmeijerplein, waar Rita woonde en mijn eten stond. Ik kon me onderweg niet voorstellen dat ik daar een hap door mijn keel kon krijgen. Ze kookte sowieso nooit. Ze kocht altijd peperdure onsjes kant en klaar maaltijden bij die slager bij haar op het plein. Op zich goed ‘binnen te houden’ maar naar mate Rita mij steeds meer de keel uit ging hangen, kreeg ik die maaltijden nauwelijks  weg.

Aanvankelijk was Rita luchthartig, zanglustig, aanhalig en geil. Maar in anderhalf jaar tijd verschrompelde ze tot een chagrijnig, droog trutje. Ze ging in mijn huis op diverse slakken zout lopen leggen. Luid zuchtend en steunend. Ik noem er hier twee. Als voorbeeld.   

Ik poets mijn tanden met mijn elektrische tandenborstel. Na het poetsen koekt een piepklein beetje tandpasta aan. Net onder het borstelgedeelte.  Met een zuur gezicht, afgezakte mondkoeken ook, verwijdert Rita dat aankoeksel van hooguit drie dagen, met water en een papieren zakdoekje. Natuurlijk kan ik dat zelf ook wel. Eens in de veertien dagen.

Verdorde blaadjes en uitgebloeide bloemen liet ik altijd een dag of tien op de grond liggen. Deed ik ook zo in Rita’s eerste jaar.  Op een zomeravond, de zon was nog maar net onder, werd ik opgeschrikt door het opstartend geloei van de stofzuiger. Met korte driftige bewegingen stond Rita de amper twee dagen verdorde plantenresten op te zuigen. Vreugdeloos, bijna vijandig, leek de uitdrukking op haar gezicht.

Ik kreeg  zin in een borrel maar had niks in huis. Achteraf had ik het er toen gelijk al met haar over moeten hebben.

 

       

 

woensdag 28 februari 2024

ANNA'S MAPJE.

We gaan lekker tennissen, mijn buurvrouw, Anna en ik. ’t Is eindelijk eens een droog vanochtend. Waar al dat water allemaal vandaan komt en waar het allemaal weer blijft? Oh Lord, I really don’t know! I wish I knew! Maar ik word er wel schijtziek van.



Nu zal je je afvragen, waarom moet je zo nodig met een wijf tennissen, gast. D’r zijn toch kerels zat om mee te sparren? Ja, ik ga met een wijf tennissen en niet alleen maar omdat dat toevallig een lekker wijf is, maar ook omdat ze verdomd goed is. Eerlijk gezegd: van de drie matches wint zij er gemiddeld twee. En ik laat haar, zeg maar, echt niet winnen om de een of andere reden. Neen, zonder dollen: ze heeft gewoon een geweldige service en een, voor een vrouw, snoeiharde smash en een uitstekende dubbelhandige backhand. Mij maakt dat echt niks uit want ik kan tegen mijn verlies. Daar zit ik niet mee.



We zitten nu even in een ‘break’. Ik neem altijd een theetje (earl grey). ’t Is nog te vroeg voor alcohol. Hoewel, na die twee verloren sets van zoëven, heb ik eigenlijk wel behoefte aan een neut. Zij zweert bij een koffie verkeerd (met zo’n ‘hartje’ d’r in ) en ook met zo’n glaasje slagroom met likeur erbij. Dat is zo’n piepklein beetje. Daar zal ze echt niet slechter van gaan spelen, helaas. Ik loop even naar de bar. Manda heeft bardienst. Gezellige meid: ‘Ik breng het zo bij jullie. Komt goed!’



Ik ga terug naar ons tafeltje en zie dat Anna in een soort mapje iets aan het zoeken is. Waarschijnlijk naar haar pinpasje. Want zij is aan de beurt is om te betalen. Ik richt mijn blik op dat mapje van Anna. Op het zelfde moment kijkt Anna mij in een flits aan met een vuile blik alsof ik verlekkerd naar haar borsten sta te staren. Tsja, wat doe je dan aan als man? Je gaat toch zeker niet stotteren: ‘O sorry Anna, ik stond niet verlekkerd je borsten te kijken, hoor . Ik dacht echt wat ben je daar nou aan het doen met dat mapje’. Maar ze bleef maar vuil kijken. Normaal babbelen we tijdens zo’n break een minuut of tien over koetjes en heel soms ook even over kalfjes, maar deze keer: nothing.


Eerlijkheidshalve moet ik wel toegeven, dat Anna’s borsten, zo te zien, verrukkelijk zijn. Maar … tóén keek ik er beslist niet naar!


In die laatste set ging ik genadeloos onderuit. Anna tenniste alsof haar leven er vanaf hing. En waarom? Geen flauw idee.