zondag 16 oktober 2022

ONGELUKJE.

Het zit me niet echt mee de laatste tijd. Ik loop in de richting van mijn fiets, géén e-bike, een doodgewone fiets. Die heb ik met een kabelslot vastgezet aan een lantarenpaal, aan de overkant van het fietspad. Ik kijk keurig naar links of er geen fietser aankomt. Er komt inderdaad niks aan. Dus ik steek over naar mijn fietsje.  Het is immers een éénrichtingsverkeersfietspad. Knalt er van rechts met gierende remmen,  een fietser, een e-biker, met een onbeschoft hoge snelheid tegen me aan. Het is een tamelijk oude vrouw, een jaar of zestig schat ik. Geschrokken slaakt dat schofterig-hard rijdende oude wijf een iel kreetje: ‘Ooooooooooo.’ En racet alsof er niks gebeurd is verder. Ik kom, denk ik, met de schrik vrij en loop door naar mijn fietsje. Die staat daar gelukkig nog steeds lekker en op zijn gemak.

Nu vóél ik wel wat, merk ik, als ik mijn fiets van slot haal. Zo bij mijn ribbenkast, daar dreunde ze tegenaan.  Thuis gekomen zie ik dat mijn jas en mijn trui beschadigd zijn. Een of twee ribben lijken gekneusd. De huid op mijn ribbenkast bloedt. Ik kan me wel voor mijn kop slaan dat ik niet gelijk even  heb nagegaan of er schade of letsel was. Dat wijf was ook zó snel weg. Wat kan ik er nú nog aan doen?

Mijn  fiets mankeert natuurlijk niks. Die stond aan de ketting aan een lantarenpaal. Die heeft het van een afstandje allemaal zien gebeuren en was niet zo bijdehand om me even te waarschuwen. Ik hoef echt geen e-bike, maar een robot achtige fietst, die een beetje meedenkt en oplet, zo’n fiets is welkom bij mij. 

Zo’n zichzelf controlerende, oplettende  fiets, die een lekke band, een vastlopende ketting, een kapot achter- en voorlichtje ziet aankomen … glas op en kuilen in de weg signaleert en mij dat meldt. Prima zo’n p-fiets, een preventieve fiets. Nooit meer ellende onderweg. Heb je van Rotterdam naar Abbenbroek gefietst krijg je daar, in dat gehucht, een lekke band, heb je natuurlijk niet alle plakspullen bij je of geen pompje. Terwijl die p-fiets, voordat je weggaat meldt: jij gaat lek rijden … neem je plakspullen mee.

Al de brokkenpiloten op die e-bikes, gaat het zo te zien alleen maar om vaak onverantwoord snel te rijden.. De kinderen, een twee,  ja zelfs soms drie (en af en toe ook nog de hond) in de bagagebak  van de e-bike-driewieler zijn hun leven niet zeker! Met een rotvaart racet pa of moe (af en toe zelfs ook nog druk in de weer met de smartphone), richting school of winkelcentrum. Scherpe bochten worden genomen en bijna ongelukken voorkomen. De e-biker realiseert zich niet wat een risico hij neemt. Zelf riskeert hij weinig maar het lijkt wel of het hem geen bal kan schelen aan welke gevaren hij zijn of andermans kinderen en zijn hond blootstelt.

Vandaag ben ik dus de lul, door die vrouw op die klote e-bike, die veel te hard, op de verkeerde kant van het fietspad, me bijna het ziekenhuis in heeft gereden. Gelukkig worden e-bikers vaak het slachtoffer van hun eigen onveilige gedrag.  Was ik verdomme bijna als eerste voetganger de dupe van een e-bike.

zaterdag 15 oktober 2022

EEN PLOFBUIK, EEN DIKKE SIGAAR EN EEN BORREL>

‘Ieder mens heeft een beetje behoefte aan zelfdestructie’. Het klinkt raar, dit citaat van de schrijver Arnon Grünberg.

Hoe zou dat nou bij mij zitten? Hoe ben ik zelf bezig met me stukje bij beetje  te vernietigen. Eigenlijk door na elke inademing, weer uit te ademen. Zo doende zal mijn lichaam op de (heel) lange duur wel uitgewerkt raken … als een kaars opbranden … dood gaan dus … van leven ga je nu eenmaal dood; zo simpel is dat … niks bijzonders, toch?.

Wanneer Grünberg zegt, dat we allemaal wel behoefte hebben aan een beetje zelfdestructie, bedoelt hij, denk ik, dat we het allemaal een beet je nodig hebben om dingen te doen, waarvan we  wel weten, dat ze slecht zijn voor onze gezondheid … maar we doen het toch.

Zo heb ik mijn opa, de vader van mijn moeder,  nooit anders gezien dan met een enorme plofbuik, een sigaar in zijn mond en een jonge borrel in zijn hand. Zowel veel eten, roken, als alcohol drinken worden vrij algemeen beschouwd als  een gevaar voor de gezondheid, ‘een beetje destructief’ dus. Die ouwe viespeuk is daarmee nog 97 jaar geworden! Is het dan misschien zo, dat toegeven aan slechte gewoontes, meer weerstand geeft tegen kwetsbaarheid in het algemeen en tegen het met de jaren achteruit gaan in het bijzonder? Dat zo'n leven dan bijna nog kan reiken tot de honderd, zoals dat van mijn opa!

Hierboven noem ik mijn opa een ouwe viespeuk, omdat hij niet met zijn poten van zijn kleinkinderen af kon blijven. Geen jongetje of meisje in de familie was veilig. Wie hij te pakken kon krijgen, misbruikte hij. Hij riskeerde een flinke straf. Helaas is er  nooit aangifte tegen hem gedaan. Zijn vijf dochters hebben hun vader dat niet willen of durven aandoen. Misschien waren ze zelf ook slachtoffer, wat me niks zou verbazen. Hij had het verdiend om aan de schandpaal genageld te worden … maar mijn moeder en vier tantes zwegen.

Op zich was opa’s behoefte aan dit voor hemzèlf destructieve gedrag eerder vernietigend voor de kleinkinderen die hij dit allemaal aandeed. Kinderen (ik was negen toen hij mij aanrandde) schijnen er later veel last van te kunnen krijgen. Ik ben me er tot op de dag van vandaag overigens niet van bewust dat ik door dat misbruik erg beschadigd ben. Met mijn neven en nichten heb ik het er nooit over gehad. Bij mijn broers en zussen (ik ben de oudste) heeft opa de kans niet gekregen. Mijn moeder heeft ze consequent ver bij hem weg gehouden.

Soms denk ik, een beetje zelfdestructief wel, aan die opa terug ... met verachting. Hij is er veel te makkelijk mee weggekomen, met zijn vieze, korte, dikke, harige worstvingertjes.

 (uit: ‘Ja Zuster Nee Zuster’: Mijn opa, mijn opa, mijn opa …  wàt een vieze  pedo is hìj! )

 

vrijdag 14 oktober 2022

EEN SLAPELOZE NACHT

Ik ben mijn bed aan het verschonen. Hoor ik plots een scherp geluid. Komt misschien van een van mijn buren. Even later hoor ik het weer … ’t is een piep. Een minuut later nog eens … het zou een vogelgeluid kunnen zijn ... daar is het alwèèr! Nog geen minuut later. ’t Klinkt tamelijk dichtbij. Maar ’t is zeker niet hier in de slaapkamer. Overal in huis ga ik kijken en luisteren. Onder de bank, de salontafel, de mooie boekenkast. Niks te zien. Niks te horen en terwijl ik zoek: ‘piep’ … elke minuut weer ‘piep’.

Leg mijn oor te luisteren op de tv, het modem … dan is het heel dichtbij. Het doet pijn aan mijn oren.  Van bovenaf komt het. Geen beest te zien op het plafond, op een paar vliegen na. Die piepen niet. 

Vlak boven mijn hoofd nu … mijn schedel vibreert er van. Kut. Het is de rookmelder! ‘Harde Piep’ en ‘rookmelder’ google ik: ‘batterijen leeg’ en ‘graspieper’ krijg ik als rectie’.

Ik ga gelijk zoeken naar vogelgeluiden op You Tube en ja hoor, mijn geluid is ook het geluid van de graspieper. Alleen …  die maakt dat geluid staccato en drie keer vlug achter elkaar. Dan heb ik nog geluk …

De batterijen van mijn rookmelder zijn dus leeg en moeten vervangen worden. Dat doe ik wel even, denk ik … er is alleen geen beweging in dat ding te krijgen. Dan moet de huisbaas het maar doen. Ik bel hem op donderdagmiddag om drie uur. Het gepiep gaat ondertussen met dezelfde irritante regelmaat door. De telefoniste zet me in de wacht. ‘U bent dit niet van ons gewend …  bla, bla, bla … wij verzoeken u het later nog eens te proberen.’ Om vier uur en om half vijf doe ik dat met als reactie hetzelfde bla,bla, bla-verhaal.

Het kan niet anders: dit wordt een slapeloze nacht. Trek desondanks mijn pyjama aan, poets mijn tanden, ga in bed liggen en probeer te slapen … tevergeefs. Het geluid blijft hinderen. Na anderhalf uur slaap ik nog niet. Ga porno zitten kijken. Blijf klaarwakker en krijg de hik.  Ga weer naar bed. Lig op mijn rechterzij, linkerzij, rug, buik en moet dan plassen. Om half drie ga ik er weer uit. Een boek gepakt ‘Platform’ van Michel Houellebecq’. Mijn oren worden nog steeds geterroriseerd. Mijn  pyjama is niet warm genoeg. Ik pak er een deken bij. Half vijf ga ik ‘uitzending gemist kijken’: Arjen Lubach. Lang zo leuk niet als ’s avonds.

Tot half acht lig ik in mijn bed te draaien, te woelen ... ga dan ontbijten en bellen naar de huisbaas. Ik ben de eerste. De telefoniste deelt me doodleuk mee dat de onderhoudsman pas over vijf dagen komt .. . piep,piep,piep. Nog vijf hele dagen met dat hinderlijke geluid leven wordt mijn dood (overdreven).

Ik, de man met de linker handen, ga op zoek naar een buur die mij wil helpen. Mijn handige buurvrouw Hilde komt gelijk, maar ze krijgt ook geen beweging in dat ding. Knutselaar Frans, ligt ziek op bed, zegt zijn vrouw. Dries, ex-buschauffeur, heeft me al een paar keer geholpen, is niet thuis. Bij Rob kan ik altijd aankloppen, zei hij me, toen ik hier kwam wonen. Hij houdt woord. Binnen een kwartier staat hij voor de deur, in een half uur heeft hij de rookmelder gedemonteerd en die rotpiep  geëlimineerd. Wat een rust.

donderdag 13 oktober 2022

JE LACHT WEL MAAR JE BEN NIET BLIJ.

 ‘Je lacht wel maar je bent niet blij’. Iemand zei dat eens tegen mij en dat was ook echt zo.

Normaal gesproken heb ik er nóóit zo’n moeite mee om mijn vrólijke kant te laten zien, als ik het naar mijn zin heb, op wat voor manier dan ook. Het komt echter ook nogal eens voor dat ik het helemaal niet naar mijn zin heb,  zelfs geïrriteerd en bang ben en dan tóch alleen maar die vrolijke kant laat zien. Boosheid en angst slik ik vaak weg, lach ik vaak weg met een vriendelijke smile, met een geforceerd grapje of een gelaten stilzwijgen.  Dat is een tweede natuur van me geworden … op de automatische piloot reageer ik zo … in trance doe ik dat. Ik moet wel heel moeilijk peilbaar zijn voor mijn omgeving.

Die vaak zwijgzame ‘in-trance-reactie’ is  een soort dichtklappen … een niet bij machte zijn om adequaat te reageren op een vraag, opmerking of situatie. Mijn primaire reactie is dan blanco. Ik kan dan vrijwel nooit direct reageren. De werkelijke betekenis van woorden en gebeurtenissen dringt langzaam tot mij door. Dolgraag zou ik direct mijn reactie geven maar ik weet niet waarop, omdat de woorden, de gebeurtenissen dan nog niet bij mij aangekomen zijn. Ik ben blijkbaar een secundaire reageerder of trage ontvanger maar ook dat is niet altíjd zo. Soms weet ik zelfs in tweede of derde instantie geen reactie te verwoorden, een mening te geven, een oordeel te vellen. Ik vind het soms gewoon niet. En dat is niet omdat ik er niet voor durf uit te komen, dat ik het ergens niet mee eens ben maar vààk heb ik er gewoon de woorden niet voor.

Daar geneer ik me wel voor … als ik eerlijk ben zou ik steeds moeten zeggen: ‘Ik weet het niet of nog niet. Misschien weet ik het straks, morgen of later maar dan waarschijnlijk óók nog niet.’

Zelfs ten aanzien van zaken waar ik wèl redelijk wat vanaf weet, treedt het ‘in trance gebeuren’ op. Ik ben bijna mijn hele arbeidzame leven acteur geweest en vanaf mijn twintigste gemotiveerd lid van linkse politieke partijen en tòch kost het me razend veel moeite om primair te reageren op theater- of politieke ontwikkelingen.

Als kind van een jaar of 9, loop ik een beetje te dromen, op weg van school naar huis. Tot mijn schrik zie ik dat er een grote winkelruit aan diggelen ligt. Ik sta de schade en de etalage even rustig te bekijken, totdat de eigenaar van die zaak (een handelaar in  beha’s, nylonkousen, jarretels en korsetten) naar buiten gestormd komt en me ruw vastgrijpt: ‘Jij hebt die ruit ingeschoten, vuile rotaap! Je gaat hem mooi betalen ook,’ zijn gezicht loopt zowat paars aan.

Dat vind ik zo onrechtvaardig, dat ik dan ineens wèl adequaat en zeer primair weet te reageren: ‘Dat hèb ik niet gedaan,  stommeling’, zeg ik driftig en ik schop de man zo hard tegen zijn scheenbeen, dat hij me van de pijn los moet laten, waarna ik als een speer weg ren, naar huis, een eindje verderop in de straat.

In dit geval reageer ik impulsief … ik ben er zeker van … het gaat vanzelf. Maar zelfs als ik iets zeker weet, dan is mijn reactie niet altijd zo impulsief.  Tja … ’t is om gek van te worden!.

Ik ben echt een moeilijke man … 't is waar, wat mijn ex tegen iedereen zegt.

woensdag 12 oktober 2022

VOORPIEPEN.

Vrijdags is de buurtmarkt. Ik ga daar eigenlijk alleen naar toe voor kaas en vis. Met name voor de boerenkaas,  Stolwijker met name, daar lust ik wel pap van. Jonge Goudse kaas bijvoorbeeld vind ik geen bal aan.

Bij de viskraam koop ik anderhalf ons kibbeling (warm), om nog bij die kraan op te eten.  Da’s mijn vrijdagse ontbijtje.  ’t Is dezer dagen wel een wagenwijd openstaande deur, maar het moet me toch even van het hart: in één maand tijd is dat beet je kibbeling van 3,20 naar maar liefst 4.50 euro gegaan. En zo gaat het niet alleen met de kibbeling maar met alles. Behalve met de bananen. Is dat niet krom? ’t Is nu al haast niet meer te doen: aan het eind van mijn geld heb ik nog een flink stuk maand over.

Vandaag heb ik nog andere dingen nodig: vijgen, dadels, gedroogde pruimen, zure abrikozen  en pompoenpitten. Helaas, mijn kraam, die er altijd staat, is er vandaag niet.  Ik moet een eindje omlopen naar die andere duurdere kraam. Meestal is die voor mijn portemonnee te duur.  Nu zeker.

Vlakbij die andere kraam loopt een donkere man mij in hoog tempo voorbij. Hij heeft gespierde armen en draagt met de tekst: Sparta Kampioen 1958. Zoiets mag ik, als fervent Sparta Piet, graag zien. Die man is wat eerder bij de zuidvruchtenkraam dan ik. Ik sluit aan in de rij. Wacht op mijn beurt.

Ik knik en lach een vrouw uit de buurt  toe. Ik ken haar vaag. Ze komt ook vaak bij die andere kraam, die er vandaag niet is. Van horen zeggen, heeft zij, dat die kraam ‘wegens omstandigheden’ vandaag gesloten is.  Niemand weet het naadje van de kous. Er wordt hier gezegd dat de marktkooplui hun vrachtautootje met daarin de zuidvruchten in de prak hebben gereden.  Ze zouden met de schrik zijn vrij gekomen. De donkere man is inmiddels aan de beurt. Daarna ben ik.

‘Nou dat vind ik zwaar klote zeg!!’ De Sparta-man vòòr mij draait zich naar mij om. Reageert als door een slang gebeten. Alsof ik hem van voorpiepen beticht:  ‘Waarom moet jij zo moeilijk doen, man?’ zegt hij tegen mij … stoom komt uit zijn oren ...’ik word hier zo moe van …. Ik sta hier godverdomme toch eerder in de rij dan jij, klootzak!’. Zijn gezicht staat op onweer.

Ik heb geen flauw idee wat ik fout gedaan heb. Wat ik zei, iets met ‘klote’, sloeg op dat ongeluk, niet op hem. Ik ben met stomheid geslagen. Beetje bang ook wel, want hij is een beer van een vent. Tot mijn opluchting weet een andere klant: ‘type zwaargewicht worstelen’,  de boze man wat tot kalmte te manen.

Enigszins onthutst verlaat ik de markt met m’n kaas, vis en zuidvruchten. Met een boogje loop ik om die twee kleerkasten heen. Ogenschijnlijk relaxed staan ze daar na te praten.

dinsdag 11 oktober 2022

OP DE BOERDERIJ.

Rond mijn tiende jaar vermager ik plotseling ernstig. Ik krijg zo’n bleek bekkie, dat ik door het maatschappelijk werk naar een boer in  Nieuw-Heeten (Overijssel)  word gestuurd, om aan te sterken. De boer heet Frans. Hij heeft een motor met zijspan, een DKW. Daarmee haalt hij me op van het station in Deventer. Het is dan nog bijna een uur rijden (in die zijspan!) naar zijn boerderij. De boerin heet Betsie.   Frans en Betsie zijn reuzen. Althans in mijn beleving. Zo groot en zo dik ook zijn ze.  Kinderen hebben ze niet.

Misschien komt het wel daardoor dat ze zo vaak lachen om mij: omdat ze  geen kinderen gewend zijn.  Ik snap echt niet wat er om mij te lachen valt. Want volgens mij  bèn ik helemaal niet leuk. In Rotterdam lacht er echt nóóit iemand om mij. 

Ik denk nu, dat Frans en Betsie lachen, omdat ik anders praat. Zij praten Sallands. Ik Rotterdams.  Elke ‘ij’ klinkt bij hun als een ‘ie’.  Elke ‘ui’ klinkt als een ‘uu’ en de ‘korte a’ wordt een soort ‘korte o’. De woorden die in Rotterdam gewoon  eindigen op ‘en’ eindigen in Salland alleen op een ‘n’. Dat hoef ik toch zeker niet verder uit te leggen?  Nou, vooruit één voorbeeldje dan: ‘mijn pruimen’ wordt in Salland: ‘mien pruum’n’. Probeer voor de grap zelf maar eens wat meer uit. Lachen is dat!

Ze eten daar ‘kruutmoes’ wij zouden zeggen ‘kruidmoes’…niet te vreten dat spul … echnie … karnemelksepap met bruine bonen …  klapstuk erbij en nog wat onduidelijke ingrediënten.

Waar ik van sta te kijken is dat huisdieren, als kat en hond niet in het  woongedeelte van de boerderij mogen komen. De kat moet buiten op muizenjacht en de taak van de hond is ongewenste bezoekers op afstand houden.  In de woonkamer zit wel een parkiet in een kooitje. Betsie gaat een paar keer per dag met haar neus tegen het kooitje staan, trommelt met haar vingers tegen het hekwerkje en zegt dan op hoge toon: ‘pietepietepietepietepiet,’ en vervolgens gaat ze weer verder met haar werk. De parkiet, die Rosa heet,  haalt dan haar schoudertjes op, pikt wat zaadjes uit haar etensbakje en gaat verder met haar wasbeurt.

Voor alle vier de grote ramen in de woonkamer zijn ‘insectenvanger-plakstrips’ uitgerold. Met een punaise is de plakstrip bovenin het raamkozijn gepind. Bij één raam is de strip nog helemaal schoon. Bij de andere ramen zitten er al veel insecten aan de plakstrip gekleefd. Muggen, bijen, wespen, vlinders, nachtuiltjes en vliegen in alle soorten en maten zoals: de roodwangbromvlieg, de dambordvlieg, de groene vleesvlieg en de ook bij ons in Rotterdam veel voorkomende strontvlieg. Als ik eens een middagje niks te doen heb tel ik de insecten op de strip. Ik tel maar liefst dertien strontvliegen op één strip.

Elke donderdag haalt Frans de strippen met de meeste vliegen weg. Dan rolt hij weer schone uit. Die blijven een kleine maand hangen. Dan zijn ze weer volgeplakt.

‘Wat doen jullie dan met die oude strips?’ vraag ik nieuwsgierig.

‘Die wordt door Betsie uut'etrokk'n in de kruutmoes. Dà’s noe pas lekker eet’n  jong’n.'

‘Gatver!’

 

maandag 10 oktober 2022

SEKS MET DIEREN

 Van de Algemene Bond ter Bescherming van Dieren krijg ik de vraag een  enquête in te vullen.  Op alle vragen kan ik resoluut antwoorden behalve op vraag 22,  die gaat over seks met dieren. Daar heb ik wel even over zitten piekeren. Er zijn  nogal wat mogelijkheden en ik wil me er ook weer niet met een Jantje van Leyden vanaf maken.

Die vraag 22 luidt:

De meeste mensen zullen ‘seks met dieren’ niet als iets een normaals beschouwen. Op dit moment is seks met dieren in Nederland zelfs strafbaar. Wat vindt u?

A.         Ieder diertje zijn pleziertje. Er worden dagelijks honderdduizenden dieren geslacht om             opgegeten te worden en dat wordt ook nog eens met landbouwsubsidies  aangemoedigd. Seks met dieren strafbaar stellen is daarom onnodig geldverslindend en hypocriet.

B.         Seks met dieren is smerig en mensonwaardig. Daarom is het verbod terecht.

C.         Seks met dieren is smerig en mensonwaardig, maar een privé-aangelegenheid waar    de overheid zich niet mee moet bemoeien.

D.        Seks met dieren is heerlijk. Als het hier verboden blijft zal ik daarvoor naar Duitsland, België of Colombia moeten.

E.         Weet niet/geen mening

In eerste instantie denk ik: ik doe lekker makkelijk: ik kies ’E.  Weet niet/geen mening.’

Weet ik veel of het lekker is. Ik heb nog nooit seks gehad met een dier dus … ook nog nooit gedachten of gevoelens gehad die me drijven tot sodomie … ook niet als ik in levende lijve, op foto of film prachtige dieren zie staan, lopen, rennen, vliegen of zwemmen.

Persoonlijk ben ik nog nooit in Duitsland of Columbia geweest. Nooit geweten dat het daar toegestaan is. In België blijkbaar ook … nou, daar ben ik vaak genoeg geweest maar nog nooit heeft iemand mij er op attent gemaakt dat het daar mag. Zou het daar dan met alle mogelijke dieren zomaar mogen? Ik wil er eigenlijk niet eens lang over nadenken. De meeste dieren zullen ook niet erg opgewonden raken van ons mensen.

Hoewel, een krolse kat kan soms knap irritant met haar vochtige poesje tegen mijn scheenbeen aan staan te rijen. Dan kan je zo’n poes wel tien keer van je afduwen, ze volhardt in haar krolse gedrag. Wat te denken van de hond, zowel de reu als de teef, die al naar gelang de grootte van het dier, tegen je onderlijf, bovenlijf of heupbeen staat aan te schurken. Ik weet geen raad met dat gedrag, vind het alleen maar afstotelijk. Vooral als het een grote hond is en hij behalve dat hij schuurt tegen mijn broekspijp, ook nog eens in mijn nek hijgt en met zijn natte neus of tong mijn gezicht een grote beurt geeft. Ik kan er met de beste wil van de wereld niet opgewonden van raken.

Ik heb in die enquête  op vraag 22 dan ook het antwoord ‘B’ gekozen maar of seks met dieren ook werkelijk smerig is weet ik niet en dat wil ik niet weten ook.

Onze kater Thijs wilde die enquête ook wel eens zien. ‘Okay,’ zeg ik, ‘ik  help je wel even.’ Thijs heeft , ergens wel begrijpelijk, over  geen enkele vraag een uitgesproken mening. Behalve dan over vraag 22. Zijn antwoord daarop is klip en klaar:

D.       Seks met dieren is heerlijk.