woensdag 20 april 2022

LAURIE

Mijn collega Maarten vraagt me: 'Ken jij Laurie Toop nog, Ton?’  'Nou, en of ik die ken.'  'Oké Ton! Dat is mijn vrouw.'

  ‘Ja, Maarten en Laurie, goh, leuk zeg. Ik eh, ik heb al drie jaar niks meer van Laurie gezien of gehoord. Wat is er in godsnaam met haar gebeurd? Ze bleef opeens zo maar weg van school.’

 ‘Zwanger ... abortus ... heel vervelende complicaties ... psychisch ook.’ Haar zwangerschap overvalt ons. Hoewel Laurie voor zover ik weet heel serieus is met anticonceptie, gaan mijn gedachten onwillekeurig toch uit naar een Utrechts vriendje van haar als mogelijke verwekker.’

‘Nou ja, Maarten, kom op zeg, ik ben nog niet zò technisch, dat ik in staat ben een vrouw op afstand te bevruchten.'

‘Laat ook maar, Ton, … over veertien dagen kunnen jullie je kennismaking hernieuwen op de docentenavond. Laurie zal er ook zijn ... die van jou ook?’

'Ja, die van mij houdt wel van een feestje. Als er maar een beetje geswingd wordt. 'Die van mij heet trouwens Carola.'

Op de docentenavond loopt Laurie alles en iedereen te pleasen, behalve mij. Als ik even gezellig met haar oude koeien uit de sloot denk te gaan halen, zegt ze nors ‘fuck off’ en loopt naar de toilet, Maarten, Carola en mij verbaasd achterlatend. Die twee kijken me aan met een blik van: ‘Wat heb jij haar aangedaan, jongen?’.

De volgende keer dat ik haar zie is twintig jaar later, bij het afscheidsfeestje van Riet, de direkteur van de organisatie waar ik dan werk. Laurie blijkt een vriendin van Riet te zijn. Vergeten ben ik de eerdere afgang op die docentenavond. Ik hoop zij ook. Met een pilsje voor mezelf in de ene hand en een rood wijntje in de andere, voor hààr, plof ik naast haar neer: ’ha, Laurie.’ Ze kijkt me aan. Staat, als door een wesp gestoken op  en loopt naar Riet. Ze praten. Laurie gebaart druk. Riet kijkt naar mij. Lijkt te proberen haar tot bedaren te brengen. Dat lukt niet zo. Laurie schudt driftig ‘neen’ en vertrekt. Ik wou dat ik wist waarom.

 ‘Je confronteert haar met iets uit haar verleden, zegt Riet en meer wil ze er tegen mij ook niet over kwijt.’ De laatste jaren doe ik maar net of ik haar niet zie…….. dat doet nog het minste pijn. Vandaag ben ik met mijn vriend Paul in het stadspark. Daar zie ik Laurie weer, bij de ‘zomerzondag in het park’, er is een klassiek concertje en een optreden van een vuurspuger. Ze is nu ook tegen de zestig. Met een man is ze hier, begin vijftig schat ik hem, een kopje kleiner dan Laurie. Hij heeft een glimmend, kaalgeschoren hoofd. Ze hebben een meisje bij zich van een jaar of tien. Het kind moet van hem zijn. Haar heb ik nog nooit met een kind gezien. Laurie ziet er nog goed uit. Zo op een afstandje althans ... gekleed in het zwart. Ik zeg er nog even niks over tegen Paul. Dan zegt hij: ‘die vrouw daar Ton ... nee, niet gelijk kijken, joh, …  ze kijkt volgens mij steeds onze kan top. Ik ken haar niet. Jij? Ken jij haar, Ton? ‘Ja Paul, dat is Laurie…..ik ken haar nog van een schooltje in Utrecht, we zaten in dezelfde klas. Korte tijd hebben we toen veel lol gehad. Zij wil er alleen niks meer van weten … vraag me niet waarom. ’

dinsdag 19 april 2022

LIFT IN MINIROK

In een portiek op de Oude Gracht in Utrecht trekt Laurie haar spijkerbroek uit. Snel trekt ze het rode minirokje aan, dat in haar tas zit. Haar benen zijn mooi…. mooi bruin ook. Ik sta vòòr Laurie, zo onttrek ik haar aan het zicht van de voorbijgangers. Het is hier gelukkig niet zo druk. Haar lijf is ècht mooi. Atletisch. Slank, borsten cup C, ronde, niet al te grote billen. Haar benen, als gegoten bij dat lijfje van een meter zeventig. Ze kijkt me aan, met een wat ondeugende blik in haar ogen. Ik voel de tinteling, ze lacht haar tanden bloot … hmmmm wel een beetje veel tandvlees … nou, niet zo kritisch Ton …  het s gewoon een leuke meid! Haar grote zwarte pupillen vragen of ik kom. Ik kom maar tegelijkertijd aarzel ik ook. Laurie praat vandaag veel over haar vriend Maarten in Schiedam. Ze vertelt over hun waterpoloclub. En dat ze hem soms helpt met nakijken van rekensommen van zijn leerlingen. Maarten geeft les aan groep zes van de basisschool. Nee eh…..of eh eigenlijk ja, ik voel me aangetrokken tot Laurie. En nee ik ga niet tussen die twee in zitten. Zou ik ook niet leuk vinden, als ik Maarten was. Ik zou dan óf heel erg boos óf heel erg verdrietig zijn. Daar ga ik niet aan beginnen.  Dat schiet zo door me heen als ik in die portiek met een opkomende erectie voor Laurie sta. Ik dwing mijn boreling weer te gaan liggen.

Met Laura in dat geile minirokje hebben we binnen de kortst mogelijke tijd een lift richting Rotterdam. Ben ik van overtuigd. Met een viltstift schrijf ik op de binnenkant van een Chiquita-doos ‘Rotterdam’. Aan Laurie zal het niet liggen. Ze neemt een houding aan die borsten, billen en benen accentueert. Het bordje met ‘Rotterdam’ houdt ze iets boven haar hoofd. Ik word vrijwel volledig door haar aan het zicht onttrokken. Zo gooit Laurie alles uit de kast om voorbijrijdende automobilisten te verleiden haar mee te nemen. Ook al moeten de chauffeurs helemaal niet naar ‘Rotterdam’. Ter wille van het rode minirokje rijden ze graag een eindje om. Binnen vijf minuten zitten we in een paarse Ford Mustang richting de Maasstad. Laurie kruipt vliegensvlug op de achterbank en de bestuurder van de auto moet zich tevreden stellen met mij naast zich. Hij neemt zijn verlies sportief en we vullen de tijd tot Rotterdam met het uitwisselen van wetenswaardigheden over onze gezamenlijke liefhebberij: de grote libelle.

Dat jaar liften Laurie en ik geregeld op en neer tussen Utrecht en Rotterdam. We zitten bij elkaar in de klas … fysiotherapie … we oefenen op elkaar … met veel lol … tot ze zo maar ineens niet meer op school verschijnt.

Drie jaar later, ik werk inmiddels op een schooltje in Vlaardingen, als sportleraar, komt in de pauze een collega naar me toe. Hij vraagt of ik Laurie Toop ken.

‘En óf ik die ken,’zeg ik.

‘Laura is mijn vrouw’, zegt Maarten.

maandag 18 april 2022

BRIEF AAN GERDA

 

Brief aan Gerda,                                                         Rotterdam, 18 april 2022

Lieve Gerda,

Ik hoop dat alles goed met je is. Vanochtend krijg ik zo maar ineens een gek idee: Werken als ‘levend standbeeld’, dat lijkt me nou echt iets voor jou. Dan ga ik met je meedoen. We kunnen dan bijvoorbeeld Dik en Dun doen. Ik zie ons al staan op de Coolsingel. Doe jij Dik met een kussen voor je buik. Wat vind jij er van, Ger? Lijkt mij leuk!

Heerlijk Gerda, ik heb snipperdagen opgenomen. Ik knap er zienderoog van op. Als ik in de spiegel kijk, dan denk ik: ‘wat is er toch met die man daar aan de hand, hij lijkt opeens zo krachtig, doortastend, opgewekt en levendig. Sterker nog: hij lijkt het niet alleen, hij ìs het nog ook. En, wat een luxe! De komende negen dagen is die man vrij.'

‘Je moet niet zo zeuren, man’, zegt Dien, mijn vrouw, vaak tegen me, ‘je hebt het helemaal zo slecht nog niet. Want, wat is dat nou helemaal: drie dagen in de week werken. Dus geen gezijk, iedereen rijk, hupsakee aan de slag!’ Eigenlijk heeft ze wel gelijk.

Hupsakee: dat woord hupsakee, Ger,  doet me altijd denken aan dat verhaal over de lapjeskat Sakee, deelnemer aan de drukke-snelweg-oversteek-wedstrijd voor katten (gesponsord door Kitekat). Sakee durft alsmaar niet over te steken, logisch. Drie katten zijn haar voorgegaan en platgereden. Het publiek langs de snelweg is dol enthousiast en moedigt Sakee aan: 'Hup Sakee,’ Hup Sakee’, klinkt het uit vele  opgewonden kelen. Het beestje is doodsbang. Uiteindelijk waagt ze het er toch op. Ze sluipt tot de vluchtstrook, dan versnelt ze haar pas, zoals alleen katten dat kunnen maar de kolossale truck van de Aldi kan ze onmogelijk ontwijken. Ook met Sakee is het helaas niet goed afgelopen. Het uitzinnige publiek gaat helemaal los; het staat te springen op de banken.

Was de bruiloft van Yvonne en Gerard trouwens nog okselfris te doorstaan, Gerda? En … zeg eens eerlijk ... denk je dat dat huwelijk stand gaat houden? Ach, ik hoop natuurlijk van wel voor Yvonne, zij heeft al zò veel ellende achter de rug met haar ex  maar ik, vrees eerlijk gezegd, dat dit huwelijk snel klapt. Eén keer heb ik die Gerard gezien en neen, het voelt niet goed......een akelig voorgevoel bekroop me toen ik die man zag. Ik heb zo’n vies vermoeden dat Yvonne onaangenaam verrast gaat worden. Op wat voor gebied precies weet ik niet, Ger maar als ik op mijn gevoel afga, zeg ik: iets fouts met de meisjes. In het bos, bij de kinderboerderij of op hun volkstuin, dat kan net zo goed. Ja, sorry Gerda, ik kan het nergens op baseren hoor, het is zo maar een gevoel, dat ik heb. Waarschuw Yvonne maar als je haar weer eens ziet. Echt, ik hou mijn hart vast voor die twee kleine meiden. Ze zijn in de gevaarlijke leeftijd voor zo'n man als Gerard. Mijn gevoel laat me zelden in de steek, dat weet je, hè Ger?‘

Je bent toch met Astrid naar die trouwerij gegaan? Zij heeft zeker gereden? Ze rijdt goed, hè? Kon jij tenminste nog wat drinken! Zou ik ook gedaan hebben, hoor. Ik weet dat jij er helemaal niet zo van houdt maar voor mij geldt: géén lol zonder alcohol.’

Nou Gerda, ik stop ermee. Ik heb geen nieuwtjes meer voor je.'

Ik wens je fijne dagen verder en tot schrijfs maar weer.

Lieve Groetjes,

Louis

zondag 17 april 2022

NUTTELOOS OF NIET?

Stukjes als deze:  voor sommigen hebben ze nut, anders zouden ze niet worden gelezen.  Ik vind het zinvol om ze te schrijven. Het ene stukje lukt beter dan het andere.  Het is voor mij een uitdaging; het vraagt om inspiratie, het geeft spanning en ontspanning.  Sommige lezers van deze stukjes vinden het maar niks anderen kunnen het wel waarderen.  Lezers worden er boos over, lachen er om, irriteren zich er aan, vinden ze leuk of kunnen ze missen als kiespijn.

Net als een unieke vingerafdruk, heeft elk mens ook een unieke tongafdruk.

Eigenlijk is niets nutteloos. Alles heeft wel een bepaalde zin, waarde.  Geeuwen lijkt nutteloos maar het is het signaal dat aangeeft dat je slaap of honger hebt  of dat je je verveelt. Een boertje laten, met of zonder geluid?  Een ex- vriendin vroeg mij  eens of mijn moeder mij nooit had geleerd om mijn boertjes geluidloos te laten. ‘Neen dat heeft toch geen nut, met dat soort zaken hield mijn moeder zich niet bezig,’ zeg ik, ‘de lucht moet er sowieso uit,  maakt niet uit hoe’.

Vrouwelijke kangoeroes hebben maar liefst drie vagina’s.

Pesten is nutteloos. Echt negatief pesten. Tja, positief pesten bestaat niet, dat noemen we plagen. Plagen  kan wel nut hebben.  Plagen is iets waar je tégen moet leren kunnen. Het heeft iets onschuldigs. Je wordt er een beetje door gehard in het leven.  Iemand kan op school, op zijn werk of op een club, het mikpunt  worden om zijn gedrag of uiterlijk. Van pesten is het de bedoeling dat het iemand sloopt en dat de pesters, er sadistisch genoegen aan beleven. Voor de pesters heeft pesten nut.  Zij slagen er in hun negatieve doel te verwezenlijken.  Ze voelen zich gesterkt als ze hun slachtoffer raken. Voor de gepesten is het volslagen zinloos; ze kunnen het gepest missen als kiespijn.

Het Nederlandse dorp Giethoorn heeft geen wegen: alle huizen zijn verbonden via kanaaltjes en loopbruggen.

Wat Poetin doet is volslagen nutteloos, zinloos en waardeloos  voor zijn duizenden slachtoffers.  Hij geeft opdracht  de levens te beëindigen  van vele mannen, vrouwen en kinderen. Hij laat gebouwen vernietigen zoals, schouwburgen, kinderziekenhuizen, scholen, woongebouwen. Ook  worden bruggen en wegen op zijn commando vermorzeld. Totaal nutteloos  voor alle Russen en Oekraïners. Voor niemand heeft het zin; alleen voor Poetin.

In 1567 overleed de man met de langste baard ter wereld nadat hij over zijn baard struikelde toen hij wegrende voor een brand.

Zeer zinvol is het nepnieuws dat de oorlogsmisdadiger Poetin, tevens dictator in Rusland,  verspreidt onder zijn eigen bevolking. Dat nieuws heeft effect omdat verder alle andere nieuwsbronnen in Rusland zijn afgesloten. De burgers in Rusland wordt wijs gemaakt, dat er terecht een militaire operatie wordt uitgevoerd tegen Oekraïne, een land met een nazi regiem, dat genocide pleegt op Russen die daar wonen. Nepnieuws: zeer nuttig voor Poetin.

Een ‘French kiss’ - een tongzoen dus - wordt in het Frans juist een ‘Engelse kus’ genoemd.

 

ZIJ HOUDT VAN MIJ

 M’n collega Rietje meldt zich ziek: ‘Ik heb zo’n last van migraine, ’Sander,’ zègt ze. Ik geloof er niks van. Jammer dat ze er niet is, want het is leuker op het werk als ze er wèl is. We hebben het echt gezellig samen. Zo tussen het werken door een beetje praten over koetjes en kalfjes, meestal over haar kinderen. Rietje (47) neemt haar dochters veel te veel uit handen. Haar oudste, Lea(16), speelt cello en wil naar het conservatorium in Den Haag. Dat is nog niet zo eenvoudig te regelen. Ze is eigenlijk te jong. ... maar ma krijgt het toch voor elkaar dat Lea dispensatie krijgt. De eerste de beste schooldag gaat niet zo naar Lea’s zin. Te veel allochtonen daar in de buurt, vindt ze. Daar is ze bang voor. Er wordt een beetje gestoeid in de bus van station Holland Spoor naar school.  Dan besluit ze gelijk maar om niet meer naar die  school te gaan. Ze is daar amper binnen geweest. Nu zit ze gewoon weer in haar eigen kleine dorpje; is ze weer terug op haar kleine benepen vmbo. Rietje vindt datniet zo leuk allemaal maar ze regelt het wel weer voor Lea.

Eigenlijk heeft Rietje geen tijd om te werken. Regelen, regelen, allerlei dingen regelen voor de kinderen, Lea vooral, over die andere dochter hoor ik haar eigenlijk nooit

Rietje heeft in feite geen lijf om te werken. Zó kwetsbaar. Als ze een kom erwtensoep optilt met links en een hap neemt met rechts, kan ze de eerste week haar schouders niet of nauwelijks meer bewegen.

Dan is er nog het probleem met Rietje’s moeder. Die heeft sinds kort een vriend. Daar heeft ze veel verdriet van. Want haar vader is pas acht jaar dood en nu al een nieuwe vriend nemen, dat is toch wel aan de vroege kant, vindt Rietje. Rietje zelf is er erg verdrietig onder maar haar oudere broertje is des duivels, die zou het liefst die nieuwe vriend van zijn moeder het ziekenhuis in slaan. Het allerergst is nog wel dat moeder en die nieuwe vriend binnenkort gaan  samenwonen. Ik, als buitenstaander, zeg dan: ‘Leuk toch, als die twee ouwetjes van elkaar houden en dicht bij elkaar willen zijn.’

Mijn vermoeden is dat Rietje er vandaag niet is vanwege collega Trees. Zo! Wat is zij pissig op Rietje! Ze haalt alleen koffie voor mij. Niet voor haar dus. Een doodzonde! ‘Haalt ze nou alleen koffie voor jou, Sander? zegt Trees, met een venijnige blik in haar ogen. ‘Ik heb zeker een streepje voor’, zeg ik wat verlegen. Met een veelbetekenende blik zegt Trees dan tegen me: ‘Nee, Sander ze houdt van je!’

Zou Trees nou echt geloven dat Rietje van me houdt. Het is altijd leuk om te horen, dat er van je gehouden wordt maar ik kan er niet zo veel mee. Voor mij is Rietje is een fijne collega. Niet meer en niet minder.

Trees kan natuurlijk niet weten dat ik seksueel gezien vooral val op grote breedgeschouderde mannen èn lieve kleine diertjes.

vrijdag 15 april 2022

ZUIGEN

Op de late vrijdagochtend staat stofzuigen op het programma. Een prettige activiteit tegenwoordig. Ik doe het op muziek met de blue tooth koptelefoon op. Meestal  beluister ik dan Them of the Animals.  Mijn poes wordt panisch van de stofzuiger. Hij verstopt zich zo ver mogelijk onder mijn bed.  Komt de stofzuiger daar in de buurt dan trippelt Thijs (want zo heet de kater) stilletjes en heel snel naar zijn andere veilige haven, achter het televisiemeubel … daar is al gezogen. Veel stof is niet of nauwelijks zichtbaar; het komt de woning binnengewaaid door ramen en kieren ... binnengelopen aan schoenen, meegelift op jassen en tassen van bewoners of bezoekers. Ook slijtage van meubels, vloerbedekking en gordijnen veroorzaken een continue stroom van minieme hoeveelheden stof.

Veel zichtbaarder en daardoor veel irritanter is een andere categorie opzuigsel: de haren, die mijn kater niet meer nodig heeft en van zich af schudt. Er is geen plek denkbaar of hij heeft er wel eens een dot haar laten fladderen. Thijs is er een van de langharige soort. Cypers, rood-witte vacht. Op mijn zeer donkerblauwe vloerkleed valt elk vlokje haar op.

Verder vult de stofzuiger zich voornamelijk met kruimels shag, die tijdens het draaien van sjekkies op de vloer vallen … en met de as die van peukies afgevallen is. Ook doet de stofzuiger zich te goed aan: geknoeide etensresten zoals brood- en koekkruimels … stukjes aardappel en groente …  gemorste lekkernijen als rozijntjes, die zitten vaak vastgekleefd aan de vloerbedekking omdat er op gestaan is … en met achteloos weggegooide verpakkingen van lekkernijen, als bijvoorbeeld die dunne zilverpapiertjes van paaseitjes.

Dan moet er gedweild worden. Gemorste koffie en ingetrapte koekkruimels … stukjes rauwe ui, paprika of kip, tijdens het snijden weggeschoten van de snijplank op het aanrecht … op de grond gevallen en vervolgens vermorzeld tussen schoenzool en laminaat. Door het hele huis heen zijn hiervan weer de plakkerige  gevolgen te vinden. Als ik een week niet dweil kleef ik aan de vloer vast.

In de buurt van de kattenbak moet sinds kort iets grondiger gesopt worden. Thijs is kieskeurig. Als zijn bak iets te vuil is naar zijn zin, zeikt hij er gewoon naast. Ik heb dit pas kortgeleden ontdekt. Het vieze, weeïge lijkluchtje kan ik aanvankelijk niet thuisbrengen. Vòòr de kattenbak, zie ik dan een bijna opgedroogd plasje liggen. Ik kniel voor de kattenbak, druk mijn neus bijna in dat plasje en…ja hoor, dit is de geur die al wekenlang voor een ongerieflijke luchtje zorgt in huis. Opgedroogde kattenpis dus…óók een vloerkleedje stinkt ernaar. En een over een kastje heen  hangend kleedje is door Thijs besproeid. Er zit niets anders op: weg er mee (met die kleedjes dan, met  Thijs nog even maar niet). Onder Thijs zijn kattenbak (en ervòòr) gaat vanaf nu een dik pak kranten. Ik controleer daar elke dag en dweil extra als ie er naast gezeken heeft.

Met Thijs heb ik het er ook nog over gehad om vrijwillige euthanasie op hem toe te passen maar daar zijn we nog niet helemaal uitgekomen.

donderdag 14 april 2022

JONGE MEID

Zelden zo’n energieke vrouw gekend als Tanja. Ze is al tegen de zestig; drie kinderen heeft ze. Haar eerste en enige huwelijk loopt binnen twee jaar op de klippen. Er zijn dan al twee kinderen. De derde, Theo, het nakomertje, is nu 15 … en na die 15 jaren weet nog niemand in de buurt wie zijn vader is. Tanja staat graag, met Jan en Alleman, over van alles en nog wat te babbelen.  Maar over het hoe,  waar en waarom van Theo, rept ze met geen woord. Met niemand niet. Maakt mij niet uit. Ik ga het toch niet doorvertellen. Voor iedereen is het zo klaar als een klontje, dat de vader iemand moet zijn met van die schuine spleetoogjes, Chinees, Japans, Vietnamees of Koreaans. Theo heeft namelijk ook van die schattige oogjes en de bouw van een Sumo worstelaar. 

Een van mijn medeburen vertelt me, dat er rond geboorte van Theo een Chinees restaurant in de buurt  is, waar Tanja zo af en toe wat bijklust. De eigenaar is een knappe, charmante man. Er wordt bij die Chinees  veel meer afgehaald dan normaal. Maar dat komt niet alleen omdat die eigenaar zo’n leuke vent is. Zijn éten is óók hemels. Met name de gado-gado. Verrukkelijk zelfs. Maar of Tanja, die Chinees en Theo iets met elkaar te maken hebben, vertelt dat verhaal niet ....en is dat dan erg? Welnee!

Tanja’s oudste kinderen zijn al weer jaren de deur uit.  Het zijn dertigers. Getrouwd. Hebben allebei een kind. Tanja is de oppas-oma; haalt haar kleinkinderen uit school en moet ze bezighouden tot paps en mams ze op komen halen.  Soms eten de kleinkinderen ook bij oma Tanja mee.

Een keukenprinses is ze niet en zal ze ook nooit worden. Ze kookt op laag blo-niveau: ‘spruitjes, aardappeltjes, balletje gehakt, een bakje yoghurt met roosvicee toe. Daar ben ik goed in, ook in variaties daarop maar dat kan iedere boerentrien toch?!  Van mijn 19e af doe ik het al zo. Ziek ben ik zelden of nooit. Energie heb ik meestal genoeg.'

Voor haar hoeven dingen nooit zo precies op tijd te gaan. Zoals eten bijvoorbeeld. Ikzelf  moet altijd zo rond acht uur ’s morgens, twaalf uur ’s middags en zes uur ’s avonds wat eten. Zielig eigenlijk wel  maar zo is het nu eenmaal. Tanja eet alleen wanneer ze honger heeft. Haar kleinkinderen weten inmiddels wel, dat ze, als ze trek hebben, wat uit de kast kunnen pakken.

‘Wacht maar niet op mij hoor, jongens!’ roept Tanja dan, ‘er liggen nog tuccies en een paar bounty’s in de voorraadkast. Of neem  wat van de fruitschaal.’ Lachend voegt ze er aan toe, dat ze zich die laatste opmerking net zo goed kan besparen. 'De jeugd heeft tegenwoordig een ooftfobie’, geloof ik. Die zoete snoeptroep, die gaat er in als koek.  Tanja snoept zelf ook wel eens; gedroogd fruit: pruimen abrikozen, rozijnen. Als ze eens een dipje heeft trakteert ze zichzelf op een magnum, je weet wel, dat populaire ijskoude pakje boter met een dikke laag chocola en een houtje d’r  in.  Ze zal er geen grammetje van aan komen. Daar is ze veel te energiek voor, Tanja,, een jonge meid van bijna zestig.