vrijdag 1 april 2022

FIETSERSLEED

De automobilist rijdt , zeker in de stad, graag harder  dan hij mag. De overheid is daarom, alweer enige tijd geleden, overgegaan tot plaatsing van verkeersdrempels, dwars over het wegdek, op afstanden, variërend van vijftig tot honderd meter afstand van elkaar. Rijdt de automobilist te hard over zo'n drempel, dan kan zowel de auto als de automobilist beschadigd worden.

Vaart minderen: daar heeft de gemiddelde automobilist een broertje dood aan. Iedere automobilist kent de truc inmiddels: neem de drempel uiterst links of rechts. Je houdt de vaart er dan lekker in en het schokken is minimaal. Het beoogde effect: de veiligheid van de andere weggebruikers is er niet bepaald veel op vooruit gegaan, met die zigzaggende, bijna over trottoir scheurende, auto’s. Als fietser ben ik he-le-maal niet blij met die drempels. Voortdurend moet ik onnodig afremmen……en weer opstarten, terwijl ik met mijn snelheid van gemiddeld 15 kilometer per uur absoluut geen gevaar op de weg ben. Wielrenners komen hooguit op 35 à 40 kilometer per uur uit, het telkens weer moeten afremmen voor de drempel en dan weer op gang moeten komen, is voor die renners om gek van te worden.

Het is van de dolle dat ik daar, als fietser, onophoudelijk en overal  mee te maken krijg. Ik moet mijn snelheid minderen en dreun op dreun incasseren. Polsen, ellenbogen, schouders, nek, rug, zitbeentjes, scrotum, kortom mijn hele lijf krijgt het zwaar te verduren.

Dàn nog de fiets zelf. Door het noodgedwongen nemen van deze drempels trillen onderdelen van de fiets  sneller los dan normaal. Da's nogal logisch. Absurd, dat hier blijkbaar de goeden onder de kwaden moeten lijden. Hobbels tegen snelheidsduivels in hun auto's. Jammer dat ze nodig zijn. Nee,  belachelijk dat ze nodig zijn. Net zo bespottelijk is het dat de fietser daarmee nodeloos geziekt wordt. De fietser, toch dè milieuvriendelijkste weggebruiker, is met zijn geringe snelheid ook nauwelijks een gevaar voor andere weggebruikers. Daarom: overal een drempelloos fietspad,  naast elke autoweg met drempels

donderdag 31 maart 2022

VAAG IN DE VERTE

Wanneer ik naar foto’s uit mijn puberteit kijk, zie ik iemand die alleen heel vaag in de verte iets met mezelf te maken heeft. Als veertien jarige slungel sta ik in de tuin van mijn ouders. Ik heb een bril op met een zwaar donker montuur. Op mijn arm draag ik mijn tien jaar jongere broertje. Hij heeft witte beentjes en een kort pofbroekje aan. Wie de fotograaf is zou ik niet meer weten. Ik lach in ieder geval schaapachtig in zijn richting. Mijn stevige donkerblonde haar, met mooie slagen heb ik achterover gekamd. Een puistenkop ben ik dan. In die tijd liep ik de deur van de huidarts plat. Nu valt het me op die foto ook pas goed op wat een smalle schouders ik eigenlijk heb.

Tot mijn vijftiende sta ik vrijwel altijd met kort haar op de foto. Lang haar is bij ons op school verboden. Sikken en snorren ook maar die heb ik nog niet. Ik laat mijn haar soms wel eens wat langer groeien. Niet alleen ik, natuurlijk. Ook andere leerlingen. Als het haar te lang wordt moet je bij de directeur komen. Die stuurt je dan naar de kapper.

Op mijn zestiende begin ik redelijk ‘op te drogen’. Ik heb dan niet alleen lang krullend haar, tot op mijn schouders, maar ook een mooie donkerblonde sik en dito bakkenbaarden. Ik heb wel een snor geprobeerd maar als ik mezelf dan met snor in de spiegel zie moet ik gelijk heel hard lachen. Daar ben ik dus maar niet aan begonnen. Kleine ogen heb ik en een bril is niet meer nodig. Dat scheelt ook, want zonder bril zie ik er een stuk leuker uit. 

Ik sta op de foto met Elsje Pastoors van de MMS. Leuk, fijn gezichtje, beetje lipstick, sjaaltje, blauw mantelpakje, witte lage hakjes. Op die foto is niet te zien of ze nou wel of geen nylons aan heeft. Deze foto is gemaakt op  een tuttige soosavond voor derdeklassers.  Een rigide jazz-combo zorgt voor de ‘muziek’, weet ik nog; de band staat niet op de foto. Beatbands zijn dan nog niet welkom op onze school. Wij kijken elkaar op die foto lachend aan. Elsje is een vrolijke, slimme, sportieve meid. Ze zit op softbal. Daar is ze is catcher in haar zevental.  Die avond praten we gezellig met elkaar over koetjes en kalfjes.

Op de muziek van het nummer ‘Summertime’ hebben Elsje en ik lekker staan slijpen. We zoenden later ook nog even voorzichtig. Maar daar is geen foto van. ‘Tongen’ heb ik dan nog nooit van gehoord. Ik weet op dat moment ook nog niet, dat zij smoorverliefd is op Harrie, een klasgenoot van mij. Die twee vinden elkaar al heel snel. Jammer, maar helaas. Ik draag die avond, zoals eigenlijk elke avond,  mijn geliefde Wrangler spijkerbroek. Als ik die broek uittrek blijven de broekspijpen in exact dezelfde vorm van mijn benen staan. Verder draag een zwart t-shirtje en … mijn favoriete donkerbruine suède jasje, van de rommelmarkt: beetje oud; beetje slonzig maar toch sexy. Vanaf mijn zestiende ben ik lange tijd erg tevreden met mezelf geweest.

Heel vaag in de verte zie ik in die foto’s iets, dat met mijn huidige zelf te maken heeft. De bril. De kleine oogjes. Het  kleine neusje, toen nog niet zo rood als nu. De smalle schouders. Mijn voorhoofd, dat al heel vroeg gerimpeld is. Kleding van de rommelmarkt.

Lang haar is voorbij. Totaal grijs en kaal ben ik nu.

woensdag 30 maart 2022

SMALL TALKS

Mijn eerste activiteit vandaag is: naar de fitnessclub. Er is weer een lid bijgekomen. Een vrouw. Ellie. De fitnessclub bestaat nu uit vier vrouwen en één man. Ik dus. Waar ik ook bij ga, overal zijn mannen ver in de minderheid. De jokerclub: 11 vrouwen en ik. De wandelclub: 9 vrouwen en twee mannen: Bart en ik. Het koor: 31 vrouwen en ook hier maar twee mannen: Frans en ik. Bij Klup, een organisatie voor alleengaanden, waar leden zelf activiteiten organiseren, is de man/vrouw verdeling al niet anders: de verhouding op een bootreisje onlangs was: 17 vrouwen en twee mannen.

Hoe zou dat nou komen? Waarom komen die mannen niet lekker meezingen, meelopen, mee kaarten,  mee fitnessen en mee varen. Oké, niet aan èlke vrouw hoeft een màn vast te zitten, natuurlijk. Sommige vrouwen zijn verstokte vrijgezellen. Er zullen vrouwen zijn wier partner overleden is. Mannen overlijden nu eenmaal  op jongere leeftijd dan vrouwen. Vooral in de seniorencategorie is er sprake van een aanmerkelijk vrouwenoverschot. Door een echtscheiding kan een vrouw ook alleen komen te staan.  Desondanks verklaart dat nog niet de grote absentie van mannen bij de genoemde bezigheden. Wat voeren die kerels uit als de vrouwen aan de wandel zijn?

Dóén ze überhaupt wel wat? Slaakt hij misschien een zucht van verlichting, omdat hij dan eindelijk eens even helemaal alleen is en dingen kan doen waar zijn vrouw of vriendin niks van hoeft te weten? Een cd van Bob Dylan of de Rolling Stones afspelen. Meebrullen, zo hard als het maar kan. Onderuitgezakt op de bank, de voeten op de salontafel en kijken naar de 99e herhaling op tv van de WK-voetbalfinale 1974. Jezelf trakteren op een extra borreltje. Met een minnares een bioscoopje pikken . Of, nu je toch alleen bent, trek je je eens lekker af op een pikante video of foto van een fijne pornosite.

Zo extréém is natuurlijk niet persé nodig, want de man kan ook gewoon een kruiswoordpuzzel oplossen. Met een vriend gaan biljarten, fietsen of dammen. Huishoudelijke klusjes doen: stofzuigen, ramen zemen enzo ... daar zouden de dames zeer zeker mee in hun sas zijn.

Maar het is absoluut niet zo dat vrouwen het leuk vinden, die schaarste aan mannen. Integendeel: ze vinden het juist jammer dat mannen geen storm lopen voor die activiteiten. Dat komt ongetwijfeld door het verschil in waardering  voor small talks. Small talks, dat zijn de pretentieloze gesprekjes die je zo hebt met elkaar. ‘Praten over koetjes en kalfjes’, wordt dat ook wel genoemd. Vrouwen zijn daar dol op. Mannen niet zo. Ze kùnnen het ook niet zo goed. Ik ook niet, eerlijk gezegd.

Inmiddels zijn die twee mannen in de groep er wel aan gewend. Het gebabbel van de dames is eindeloos.

dinsdag 29 maart 2022

KOUD

 Het is toch lente? Zomertijd??  Tja, misschien ligt het wel aan mij maar ik vind het vandaag echt koud.  Ik ga vanmorgen om een uur of tien naar buiten;  t-shirtje aan,  hoody  er overheen. Nou, ik weet niet, hoe snel ik weer terug naar huis moet, om wat warmers aan te trekken. Hoody uit, dikke trui aan en de winterjas weer uit de mottenballen.  Ik heb niet zo veel tijd, anders zou ik mijn thermo-ondergoed  er ook nog bij aantrekken. Een echte koukleum ben ik.

Ik ga naar het buurthuis voor mijn vrijwilligerswerk. Conversatie doe ik. Ik praat dan een uur lang met immigranten, die de Nederlandse taal al een klein beetje machtig zijn. Deze morgen praat ik met Andrez, een Chileen, die al tien jaar in Nederland woont. We kunnen best al lekker met elkaar babbelen. Het leuke van Andrez is dat hij zelf ook vrijwilliger is in dat buurthuis. Hij geeft één ochtend per week Spaanse les. Doet hij al jaren trouwens.

Ik vertel hem over de theater-dialoog, die ik afgelopen zondag zag. Over die twee allochtonen, die, na een verblijf van tientallen jaren in Rotterdam,  heimwee hebben naar hun vaderland. Terug willen ze. Tot ze zich realiseren dat hun familie, vrienden en kennissen in Nederland wonen. Wie kènt hen daar nog? Wie kennen zij nog? Die zijn op de vingers van een hand te tellen. Dus zetten ze die terugkeer maar uit hun hoofd. Heel herkenbaar ook voor Andrez, die scène. Voor hem speelt niet alleen het ontbreken van een sociaal vangnet in Chili mee maar wat hij ook zal missen zijn de goede sociale voorzieningen van hier. Zo’n uurtje conversatie met Andrez vliegt voorbij. Over de crimineel Poetin, de toeslagenaffaire, voetbal, mooie fietsroutes; over dat soort dingen en nog meer praten we zoal.

Deze middag ga ik naar bioscoop LantarenVenster. Daar draait een Japanse film ‘Drive my car’. Heeft goede recensies en hij ìs ook echt goed! Ik verklap er niks over. Ga kijken!  ’s Middags is het nog steeds koud. En toch ga ik op de fiets naar de bios. In mijn winterse uitdossing inclusief ijsmuts en mijn allerwarmste handschoenen.

LantarenVenster is op de Kop van Zuid. Pal naast Katendrecht en toevallig was ik daar gisterenmiddag ook al. Met Petra’s wandelclub.  Het is heerlijk om daar rond te lopen in een van de mooiste wijken van de wereld. Een Rotterdamse prachtwijk. Gelukkig was het gisteren niet zo koud als vandaag. De wandelkluppers drinken op het terras van de s.s. Rotterdam ieder hun favoriete drankje.  Dat doen we altijd zo halverwege de wandeling.

We komen, daar op het terras,  te praten over ons stookgedrag en de huidige hoge energieprijzen. ‘Nou, wel of geen hoge gasprijs’ zegt een van de wandelaars, ‘ik ga niet in de kou zitten, Ik zet de thermostaat gewoon op tweeëntwintig graden.’  ‘Ben je zo rijk dan?’ vraag ik. ’Dat niet, maar ik wil het gewoon warm hebben.’

Dan vertel ik, dat ik bezuinig op gas, sinds de prijs stijgt. Nooit ‘stook’ ik meer dan achttien graden. Ik lees een boek, een krant of kijk tv,  met thermosondergoed, een voetenwarmer, een dekentje over mijn benen,  handschoenen soms aan en een dik wollen vest (met de capuchon over mijn hoofd).

Als ik bezoek heb  staat de thermostaat natuurlijk gewoon op tweeëntwintig graden. Ik ga niet voor lul zitten!

‘Maak eens een selfie voor ons?,’ vraagt Petra.

maandag 28 maart 2022

PODIUM OUWE ROTTEN

 Zondag was ik in theater de Banier. Podium Ouwe Rotten presenteerde daar een revue met als thema ‘Heimwee’. Het is een show met: video, dans, zang, verhalen en gedichten, toneeldialogen en ballet. Het zaaltje zit vol oudjes.  Op zo’n grote toeloop heeft de organisatie niet gerekend.  Er zijn helaas te weinig welkomstdrankjes.

Het programma begint met twee ‘niet meer zo frisse, maar wel erg leuke’ zangeressen, met  vrolijke meezingers op het repertoire, zoals: ‘Toen was geluk heel gewoon’ , ‘Daar in dat kleine café aan de haven’ en ‘Op een mooie Pinksterdag.’ Het publiek brult de liedjes gezellig mee. De stemming zit er goed in.

Dichter Hennie leest voor uit eigen werk. Al jarenlang schrijft hij korte gedichten. Hij maakt het zich niet makkelijk. Elk gedicht, een zogenaamd elfje, moet bestaan uit vijf regels en elf woorden. Elke dag schrijft hij zo’n gedichtje.

lente

de zon

het is vrijdag

morgen naar het bos

eindelijk

--------------

lijnen

gaat met

ups en downs

ik laat het lekker

golven

Leuke elfjes maar vraag me niet wat ze met heimwee te maken hebben. Toch applaudisseert het  publiek dolenthousiast. Ik klap ook maar mee maar ergens klopt niet, vind ik.

 Na Hennie treedt een wat oudere Kaapverdiaanse zangeres op. Ze is een rasechte Rotterdamse geworden. Amalia, want zo heet ze, brengt met haar heerlijke stem,  de bekende zeventiger jaren hit ‘Hey mal yo’ (Luisteren op You Tube!). Nostalgisch zingt ze over naar haar fijne jeugd in Kaap Verde. In Rotterdam wordt ze, na twee jammerlijke echtscheidingen, gelukkig met Victor Hortsen, de bekende accordeonist. Hij is haar grote liefde. Op veertien augustus 2021, vierentachtig jaar oud, overlijdt Victor plotseling. Corona!  

Een video volgt dan. Een ballerina op leeftijd, met het figuurtje van een jonge meid, laat zich in haar bewegingen inspireren door straatgeluiden, die haar oefenruimte binnendringen.  Héél fijntjes. Krijgt ook terecht de handen op elkaar.  (Alleen geen relatie met heimwee.)

Een theaterdialoog met twee buren, ieder aan het werk in hun tuintje. Gescheiden door de ligusterhaag proberen ze de begrippen nostalgie en heimwee te duiden.  Ze komen er uit. Van nostalgie is sprake als iets belangrijks of dierbaars verdwenen is. Heimwee is het pijnlijke gemis van thuis; het gevoel van verlangen naar huis. Een mooie dialoog. Past prima in het thema. Goede acteurs met groot improvisatievermogen.

Tot slot nog een theaterdialoog. Een Marokkaan en een Haïtiaan, wonen hier al tientallen jaren. Allebei hebben ze heimwee naar hun geboorteland. Ze realiseren zich bijtijds dat daar niemand meer is, die hen nog kent. Hun kinderen, kleinkinderen, vrienden en kennissen wonen allemaal hier. Hier is hun thuis.

De organisatie van deze zeer geslaagde middag, deelt bij de uitgang flyers uit met een uitnodiging om mee te doen aan hun theaterworkshops. Ik denk, dat ik dat ga doen. Lijkt me leuk. Word ik ook een Ouwe Rot?!  

zondag 27 maart 2022

HEIMWEE

 Vanmiddag ben ik in de Agniesebuurt. Een buurtje pal tegen het Oude Noorden aan. Het Oude Noorden, de wijk waar ik na zes jaar verbanning, nog elke dag naar verlang. Vanuit Prinsenland, waar ik nu woon, kan ik niet anders dan door het Oude Noorden fietsen. Vanuit Crooswijk ga ik over de Zaagmolenbrug en dan langs de Rotte aan de ene kant en het huis van mijn vriend Derck aan de andere kant. Ik fiets langs de locatie waar, als ik hier net woon, nog de gemeentereiniging en de brandweer (ROTEB) zitten. Nu zie (en hoor) ik daar een megaterras vol  onbeschaamd luid kakelende en borrelende yuppen.

Als ik er in 1969 kom wonen, zijn hier alleen nog maar arbeiders. Yuppen bestonden toen al wel maar durfden zich in onze wijk niet te vertonen. In de gezellige kroegen van destijds, klinkt vaak een variant op een destijds populaire leuze: ‘Elke yup die Het Oude Noorden vrolijk binnenhuppelt, wordt er één, twee, drie weer uit geknuppeld’.  Dat  schrok natuurlijk wel af, hè.  Vroeger was het overduidelijk: de rijke-pikkenstraten van deze wijk zijn de Noordsingel en de Bergweg; meer niet. De rest is voor de armoedzaaiers. Nu is diversiteit in het Oude Noorden gemeentelijk beleid:  van de allerarmsten tot de rijkste stinkerds … van Jemenieten tot Oekraïners … van studenten tot arbeiders  … van (weinig) betaalbare tot (merendeels) ònbetaalbare nieuwbouw . Vanzelfsprekend past de middenstand zich aan het publiek aan: het Kookpunt, je moet er de centen maar voor hebben, voor àl die kookflauwekul. Net als voor de als paddenstoelen uit de grond schietende elitaire eettentjes. Het enige nostalgische arbeidersmonument, bioscoop Victoria, is inmiddels met grond gelijk gemaakt. Ook Correct dat voor de kleine portemonnee een alleszins redelijk aanbod van elektronica heeft is door de sloopkogel geveld. Het grote stuk grond tussen de Bergweg en de Benthuizenstraat, dat daardoor vrij is gekomen, wordt nu bouwrijp gemaakt voor een volgende serie onbetaalbare koopwoningen.  

Er is tegenwoordig zelfs een heus theater in de wijk: Studio de Bakkerij. Reken er maar niet op dat de autochtone Oude Noorderlingen, voor zo ver die hier überhaupt nog wonen, zich daar naar binnen gaan. Ze hebben gewoon meer dan genoeg aan Feyenoord of Sparta en de kroeg.

Gelukkig heb ik nu mijn grondig verziekte lievelingswijk achter me gelaten. Ik ben nu in de Agniesebuurt. Wat een armoedig zooitje is dat, zeg! Een grondige opknapbeurt is geen overbodige luxe. Het is toch niet persé nodig, dat aan al deze woningen te zien is, dat ze tot het segment  van de bijstandtrekker behoren.

Ik moet in de Banierstraat zijn. Daar is zowaar een leuk theatertje. Tegen het uiterst redelijke tarief van twee euro is er een optreden van de groep Ouwe Rotten. Afgelopen vrijdag vaar ik op de Oude Maas. Op de boot raak ik aan de praat met Carel. Net als ik zit hij bij het amateurtoneel. Carel ìs bij die Ouwe Rotten. Zondag heeft hij een act in theater de Banier in de Agniesebuurt.  Ik vind het wel leuk om daar naar toe te gaan. Zijn act blijkt onderdeel te zijn van een gevarieerde middagvullende revue, met als thema ‘heimwee’. 

Mijn heimwee naar het oude Oude Noorden sluit daar naadloos op aan.        

zaterdag 26 maart 2022

De tijd van mijn leven.

 

Mijn op een na oudste zus, Dorien, doet liever ‘gewoon’ en dat vindt ze al ‘gek genoeg’. Ze is een kordate dame van inmiddels 68 jaar met een zoon van 40. Op haar 25e komt ze uit de kast als een overtuigde lesbiënne.

Gewoon doen is in Dorien’s ogen: ‘niet moeilijk doen, althans niet veel moeilijker dan nodig’. Met name op het gebied van taal is ze daar heel duidelijk in. Ze is ook scheutig met het toevoegen van de letter ‘t’; ook en soms juist daar, waar dat helemaal niet nodig is. “Als ik een ‘t’ hoort dan schrijft ik een ‘t’” zegt ze, en elke ‘ei’-klank wordt door haar geschreven als een ‘ei’.

“Ik schrijft gewoon alles op zoals ik het hoort,” zegt ze “en als ze me niet begrijpen dan is dat heel jammer voor hullie”. Met de werkwoorden ’liggen en leggen’ en ‘kunnen en kennen’, gaat ze altijd op haar gevoel af. “Ik weet niet of ik op je verjaardag ken komen, hoor, dat legt er aan hoe ik me morgen voelt.”  En natuurlijk weet ik dan precies wat ze bedoelt. Alleen op school, waar ze haar overigens best wel begrijpen, ondervindt ze minder begrip: met als gevolg een jarenlange reeks van onvoldoendes voor taal: 'Ik komt er toch wel, ook zonder een tien voor taal,' zegt ze.

Als kind aan de ontbijttafel verbeter ik haar, nadrukkelijk, bijna pesterig en voor misschien wel de honderdste: keer: "het is niet: ‘we benne’ maar ‘we zijn’”. Door heel snel weg te duiken kan ik de suikerpot, die ze me woedend naar mijn hoofd smijt, ternauwernood ontwijken

Ze gaat altijd op haar gevoel af; ook in relatiekwesties: is het voor Dorien’s gevoel eénmaal ‘schluss’ dan blijft het ‘schluss’. Ze is niet altijd een overtuigde lesbiënne. Vòòr haar 25e heeft ze nog wel eens een mannelijke partner. Met vriend Sjoerd woont ze een maand of wat samen. Dan wordt ze plotsklaps verliefd op Kees: de eigenaar van de patatzaak, waar ze werkt. Ze hebben veel plezier met elkaar op de smoezelige matras, in de ruimte achter de bakoven.

'Heel lullig voor Sjoerd, dat wel, ' vindt Dorien……maar hij krijgt toch wel mooi de bons met opgaaf van de reden. In de patatzaak duwt de beresterke Sjoerd, de volgende dag Kees kopje onder in zijn  nog niet opgewarmde bakolie. Sjoerd vertelt de ontstelde echtgenote van Kees nog wel even waarom hij Kees zijn hoofd koud gefrituurd heeft. Dorien wordt op staande voet ontslagen. “Ach, het heeft zo moeten wezen,” zegt ze.

Korte tijd later ontmoet ze Sari van de dansschool. Ze worden verliefd. Dorien gaat bij haar inwonen en ze baart na enige tijd zoon Teis (met een ‘t’, korte ‘ei’ en zonder ‘h’). Peter, de partner van Sari is maar al te graag bereid om Dorien te helpen bij het vervullen van haar kinderwens.

Dorien is inmiddels al jaren gelukkig getrouwd met Helen. Ze is overigens net terug uit Melbourne. Een half jaar woont ze daar bij haar zoon Teis, schoondochter Arsai en hun dochter. Het is voor oma Dorien dè tijd van haar leven, tot nu toe in ieder geval. Ze heeft nog even overwogen om haar kleindochter mee te nemen naar Rotterdam maar daar heeft ze tenslotte toch maar van afgezien.

En .... wat 'taal' betreft: Dorien spreekt inmiddels beter Engels dan haar broertje, die het altijd zo veel beter weet.

 

 

Dit is een bewerking van een

eerder gepubliceerd stukje d.d. 10 augustus 2009