maandag 16 januari 2023

SLEUTELS KWIJT.

Ik had nog geen idee waar mijn stukje vandaag over moest gaan maar toen ik opeens  mijn huissleutels kwijt was, kon het nergens anders meer over gaan.

We hadden zitten klaverjassen in het buurthuis op de hoek. Ik was, samen met mijn maat Henk,  eindelijk eens een keertje als winnaar uit de strijd gekomen. Wij ruimden met zijn allen de ruimte aan kant, zodat die er weer spic en span uitzag. Nog schoner als toen we er in kwamen. We namen afscheid van elkaar en ik sloot af. Het was regenachtig, maar desondanks stapte ik vrolijk (door onze klaverjaszege natuurlijk) op huis aan. Bijna ben ik bij huis als ik me realiseer, dat ik de sleutels van de klaverjasruimte nog bij Lies in de brievenbus moet stoppen … Lies is degene die verantwoordelijk is voor het sleutelbeheer van het buurthuisje. Zij woont zo’n tweehonderd meter verderop dus dat betekent wel weer even (vrolijk) doorstappen door de regen.

Ik druk bij Lies op de bel; ze vraagt wie daar is.

‘Ik’, zeg ‘ik’ dus en ik roep  er gelijk achteraan dat ik de sleutel van de klaverjasruimte bij haar in de brievenbus gooi ..

‘Okeehee,!’ roept zij en ik zet er weer flink de pas in naar huis. Bij mijn portiek aangekomen bemerk ik, dat ik mijn sleutelbos niet meer heb … maar, zo vraag ik me af, wanneer en waar ben ik die sleutelbos dan verloren. Ik heb niks op de straatstenen horen vallen. Dan zit er niks anders op dan maar bij mezelf aan te bellen; gelukkig is mijn vriendin thuis want ik moet er niet aan denken dat ik buiten moet blijven staan.  Mijn vriendin doet open … en … de trap oplopend in de portiek, bedenk ik me, wat ik allemaal in het werk moet stellen om weer aan een behoorlijke sleutelbos te komen. Want behalve de sleutels van de portiek en de voordeur, zat ook het lidmaatschapskaartje van de sportschool er aan … en de bonuskaart van Albert Heijn maar die laatste is het minst belangrijk. Dat gaat dus behalve behoorlijk wat tijd en moeite, ook flink wat geld kosten … en dan, als ik bijna boven ben, als ik met de sleutelbos van de klaverjasclub mijn voordeur wil openmaken realiseer ik me pas .. wat er met mijn eigen sleutelbos is gebeurd. Die heb ik natuurlijk bij Lies in de brievenbus gegooid.

Mijn vriendin had de voordeur van ons appartement al opengezet en ik bel gelijk Lies om haar te vertellen wat voor stommiteit ik heb uitgehaald.  Zij kan er de humor wel van inzien en relativeert voor mij de zaak door te stellen dat haar zoiets al zo vaak is overkomen:

‘Ik kom wel even naar beneden dan haal ik jouw sleutelbos uit mijn brievenbus en dan ruilen we de bossen. Doe maar rustig hoor.’

Een kwartiertje later dan gepland kom ik dus feitelijk pas echt thuis.

‘Had je nou net je mobiel meegenomen, want hier is tie niet meer, vraagt mijn vriendin.

Nee hè!? Ik zou het niet zo precies meer weten ... toch wel een beetje paniekerigl …  voel ik voor de zekerheid  gauw in mijn jaszak en ja hoor, gelukkig, daar zit m’n mobiel in  m’n regenjas.

Blurp! Zouden er voor dat niet ‘meer zo precies weten’ pilletjes bij het Kruidvat of zo te koop zijn? Ik ga daat morgen maar even langs.

zondag 15 januari 2023

DIT SLAAT NERGENS OP.

Dit keer een verhaaltje dat nergens over gaat. Raar maar waar: het valt niet mee om nergens over te schrijven. Zodra ik de eerste zin van een stukje heb geschreven, gaat het eigenlijk al niet nergens meer over. In dit blog, dat op zich nergens op slaat en dus nergens over gaat, moet u vele malen nergens lezen.  Waar? Hier!

‘Nergens te vinden, nergens te koop’, gaat hier over een boekje. Al jarenlang zoekt een oom van me, een ouwe Maoïst, zich overal en nergens, suf naar een exemplaar van de eerste druk van het Rode Boekje van Mao, een vroegere president van China. Hij gaat nergens anders heen op vakantie dan naar China; altijd speurend naar dat ene boekje.  Tot nu toe heeft hij het boekje niet kunnen scoren. Oom is een die-hard, een bijtertje. Hij blijft zoeken.

Als jonge gast,  ver voordat oom zijn heil bij  Mao zocht, was hij al te karakteriseren als een doordouwer ‘pur sang’. Nergens anders vind je zo’n superindividualist als oom. Hij bemoeide zich als jonge vent al nergens mee èn hij trok zich nergens maar dan ook nergens iets van aan.

Een neef, kocht in Bern (!) exact voor 50 euro het Rode Boekje, dat oom zocht. Het lijkt veel geld, 50 euro voor zo’n klein rood boekje. Als het nergens anders te vinden is dan heb je het er graag voor over. Bovendien is dat bedrag voor oom Mao een habbekrats. Hij geniet een ruim pensioen en hoeft absoluut nergens om verlegen te zitten.

Oom liet, helemaal trots, zijn Rode Boekje zien op de Mao-club afdeling Bleiswijk. Daar zagen ze al gauw dat er met het boekje geknoeid was. Het bleek niet de eerste druk maar de elfde druk te zijn.  Elf was slordig veranderd in één; die vervalsing leek helemaal nergens naar. Oom Mao schaamde zich dood. Hij kon wel door de grond zakken. Voor  de rest van de avond was hij, die altijd het hoogste woord had daar in Bleiswijk,  helemaal nergens meer.

Aan de tweede tegenvaller die avond had oom part nog deel: de nergens anders zo pittige Chinese Loempia’s van de al even pittige Jenny Ho-La smaakten dit keer jammer genoeg nergens naar.  Leuke vrouw, die Jenny, zolang je maar nergens aan komt. Voor 20 euro nam Jenny dat elfde drukje van oom over. Oom blij; Jenny blij.

De oude Mao fan ging nog wel even verhaal halen bij zijn neef. Oom moest en zou weten van wie, waar en waarom neef dat rode boekje gekocht heeft maar neef wilde nergens meer over praten. Hij vond dat hij zijn best had gedaan, hoefde zich nergens voor te schamen. Dat sloeg toch nergens op. Het adres van de verkoper had hij oom toch op zijn minst kunnen geven.

Aan het begin van dit stukje waarschuwde ik al, dat dit stukje nergens over zou gaan. Een doodzonde is dat natuurlijk ook weer niet want er staat nergens geschreven dat stukkies niet nergens over mogen gaan.

Awel deze blog is overduidelijk een shitblog geworden. Geef ik grif toe. Het ergste is, dat  ik er nog niet eens mee zit ook. Want eerlijk gezegd zit ik nóóit nergens mee, thuis niet, op mijn werk niet, nèrgens niet!  

zaterdag 14 januari 2023

HEERLIJK GESLAPEN.

Het was lang geleden, dat ik zo heerlijk uitgeslapen wakker werd als vanochtend. Zo lekker zelfs dat ik móést weten hoe dat nou mogelijk was.Wat had ik gisteren en in het bijzonder gisteravond anders gedaan dan gewoonlijk. Niks bijzonders eigenlijk: koffie gedronken, koek gegeten, pilsje gedronken, nootje geknabbeld, naar het journaal gekeken en een podcast beluisterd.

Op het NOS journaal waren heel gruwelijke beelden  te zien van de puinhopen en slachtoffers van de oorlog tussen Oekraïne en Rusland.  Absoluut geen televisiebeelden om goed op te slapen, integendeel. Dus daar zat het hem niet in.

Verder hoorde ik op de podcast  ‘Ze is van mij’ mannen praten over ‘seks en vrouwen’. Bij de twee presentatoren, Waldemar Torenstra en  Maxim Hartman, zijn altijd twee mannen te gast. Deze  keer waren dat: Arie Boomsma en Tygo Gernant. Zij verklapten o.a. of ze ‘billen- of borstenmannen’ waren, met hoeveel vrouwen ze in hun leven naar bed waren geweest en of ze, als ze zijn vreemd gegaan, dat ook eerlijk zeggen tegen hun partner. Nou daar gaat dat dus over. Ik geloof echt niet dat ik van deze podcast beter zou gaan slapen.

Maar natuurlijk, dat is het! Wat stom. Nu weet ik het ineens! Dat ik daar nou niet eerder aan gedacht heb. Ik heb vannacht zo lekker geslapen door mijn spiksplinternieuwe pyjama. Gekocht bij Zeeman voor 12,99 euro. Maar nu begrijp ik pas waarom ik zo lekker sliep.  Wat een heerlijk warme pyjama, met die grijze broek en dat shirt met de smalle grijs-wit-groen-zwarte strepen over dwars.

Ik bedacht me dat die oude pyjama  nogal wat heeft meegemaakt door de  jaren heen!  Hij is toch zeker wel tien jaar meegegaan. Al die tijd was hij mijn getuige, steun en toeverlaat, elke nacht opnieuw.  Mijn oude pyjamajasje heeft heel wat zweet geabsorbeerd. Mijn oude pyjama was al die jaren getuige van wat zich onder het dekbed afspeelde.

Hij was nu ook wèl hard aan vervanging toe. In dat pyjamajasje zaten slijtageplekken onder de oksels, van het zweet, zal wel. Dat bijt en slijt daar allemaal. Die broek helemaal. Die zakte de laatste tijd zowat van mijn kont, met dat verslapte elastiek. Bovendien heeft die nadruppelende urine zijn vernietigende werk gedaan: uitgevreten gaatjes in het kruis van de pyjamabroek.

Ik vond het zo sneu om die ouwe trouwe pyjama zo rücksichtslos in de  vuilcontainer te gooien. Eerst had ik nog het plan om hem een lekker sopje te geven en daarna netjes te verknippen, zodat ie nog een tijdje in het huishouden dienst zou kunnen doen, als dweiltje of  werkdoekje om bijvoorbeeld onze fietsen mee schoon te maken. Maar dat vond mijn vrouw niet zo’n fris idee.  Haar fíéts wilde er al helemáál niets van weten!

vrijdag 13 januari 2023

GEKATAPULEERD.

 

Ik zie weer voor me hoe ik door de lucht suis en net voor de stoeprand neerplof, zonder ook maar een klein beetje pijn te voelen. Even eerder hoor ik mijn vriendin, Carola nog luidkeels roepen: ’Kijk uit!!’ Ik hoef maar één centimetertje verder te vallen en ik ben morsdood.

In het winkelcentrum van Lyon heb ik net voor een paar dagen mondvoorraad ingeslagen. Met twee grote boodschappentassen aan mijn fietsstuur en twee in de fietstassen steek ik de Route National over. Voor mij onzichtbaar, achter de rotspartij langs de weg, nadert met hoge snelheid een Peugeotje. Ik ben halverwege de weg over, als de auto om de rotspartij heen sjeest.  De dame achter het stuur ziet mij veel te laat. Met gierende remmen, knalt ze op me. Mijn fiets en ik worden gekatapulteerd. Ik voel dan wel geen pijn maar ik lig daar wel mooi voor Pampus tussen mijn zojuist gekochte mondvoorraad. Er zit nu nog maar heel weinig beweging in me. Mijn vriendin, lijkbleek van de schrik, buigt zich over me heen. ‘De ambulance komt zo, Jee’.

‘Hoe moet het nou met al die boodschappen hier om me heen?’ vraag ik haar. (Dat ik me daar in mijn toestand druk om maak).  Carola antwoordt dat de politie de boodschappen, die nog bruikbaar zijn, aan het verzamelen is.  Die brengen ze naar onze caravan. Je fiets kan je wel afschrijven, Jee,  die is het ravijn verdwenen (inclusief je boodschappen in de fietstassen). Chocola kan ik er bepaald niet van maken.

Ik lig alleen in een bedompt ziekenhuiskamertje. Gebroken rug, gebroken schouder en een hersenschudding. De airco is van voor de oorlog. Pijn heb ik, vreemd genoeg, nog helemaal niet gehad. Wel sterf ik van de jeuk. De muggenverdelger op de vensterbank produceert een `dikke, giftige walm, waar veel muggen van dood gaan. Helaas zoemt hun nageslacht  in hoog tempo door de ventilatieroosters weer naar binnen.  Voorlopig ben ik de dupe, want ze hebben me in een dwangbuis gestopt, omdat ik mijn huid ernstig kapot lig te krabben.

Van Carola, moet ik horen, dat ik voor die gebroken rug, hier zes weken plat op mijn rug moet blijven liggen. Na die zes weken vlieg ik naar Rotterdam ... en daar moet ik nog es zes weken plat in het ziekenhuis. Ik moet hier eten en drinken met een rietje, poepen op een po en plassen in een urinaal. Met name aan het poepen op die po heb ik een rothekel. Ik kan het gewoon niet. Gatverdamme!  Ik mijd die po als de pest.

Mijn vriendin komt om de twee dagen bij me langs. Het gekke vind ik dat de verpleging aan haar meer over mijn situatie vertelt dan aan mij. Het lijkt net alsof ze de diagnose ‘LBS’ (langdurige bewustzijnsstoornis) op me geplakt hebben.’  

Als Carola op bezoek is, word ik niet zo streng in de gaten gehouden door de verpleging. Ik vraag haar of ze mij voor even uit mijn dwangbuis wil bevrijden. Het mag eigenlijk niet. Heel voorzichtig, ondersteund door Carola,  loop ik naar het toilet. Daar lukt het stukken beter dan op die vermaledijde po.

donderdag 12 januari 2023

EEN STUKJE TAART.

 

Als ik wakker word is ze er niet meer.  Zij zit nog naar Netflix te kijken, als ik naar bed ga. Ze is gek op series. Thrillers, detectives, ze lust er wel pap van.  Soms zit ze wel tot vier uur ’s nachts te kijken. Niks voor mij. Gisteravond heb ik een taart gebakken voor haar verjaardag, vandaag. Tegen twaalven ging ik naar bed zoals gewoonlijk. Tussen zeven en acht uur ’s ochtends ben ik weer wakker. Zij ligt dan nog luid snurkend naast me. Normaal slaapt ze tot een  uur of elf. Maar vandaag dus niet. Ze is al uit bed. Haar deel van het dekbed is opengeslagen.

‘Ben je beneden, Riek?’ Geen antwoord. ‘Riek …. ben je beneden? Ik loop op blote voeten over de koude traptreden naar beneden. Ben alert op het minste of geringste geluidje. Het blijft muisstil. Het licht is aan in de keuken en de woonkamer.  Op de keukentafel staat een glas met opgedroogde sinaasappelvezeltjes. Verder ligt er een broodplank met daarop een bijna leeg pak knäckers en een half opgegeten dubbele knäcker met kaas. De keukenstoel is niet netjes onder de tafel teruggeschoven.

In de woonkamer lijkt er niks bijzonders te zien. Ze rookt als een ketter. Het hele huis stinkt naar die rook. Daar ben ik wel aan gewend. Net als aan de overvolle asbak. Ze heeft het inmiddels aan haar longen. Maar dat is voor haar nog geen reden om te stoppen. Ze hoeft niet zo nodig oud te worden.

 Het gordijn van de woonkamer is tot naast de tuindoor opengeschoven. De sleutel zit nog in de deur en die zit niet op slot. Ik open de deur. Kijk de tuin in. De kater van de buurvrouw sluipt stilletjes naar zijn eigen terrein. Het is half acht, donker, de straatverlichting is nog aan. Ik krijg koude voeten. Doe de tuindeur gauw dicht. Pak onder de bank mijn pantoffels.

Naast de asbak ligt een briefje. Het is van Riek.

‘Hallo Otto,

Als je dit briefje leest, zal je wel gemerkt hebben dat ik niet thuis ben. Ik ben vannacht,  met Louis, vertrokken naar een vakantiebungalowtje in Noord-Brabant. We hebben de bungalow voor een paar weken gehuurd.  Met Louis, van mijn leesclubje, ben ik nu een klein jaar bevriend. Met hem in mijn buurt  ben ik me gelukkig gaan voelen. Gelukkig, zoals ik in al die jaren met jou, Otto, jammergenoeg,  nooit ben geweest.

Dat het precies op mijn verjaardag is, dat ik deze stap zet, zal jouw zeker verdriet doen. Dat begrijp ik volkomen. Ik had ook al eerder met je over mijn gevoelens voor jou praten maar ik kon nooit de juiste woorden vinden.  Je zult vast wel begrijpen, Otto, dat ik niet meer bij je terug zal komen.

Sinds de dood van zijn vrouw, twee jaar geleden, woont Louis alleen in een ruim appartement. Met hem heb ik afgesproken, dat ik na onze vakantie bij hem in kan trekken. Ik neem over enige tijd nog wel contact met je op. Dan praten we er verder over.  

De lekkere taart die je gisteren voor mijn verjaardag  gebakken hebt, hebben we naar Noord-Brabant meegenomen. Die zullen we ons goed laten smaken.  Bedankt daarvoor. In de koelkast ligt nog een stukje  dat we voor jou hebben over gelaten.

Groetjes,

Riek (& Louis)’.

 

Otto schudt verbijsterd zijn hoofd, maakt een klein propje van het briefje en spoelt het door in de wc.

woensdag 11 januari 2023

HET ECHTELIJK TWISTSPEL

Ze schreeuwden zo hard dat ze ons wakker maakten. Onze  bovenburen. Woordelijk kunnen we ze niet horen. Het is nu eens een hoog krijsend vrouwengeluid en dan weer een laag bassende man. Er werd ook met dingen gegooid. Leek soms wel het gerinkel van glaswerk. Een doffe dreun van een fles. Een schreeuw, door merg en been, onmiskenbaar van haar … het klinkt alsof met haar volle gewicht op de vloer, op ons plafond terecht komt. Hij heeft haar nu goed geraakt. Het is even stil. Dan gaat hij weer hard staan te bassen. Stopt, waarna zij angstig gilt en hij weer bast, stopt en zij weer angstig gilt ... en weer en nu heel angstig gilt, heel lang … en dan is het langdurig stil. Even later wordt een deur hard dichtgetrokken en horen we iemand met grote snelheid de trap aflopen. De voordeur wordt dichtgesmeten. De buurman?

‘Moeten we 112 niet bellen, Har?’

‘Zullen we dat nou wel doen, Suus? Weet je nog de vorige keer?

Het is niet de eerste keer dat hun buren slaande ruzie hebben. De vorige keer dat ze 112 belden hebben de buren hun mooi voor schut gezet. Tegen de politie, die op hun 112 melding af kwam, verklaarden de buren doodleuk dat ze een ‘spelletje’ hadden gespeeld met elkaar. Het spel van de echtelijke twist. Het was, van horen zeggen,  een enorme ravage in het huis van de buren: aan diggelen gegooid glaswerk, kapot serviesgoed, uit de laden gegooid bestek.

Gezien de toestand waarin hun woning werd aangetroffen vond de politie het noodzakelijk de buren te checken op verwondingen. Ondanks alle geschreeuw en gegil en gebons destijds: geen schrammetjes,  geen wondjes, geen blauwe plekken, kneuzingen of breuken.  Van de recherche hoorden we zelfs dat het stel de indruk wekte het goed met elkaar te kunnen vinden. Ook hoorden we toen dat ze er heel erg mee zaten dat ze ons zo hadden laten schrikken.  Ze zouden het wel goed maken met ons. Wat ze trouwens nog niet gedaan hebben, terwijl ze daarvoor nu zeker twee maanden de tijd hebben gehad.      

Tevergeefs probeert Har 112 te bellen. Hij komt er niet door. Telkens wordt de verbinding verbroken. ‘Dit is wel héél slecht, Suus.’

‘Ga anders zelf even boven kijken, Har.’

‘Wat moet ik daar boven doen, Suus? Je hebt hem toch ook de deur achter zich dicht horen knallen.’

‘Misschien heeft ie hem niet op slot gedaan, Har. Je weet maar nooit.  Wat moet je anders doen?

Har komt zuchtend en steunend zijn bed uit. Hij trekt zijn badjas aan en loopt naar de trap. Stikdonker daar. Het licht op de trap is uitgevallen. Har houdt zich stevig vast aan de trapleuning. Heel voorzichtig hijst hij zich naar boven. Het lijkt wel alsof hij zacht gekuch hoort. Hij is nu bijna boven ... en opeens is er weer licht. Recht kijkt Har in het opengekrabde, bloedende gezicht van zijn half ontklede buurman ... lurkend  aan zijn biertje: ‘Ha, die Har!’

Toen was het weer donker.

dinsdag 10 januari 2023

MAAR JIJ BENT NOG JONG.

 Ik fiets naar Maassluis. Het is een prachtig dorpje. Niet groot. Maar dat zegt het ‘dorpje’ al. De hoog gelegen Dorpsstraat biedt een  mooi uitzicht op de Marktstraat met haar prachtige monumentale panden. Hier wordt langs het kanaaltje markt gehouden. Uitkijken dat je het kanaal niet inkukelt kaasboer!.

Ik besloot de kant van het Westland op te gaan. De snelweg naar Rotterdam, daar moest ik nog onderdoor en dan opent zich een prachtig landschap van water en uitgestrekt groen. Ik zie zwanen, futen, eenden, meerkoetjes en af en toe welt het water op,  hetgeen een karper doet vermoeden. Het riet wuift wat meer dan je zou verwachten bij zo’n lichte wind als nu waait.

Ik vraag me af waar ik uit kom als ik hier rechtdoor fiets. Schipluiden, denk ik.

 

In de verte komt iemand aan fietsen. Ik zal het eens vragen. Het is een dame met hondje voorop in een mandje.

‘Mevrouw, waar kom ik uit als ik deze weg langs dit kanaal volg?’

 Er hangt een doorzichtig plastic zak aan haar stuur met een stel bierblikjes en colablikjes. Ze stapt af.

‘Schipluiden toch, hè, die kant op? vraag ik. ‘Neen, dat zal niet lukken dan moet u rechts en weer rechts en dan nog eens over een bruggetje links … neen, beter van niet,’ zegt ze.

 

‘Ik denk dat ik er dan toch maar voor kies rustig terug te fietsen naar Rotterdam.’

Ze zegt, dat ik in dat geval beter naar de overkant van het water kan gaan bij dat bruggetje daar in de verte. Dan kom ik in Vlaardingen. In het Vlaardingse bos, waarvan ze niet meer weet hoe het heet.

‘Dat is zo vervelend, hè? Hoe ouder je wordt hoe meer je gaat vergeten’.

‘Ja’, zeg ik, ‘dat heb ik precies zo’.

‘Maar u bent nog zo jong’, zegt ze.

‘Nou ja’, glimlacht hij…

Zie ik er nou echt zo jong uit, ik ben toch ook al vierenzestig. Volgens mij is zij niet veel ouder dan ik. Hooguit zesenzestig. Ze zal wel wat ouder zijn. Want ik heb proefondervindelijk vastgesteld, dat ik niet meer spontaan opgewonden raak van vrouwen die ouder zijn dan ik. Even denk ik nog wel: ‘Best een  leuke vrouw.’ Zegt ze later, dat ze drieënzestig is.

 

Het is een zachte decembermiddag. Een temperatuurtje van rond de tien graden en bijna windstil. Beetje fris maar heerlijk fietsweer. Ik slaag er steeds weer in om rondom Rotterdam leuke fietsroutes te ontdekken. Vandaag weer een stuk tussen Vlaardingen en Maassluis. Ik fiets tussen de Maas en de snelweg van Rotterdam naar  Hoek van Holland over smalle geasfalteerde weggetjes langs boerderijen en door kleinschalige stukjes bos. Af en toe wind ik me overmatig op over de een of andere klootzak, die tachtig rijdt, waar die met zijn lul op wielen maar dertig mag. Een paar keer moet ik constateren dat die ‘lul op wielen’ een vrouw is. Waarom moeten ze zo hard rijden, verdomme? Ik word er strontzenuwachtig van.

 

Nou, mevrouw, dank u wel. Dan fiets ik eerst naar Vlaardingen en dan weet ik het verder wel.

‘Ja’, zegt ze wijzend op haar plastic tasje, ‘jongelui gooien die blikjes maar overal neer. Dat vinden ze geloof ik “koel”,’ ze bedoelt natuurlijk “Cool”. Die rotzooi achteloos weg werpen in die mooie natuur hier!. Ik erger me daar groen en geel aan. Ik ben daar nu wat van aan het opruimen’.

‘Oh, ik denk u gaat me zo een lekker pilsje aanbieden. Maar alle blikjes zijn dus leeg?’

‘Ja’, en ze lacht daar heel vriendelijk bij.

Nou, dan neem ik maar een slokje van mijn eigen sinaasappelsap. En een hapje van mijn boterham met kaas.

Het hondje met lange zwarte haren voor z’n ogen staat me zachtjes jankend, kwijlend aan te kijken, terwijl ik kleine hapjes eet.

‘Mag hij een stukje, mevrouw?

 ‘Nou, een klein stukje dan’.

Het beestje blijft kwijlen, tot alles op is; hij kwijlt wel tien stukjes bij elkaar.

‘Als u nog eens in de buurt bent, meneer, moet u beslist eens naar dat kerkje daar verderop fietsen en het interieur bekijken. Jugendstil! Heel fraai.